Metapatroon > aspecten van infrastructuur > nut & noodzaak
De informatiemaatschappij heeft een robuust verkeersstelsel nodig, met alles erop en eraan, tot en met verkeersregels, inclusief voorzieningen voor toezicht en handhaving, enzovoort. Precies, een heuse infrastructuur voor informatieverkeer.
in: Civiele informatiekunde: op weg naar infrastructuur voor informatieverkeer
Wat gebeurt er vroeg of laat door en voor groeiende variëteit? Voor deelnemers aan het maatschappelijke verkeer dreigen afnemende opbrengsten van hun betrekkingen, omdat zij zelfstandig steeds meer moeite moeten doen voor het scheppen van de voorwaarden ervoor. Met steun van voldoende deelnemers komt er zgn infrastructuur.
Infrastructuur voor één multiculturele, dus pluriforme samenleving is ànders.
in: Informatieverkeer en de tweede infrastructurele opgave
Stelselmatigheid moet primair door betekenisordening geborgd zijn.
Infrastructuur moet reële gedragsdiversiteit faciliteren, nooit frustreren. [D]at is nu net waarvoor Metapatroon bedacht is.
In view of increasing scope for information services, infrastructural capabilities beyond what is now known as the semantic web are compelling. Metapattern delivers the flexibility, based especially on a formalism for multiple context and time, for profiting from global interconnection.
in: Notes on Metapattern, part 1
An orientation at semantics is critically important. It is currently sorely neglected, but is of paramount importance. It should be recognized that interconnection requires design etc. at infrastructural scale.
in: On metapattern and other themes in information management
Het enige dat met gezag moet worden bewaakt, is de ruimte voor reële
betekenisverschillen.
De infrastructuur moet gestandaardiseerd zijn, opdat maatschappelijke
bewegingen zo vrij mogelijk kunnen gebeuren.
Onderscheid tussen infrastructuur en verkeersbewegingen erover
weerspiegelt een tweede-orde benadering van variëteit. De eerste-orde
benadering is inmiddels achterhaald.
[D]e reële gebruiksvariëteit [vormt] juist de opgave […] voor flexibele èn robuuste infrastructuur voor informatieverkeer. Zeg ook maar met waarborgen voor interoperabiliteit.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Stelselmatig associeer ik met infrastructuur. Dat noodzaakt zelfs tot veralgemenisering, dwz wat [ook wel] abstract [heet]. Er hoort […] bij, dat op de ‘vraag welk probleem we aan het oplossen zijn’ géén specifiek antwoord past. Want infrastructuur wordt ingericht voor een hele klàsse van problemen tegelijk. Dàt is de visie. Zodra je probleem voor probleem tot oplossingen wil komen, weet je één ding zeker, te weten dat het resultaat nooit een deugdelijke infrastructuur is.
Zolang eenzijdig belang, bijvoorbeeld van de financiële sector of van een geïsoleerd geraakte overheid, ontwikkeling van infrastructuur voor informatieverkeer bepaalt, is het nooit wèrkelijk (identiteits)infrastructuur.
in: Informatiekundig onbehagen
Voor wie niet zonder definitie kan, de crux van infrastructuur is een ruimte onderhevig aan (gedrags)beperking die per saldo ruimere (handelings)vrijheid biedt.
En het is reëel om dit een poging te noemen, omdat de verzameling perspectieven open is (grenzeloos, veranderlijk …). Kortom, infrastructuur is nooit àf.
in: Stelselmatige ontknoping van richtlijn
Ontwerp, ontwikkeling en beheer van infrastructuur moeten gebaseerd zijn op voortschrijdende visie op informatiemaatschappij.
[D]e sleutel tot variëteitbeheersing van informatieverkeer op maatschappelijke schaal is dat onderscheid tussen infrastructuur en specifieke interactiemiddelen. Of dat onderscheid eenduidig, scherp, geldig voor eeuwigheid valt te trekken? Nee. Dat is zelfs naar zijn aard principieel onmogelijk. Moet je het daarom opgeven, helemaal maar vergeten? Opnieuw, nee, want infrastructuur met wat dáárdoor allemaal (extra) gerelateerd raakt, is een sociaal proces. Daarmee moeten we ooit beginnen en dan doorgaan, steeds leren van onvermijdelijke fouten, voor informatieverkeer de professionaliteit van civiele informatiekunde ontwikkelen ...
in: aantekening 27.3
Elke infrastructuur blijft in ontwikkeling. Die voor informatieverkeer op basis van digitale technologie is betrekkelijk kort geleden als zodanig begonnen, maar reeds sterk gegroeid. Blijkbaar is die aanvang echter zó recent (en valt slechts in terugblik te duiden) en de groei zó verrassend snel, dat het alom nog moeilijk is om zulke infrastructuur apàrt te begrijpen, … opdat het totale perspectief voor informatievoorziening verruimt.
in: Infrastructurele dynamiek en verdwijnende cultuurbegrippen
Door inrichting als structuur kunnen voorzieningen […] gemakkelijker als heuse infrastructuur gaan gelden. De (infra)structuur is nadrukkelijk onderwerp van standaardisatie, terwijl het verkeer dat erdoor mogelijk is dat juist nadrukkelijk niet moet zijn.
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
Op maatschappelijke schaal met eindeloos gevarieerde deelnames […] ligt verbijzondering van supra-organisatorische voorzieningen, infrastructuur dus, voor informatieverkeer voor de hand.
Daarentegen moeten ‘we’ bewust moeten omgaan met het principieel infrastructurele karakter van het veranderobject. Dat is toch wezenlijk anders, stelselmatig namelijk, dan realisatie van steeds een aparte voorziening via een ònafhankelijk project.
in: Aandachtspunten voor infrastructuur voor informatieverkeer
[W]ith dense interconnectivity, we’re moving in the direction of a civil informational infrastructure[.]
in: note 23.15
De crux […] is infrastructuur. Het zou overigens kunnen dat 'we,' in tegenstelling tot bijv. waterbeheer […] er nog helemaal niet aan toe zijn om voor informatieverkeer in het publiek domein in termen van infrastructuur te denken èn vervolgens ook te doen. Maar laten 'we' dan subiet ook allerlei doelstellingen vergeten danwel opschorten — enkelvoudige informatieverstrekking, administratieve lastenverlichting — die zònder informatieve infrastructuur principieel onhaalbaar zijn, punt.
in: Domweg naar de elektronische kloof
[O]ntwijken van duidelijkheid […] werkt […] contraproductief, met andere woorden, gaat mis als het heuse infrastructuur betreft.
[I]nfrastructure is the necessarily uniform foundation for differentiation. There is no paradox […].
Gedragsruimte is tegelijk ruimte voor misbruik, het is nu eenmaal niet anders. In het besef dat misbruik onuitroeibaar is of, meer algemeen uitgedrukt, dynamiek gepaard gaat met risico, moeten we praktisch mikken op ‘redelijke’ beheersing. Daarvoor dient m.i. bij uitstek die oriëntatie op evenwichtige verhoudingen. Om daarover onder de noemer van beroepsethiek te beginnen, dwz (pas) tijdens de beroepsopleiding, [is] in onze complexe samenleving […] te laat.
Infrastructuur biedt een burger als lid van de samenleving eenvoudiger, of zelfs überhaupt, de mogelijkheid van betrekkingen (met dus altijd karakteristieke risico’s ìnbegrepen). In terminologie van technische(r) oorsprong, infrastructuur borgt interoperabiliteit.
Natuurlijk verschilt de vraag van het antwoord. Dat neemt echter niet weg dat voor beide, zeg maar, informatieverpláátsingen precies dezelfde hùlpmiddelen bruikbaar zijn. Het ligt […] juist voor de hand het informatieverkeer zo uniform mogelijk te instrumenteren. Nogmaals, infrastructuur.
in: Infrastructuur voor informatiediensten
Dat wil trouwens niet zeggen dat infrastructuur uniform moet zijn. Het gaat erom dat de afweging die schaal hanteert. Daar kan, en zal, best enige variatie uit volgen. Maar die is dan bewust ontworpen als optimalisatie.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
Uiteraard moet infrastructuur per saldo voordelig zijn. Wat heeft het anders voor zin?
in: Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger
De mogelijkheid tot verbinding tussen voorheen gescheiden informatiesystemen leidt […] tot een kwalitatief nieuw vraagstuk. Dat betreft de ordening van betekenissen, wat dus primair een conceptuele opgave is. Van de weeromstuit is (ook) een omgekeerde oriëntatie noodzakelijk. Het stèlsel, dat ook nogeens veranderlijk is, moet voortaan maatgevend zijn. Dat leidt tot — de noodzaak van — infrastructuur voor informatieverkeer.
Het idee van een infrastructuur is [juist] dat er maar één van is (waarbinnen eventuele variëteit wordt beheerst).
in: Aandachtspunten voor infrastructuur voor informatieverkeer
Van de infrastructuur voor informatieverkeer moet nota bene de bùrger de geprivilegieerde gebruiker zijn. Anders is infrastructuur onzin, punt.
Infrastructuur moet … om ‘werk’elijk infrastructuur te zijn … abstraheren van specifieke situaties, organisaties, actoren en dergelijke. Abstraheren is geen ontkenning, maar juist wezenlijke èrkenning. In het infrastructuurontwerp moet de complete gedragsvariatie ‘begrepen’ zijn.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
[D]oor […] infrastructurele integratie vervaagt wat tot dusver nogal klakkeloos als 'de' ene grens tussen private, respectievelijk publieke sector gold. De fijnmazige interactie vormt daarvoor toekomstig de maat, waarbij het steeds gaat om een karakteristiek mengsel.
Zoals Informatieverkeer in publiek domein probeert te schetsen, gaat het pas echt tellen voor onderlinge interacties van burgers en bedrijven. Een overheidsinstelling is geen directe deelnemer in zulke interacties, maar faciliteert; dat is vergelijkbaar met overheidsbemoeienis met het 'traditionele' verkeersstelsel.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
Wie meent, dat elektronische overheid gaat over … de overheid, heeft het allang mis. Algemeen gesteld is de overheid de openbare verkeersvoorziening voor burgers. De elektrónische overheid is de digitale infrastructuur voor informatieverkeer in het publiek domein. Daarom is interoperabiliteit, met prioriteit voor zgn semantische, hèt thema en verder eigenlijk niets.
Ja, prachtig, interoperabiliteit! Maar wat is de schaal van de opgave, zowel kwalitatief als kwantitatief? Lukt dat met afspraken voor gedrag ‘aan weerszijden,’ of zijn er toch ècht ook voorzieningen ‘tussenin’ nodig? Ja, het laatste. Nota bene, die infrastructuur ontlàst als het goed is wat er aan weerszijden voor informatieverkeer nodig is.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
For infrastructure, […] there is by definition no business case according to the limited profit mode. On the contrary, it is precisely because investments made independently at the smaller scale can never be shown to be profitable that an encompassing investment is made.
Ook omdat het zoveel stukjes betreft, redden we het nooit met ad hoc verbindingen voor zgn interoperabiliteit. Infrastructuur vergt veralgemenisering van veranderlijke verbijzondering. Wàt?! Dat staat beter bekend als stelselmatigheid.
in: Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes
[P]ositionering als infrastructuur, met informatieverkeer in toenemende mate grensoverschrijdend, maakt een nationale insteek, laat staan nodeloze afwijkingen pèr verkeersdeelnemer, voor allerlei aspecten, precies, achterlijk.
Onder de noemer van informatiemaatschappij zijn kwalitatieve veranderingen aan de orde. Dat vergt navenant aangepaste voorzieningen.
[E]r [is] pas sprake van infrastructuur vanàf een bepááld moment in een ontwikkeling. Het bijzondere van infrastructuur is dat zij vóór dat ene moment niet bestáát, althans niet als infrastructuur. [… W]aarom zou de overheid een heus gemeengoed eigenlijk nog tot infrastructuur verklaren? […] Het moment voor heuse infrastructuur breekt aan, indien een middel — wat volgt geldt voor het inzicht dat de overheid erover opdoet — weliswaar gaat gelden als noodzakelijke voorwaarde voor gelijkheid in “gevallen,” maar dat middel de status van gemeengoed niet zal bereiken. Een wèrkelijk gemeengoed geldt als een de facto standaard. Infrastructuur vestigt een de jure standaard; de overheid dwingt tot gelijkheid.
in: Strategische verschuiving door moment(um) van infrastructuur: de beurt aan informatietechnologie
Please note that infrastructure is not confined to material resources. Especially for regulating (information) traffic, infrastructure includes the legal framework, rules, procedures, etcetera.
It surely is impossible already for some time now to deny that digital information technology establishes (inter)connectivity. When physical connections are consolidated into an infrastructure which is used for sign exchange, as happens for everyone to notice, the qualitatively new question of coordinating information variety arises. In fact, infrastructure must be augmented to include semantic order, that is, even what infrastructure involves now changes accordingly.
De organisatorische status van de deelnemer aan informatieverkeer maakt voor de infrastructuur niets uit. Ook organisatie is context, zodat we er allang zijn met een generieke voorziening voor contextuele verbijzondering.
[B]asisvoorzieningen […] moeten […] van meet af aan, dus vanaf allereerste ontwerp, op hun samenhang tot heuse infrastructuur bemeten zijn. Inderdaad, over de uiteindelijke infrastructuur bestaat onzekerheid. Dat is echter geen reden om noodzaak van samenhang maar te vergeten. Het is zelfs zo dat zulke infrastructuur nooit àf is, precies zoals de al dan niet — precies — samenhangende infrastructuren voor fysieke mobiliteit, waterbeheer enzovoort voortdurend ontwikkeld — moeten — blijven. Zo mogelijk onderstreept dat allemaal de noodzaak van samenhang. Het is nòg ingewikkelder om met dynamiek van samenhang te rekenen. Dat lukt praktisch met zgn. modulaire opzet.
Naarmate het stelsel omvattender is, behoort het van de buitenkant gezien elke verbijzondering naar cultuur te ontberen.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
Er is pas sprake van zulke infrastructuur als het voorzieningen betreft voor informatieverkeer in het algeméén.
[D]at is infrastructuur in de vertrouwde betekenis van collectieve voorzieningen. Van materiële tot en met immateriële. Dus met zgn. passende variëteit, wat een formele maat biedt voor, zeg maar, differentiatie. Of diversiteit. Zo komt het gevarieerde informatiegedrag van individuele deelnemers aan dat informatieverkeer aan de orde.
in: Voorrang
(On)verenigbaarheid biedt in redelijkheid een bruikbaar criterium. Zolang verkeersgedragingen door deelnemers verenigbaar blijven, komen voorzieningen ervoor in aanmerking onder de noemer van infrastructuur. Sterker nog, infrastructuur máákt verkeersgedragingen verenigbaar. Dat lukt nooit perfect.
Qua voorzieningen voor interoperabiliteit verschilt die
deelverzameling in niets, nergens, van de rest. Omgekeerd geldt dat
óók, zodat waarnaar “[h]et kabinet streeft” zelfs prima
representatief is voor zo algemeen mogelijke interoperabiliteit.
Herpositionering als aanleiding verschaft interoperabiliteit ook
precies de ruimste oriëntatie die passend is voor …
interoperabiliteit.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Het is verleidelijk om infrastructuur altijd als een toegevoegde waarde te schetsen. Gelet op zijn eigen belangen/motieven kan iemand er echter ook last van ondervinden. […] Ongelukken zijn inherent aan de schaal van infrastructuur. Dergelijke risico’s kunnen op voorhand nooit volledig uitgesloten zijn. De ontwerpopgave draait om de vraag hoe ze desondanks zo beheersbaar mogelijk zijn. Dat leidt tot infrastructuur als mengsel van pro- en reactieve verkeersvoorzieningen, zowel materiële als immateriële.
[G]a met voorzieningen ook wèrkelijk uit van behoeften van burgers en bedrijven. Faciliteer primair hun ònderlinge informatiebetrekkingen. Stel dáárvoor o.a. authenticatiemiddelen beschikbaar. Op die manier bekeken hebben we het pas over infrastructuur.
in: aantekening 36.5
Vooral de informatieruimte voor de individuele burger, nog meer dan voor het afzonderlijke bedrijf(sonderdeel), verduidelijkt de noodzaak van bipolaire informatiearchitectuur. Iedereen kan zich immers persoonlijk direct voorstellen, hoezeer zij of hij voor doeltreffend en –matig gedrag feitelijk van minuut tot minuut afhankelijk is van deugdelijke infrastructuur.
in: Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger
Information society, or network society as it is also called, requires an infrastructure facilitating citizens’ large and structurally ever changing (!) variety of informational interactions (sign exchanges).
[I]nfrastructuur bedoelt ook zelfs uitsluiting van marktwerking te borgen wat sòmmige aspecten van maatschappelijk verkeer betreft. Dat gebeurt trouwens principieel als voorwaarde, dus opdat dynamiek van àndere aspecten bevorderd is.
Op (im)materiële voorzieningen die geen verschil uitmaken, respectievelijk mógen uitmaken voor gelijke rechten en plichten in maatschappelijk verkeer, verklaren we het regime van het algemeen belang toepasselijk. Nogmaals, met één woord heten dergelijke voorzieningen: infrastructuur.
in: De remedie van het algemeen belang
Deugdelijke infrastructuur werkt per saldo niet beperkend, maar bevordert juist dynamiek, ontplooiing enzovoort.
[A]ls aanzet tot de infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer moet het organisatiecentrisch modelleren worden verlaten. Dat is lastig om allerlei redenen, stellig niet in de laatste plaats omdat vooralsnog informatiekundige opdrachten van aparte organisaties afkomstig blijven. De geschiedenis leert dat pas professioneel op verruimde schaal valt te werken, nadat de noemer infrastructuur geïnstitutionaliseerd is.
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
[V]oor informatieverkeer zijn we toe aan heuse infrastructuur. De relevante wetenschappelijke annex beroepsdiscipline heb ik eerder civiele informatiekunde genoemd. Dat is nieuw. Dus is iedereen eerst maar eens tégen. Dat begrijp ik ook wel van mensen die maatschappelijke schaal niet kunnen hanteren voor een visie. Als burger hoop je dat politici en bestuurders zich juist dáárvoor engageren, maar door binding met gevestigde belangen schiet de ruime blik er blijkbaar weleens bij in.
Het gaat algemeen om maatschappelijk verkeer. Het ene overheidsbegrip betreft dan overheid-als-infrastructuur. Dus ook wet- en regelgeving is infrastructuur, relevant ook zonder dat een overheidsinstelling transactiepartij is.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
De infrastructuur is optimaal, indien zij specifieke betrekkingen van (verkeers)deelnemers zo onpartijdig mogelijk faciliteert.
So, yes, [we may] recognize strains of relevant ideas all over philosophical writings. But those ideas are always far removed from supplying specifications in an engineering sense. For example, […] how do we develop and maintain a single infrastructure (now read: the Internet etc.) for all language games? I made up Metapattern precisely for answering this infrastructural need.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Voor een informatiestelsel à la Metapatroon [ligt] de nadruk op infrastructuur, waarbij ook en vooral betekenisordening tot infrastructuur behoort (zoals ondermeer het verkeersreglement, maar ook onderdelen van strafrecht enz. enz. tot de infrastructuur voor fysieke mobiliteit behoort).
[O]nvermogen voor passende semantische interoperabiliteit [frustreert] de dynamiek van de informatiemaatschappij en haar burgers […]. Als we die les van Plato leren, heeft hij òns een handje geholpen om het sprongetje, meer is het achteraf gezien niet, te durven maken naar opbouwend begin van infrastructuur voor informatieverkeer.
in: Daar heeft Plato natuurlijk een wezenlijk punt voor de informatiemaatschappij
Wat is zoal de crux van infrastructuur? De opzet staat gevarieerd gebruik toe. Het is dus zoals je stelt, dwz onmogelijk om alle details van elk gebruik te kennen. Daarvan abstraheert infrastructuur als het ware.
in: aantekening 42.5
Er is maatschappelijk verkeer. Een aspect daarvan met sterk groeiend belang enz. is informatieverkeer. [Dat] vergt dan infrastructuur voor informatieverkeer.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Voortbordurend op het begrip techniekgeneratie zou je het begrip (verkeers)infrastructuurgeneratie kunnen gebruiken. Dat is toch iets ànders. Juist onder de noemer van infrastructuur is meteen glashelder, dat een bepaalde generatie ronduit uitgesloten raakt van verkeer wanneer een vòlgende infrastructuur zgn incompatibel met een vorige is. Sterker, feitelijk is met zulke uitsluiting geen sprake van infrastructuur in maatschappelijke betekenis. En continue bruikbaarheid van infrastructuur is ook het recht waarop de burger zijn overheid kan aanspreken.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Voor infrastructuur zou je het precies andersom kunnen positioneren. Dus niet erbij halen, maar expliciet uitgaan van het zgn algemeen belang.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Dàt begrip helpt een integrale benadering. Zo moet je infrastructuur ook weer expliciet associëren met schaal. En specifieke uitdagingen en issues doen er minder toe. Infrastructuur faciliteert variëteit, dwz moet robuust èn flexibel zijn voor allerlei huidig èn toekomstig gebruik. Tegelijk is infrastructuur inherent veranderlijk, dwz telt zelfs per definitie tijdelijke voorzieningen.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Nee, géén markt. Nee, géén regie in de zin van een klant volgens ideaaltypische economie. Wèl solidariteit vanuit algemeen-belangrationaliteit, kortom, (per definitie maatschappelijke) infrastructuur […].
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Als we ons eens onze samenleving over pakweg twintig jaar proberen voor te stellen, is dat nòg sterker een informatiemaatschappij? Draagt die samenleving nòg sterker een netwerkkarakter? Is daardoor de individuele persoon nòg intensiever zèlf knooppunt? Wat moet de infrastructuur voor informatieverkeer dan bieden om haar/hem als zodanig te faciliteren?
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Een informatiemaatschappij heeft behoefte aan een infrastructuur voor informatieverkeer. Zulke apàrte infrastructuur is kwalitatief ànders dan wat extrapolatie oplevert volgens de traditionele opvatting over interoperabiliteit. Want in die opvatting blijf je feitelijk enkelpolig denken, opzetten, enzovoort. Het uitgangspunt blijft louter de toepassing, het informatiesysteem, of hoe je het maar noemen wilt. Elk oorspronkelijk ‘ding’ wordt uitgebreid met een koppelvoorziening, voilà, interoperabiliteit. Met expliciete infrastructuur krijg je een tweepolige benadering. De koppelvoorzieningen worden als het ware veralgemeniseerd en verkrijgen aldus karakteristieke positionering. Als je een fiets aanschaft, hoef je je niet te bekommeren om het verkeersstelsel waarover je je ermee gaat verplaatsen. Omgekeerd faciliteert het verkeersstelsel de concrete verplaatsingen optimaal, als het geen voorwaarden stelt aan die verplaatsingen in de zin van bedoeling ermee, wie zich precies verplaatst en/of wat precies verplaatst wordt. Bij Surfnet stellen ze m.i. treffend over infrastructuur: ‘Geen boodschap aan de boodschap.’ Prachtig! Hieruit volgt dat infrastructuur voor informatieverkeer toegankelijk is voor iederéén. De deelnemers waarnaar zelfs bijzondere belangstelling uitgaat, zijn dan de burgers. Die zijn als zodanig immers niet ‘georganiseerd,’ kortom, daarvoor draagt de overheid navenant bijzondere verantwoordelijkheid voor gelijke rechten. […] Volgens de tweepolige benadering zijn [bedrijven] qua infrastructuur […] ook gewoon … verkeersdeelnemers. De crux met die infrastructuur is nu juist dat het voor de opzet en inrichting ervan geen verschil màg maken wie er waarom, wanneer, waarmee enz. gebruik van maakt.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
[V]anuit stelselmatig perspectief vermijd ikzelf de term wereld in meervoud. Er bestaat één wereld. En onder de noemer van algemeen belang is er één infrastructuur. De opgave voor ontwerp enz. van infrastructuur luidt dan om méérvoudig, variabel gebruik te faciliteren.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Infrastructuur moet dan zo neutraal mogelijk zijn. Het maakt voor de infrastructuur dus niet uit of je, ik zeg maar iets, met je fiets over de openbare weg een bejaarde gaat helpen of een bankroof plegen. [… Iedereen] lijkt de oplossing echter nog te zoeken in alsmaar iets extra bijzonders, … terwijl we 'gewoon' iets algemeens, infrastructuur, dus, erbij moeten hebben. Dat beginsel is voor informatieverkeer niet anders, integendeel.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
[A]llerlei voorzieningen [vormen] pas bruikbare infrastructuur […], indien ze op hun beurt óók vanuit samenhang — het woord structuur zegt het al — bemeten enzovoort zijn. Dit verklaart waarom een (stuk)lijst nooit dekkend kan zijn. Want waarvàn zijn het de nodige en voldoende stukken ofwel elementen? Voilà, stelselmatigheid.
Door toevoeging van de noemer van infrastructuur is ook pas een doelmatige opzet mogelijk. Zeg ook maar dat toepassingsonafhankelijke voorzieningen ervoor in aanmerking komen om te worden opgenomen in de infrastructuur voor informatieverkeer. […] Die ontwikkeling tot heuse infrastructuur kennen we, zodra we alert raken op relevante overeenkomsten, van andere verkeersmodaliteiten.
in: aantekening 44.4
Voor een apàrte organisatie vanaf een bepaalde omvang, complexiteit èn dynamiek blijken […] stèlselmatige inrichtingsprincipes voor informatievoorziening niet zomaar geldig, maar zelfs ònontkoombaar.
in: Even voorstellen, een stelselmatig experiment met informatieverkeer
Infrastructuur ‘maakt’ verschillende mensen allemaal tot
deelnemers aan maatschappelijk verkeer. Dankzij infrastructuur kunnen
ze zowel langs elkaar heen (blijven) leven, als elkaar ontmoeten. Door
de mogelijkheid van, maar inderdaad ook dwang tot, samenhang zijn
verkeersdeelnemers géén strikt atomaire individuen:
interdependentie.
De grens tussen infrastructurele voorzieningen en
‘individuele’ voorzieningen voor verkeersdeelname is naar
zijn aard vaag en moet veranderlijk zijn. [… A]ls morele
afwegingen èrgens manifest kunnen raken, is het dáár!
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
It simply means we need cross-cutting facilities, call it infrastructure, too, for exchanging expressions for our inherently pluriform concerns. At the scale of diversity, therefore, semantics is in fact at the very heart of infrastructure. And it needs to be supported by qualitatively congruent measures for technical and organizational interoperability. It's precisely this problem/opportunity, i.e. starting from semantics, that I'm addressing with Metapattern as a method for conceptual information modeling regardless of scale.
in: note 47.4
Het lukt natuurlijk nooit om beschaving kenmerkend te laten zijn voor een zgn informatiemaatschappij, zolang nota bene infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer passende variëteit missen.
in: Voor informatiekunde verder op weg met ontologie
Op maatschappelijke verkeersschaal komt zoiets als het heersende paradigma tot uitdrukking in infrastructuur. Infrastructuur is een ‘algemene(re) oplossing’ voor het probleem van een platform oid. voor ‘specifieke(re) oplossingen.’ Zeg ook maar, dankzij infrastructuur is, spreekwoordelijk, het uitgevonden wiel beschikbaar voor nadere oplossingen. Die kunnen dienovereenkomstig eenvoudiger blijven. Het besef van infrastructuur maakt ontwerp als het ware twee-polig.
Tja, wat is een zgn business case in het geval van een infrastructurele voorziening? Dat is nu net waarom een organisatie meer kan zijn dan de som der afdelingen e.d. En dat lukt pas met algemener bruikbare middelen in de verwachting (lees ook: visie) dat afdelingen daardoor èxtra toegevoegde waarde leveren. Wat heeft de (overkoepelende of, beter gezegd, faciliterende) organisatie anders voor zin? Sterker nog, wie weet leidt verbeterde infrastructuur tot iets nieuws. Klopt, wat dat is … weet nog niemand.
Wat gaandeweg ònpraktische verschillen blijken, kunnen met zgn infrastructuur vergaand vermeden blijven. De overgang naar infrastructureel bereik op maatschappelijke schaal is echter vaak moeilijk. Want uit onbegrip van waartoe infrastructuur zich principieel beperkt — nota bene, moèt beperken om àls infrastructuur optimaal te functioneren — ziet menige (overheids)organisatie er ten onrechte een bedreiging in van haar onverminderd unieke taken enzovoort (terwijl een bedrijf de neiging kan hebben om een zakelijke positie te beschermen). Het idee van/met infrastructuur is natuurlijk, dus precies òmgekeerd, dat een organisatie zich dankzij gebruik van gemeenschappelijke verkeersvoorzieningen veel beter kan wijden aan zulke taken.
Kleine informatiesysteempjes werken altijd wel. Die zweven als het ware vanzelf door hun gebrek aan gewicht. En als ze niet functioneren, ach, wat zou het? Het gaat mis met voorzieningen voor serieus informatieverkeer, dus op maatschappelijke schaal. Klopt, informatie- resp. netwerksamenleving.
Let wel, het uitgangspunt is daardoor verlaten om als het ware blind strikt eigen voorzieningen te treffen om vervolgens het gebruik ervan eenzijdig aan partijen op te leggen (met alle weerstand enz. van dien). Eventuele (!) extra hulpmiddelen zijn slechts nodig voor reële behoeften waarin de infrastructuur voor informatieverkeer kennelijk niet voorziet, en dat evenmin op redelijke termijn doet. De vraag moet dus luiden, of er [onder een bepaalde noemer] qua informatieverkeer [nog] iets bijzonders [nodig] is.
in: Door de blinddoek: semiotiek van rechtspraak
Zoiets als de logica van infrastructuur bestaat eruit om verkeer van het zoveel grotere aantal deelnemers met dezèlfde voorzieningen te faciliteren.
in: Door de blinddoek: semiotiek van rechtspraak
[H]oe langer we met die structurele aanpak wachten, des te langer duurt het uiteraard voordat hij vruchten afwerpt.
Wie cognitieve dynamiek duidt volgens de semiotische enneade, kan Metapatroon verantwoord benutten als methode/-taal voor opgaven van modellering van betekenissenvariëteit. Dat is reële variëteit op de moderne, maatschappelijke schaal van informatieverkeer waarvoor tevens digitale voorzieningen ter facilitering geboden zijn. Een daarvoor passende staatsopvatting is infrastructureel.
in: Differentiële informatiekunde
Don’t we live in a democracy? After all, civilization depends on variety, diversity, et cetera. Doesn’t that make it even obvious that government’s first and foremost task is infrastructural management, i.e. facilitating and promoting varied exchanges between citizens? How else can government serve a viable society except (sic!) from an organicistic vision of contextualism?
in: Invitation to contextualism
Infrastructuur voor informatieverkeer mag niet betekenisbepalend zijn, laat staan met absolute geldigheidsaanspraak. Daarentegen faciliteert infrastructuur. De verkeersdeelnemers bepalen hùn betekenissen met alle — ook nog eens veranderlijke — variëteit van dien.
in: Snoeiwerk
Mijn punt is dat er qua facilitering van variëteit een kloof gaapt tussen een consumentenartikel en infrastructuur. Het is zelfs zo, dat zo’n artikel pas bruikbaar is dankzij infrastructuur (waarop de verkeersdeelnemer ermee aangesloten moet zijn). De gebruiksmogelijkheden blijven daarom nodeloos zeer beperkt, zolang infrastructuur geen verkeer volgens reële betekenissenvariëteit faciliteert[.]
Wat mij betreft hoeft dat niet voor iedereen in dezelfde mate te gelden. Dat kan praktisch afhangen van de mate van verantwoordelijkheid voor infrastructuur. In de ruimste zin van het woord is infrastructuur een (im)materiële “systematisering” waarvan de “instrumentale functie” de facilitering van maatschappelijk verkeer ter ontplooiing van zijn deelnemers betreft. Gelet op verànderlijke reële variëteit is infrastructuur dus bij uitstek thema van een “immer uit zichzelf vernieuwende taak.”
in: Motief en norm
Dat weerspiegelt precies de opgave voor voorzieningen voor informatieverkeer, alweer sinds enkele decennia inclusief digitale technologieën. Met die zgn techniek zijn steeds meer mensen wereldwijd feitelijk op één verkeerstelsel aangesloten, met onderlinge afhankelijkheid van deelnemers van dien. Op die schaal zou het evident moeten zijn, dat variëteit van betekenissen praktisch oneindig èn onvoorspelbaar is. Maar betekenisverschillen die tegelijk moet samenhangen, zijn natuurlijk aan de orde vanàf de geringste coördinatie van gedragingen. De infrastructuur voor informatieverkeer moet, met andere woorden, open zijn voor een veelvoud aan ook nog eens veranderende betekenissen. Voor heuse infrastructuur komt er uiteraard nogeens bij, dat bedoelde — veranderlijke — variëteit beheersbaar moet zijn[.]
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
[E]r is zelfs veel meer aan de hand dan verspilling van — heel veel — publieksgeld. De kolossale misvatting moet bestreden worden, dat wat overheidsinstellingen bij leveranciers bestellen slechts middelen zijn voor informatievoorziening vàn die instellingen zelf. Nee, het gaat daarentegen stelselmatig om voorzieningen voor informatieverkeer tussen burgers. Dat is dus infrastructuur.
Achteraf bekeken biedt Metapatroon o.a. de veralgemenisering van Bohrs complementariteitstheorie die onmisbaar is om de reële — en nota bene ook nogeens veranderlijke — variëteit redelijk geordend te krijgen en (onder)houden om passende infrastructurele voorzieningen te realiseren ter facilitering van informatieverkeer op maatschappelijke schaal. Omgekeerd zou dan moeten gelden dat, wie Bohrs theorie over duale complementariteit aanvaardt, al helemaal het nut van Metapatroon voor ‘open’ complementariteit moet inzien. Tja, was het maar zo …
1. [W]hat fundamental obstacle is apparently keeping us from developing the integrated information management that we so sorely need to be able to offer and 2. how […] can [we], and therefore should, start here and now with a different approach to conceptual modeling to overcome it[?]
in: note 53.7
Wie beseft dat samenleving als het ware aan elkaar hangt van en door informatieverkeer (lees ook: communicatieve interactie), erkent prompt het kritiek belang van infrastructurele voorzieningen ervoor.
in: Vernieuwing volgens Duivesteijn, lessen voor infrastructuur voor informatieverkeer
[H]uidige voorzieningen voor informatieverkeer op digitale leest [zijn] vergaand resultaat van particulier initiatief […], en daardoor géén infrastructuur. Noem de bedrijven die feitelijk reclamemakelaars zijn maar op. Daarvoor zijn ‘we’ geen burgers, maar klanten. Dat is nu eenmaal ànders.
in: Vernieuwing volgens Duivesteijn, lessen voor infrastructuur voor informatieverkeer
Informatieruimtelijk gezien lijkt Nederland nog niet op achterstand te verkeren. Dat is echter allesbehalve een verdienste. Dat komt omdat informatieruimtelijk besef nog nergens goed is doorgedrongen. Maar de kans om een voorsprong te nemen duurt uiteraard niet eeuwig. Vroeg of laat krijgt iemand het elders óók door en treft wèl institutionele maatregelen.
in: Voorsprong met informatieruimtelijke ordening
Ik bekijk het (dus) meer als ingenieur. Nuchter telt dat vooral infrastructurele voorzieningen anders nooit kùnnen werken (en intussen steeds meer geld wordt verspild aan tot mislukking gedoemde pogingen). Moet er voor èlke wandeling, èlke fietstocht, enzovoort, enzovoort, telkens opnieuw een aparte weg worden aangelegd?
in: Verkeersthema
Door deelname aan communicatie stelt iemand zich bloot aan invloed door àndere deelnemers. Zonder, zeg maar, communicatiesysteem komen tekens uiteraard niet dóór (nota bene nog afgezien ervan wat de deelnemer in kwestie steeds òpvat als teken enz.). […] Maar dat systeem laat géén eigen motief gelden. Dat ‘kunnen’ slechts de gebruikers ervan, en als subjecten doen ze dat over èn weer: verkeer.
Daar maak ik dan van, dat (im)materiële infrastructuur (lees ook: cultuur) variëteit faciliteert van gedrag door subjecten als leden van een samenleving. Opvoeding is vergaand het aanleren van gebruik van infrastructuur, maar ook het ontwikkelen van gevoel voor infrastructurele tekortkomingen resp. wat eraan valt te verbeteren. Na zgn formele opleiding gaat zulk leren door … Infrastructuur ontstaat niet vanzelf, maar resulteert uit voorgaand verkeer èn geleidt toekomstig verkeer. Wat een subject (niet) als infrastructurele situatie interpreteert, kan hij als zodanig (niet) benutten.
Een synoniem voor omgangsruimte vind ik verkeersruimte. Aan dat woord geef ik als zgn informatiekundig ontwerper de voorkeur vanwege de eenvoudiger associatie met infrastructuur. Infrastructurele voorzieningen voor zgn informatieverkeer moeten berekend zijn op — facilitering van — reële betekenissenvariëteit Dat is inherent aan pluriformiteit van maatschappelijke gedragingen, en dàt is waarvoor Metapatroon als modelleertaal volgens het beginsel van recursieve contextuele verbijzondering optimaal geschikt is (en tot dusver gangbare methoden principieel tekort schieten) .
in: Semiotische bewegingsleer voor maatschappelijk informatieverkeer
[N]adruk op ònveranderlijkheid [werkt] m.i. averechts […]. In plaats daarvan lijkt het mij verstandig om explicieter dan tot dusver maatschappelijke procedures te vestigen om veranderingen tot al dan niet gewenst te bestempelen, waarnaar vervolgens wordt gehandeld. De relevante criteria veranderen ‘natuurlijk,’ en bijgevolg wat geldt als optimale voorzieningen. Dan komt het moment dat de verkeersintensiteit zodanig is, dat voor — verdere — evenwichtige verhoudingen zgn infrastructuur per saldo voordeel biedt.
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Onder cultuur valt wat een mens leert. Over leervermogen beschikt elk mens. Wat z/hij daadwerkelijk leert, verschilt van mens tot mens. De ene situationele verbijzondering leidt immers tot de volgende, enzovoort. Omgekeerd is cultuur reeds vergaand als infrastructuur op te vatten ter regulering van onderling verkeer van zulke verschillende deelnemers. Nota bene, door multicultureel karakter van samenleving dient infrastructuur meer en meer ter borging van opbouwend verloop maatschappelijk verkeer (en als bescherming tegen nadelige betrekkingen). Overigens is het maar weer, wat als cultuur geldt. Wat telt, zijn reële verschillen met samenhang.
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Een andere kwalificatie is die met digitaal. Waarvàn iets gemaakt is, zegt nog weinig tot niets over waarvóór het dient. Het lijkt mij begrijpelijker om iets in termen van doel te duiden. Wat hebben u en ik eraan? [H]et [is] voor ons allemáál een kwestie van informatieverkeer.
in: Infrastructuurcommissaris informatieverkeer
Aan de orde is informatieverkeer in publiek domein. Voor informatieverkeer met inhoud in digitale vorm zijn vanwege nieuwigheid tot dusver vooral ad hoc voorzieningen getroffen. Vanwege het — groeiend — aantal verkeersbewegingen met informatie, het belang ervan, enzovoort blijkt dat inmiddels òndoelmatig. Een infrastructurele inhaalslag is hoognodig voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal. Daarvoor geldt alom beschikbare digitale technologie zeker als katalysator, maar infrastructuur voor informatieverkeer was er altijd al èn de volgende versie omvat veel méér dan digitale technologie.
in: Infrastructuurcommissaris informatieverkeer
W[ij moeten daarentegen] uit[…]gaan van de levens die burgers leiden. Overheid is er ‘slechts’ om hùn verkeer, maatschappelijk verkeer, dus, te faciliteren inclusief opbouwende verkeersdynamiek. Met die oriëntatie draagt overheid zorg voor infrastructuur, met (im)materiële voorzieningen van zien. Het ligt voor de hand dat — medewerkers van — overheidsinstellingen dezèlfde infrastructuur kunnen, nee, moeten gebruiken die zij primair voor burgers helpen aanleggen, onderhouden enz.
Oplossing is natuurlijk pas betrekkelijk (lees ook: verhoudingsgewijs) eenvoudig volgens infrastructureel perspectief. Kenmerkend voor oplossing is immers facilitering van … betrekkelijkheid van (informatie)verkeersdeelnemers. Daarentegen blijft het een moeilijke, zelfs ònoplosbare opgave zolang zo’n opbouwende verkeersaanname ontbreekt. Nota bene, met de aanduiding […] van resp. oproep tot deelnemers veronachtzaam ik die moeilijkheidsgraad. Hoe lukt het om iemand zichzèlf als verkeersdeelnemer te laten beschouwen? Dat is voorwaarde voor besef van mede-deelnemers en zo door naar waardering van — nut van — infrastructuur.
Een toename van gedragingenvariëteit van het ene individu is voorwaarde voor gedragingenvariëteit van andere individuen, omgekeerd, enzovoort. Dat heet ontwikkeling. Dus, infrastructuur faciliteert ontwikkeling.
Met verschillen bestaat echter óók samenhang. En facilitering van dàt dynamisch evenwicht is dus de dringende opgave voor passende infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer.
Infrastructuur is concretisering […] van [abstractie]. Als zodanig biedt infrastructuur oplossing van de paradox die onvermijdelijk volgt zolang elke deelnemer voor zich verkeersvoorzieningen treft.
in: Generatiewissels
Uiteindelijk komt het óók informatiekundig kennelijk neer op de houding voor of tegen verkeer. Geldt verkeer principieel open, met dus netzo principieel slechts beperkingen ter bevordering van verloop? Of is iedereen juist van verkeer uitgesloten, met uitzondering van enkele geprivilegieerde deelnemers? […] Ik bepleit onder de noemer van informatieverkeer — trouwens, hangt daaraan voor welke cultuur dan ook niet alles vast? — grondig een open opstelling. Het moeilijkst is dus een open opstelling tegenover verònderstellingen, mede omdat ze vaak onbewust worden gevolgd.
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
In verwachting van een verzameling verkeersbewegingen kunnen inspanningen lonen om bepaalde, doorgaans herbruikbare verkeersmiddelen op voorhand beschikbaar te stellen: infrastructuur. Dat levert per saldo voordeel, simpel gezegd, indien dankzij infrastructuur mede ermee gefaciliteerde verkeersbewegingen navenant minder inspanningen vergen en/of zelfs pas uitvoerbaar zijn.
in: Vereniging en infrastructuur
Uiteindelijk is elk individu daarvoor zijn eigen maat, al naar gelang veranderlijke motieven. Optimale verdeling van lusten en lasten gebeurt daarom door onderlinge afstemming. En dàt vergt verkeer, nader te duiden als tekenverkeer (lees ook: informatieverkeer). Zodra verkeer qua intensiteit en bereik groeit, zijn gemeenschappelijke voorzieningen dáárvoor per saldo gunstig voor de individuele gedragsvariëteit. Dat is dan zoiets als relatief collectivisme: infrastructuur. Daar horen m.i. eerst en vooral emancipatorische voorzieningen bij. Elk individu moet zich tot verkeersdeelnemer volgens evenwichtige verhoudingen kunnen ontwikkelingen, wat van meet af aan àls verkeersdeelnemer gebeurt.
Voor duiding van samenleving vind ik infrastructuur zelfs hoe langer hoe meer een — het? — sleutelbegrip. [… De] — groei van — verkeersvariëteit [geldt] als maatstaf, ofwel precies het òmgekeerde van wat doorgaans vanzelfsprekend gevonden wordt onder de noemer van infrastructuur. Ja, strikt op zichzèlf beschouwd bevordert infrastructuur overeenstemmende gedragingen door verkeersdeelnemers. Maar de clou is, dat infrastructuur nooit op zichzelf staat, maar principieel dienend moet zijn. Als middel dient zij, nogmaals, verkeersvariëteit per individu dat infrastructuur benut.
Dergelijke verabsolutering van zgn instituties zie je inderdaad vaker — vooral — bij sociale wetenschappers. Wie zich daarentegen stelselmatig oriënteert op de principiële individualiteit van verkeersdeelnemers, dat heet kortweg methodologisch individualisme, beseft in één moeite door dat infrastructuur — ontwikkeling van — individuele variëteit behoort te faciliteren. Daarvoor hebben individuen elkaar over een weer nodig, en dat is er dus verkeersmatig aan. Een staat is dan een — mogelijke — noemer voor infrastructuur.
Typerend voor traditionele opzet als toepassing is dat [… die toepassing] zèlf impliciet blijft. Ofwel, in termen van Metapatroon, [zij] blijft verscholen àchter de horizon. Alles dat vóór de horizon verschijnt, geldt daarom vòlgens [zo’n toepassing] òngedifferentieerd als context. (Dit verklaart meteen waarom de toepassing in kwestie op/voor inmiddels sterk verruimde schaal van informatieverkeer problematisch is; vooral een noodzakelijke schakel voor differentiatie voor reële variëteit ontbreekt.)
Een informatiemodel met Metapatroon blijft doorgaans tot informatietypen beperkt. […] Terzijde merk ik op dat nogal wat aanduidingen voor informatietypen stellig gekunsteld klinken. Dat is wennen. Het is tot dusver ongebruikelijk om contextuele verbijzonderingen expliciet te modelleren, maar ter facilitering van reële variëteit voor informatieverkeer moeten ‘we’ ertoe overgaan. Wie daarvoor geschiktere namen voor relevante informatietypen weet, graag!
Helaas, er is — bijna? — niets moeilijker dan van paradigma wisselen. Hoe dan ook, door ontkenning van reële variëteit, om te beginnen van betekenissen op de schaal van relevant informatieverkeer, stapelen netzo reële moeilijkheden zich op, om van verder complicerende interferentie nog te zwijgen.
[D]oor verkeer op z’n ruimst te nemen […] bestaat — de mogelijkheid van — interactie tussen willekeurige deelnemers in willekeurige hoedanigheden. Volgens subjectief situationisme is zelfs èlk gedrag dat van een situationeel subject annex object en zo beschouwd is er altijd een rol aan de orde, of het situationele subject zich nu bewust is van andere subjecten/objecten met passende rollen, of niet.
Wat mij betreft zijn infrastructuur en collectieve goederen verschillende aanduidingen voor hetzèlfde verschijnsel. Die identificering helpt om de problemen met infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer te duiden. […] De overgangsfase naar collectieve goederen annex infrastructuur ter facilitering van informatieverkeer duurt tot dusver echter noodlottig voort, omdat er alom zelfs nog géén deugdelijk begrip van “een collectieve oplossing bestaat.” Vergaand impliciet, zeg ook maar klakkeloos, geldt als vals uitgangspunt dat betekenissen ònproblematisch zijn. Helaas, zo luidt soms de verzuchting, blijkt uniforme definitie van informatie minder eenvoudig dan verwacht. Op stelselschaal kàn het ook nooit, herhaal, nooit lukken, punt. Maar desondanks blijft zulke uniforme definitie onverminderd het doel. Mis! Verzet tegen uniformiteit is volkomen terecht. Dergelijke geschillen vallen echter ònmogelijk te beslechten, zolang iedereen elkaar onbegrip verwijt van wàt de uniforme betekenis zou moeten zijn. Oplossing vergt besef dat differentiatie principieel geldt. Op de reële schaal van informatieverkeer heerst nu eenmaal betekenissenvariëteit, zelfs in dubbele zin omdat een bepaalde, principieel situationele betekenis ook weer kan veranderen. Daarvoor werken collectieve goederen die uniformiteit/standaardisatie van betekenissen veronderstellen, zelfs averechts. Zo beschouwd is het een meevaller dat pogingen in die richting allemaal mislukken. Dan blijft ons tenminste de ramp van òpgelegde betekenis bespaard. Wel jammer van al dat weggegooide geld, en het houdt niet op zolang de illusie van uniformiteit wordt nagejaagd. De “overgangsfase” […] kan voor informatieverkeer feitelijk pas beginnen indien daagt dat collectieve goederen als het ware van een àfgeleide orde moeten zijn. Uniform eraan is — pas — dat ze reële betekenisverschillen volgens samenhang faciliteren.
Wat Nederlandse bestuurders van overheidsinstellingen — en elders lijkt het mij netzo — onvoldoende beseffen, is de noodzaak van maatschappelijke positionering. Feitelijk denken zij bij inzet van digitale technologieën m.i. ònveranderd aan een zgn elektronische overheid. Wat verkeersmogelijkheden met bijbehorende betekenissen betreft bepaalt de overheid dan eenzijdig het aanbod. Intussen heet dat infrastructuur, maar ìs het uiteraard helemaal niet. Van èchte (verkeers)infrastructuur maken burgers — inclusief bedrijven enz. — immers vooral voor hun onderlinge verhoudingen gebruik. Daarvoor is dus géén hiërarchie aan de ‘orde,’ laat staan ènkelvoudig geldig voor iederéén. En infrastructuur die reële variëteit van onderling burgerverkeer faciliteert, is uiteraard tevens geschikt voor de minieme fractie van verkeer die volgt uit de verhouding(en) tussen overheden en onderdanen. Het is trouwens een fictie dat voor dat zéér beperkte verkeersvolume wèl een betekenissenhiërarchie toepasselijk is. Dat is alweer eenzijdig vanuit gezagsverhouding gedacht. Nota bene, juist overheidsinstellingen vormen echter een deelnetwerk voor herverdeling, met binnenkomende èn uitgaande variëteit[.]
[V]erkeersvoorzieningen [moeten] vooral beschikbaar zijn opdat deelnemers ònderling bepalen welke concrete uitkomsten zij nastreven. Daarvoor biedt infrastructuur ze het, zeg maar, verkeerskader, met invloed op uitkomsten van dien. Verkeersdeelnemers vòlgen dat kader, indien zij de feitelijke sturing van hun gedrag erdoor als legitiem e.d. ervaren en herkennen dat zij per saldo ruimte voor hun gedrag-als-verschil winnen.
Het daagt kennelijk nog steeds niet, dat de ruimst denkbare oriëntatie pas productief kan zijn en dàn de aanduiding met infrastructuur ook rechtvaardigt (en misverstand tot en met tot mislukking gedoemde, steeds kostbaarder, projecten vermijdt). Infrastructuur is aan de orde met facilitering van maatschappelijk (informatie)verkeer.
in: aantekening 59.3
[W]ie zijn daadwèrkelijke deelnemers aan maatschappelijk (informatie)verkeer en hoe faciliteert infrastructuur hun verhoudingen optimaal?
Over — voordelen van — abstrahering onder de noemer van informatieverkeer gesproken, [… s]tructureel zou het dus weinig tot niets mogen uitmaken waarvoor die bijstand wordt verleend c.q. wat onderwerp van verleende zorg is.
in: aantekening 60.1
Wat ik verwarrend vind, zelfs averechts vind uitpakken, is dat je infrastructuur als meervoud beschouwt, dus “infrastructuren.” Om afwegingen over samenhang expliciet(er) te krijgen geef ik de voorkeur aan enkelvoud. Er is dus één infrastructuur, punt. Als er iets aan dè infrastructuur gebeurt, heeft dat naar de aard van het gestelde enkelvoud eventueel gevolgen voor het geheel. […] Elke aanpassing telt (im)materiële aspecten. Voor het onlosmakelijk gehele bereik met infrastructuur moeten op resp. met eventueel gewijzigde verhoudingen gerekend zijn, nota bene tot en met zeg maar reactieve voorzieningen zoals rechtspraak (met bijbehorende handhaving van vonnissen). Door van infrastructuur in maatschappelijk enkelvoud uit te gaan, gaat de aandacht hopelijk primair uit naar de deelnemers aan maatschappelijk verkeer (dat zij door infrastructuur gefaciliteerd krijgen). Dat helpt om politici en bestuurders ‘slechts’ secundair te positioneren […].
in: aantekening 60.3
De tijd is allang voorbij van luttele eilanden met voor samenhang aanvullend enkele verbindingsvoorzieningen. Daarentegen staat de eis van, en met excuus voor het lelijke woord dat ik in de gauwigheid benut, verbindelijkheid voorop. Dat vergt kwalitatief àndere nadruk: infrastructuur.
Het allerbelangrijkste is om van uitgangspunt te wisselen. En omdat het om het uitgangspunt gaat, moet dat … éérst! Kort gezegd, we moeten niet langer aparte informatiesystemen opzetten, met als toevoeging de verkeersvoorziening ertussen. Die verkeersvoorziening is allang geen toevoeging. Juist dáárop mislukken projecten, steeds maar weer. Op allang reële stelselschaal lukt het slechts andersom. Dus, voorrang voor (verkeers)infrastructuur. Wat er nog aan informatiesystemen overblijft, is daarmee meteen veel overzichtelijker e.d.
Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om mensen van dat nieuwe, dus stelselmatige, uitgangspunt te overtuigen, als zij menen dat, ik zeg maar even, hun professionele status rust op het inmiddels achterhaalde — heus, het is niet anders — uitgangspunt. Daarom verdient het aanbeveling om vooral jonge(re) mensen nieuw op te leiden. Die hoeven we immers niets àf te leren, of véél minder. Maar, uiteraard, leeftijd is ook weer geen strikt criterium. Wie zich serieus stelselmatig wil herscholen, is zelfs extra welkom.
[W]ie digitalisering beperkt tot ‘eigen’ organisatie, verspilt tijd en geld aan mislukking. Met voorrang erkenning verdienen aard van middel annex gereedschap (verkeerstuig) en passende schaal (deelnemers aan informatieverkeer). (Want) anders wordt het wederom niets.
in: Dringende Oproep
Besef dat investeringen voor verkeerstuig moeilijk, zo niet onmogelijk, precies, zeg ook maar rechtvaardig, over deelnemers vallen te verdelen. Dat is ook een voorname reden voor infrastructuur, dwz het verkeerstuigstelsel ten laste van algemene middelen.
in: Dringende Oproep
De beperking tot “business” is zakelijk gezien verklaarbaar. Onder die noemer lijken resultaten haalbaar, en ruimer wordt helaas niemand afgerekend (en bestaan er geen budgetten voor opleiding enz.). Maar zo blijven we wèl de noodzakelijke infrastructurele schaal feitelijk ontkennen, en tot fragmentarische voorzieningen veroordeeld. Dat leidt tot haperend ipv gestroomlijnd informatieverkeer.
Voor informatieverkeer is de opgave vooralsnog principiëler. Want er bestaat feitelijk zelfs nog geen redelijk idee, althans niet waar dat telt, van wat al dan niet tot infrastructuur ervoor moet worden gerekend. Daardoor is verspilling verhoudingsgewijs alleen maar groter. Er blijft immers geld besteed worden aan apàrte toepassingen voor informatieverwerking zònder de daarvoor noodzakelijke voorzieningen voor informatieverkeer te treffen.
Stelselmatig geslaagde voorzieningen voor informatieverkeer vergen een karakteristieke insteek. Met een Latijnse uitdrukking heet dat sui generis. Wat geheid mislukt, is opzet volgens een àndere discipline, bijvoorbeeld organisatorisch. Die past domweg niet, punt.
Dat betreft m.i. allemaal (im)materiële infrastructuur. Daarvan moet de capaciteit dus zowel kwalitatief als kwantitatief toereikend zijn.
Wat deelnemers aan maatschappelijk verkeer met hun situationeel veranderlijke gedragingen optimaal faciliteert, heel pràktisch, is (im)materiële infrastructuur. [Ontwerp enz. vergt de] sprong van exemplarische meervoudigheid naar omvattend dynamisch variëteitsbeginsel. […] Een groeiend aandeel in variëteitsdynamiek heeft informatieverkeer. Dat vergt methodische ordening van — veranderlijke — betekenisverschillen in samenhang[.]
in: aantekening 64.5
Optimale infrastructuur bevordert — dynamiek van — samenhangende verscheidenheid. Als eenheid is infrastructuur aldus paradoxaal. Dat verklaart waarom mensen, die orde associëren met eenheid ipv samenhangende verscheidenheid, helemaal niets van opbouwende infrastructuur begrijpen.
Tot dusver worden digitale informatiesystemen vrijwel altijd opgevat als verlengstuk van — de macht van — de opdrachtgever ipv als gereedschap van feitelijke gebruikers. Wellicht is de omslag alweer wat herkenbaarder door niet langer van gebruikers te spreken, maar van deelnemers aan informatieverkeer. En daarmee strookt positionering van (verkeers)voorzieningen als infrastructuur.
Voor afstemming in plaats en tijd van hun gedragingen kunnen verschillende individuen zich eventueel wederzijds beroepen op resp. ficties van hèt algemeen belang. Nota bene, in beginsel doen deelnemers aan maatschappelijk verkeer, zeg ook maar burgers, dat beroep op elkaar … onderling. Voor zich herhalende afstemmingsbehoeften kan het voor deelnemers lonen om nadere voorzieningen te treffen. Zulke voorzieningen zijn publiek indien ze, en ik verwijs hiervoor graag naar artikel 1 van de Nederlandse Grondwet, “in gelijke gevallen” van maatschappelijk verkeer toegankelijk zijn en/of verplicht gesteld zijn voor willekeurige burgers. Dat is wat ik versta onder infrastructuur, zowel materieel als immaterieel.
Het voordeel van — een begrip als — infrastructuur ter oriëntatie vind ik, dat het alweer gemakkelijker is om te illustreren, enzovoort.
Hoe ingewikkeld betrekkingen voorwaardelijk ook kunnen/moeten worden opgevat, als deelnemers bepalen burgers hun samenleving als (im)materieel verkeersstelsel. Onder de noemer van algemeen/publiek belang is dan de stelselmatige vraag aan de orde wat ‘we’ al dan niet tot infrastructuur rekenen.
Het risico van veralgemenisering van gereedschap van klein naar groot blijft vanwege dat schaaleffect, dat voor een vòlgend schaalbereik — beter — àlles opnieuw moet worden opgezet. Naarmate de schaal groeit, is dat pràktisch echter steeds moeilijker, ongewenster enz. De minst slechte oplossing daarvoor is om van meet af aan structuur zgn stelselmatig te bemeten. Ofwel, doe alsof ‘we’ met één gereedschap — kunnen — uitkomen. Dat moet aldus geschikt zijn voor allerlei verschillenden — soorten — gevallen. Als het goed is, betreft de dekking tevens toekomstige — soorten — gevallen. Ook weer idealiter hoeft er aan het gereedschap zèlf, zodra het er is, nooit meer iets te veranderen. De facilitering van gevarieerde gevallen gebeurt immers via parameters. Een cruciaal aandachtspunt voor de instelling van het gereedschap middels parameters is de … toekomst. Hoewel er met wijziging van parameters — als het goed is — aan de structuur dus niets hoeft te veranderen, loont het om vooràf te onderzoeken welke — verhoudingen tussen — parameters naar huidig inzicht optimaal toekomstbestendig zijn.
in: aantekening 65.7
Dat overheidsfunctioneren betreft echter ook maar een — gering — gedeelte van maatschappelijk verkeer in het algeméén. (Juist) op die ruimste schaal moet de “aanpak” dus een “coherente” zijn. Dan zijn de voorzieningen voor “het functioneren van de overheid” dus in één en dezèlfde moeite klaar. En die moeite is vanwege de keuze voor reële stelselschaal met — facilitering van — informatieverkeer per saldo zelfs véél kleiner (omdat zgn nodeloze verschillen niet langer àfleiden).
Nodig is infrastructuur voor verschillende behandeling van verschillende gevallen, klaar.
De principiële misvatting […] blijft helaas het stupide idee dat overheidsbemoeienis een apàrte categorie van informatieverkeer betreft die netzo aparte verkeersvoorzieningen rechtvaardigt. […] De crux van infrastructuur is juist om willekeurige doelen zoveel mogelijk met steeds eenzelfde middel ‘bereikbaar’ te krijgen.
Vooral als het gaat om voorzieningen bedoeld voor deelnemers aan maatschappelijk verkeer om hun eigen gedragingen te faciliteren, laat zich moeilijk uitputtend voorspellen hoe dat gebruik zich ontwikkelt. Zulke voorzieningen zijn feitelijk infrastructureel en moeten dus als zodanig zijn ontworpen, enzovoort. Dat is óók weer anders dan zoals vrijwel alom nog — aparte — informatiesystemen worden opgezet. Met het perspectief van infrastructuur voor informatieverkeer komt stelselmatige oriëntatie overeen.
We delen allemaal één en dezèlfde, zeg maar, gedragingen- annex verkeersruimte. Hoe slagen we erin elkaar voldoende te naderen, of juist voldoende afstand tot elkaar te bewaren? […] Waarvan is samenloop gunstig, of is verdere afstand geboden? Maar op grond waarvàn valt dat te bepalen. Dus, allereerst wat zijn die relevante verschillen precies, en hoe hangen ze al dan niet samen?
Voor informatieverkeer geldt op z’n Internets inmiddels een wereldwijde ruimte. Dat vergt voor orderlijk verloop op die schaal stelselmatige ordening van veranderlijke betekenissenvariëteit. Die opgave is door en door betrekkelijk — en — nieuw.
Ik vind — zorg voor — infrastructuur een ònvervreemdbare taak van een zgn overheid optredend namens burgers, dwz de feitelijke deelnemers aan maatschappelijk verkeer. Tot dusver is die taak voor — het treffen van voorzieningen voor — digitaal gefaciliteerd informatieverkeer echter grotendeels overgelaten aan private partijen. [… D]e crux van infrastructuur als publieke taak is nu nèt om er een monopolie voor gevestigd te krijgen. Maar zoiets als een publiek monopolie dient zoiets als de vereniging van burgers met, als het goed is, zoiets als democratische beheersing, besturing enz. van dien. Daaraan hoeft een zakelijk monopolie allemaal géén boodschap aan te hebben, met vernauwing van belangenbehartiging van dien. […] Wat er [dàn] gebeurt, is dat private concurrenten vooral elkáár tegenwicht bieden, dus ònderling. Dat brengt infrastructuur — als middel bij uitstek — ter bevordering van evenwichtiger verhoudingen tussen gebruikers ervan, allemáál burgers dus, zeker niet dichterbij. Nota bene, voor infrastructuur is helemaal geen “marktmeester” nodig. Infrastructuur is naar haar aard publiek. Kortom, het betreft een categorische vergissing om infrastructuur als een markt te beschouwen. Het is iets ànders, klopt, dat zakelijke partijen producten en diensten leveren voor de wèrking van infrastructuur (hoewel ik ook daarover meen dat privatisering voor allerlei m.i. infrastructurele thema’s veel te ver is doorgevoerd).
in: aantekening 67.4
Infrastructuur biedt voorzieningen die in beginsel voor àlle (verkeers)deelnemers beschikbaar zijn. Zij maken er gebruik van mede middels ‘eigen’ voorzieningen. Vergelijking: iemand rijdt op de openbare weg met haar/zijn eigen fiets.
Nota bene, infrastructuur is juist zo min mogelijk gedifferentieerd volgens doelgroepen naar redenen waaròm leden ervan deelnemen aan verkeer. De eigen middelen waarmee zij zichzelf en/of — andere — middelen vervoeren zijn wèl gereguleerd met evenwichtig verdeeld gebruik van infrastructuur inclusief maatschappelijke gevolgen ervan als criterium. Denk aan veiligheid, milieubelasting, enzovoort.
Het is wellicht even wennen om verband tussen de zgn openbare weg en contactbemiddeling te doorzien. Feitelijk, nou ja, tenminste volgens democratisch beginsel zijn wij, burgers, onze eigen contactbemiddelaars. Want om allerlei redenen ‘zoekt’ elke burger dienovereenkomstig gevarieerd contact: familie, recreatie, werk, enzovoort. En wij erkennen gemak tot en met noodzaak van gezamenlijke voorzieningen voor ons — maatschappelijk — verkeer. In beginsel is het dus iedereen toegestaan dergelijke voorzieningen te benutten voor contacten annex verkeer. We noemen ze ook wel infrastructuur.
[Ik doe] een zéér dringende aanbeveling ivm de noodzakelijke, zeg maar, infrastructurele beleids- annex koerswijziging. Ipv irrelevant, destructief enz. kom[en we] onder het motto van infrastructuur-is-standaard aan maatschappelijk serieus, opbouwend werk toe. Eerder lukt ècht niet.
Vanwege beschikbaarheid van infrastructuur zijn voorheen afzonderlijk opgezette toepassingen (lees ook: informatiesystemen) niet langer apart; zij kunnen of zelfs moeten opgenomen zijn in het stelselmatig verband waarvan de infrastructuur het stramien vormt (en dat volgens — verwachte — ontwikkeling van politiek tot en met technologie aangepast moet blijven).
[De averechtse aanpak] komt erop neer om wat als infrastructuur erkend moet zijn, en aan zulke erkenning komt politiek te pas, nog steeds te beschouwen als een aparte toepassing, okee, wel wat omvangrijker. Daardoor resp. -voor ontgaat het [nog vrijwel iedereen] volledig, dat op reële verkeersschaal àndere onderwerpen relevant zijn c.q. nadruk verdienen. Dat is immers de reden om een daarop gerichte ontwerpdiscipline te onderscheiden, te weten informatieverkeerskunde. (Pas) zodra […] de veel, véél ruimere schaal van maatschappelijk informatieverkeer serieus [telt], kan het [besef] doordringen dat voor bruikbare infrastructuur willekeurige (verkeers)deelnemers in allerlei nadere hoedanigheden relevant zijn. Ofwel, voor betekenissen van hùn informatie heerst pluriformiteit. […] Daarom verdient methodische ordening van betekenissenvariëteit voorrang. Daarop kan zgn techniek vervòlgens netzo eenduidig ingericht worden, maar eerder beslist niet (zoals vooralsnog gebeurt met alsmaar mislukte projecten als onvermijdelijk ‘resultaat;’ voor een grootschalige opgave is een slechts kleinschalig bemeten middel nu eenmaal principieel òngeschikt). [Voor] informatieverkeerskunde als vàk [is] stelselmatige informatiemodellering […] het sleutelonderwerp is [en dat] is tòch wat ingewikkelder.
Wij zijn in politiek opzicht […] geen consumenten, maar burgers [met] infrastructuur als voornaamste — zelfs enige? — onderwerp van politiek.
in: aantekening 69.7
Wie praktisch niet meer zonder een bepaalde techniek kàn, is er feitelijk aan verslaafd. Omdat digitale techniek nogal nieuw is, valt verslaving eraan nog op. Ik zou zeggen, stel eens een lijst op van zgn voorzieningen waarvan u voor dagelijks vergaand afhankelijk bent. Nee, het riool valt niet op, maar toch goed dat het werkt.
in: aantekening 69.7
De crux van infrastructuur is dat willekeurige verkeersdeelnemers er gebruik van kunnen maken voor hun willekeurige interacties. De opzet die daaraan dekkend voldoet, is in één moeite door geschikt voor — medewerkers van — overheidsinstellingen. Omgekeerd uitgedrukt, zolang voorzieningen mikken op exclusief gebruik door overheid, vormen ze … géén infrastructuur, punt.
Zoals eerder met papieren briefpost, telefonie e.d. heeft de overheid thans dus óók voor digitaal verloop van informatieverkeer de zorgtaak voor adequate infrastructuur. […] Zolang overheidsinstellingen zich met digitaliseren echter beperken tot wat zij als hùn voorzieningen beschouwen voor hùn dienstverlening, blijft zulke infrastructuur echter een illusie. […] Ipv méér van hetzelfde met aparte zgn toepassingen verdient infrastructuur voor inmiddels ook digitaal informatieverkeer voorrang, en van èchte infrastructuur is er maar één. Dit verklaart overigens meteen waarom telkens maar weer zo’n toepassingsaanpak mislukt; die is domweg niet berekend op de infrastructurele opgave. Infrastructuur voor informatieverkeer, dus. En nu óók digitaal.
in: aantekening 70.1
Zelf gebruik ik [daarvoor] niet zozeer een metafoor, maar wijs op wijziging annex uitbreiding van infrastructuur ter facilitering van gedragingen onder de noemer van maatschappelijk verkeer. Zgn informatieverkeer is ònlosmakelijk onderdeel van bedoeld maatschappelijk verkeer. En voor informatieverkeer volgens o.a. (brief)post, (analoge) telefoon en (analoge) telegraaf bestaat allang infrastructuur (lees daarvoor ook: nutsvoorziening), of is alweer achterhaald. Daar hoort inmiddels dus bij … , tja, hoe noemen we dat? Een modaliteit van/voor maatschappelijk informatieverkeer lijkt doorgaans genoemd te worden naar de (basis)techniek ervoor. Vooruit, digitaal.
Mijn idee, zelfs principieel, is dat er van infrastructuur maar één is. Dat enkelvoud benadrukt de noodzaak van afstemming tussen modaliteiten enzovoort. Ofwel, de infrastructurele toevoeging van digitaal verandert infrastructuur als geheel.
[Er] is […] — behoefte aan — digitale infrastructuur voor informatieverkeer aan de orde. Daarbij houdt infrastructuur in dat het gaat om maatschappelijk verkeer, dwz in het publiek domein.
[He]t betreft feitelijk […] — nog — geen infrastructuur[, indien] er […] geen willekeurig informatieverkeer mee gefaciliteerd [wordt.].
[D]e reële variëteit van maatschappelijk verkeer verandert. Infrastructuur voor — het aspect van — informatieverkeer moet daarvoor zgn passende variëteit bieden, dus veranderingen netzo stelselmatig minstens kunnen volgen.
In Dutch, and in German, for that … matter, the traditional term for, say, people being actively engaged in their community is: verkeer (German: Verkehr). Subsequently using bicycles, cars, airplanes, or whatever for going about our ways is also called ‘verkeer,’ but is understood as being-a-part-of the far more general concept of — well, why shouldn’t I try an English neologism? — communiting.
Digital technologies offer modalities of communiting. What we do with them differs from moving ourselves and/or material goods about. Instead, we ourselves can stay put, while information goes about (with data inevitably being a material good, too, which here I’ll conveniently ignore :-). In principle, though, it is nothing new. People since time immemorial have used smoke signals, sent letters, et cetera. As it is, we now conduct our lives occupying ourselves increasingly with information communiting (Dutch: informatieverkeer) as an aspect of communiting (pleonasm, but perhaps helping to make the point: social communiting). However, what have been conceived as separate applications are simply not sufficiently prepared for seamless — support of — participation in information communiting. Let’s say that nobody ever dreamt of the communication potential of digital technologies. So-called professionals, however, are still putting processing first, making an afterthought at best of interconnection. For some time now, that is the wrong way around (as “integration problems” are trying to ‘tell’ us).
It is because of such “integration problems” that stand-alone systems are classified as legacy. For all sorts of reasons, I would say the most important being of a psychological nature, those applications cannot be changed, replaced and so on overnight. My idea of an information roundabout is to start with ‘information traffic.’ From its principle it is non-invasive regarding the applications — rather, their respective database instances — being thus interconnected. The maxim reads: Don’t change anything! I find it goes down well when qualifying a … change proposal. In practice there is no paradox experienced. For what stakeholders take away from it, is that their stakes are being respected, served and so on. So, each user can continue to use her/his particular application just as s/he is … used to. What really does change, is that through the information roundabout each user is helped with suggestions for improving the quality of information in her/his application. […] They soon recognize […] their own advantage. No more problems which are in fact impossible to solve in isolation as all too often occurs when, for example, an external actor unwittingly, but often unnecessarily and thereby confusing coordination, provides different information to different applications. Of course, what most importantly d[oes] change [i]s trust. Local users c[o]me to rely on the information roundabout for the quality of their work, acknowledging mutual influences operating on what they now recognized as the larger scale of real … communiting. So, also very soon, thus being freed from frustrating work, they [a]re even happy to let the information critical for coordination be managed from the ‘site’ of information roundabout.
in: note 71.8
In termen van maatschappelijk informatieverkeer, en de openheid van bijbehorende infrastructuur, lijkt het mij nog wat duidelijker dat er strategisch géén onderscheid gemaakt mag blijven tussen binnen en buiten. Het meeste informatieverkeer gaat nota bene dóór de [organisatorische e.d.] grenzen[. …] Er zijn alom deelnemers aan informatieverkeer.
Nogmaals, infrastructuur. Zo gebruikt iedereen voor fysieke verplaatsingen de zgn openbare weg, dwz voor woon-werkverkeer en/of voor het onderhouden van sociale contacten en/voor recreatie en/of voor boodschappen doen en-/ofzovoort. Daardoor is iedereen er zó vertrouwd mee, dat die enkele keer dat z/hij naar het gemeentehuis moet óok zonder mankeren lukt. Aparte digitale voorzieningen voor louter overheidsgericht informatieverkeer zijn daarom onzin, en zeker géén infrastructuur.
Het doel kan eenvoudig resp. -duidig gesteld zijn: digitale infrastructuur voor informatieverkeer. En àls infrastructuur telt daarvoor maatschappelijk bereik (en dus niet de beperking tot informatieverkeer waaraan altijd overheid als minstens één van de deelnemers verondersteld is). […] Iedereen is immers potentiële deelnemer aan maatschappelijk informatieverkeer.
Voor voorzieningen die weliswaar infrastructuur heten, maar dat door hun feitelijke overheidsgerichtheid nu eenmaal nooit zijn, ontstaat ook nooit het nodige draagvlak. Voor wie omvang beschouwt als maat lijkt het véél ingewikkelder om èchte infrastructuur ook voor digitaal informatieverkeer op te zetten, maar in werkelijkheid is dat juist véél eenvoudiger omdat er van infrastructuur, èchte dus, maar één is. Dàt geeft pas duidelijkheid, de ruimte voor consequente uniformering — die echter beperkt moet blijven tot nodige en voldoende (im)materiële koppelvlakken — en zo dóór.
De belangrijkste innovatie vind ik het tot infrastructuur verklaren van — daarvoor nader te bepalen — voorzieningen voor maatschappelijk informatieverkeer.
Opnieuw is het zo dat het eenvoudiger is om daarin infrastructureel — en daarom volgens zo uniform mogelijke regels voor zo variabel mogelijk gebruik — te voorzien; dan werkt het meteen beter, want flexibeler enz. ingericht […] dan wanneer [verschillende overheidsorganisaties of zelfs onderdelen ervan] daarvoor voor de zoveelste keer iets aparts voor — proberen te — realiseren (en maakt het ook niet uit om wèlke gebeurtenissen het daarbij gaat).
[Wees bewust v]an het kwalitatieve verschil, zelfs een paradigmawissel, tussen beheer van enerzijds allemaal aparte toepassingen, anderzijds integrale voorzieningen voor digitaal gefaciliteerd informatieverkeer.
Een suggestie om uit te gaan van willekeurige (gebruiks)mogelijkheden stuit bij de meeste mensen, en ik vrees bestuurders voorop, doorgaans prompt èn heftig op weerstand. Zij associëren dat, zo vermoed ik althans, met wanorde. Zij zien het daarom als hun taak, herstel, als hun principiële verantwoordelijkheid om zo’n aanzet in de kiem te smoren. Helaas hebben zij geen benul dat bruikbare infrastructuur juist principieel volgens het willekeurbeginsel voor gebruik ervan opgezet moet zijn; het daadwèrkelijke gebruik ervan laat zich dan met her en der aanvullende maatregelen ordenen resp. sturen.
Nu staat een apart gebouw … apart. Er gaat voor praktisch gebruik door bewoners, bezoekers enzovoort weinig tot niets mis, indien allerlei gebouwen aan een ratjetoe van bouwstijlen kunnen worden toegeschreven. Voor infrastructuur is dat echter principieel ànders. Want infrastructuur dient verbindingen, en is dat is zelfs volstrekt strijdig met apartheid. Vooral ook doeltreffendheid van infrastructuur berust vergaand op “eenwording.” Maar dat betreft eenwording van middel annex voorziening. Nota bene het doel ermee, althans in een democratische samenleving, is, vooruit, zoiets als veelwording. Want opzettelijk is zo’n voorziening voor iederéén zoveel mogelijk hetzèlfde in gebruik ervan, opdat (!) die gebruikers zoveel mogelijk zèlfbestemmend met hun verdere gedragingen juist verschillende ‘kanten’ op kùnnen.
Kortom, zonder “architectonische eenwording” kan wat infrastructuur van/voor een pluriforme samenleving verdiend te heten, niet eens van de grond komen. Waar het tegenwoordig gaat om digitale facilitering van maatschappelijk informatieverkeer, vind ik de daarvoor onontbeerlijke “architectonische eenwording” inderdaad uiterst moeizaam verlopen. Von der Dunks historische fasering blijkt nuttig om te beseffen dat ‘we’ er maar niet in slagen om — wat hij schetst als — de eerste fase achter ons te laten. In termen van digitalisering zijn er zelfs talloze opdrachtgevers, maar retoriek ten spijt hebben zij vrijwel allemaal nog steeds een apart informatiesysteem (lees ook: toepassing) als middel voor ogen, als ware het helemaal hun èigen gebouw.
Voor aparte gebouwen van betrekkelijk geringe omvang valt wellicht nog niet zo op, dat het op verschillende vakdisciplines moet uitlopen. Het is en blijft daarvoor prima aan een traditionele ambachtsman toevertrouwd, dat de constructie deugdelijk is. De bouwstijl is dan vooral — en impliciet — een aspect van constructie. Waar ambachtslieden hùn vak plaatselijk leren en blijven uitoefenen, verschillen bouwstijlen dus … constructief. […] Voor [stijlkundige] eenwording […] moeten niet alleen zulke geografische grenzen vervallen, maar tevens een véél groter belang aan bouwstijl gehecht worden waardoor die èxpliciet gaat gelden. Zoals gezegd, òmgekeerd dient een bepáálde bouwstijl dan om geografisch-politieke eenheid te bevorderen, met netzo omgekeerd de constructie voortaan veeleer een aspect van de bouwstijl in kwestie.
Voor infrastructuur in een (post)moderne samenleving is dat nòg weer ànders. Wat individualisering heet, verloopt voor elk individu door deelname aan sociaal verkeer. Infrastructuur bedoelt daarvoor ‘goede banen’ te bieden. Daaruit volgt dat de ontwerporiëntatie dáárvoor primair constructie noch bouwstijl betreft. Die thans relevante oriëntatie ligt evenmin in het verlengde van wat eerder, en toen redelijker- zo niet noodzakelijkerwijs, gold als dominante vakdiscipline.
Terwijl wat ons met verhuld zakelijk belang ten onrechte als digitale infrastructuur voor informatieverkeer geboden wordt simpelweg misbruikt kan worden, en — dus? — daadwerkelijk wòrdt misbruikt, voor terreur annex totalitarisme, behoort zulke infrastructuur wat het algemeen belang heet te bevorderen. Dàt belang betreft […] — borging van — open samenleving.
Tegenwoordig zouden we ons toch sterk bewust moeten zijn van het verband tussen digitale facilitering van informatieverkeer en samenlevingsvariëteit. Rara, welke digitale infrastructuur is passend voor — ontwikkeling van — ònze open samenleving? Waarin moet zo’n infrastructuur daarvoor voorzien?
Nota bene, voor deelnemers middels gebruik ervan geldt die infrastructuur als … standaard.
in: aantekening 74.3
Ik vind dat ook bepaalde voorzieningen voor informatieverkeer op basis van zgn digitale technologieën behoren tot dè openbare ruimte. En voorzover dat zo is, gaat het m.i. korter gezegd om digitale infrastructuur. […] Nu omvat infrastructuur zoals ik haar opvat in hun samenhang zowel materiële (lees ook: fysieke) als immateriële voorzieningen.
in: aantekening 74.9
De vraag is, wàt als een doel kan gelden. Een stadsbewoner heeft met haar/zijn verplaatsing een doel. Daar komt z/hij echter — pas — op de plaats van bestemming aan toe. Daartoe dient verplaatsing als middel. Een aanzienlijk gedeelte van de openbare ruimte annex infrastructuur betreft verplaatsingsmiddelen, zeg ook verkeersmodaliteiten. […] Waaròm mensen zich, bijvoorbeeld, per fiets verplaatsen, maakt infrastructureel opzettelijk géén verschil. Dat is nu net de clou van infrastructuur. En zo is het dus óók met digitalisering. Dat betreft eveneens een verkeersmodaliteit.
in: aantekening 74.9
Het ontgaat ze volledig — nou ja, helaas nog steeds, wie niet? — dat behoefte aan integratie ontstaat uit nota bene noodzaak tot omgang met reële verschillen. Over optimaal gesproken, doorgaans is opheffing van verschillen juist contraproductief. Opbouwend is wèl een verkeersregeling c.q. infrastructuur ervoor, evenwichtig in de zin dat mensen met hun verschillende belangen voldoende ruimte voor ontplooiing verkrijgen en samenhangend in de zin dat slechts dankzij verschillen spreekwoordelijk een som méér kan zijn dan het geheel van zijn delen.
Wat digitale facilitering van maatschappelijk informatieverkeer betreft vind ik wat noodzakelijkerwijs moet gelden voor geheel Nederland en vèrder voor hoe ons land op internationale verkeersvoorzieningen aangesloten kan zijn, zo’n infrastructuurplan mbt informatieverkeer nog steeds vergaand ontbreken. Ik wijt dat gemis aan veronachtzaming resp. ontkenning van — de noodzaak van — informatiekundige ontwerpbijdragen. Ik kan me geen rationelere houding voor facilitering van maatschappelijk verkeer voorstellen dat om er met infrastructuur in te voorzien.
Mijn perspectief acht ik als het ware òmgekeerd. Alles kàn immers als een teken opgevat worden, met mede daardoor beïnvloed gedrag als gevolg. Dat is er zelfs inherent sociaal aan. En door wie gebeurt … gebruik? Wanneer? De bedoeling kan per saldo sturend zijn, dwz gericht op bepaald gedrag. Of voorwaardelijk, dwz ter bevordering van per saldo variëteit van gedragingen (en daarvoor vind ik infrastructuur exemplarisch, nou ja, behoort volgens mij te zijn wat onder die noemer beschikbaar — gesteld — is).
Dat maakt infrastructuur tot het ene stelselmatige kader. De verschillende oplossingen voor verschillende problemen moeten immers óók samenhangen, zeg ook maar op z’n minst niet strijdig zijn. Ik zou zeggen dat we zgn vertegenwoordigende democratie nodig hebben en houden voor besluitvorming over wat kwalificering als — onderdeel van — infrastructuur verdient (en daarvan hangt, heel praktisch, tevens verdere financiering van af). Zowel vóór als ná zo’n politiek besluit staat verandering principieel open voor bijdragen voor iedereen. Slechts indien algemeen de positie als deelnemer erkend is èn bijdragen dienovereenkomstig welkom zijn, lukt het m.i. om de ernstigste nadelen op te heffen.
De voorzieningen moeten principieel zo algemeen mogelijk bruikbaar ontworpen worden. Vervolgens zijn dànkzij zo’n algemene opzet tevens eventuele beperkingen van gebruik … mogelijk. Zulke beperkingen kunnen dan ook betrekkelijk eenvoudig worden gewijzigd voor aanpassingen van voorzieningen aan omstandigheden.
in: Maatschappelijk informatieverkeer en gegevensbescherming
Zoals ik denk over informatieverkeer, is er volgens zgn algemeen belang een infrastructuur nodig voor digitale facilitering. Daarvan kunnen willekeurige deelnemers aan informatieverkeer gebruik maken. Dat komt praktisch overigens vaak neer op moeten gebruiken, omdat en/of zodra een alternatief ontbreekt. Als vergelijking, zo maak ik nu eenmaal gebruik van de straat, zeg ook maar de openbare weg, wanneer ik ergens langsga.
in: aantekening 75.1
Sterker nog, het leven van elk subject bestáát principieel van situatie tot situatie uit verschillen. Met infrastructuur voor variabel informatieverkeer, inmiddels grotendeels digitaal te faciliteren, zijn wij daarvoor geholpen. Zonder het nodige en voldoende variëteitspotentieel kunnen we het trouwens maar beter laten.
Wat gebruik(smogelijkheden) van digitale technologieën betreft stel ik alweer sinds enkele tientallen jaren nadrukkelijk voor om als ontwerpobject ook en vooral infrastructuur voor informatieverkeer te kiezen.
in: aantekening 76.9
Voor informatiekundige ontwerpopgaven moeten behoeften van deelnemers aan hùn afstemming natuurlijk zelfs helemaal voorop staan.
in: aantekening 76.9
Sinds digitale technologieën voor benut — kunnen — worden ter facilitering van informatie- annex tekenverkeer, zijn deelnemers aan zulk verkeer daarvoor feitelijk gebruikers van één en dezèlfde infrastructuur.
In het besef dat de opgave facilitering van maatschappelijk verkeer betreft, moeten voorzieningen ervoor (lees ook: infrastructuur, zowel materieel als immaterieel) verkeersdeelnemers per saldo méér ruimte voor gedragingenvariëteit bieden. Per saldo, ja, want bijvoorbeeld voor de openbare weg geldt rechtshouden als beperkende gedragsregel. Maar die beperking hèlpt doorgaans vlottere, veiligere e.d. verplaatsingen.
(De) infrastructuur is opzettelijk juist vergaand willekeurig beschikbaar voor verkeersdeelnemers wat hun respectievelijke tijden en trajecten van verplaatsingen betreft. En omdat hun verkeersbehoeften veranderen, moet de infrastructuur ervoor kunnen veranderen, enzovoort.
[H]et probleem betreft de misvatting van absolute gelijkheid. Wij kunnen ons niet onttrekken aan bestaan volgens verschillen. Ligt het dan niet veeleer voor de hand om zulke reële verschillen te faciliteren? Wij moeten dan leren beseffen, dat verschillende gedragingen wel degelijk geholpen kunnen zijn met gelijke voorzieningen.
Verschijnt het vervòlgens dan niet als zinvol om dergelijke voorzieningen gemeenschappelijk te treffen, als (im)materiële infrastructuur, dus?
Terwijl het doel van gebruikers met hun gebruik ervan kan variëren, betreft zulk gebruik [met infrastructuur] wèl telkens hetzèlfde middel. Stelselmatig ontwerpen annex modelleren met Metapatroon maakt en houdt één middel, en daarom verdient dat — ene — middel — pas — de aanduiding infrastructuur, geschikt voor willekeurige doelen van willekeurige deelnemers aan informatieverkeer [… d]ankzij het verbijzonderingsbeginsel dat willekeurige ordening voor eenduidigheid van betekenissen ‘opent[.]’
Ook digitalisering moet een autorisatievoorziening omvatten. [… E]en stelselmatige autorisatievoorziening [is] ànders […] dan wat kleinschalig past. [… V]oor — de reële schaal van — maatschappelijk informatieverkeer [is] een autorisatievoorziening zoiets als het dóórwerkende fundament […] ipv een apart sluitstuk.
[Z]odra een voorziening geacht wordt van kritiek belang te zijn voor evenwichtige verhoudingen voor en door maatschappelijk verkeer, ìs zij — onderdeel van — infrastructuur, nota bene principieel.
[E]en infrastructureel tekort dat overheden mbt digitalisering van informatieverkeer hebben laten ontstaan […] is met maatregelen voor mededinging uiteraard nooit oplosbaar, punt. Overigens betreft de bepaling dat persoonsinformatie in beginsel eigendom is van de desbetreffende persoon slechts een aspect, maar als zodanig wel onmisbaar, van politiek van — met een lelijk woord — infrastructuralisering van digitale informatieverkeersvoorzieningen. Eventuele mededingingsmaatregelen wèrken pas dankzij een politiek vastgesteld kader voor evenwichtige(r) maatschappelijke verhoudingen. Nogmaals, aan optimale verhoudingen verschaft het persoonlijk eigendomsbeginsel opbouwend richting (mede omdat het kritiek enz. bevordert op wat bedoelde verhoudingen ondermijnt).
in: note 77.59
Nota bene, wat als gemeenschapsvoorziening tot infrastructuur verklaard en als zodanig opgezet enzovoort is, is daardoor juist géén “marktplaats.” Dat, zeg maar, ontmarkten, daarom gaat het nu net met infrastructuur.
Omdat ik er onderdeel van infrastructuur in zie, moeten zulke voorzieningen m.i. onder gezag van de overheid staan. In een rechtsstaat moet dat niet alleen kùnnen, maar acht ik zelfs kenmerkend voor rechtsstatelijkheid. Opknippen is dan juist niet aan de orde, maar wèl de noodzaak om informatie te kunnen uitwissen tussen infrastructuren onder gezag van verschillende overheden. Om daarvoor nodige en voldoende voorwaarden te bepalen hebben ’we‘ de Internationale Telecommunicatie-unie. In beginsel allang niets nieuws meer, dus. Verder meen ik, kortweg, dat de overheid in kwestie volgens rechtsstatelijke beperkingen als inrichter en beheerder van infrastructuur inhoudelijk géén sturing geeft aan verloop van informatieverkeer door immers willekeurige deelnemers eraan[. …] Ook niets nieuws gelet op papieren briefverkeer, analoog telefoonverkeer e.d. Wèl kan een toezichthouder annex waakhond op inhoud toetsen, en afzenders eventueel ter verantwoording roepen, enzovoort. (Ook) in het onderwijs worden kinderen op jonge leeftijd onderricht in omgangs- resp. verkeersvormen als gebruikers van infrastructuur.
Een aparte wetgevende macht — hoe onmogelijk volstrekte apartheid feitelijk ook is — dient ertoe om een afstemmingsafspraak o.a. voldoende duurzaam te maken, zodat verkeersdeelnemers — wat meer — gevrijwaard zijn van elkaars willekeur. […] Prima, de wet dient gebruik voor evenwichtige verhoudingen; wettelijk moet er tegelijk zo weinig mogelijk ruimte ’bepaald‘ zijn voor misbruik voor ònevenwichtige verhoudingen.
Ik wil eigenlijk niet te veel woorden besteden aan kritiek op de fictie van dienstverlenende overheid. Wat mij betreft bestaat de overheidsopgave met de drie machten à la trias politica in wisselwerking zelfs exclusief uit facilitering van burgerlijk verkeer. Daarvoor dient infrastructuur, zowel materieel als immaterieel. Ook en vooral infrastructuur kost geld. Dat moet de — uitvoerende — ophalen bij de gebruikers van infrastructuur, dwz diezelfde burgers. Dat waarderen burgers doorgaans niet als dienstverlening. En het onderhouden van, ik zeg maar even kortweg, belastingrelaties vergt zonodig enige èxtra infrastructuur. Hetzelfde geldt voor toezicht en handhaving van gedragingen in maatschappelijk verkeer. Daar doet de aanduiding met dienstverlening doorgaans evenmin … recht aan.
Voorzieningen voor digitaal informatieverkeer verkrijgen […] alsmaar infrastructureler karakter. En op de reële schaal van (lees ook: voor het reële bereik met) informatieverkeer komt daarvoor slechts een federatieve opzet in aanmerking, punt.
Inderdaad, dat gebeurt mede om in de pas te lopen met maatschappelijke ontwikkelingen. (Veel) voorheen aparte informatiesystemen (lees ook: toepassingen) gaan ònderdeel uitmaken van zoiets als een stelsel voor informatieverkeer.
in: aantekening 79.3
Als noemer voor zulke ontwikkeling beschouw ik infrastructuur, dwz (im)materiële voorzieningen voor willekeurige deelnemers aan maatschappelijk verkeer.
Van wie mag je steun verwachten? Dat zijn de mensen die wèrkelijke problemen hebben en die jij helpt aan deugdelijke oplossingen ervoor. Die mensen zijn ook helemaal niet geïnteresseerd in hoe zo’n oplossing precies werkt. Àls die maar werkt, en betrouwbaar is.
Het kan veel tijd en moeite kosten om met steun van zulke gehòlpen mensen zoiets als het kritische verandermomentum te bereiken. Een àndere manier is er echter niet, punt. […]
Er is geen alternatief voor het, in termen van organisatorische hiërarchie, van onderaf emanciperen van een doelgroep zowel binnen als buiten (!) de eigen organisatie voor een stelselmatige opzet. […] Een vraag is dan, over uitzondering gesproken, wanneer je met — een beroep op — de doelgroep voldoende invloed op de allerhoogste leiding kunt uitoefenen om je aparte veranderactiviteit van vooral onder- naar alweer meer bovengronds te verplaatsen.
Digitalisering is ooit begonnen zònder mogelijkheden voor signaaloverdracht. Daardoor was apartheid van informatiesystemen ‘logisch.’ Eveneens negatief uitgedrukt heet dat ook wel verkokering. Terwijl digitale hulpmiddelen voor onmiddellijke communicatie over willekeurige afstand sinds decennia beschikbaar zijn, wordt voor digitalisering nog overwegend aan het apartheidsparadigma vastgehouden. Ofwel, allereerst wordt een apart, eigen informatiesysteem opgezet en pas vervòlgens komt samenhang in ruimer verband aan de orde. Dan is het daarvoor echter te laat.
Maar betrekkingen tellen kleinschaliger, te weten situationeel. Harmonie is géén uniformiteit[. …] En subjecten hebben telkens hun … subjectieve duiding van wat zij àls situatie laten gelden. Dat maakt geschillen onvermijdelijk, wanneer gedragingen volgens verschillende belangen — dreigen te — botsen. Wat revolutionaire samenlevingsontwerpen lijkt te kenmerken is de vereenzelviging van geluk met éénheid. Maar door ontkenning gaan verschillen noch geschillen wèg. Ze gaan voortwoekeren en kunnen later tot uitbarsting komen. […] ‘Onze’ samenleving met (im)materiële infrastructuur moet daarentegen ingericht zijn voor opbouwende facilitering van zulke dynamiek. Dat gebeurt natuurlijk — meestal overigens vergaand ònbewust — ook allang, zoals blijkt waar-het-redelijk-werkt. […] Maar helaas werkt het ook vaak nog steeds niet. Daar valt veel aan te doen door met inrichting volgens bedoeld metabeginsel te beginnen. Vergeet valse vàstheid. Erken reële verschillen, en bevorder opbouwende samenhang ertussen. Laat vooral géén taboe op geschillen rusten, maar tref zelfs met voorrang voorzieningen voor erkenning enzovoort ervan.
in: aantekening 82.5
Zodra je de noodzaak van stelselmatigheid erkent, moet je daaruit netzo redelijk uiteraard het oordeel laten volgen dat zoiets als een maatschappelijke sector of domein géén criterium biedt voor afbakening van dienovereenkomstig aparte voorzieningen voor informatieverkeer. Lieten mensen met verschillende belangen zich maar zo eenvoudig overtuigen van hùn respectievelijke voordeel door samenwerking … En […] uit dàt oordeel over open verkeersbereik laten zich dan weer, zeg maar, vuistregels afleiden voor — modellering van — stelselmatige betekenissenordening.
[Zeker voor] grootschaliger projecten […] kenmerkt een opdrachtgever zich door hiërarchie. Zeg ook maar dat de baas haar/zijn zin kan doordrijven en er vaak ook van overtuigd is dat z/hij dat moet doen. En zo’n baas is met digitalisering doorgaans uit op wat z/hij houdt voor méér beheersing en verwart dat met beperking door dwingende uniformiteit ipv voordeel na te streven met opening door facilitering van — relevante — variëteit. Dat schiet voor variëteit voor èn door evenwichtiger verhoudingen dus niet op.
Wie louter zichzèlf uit kortzichtigheid tekort doet, mag het ook zèlf helemaal weten. Daar kan ik me niet druk om maken. “Wij” zijn echter leden van samenleving, deelnemers aan maatschappelijk verkeer met wederzijdse afhankelijkheden van dien. Zorg voor evenwichtige verhoudingen vergt passende infrastructuur. Die schiet naar mijn idee tekort, en met die overtuiging inclusief idee voor bijdrage aan oplossingsrichting vind ik, […] dat ik me er druk om moèt maken.
Maatschappelijk verkeer raakt als informatieverkeer onmiskenbaar alsmaar verder gefaciliteerd door digitale technologieën en daarmee pràktisch getroffen voorzieningen. Zulke voorzieningen zijn tot dusver echter nogal fragmentarisch geregeld. […] Zo is het een rommeltje van private en publieke voorzieningen. […] Ook deelnemers aan informatieverkeer zijn gebaat bij samenhangende(r) — digitalisering van —verkeersvoorzieningen, dwz opgenomen in infrastructuur.
in: Identiteitstelling en nadere hoedanigheden in maatschappelijk informatieverkeer
De veronderstelling van begrensdheid àls systeem wijs ik aan als achterhaald. Het is natuurlijk zelfs nooit zo geweest dat een systeem als het ware apart gemaakt kon worden om na voltooiing een plaats in een ònveranderd gebleven omgeving in te nemen. Als ik het nog omgeving mag noemen, die verandert ònlosmakelijk mee. Daar gaat dus de abusievelijk veronderstelde grens.
Onder de noemer van infrastructuur keert de aanpak zowat òm, nou ja, zo stel ik dat voor. Als middel voor een beoogd doel gaat de ontwerper in overleg met de opdrachtgever en overige belanghebbenden na, in hoeverre beschikbare infrastructuur daarin voor hen reeds voorziet. Zo ja, klaar. Zo nee, en zolang dat doel om te bereiken overeind blijft, dan is er blijkbaar een combinatie nodig van een aanvullend middel (lees hier dus ook steeds: systeem) en — gebruik van — infrastructuur. En, wie weet, wellicht is het mogelijk om de infrastructuur aangepast te krijgen, zodat — de moeite voor — een aanvullend middel minimaal is (of daardoor zelfs overbodig raakt, wel zo eenvoudig). […]
[I]nformatieverkeer op zgn stelselschaal [betreft] deels een nieuwe opgave […] die deels dus om kwalitatief andere voorzieningen vraagt.
Dat is echter vrijwel allemaal tot techniek van digitalisering beperkt gebleven, met hier en daar zoiets als een betekenissenlijstje voor een — daardoor juist apàrt gehouden — deelsector. Kortom, daar hebben ‘we’ stelselmatig nog steeds helemaal niets aan, aangezien onverminderd de semantische opgave — methodisch — volledig averechts blijft opgevat. [… A]andacht voor technische standaardisatie wekt de valse schijn van beheersing. Zo lijkt semantiek-op-stelselschaal een ondergeschikte, afgeleide e.d. opgave, terwijl juist dáárvoor met voorrang een deugdelijke oplossing moet worden gevolgd. […] Een verdere belemmering […] is het idee dat het bereik van de opgave beperkt is tot overheidsinstellingen, met burgers hoogstens als begunstigden oid van de uitkomst(en). […] Het moet op z’n minst voor de keuze van betekenisvolle ordeningsmethode natuurlijk precies andersòm zijn. Het draait principieel om de variëteit waarin burgers in vooral hun ònderlinge verhoudingen deelnemer zijn aan maatschappelijk (informatie)verkeer. Daarvan is overheidsbemoeienis àfgeleid en nemen ook overheidsinstellingen aan maatschappelijk (informatie)verkeer deel. Het relevante bereik van betekenissenordening moet dus maatschappelijk zijn[. …] Voor stelselmatig passende opzet van — infrastructurele — voorzieningen voor informatieverkeer moet methodisch van meet af aan met/op dàt ruimst voorstelbare bereik van betekenissenvariëteit gerekend zijn. Dankzij methodische borging kunnen we met Metapatroon “gewoon” ergens beginnen en ook pràktisch beheersbaar vèrder werken door bereik van voorzieningen telkens wat te verruimen.
[D]e aanduiding als ecosysteem [is] ongepast […] (want zo evenwichtig zijn verhoudingen ‘natuurlijk’ niet, integendeel). Voorts zijn de deelnemers aan maatschappelijk informatieverkeer in een democratische samenleving feitelijk tevens de eigenaren van de infrastructuur ter facilitering van hun verkeer(sbewegingen). Zij hebben slechts de zorg ervoor als het ware uitbesteed aan ‘hun’ overheid.
Wat is de opgave? De gangbaar geraakte aanduiding is: interoperabiliteit. Tja, wie telt daarvoor wèl als deelnemer aan informatieverkeer (en wie dus niet)? Wèlke, eh, onderwerpen betreft de uit te wisselen informatie wèl (en welke dus niet)?
Die vragen resp. antwoorden erop doen er voor de verkeersvoorzieningen principieel niet toe. Integendeel, voorzieningen zijn zo eenvoudig mogelijk als met dergelijke grenzen géén rekening gehouden hoeft te worden. Zo is de openbare weg aangelegd voor … iedereen. Nee, niet iedereen mag er, bijvoorbeeld, als chauffeur met een auto daadwerkelijk gebruik van maken. Dat vergt een geldig rijbewijs. Voor de openbare weg heeft die, zeg maar, autorisatievoorziening echter géén gevolgen.
Voor interoperabiliteit wat digitale facilitering van informatieverkeer betreft verdient het daarom zeker in eerste aanleg de voorkeur om daarvoor te denken aan willekeurige deelnemers die met informatie over willekeurige onderwerpen hun gedragingen op elkaar afstemmen.
Er bestaat wèl onderscheid tussen verkeersvoorzieningen (ook wel genoemd: verkeersstelsel) en verkeersdeelnemers (lees ook: stelselgebruikers). De deelnemers/gebruikers hebben inderdaad ook eigen voorzieningen nodig, denk maar aan je fiets waarmee je je over de openbare weg verplaatst, maar dankzij de beschikbare, zeg ook maar, infrastructuur kunnen dat er veel minder — en eenvoudiger — zijn. Belangrijker nog, dankzij verkeersvoorzieningen kunnen zelfs willekeurige gebruikers ‘elkaar bereiken:’ interoperabiliteit.
Het dilemma van kwalitatief noodzakelijk geachte veranderingen is dat een opbouwend voorstel ervoor nu eenmaal kritiek inhoudt op de tot dusver gevolgde aanpak. […] Want ànders is … niet hetzèlfde[.]
Vooral een digitale autorisatievoorziening is geen aanhangsel, maar van kritiek belang voor facilitering van optimaal verloop van informatieverkeer. Het begint ermee te beseffen dat er inderdaad een serieuze, allang stelselmatige ontwerpopgave bestáát.
Stelsel? Daarvan kàn er maar één zijn. Dat is immers de bedoeling van zo’n aanduiding, te weten om alle relevante verhoudingen volgens een overkoepelend verband te beschouwen.
Zoals er voor fysieke verplaatsingen de zgn openbare weg is, dus beschikbaar voor iederéén, vind ik allang dat de overheid tevens de zorg heeft voor infrastructuur voor digitaal informatieverkeer.
Overheid is belast met zorg voor pro- tot en met reactieve verkeersvoorzieningen, infrastructuur. Bijvoorbeeld wet- en regelgeving zijn proactief, rechtspraak is — vooral — reactief.
Voor uitvoering van hun zorgtaken zijn — medewerkers van — overheidsorganisaties óók deelnemers aan maatschappelijk verkeer en gebruiken daarvoor dezèlfde verkeersvoorzieningen. Althans, stelselmatig gezien is dat volstrekt logisch. Daarom moeten verkeersvoorzieningen met voorrang (!) op willekeurige deelnemers in willekeurige situaties bemeten zijn. Niet alleen zijn ze dan eveneens geschikt voor gebruik door willekeurige — medewerkers van — overheidsorganisaties, maar nota bene voor willekeurige verhoudingen waaraan zij voor hun zorgaandeel deelnemer zijn.
[W]eliswaar wijzen zij op behoefte aan regelgeving, zeg ook maar van overheidsbemoeienis, maar zij lijken er neoliberaal van uit te gaan dat het ordeningsprimaat afkomstig is en blijft van (de) markt(werking). Tja, op die manier kunnen ‘we’ de “infrastructuurbenadering” […] praktisch wel vergeten (omdat infrastructuur althans op die schaal valt onder de noemer van — de fictie van — het algemeen belang ipv enig zakelijk belang).
Mijn begrip van infrastructuur beschouwt overheid er principieel voor verantwoordelijk. Namens òns als burgers dient infrastructuur — maatschappelijk verkeer voor — verhoudingen met voor òns als deelnemers eraan evenwichtige verdeling van bijdragen en opbrengsten. Toegegeven, en nog zachtjes uitgedrukt, dat gaat helaas nog weleens mis. Maar ieder alternatief voor een werkelijk gemeenschappelijke vertrouwensmakelaar vind ik voorwaardelijk minder evenwichtig. […]
Nu doet m.i. in elk geval de Nederlandse overheid tot dusver alle moeite om er wat facilitering van zgn digitaal informatieverkeer betreft op haar beurt een averechts beperkt infrastructuurbegrip op na te houden. Zij bestendigt feitelijk nog steeds gelegenheid voor bedrijven om hun pseudo-infrastructuren te exploiteren en laat aldus problemen […] voortwoekeren. […] Maar zònder principiële herschikking, nota bene tevens voor digitale facilitering van maatschappelijk informatieverkeer als aspect van maatschappelijk verkeer, van infrastructuur onder overheidsverantwoordelijkheid blijft dat dweilen met de neoliberale kraan alsmaar wijder open. Dat is dus niet, herstel, zelfs strijdig met open in de maatschappelijk opbouwend bedoelde betekenis van open voorzieningen (lees: infrastructuur op z’n algemeen-belangs) inclusief eventuele open standaarden die dáárvoor bevorderlijk zijn.
Ik ga hier tòch even door op wat ik voorstel als infrastructurele voorziening voor proportionele (!) identiteitstelling, dus verzorgd door wat ik eerder de overheid-in-het-algemeen genoemd heb. […] Mij lijkt vertrouwensmarkt een contradictio in terminis. Voorts vind ik zo’n fysiek paspoort door digitale vernetwerking achterhaald, maar waaraan inderdaad sterker dan ooit behoefte bestaat is een vertrouwensmakelaar die ‘we’ kunnen vertrouwen òngeacht enig financieel belang. Oh, stellen veel mensen juist meer vertrouwen bijvoorbeeld in hun (geld)bank dan in onze overheid? Hmm, voor het openen van een bankrekening geldt als voorwaarde wèl o.a. het overleggen van een geldig identiteitsbewijs. Wie dat bewijs ook alweer uitgeeft?
Moeilijk te … veranderen, ja, maar noodlot en daarom ònveranderbaar, nee. Oplossing? Verklaar voorzieningen voor maatschappelijk informatieverkeer tot infrastructuur en, vooruit, anders kan het niet, máák die infrastructuur geschikt voor facilitering van veranderlijke betekenissenvariëteit.
De grèns volgens een project mag stelselmatig voor — facilitering van — verhoudingen [niet] niet tellen.
Daarmee kom ik op een andere hardnekkige vergissing. Denk ajb aan fysieke verplaatsingen. Wie vaker van A naar B reist, krijgt vroeg of laat het idee dat het wellicht per saldo voordeliger is om in een weg te investeren waarover èlke verplaatsing dan vlotter verloopt. Met praktisch oneindige aantallen voor A resp. B, waarbij òmgekeerd ook B als A moet kunnen gelden, enzovoort, ligt het voor de hand om aanleg en onderhoud van infrastructuur te coördineren. Dat wordt dan de opgave van ‘de’ overheid. Wie zich ‘over’ zulke infrastructuur allemaal verplaatsen, tellen dan als gebruikers ervan (die zich dus niet — meer — om aanleg enz. bekommeren; daarvoor betalen zij belasting).
Let op, op haar beurt heeft de overheid óók verplaatsingsbehoeften. Met een overheid die exclusief over — financiële — middelen kan beschikken benodigd voor zulke infrastructuur, ligt de neiging op de loer van — ook weer onbewuste — vermenging van hoedanigheden van coördinator en gebruiker. Met wat de overheid coördineert, mikt zij dan abusievelijk vooral op haarzèlf als gebruiker. Zo legden de Romeinen zgn herenwegen aan. Dat deden ze ter consolidatie resp. uitbreiding van hun macht; dankzij die wegen kon het leger (lees ook: heer) een veel ruimer gebied bestrijken. Maar de Romeinen begrepen spoedig dat, zeg maar, burgerlijk gebruik ze èxtra belastinginkomsten opleverde. Het leger is ‘slechts’ één van de gebruikers (maar wel één die bij gelegenheid voorrang kan nemen).
Zo beschouwd loopt — overigens niet alleen in Nederland — de overheid wat digitale infrastructuur betreft pakweg :-) tweeduizend jaar àchter op het Romeinse rijk. De overheid ziet haarzelf nog steeds ònvoldoende als coördinator van infrastructuur. Het gebruikersperspectief overheerst. Maar àls gebruiker is er niet één overheid, maar zijn er talloze overheidsinstellingen. Onder gebruikersnoemer kan daar uiteraard nooit iets als infrastructuur uitkomen. Daarvoor verschillen hun resp. belangetjes àls gebruikers te veel. Nee, het openbare wegennet is er ook niet gekomen door samen- èn elkaar tegenwerkende weggebruikers. Dat vergt een àndere hoedanigheid (en heet ook wel het algemeen belang). De retoriek dat burgers centraal staan is weliswaar niet van de lucht, maar wèrkelijke coördinatie om wèrkelijke digitale infrastructuur voor informatieverkeer aan te leggen enz. vertoont ‘de’ overheid nog steeds niet.
De infrastructurele rol vergt dat de overheid haarzèlf als zovele overheidjes niet opvat als toonaangevende, laat staan als exclusieve gebruiker(s). Infrastructuur moet er zijn voor willekeurige gebruikers. Want een infrastructuur die voor iederéén geschikt is, is dat ‘vanzelfsprekend’ óók voor — medewerkers van — overheidsinstellingen onderling en voor burgers in hun informatieverkeer met hen.
Zeg ajb niet dat willekeurig bruikbare voorzieningen ingewikkelder zijn. Onzin. Stel je voor dat er voor fysieke verplaatsingen naast de zgn openbare weg een wegenstelsel ligt waarvan uitsluitend overheidsmedewerkers gebruik mogen maken en, toe dan maar, burgers uitsluitend voor zover ze informatie uitwisselen met bedoelde medewerkers. Dàt is pas ècht ingewikkeld, en volslagen nodeloos. Voor infrastructuur màg het niet uitmaken wie ervan gebruik maakt, en daarom kan er van infrastructuur slechts één zijn, punt.
De opgave van digitale infrastructuur voor informatieverkeer is in menig opzicht nieuw.
[Z]gn ondernemingen [streven] altijd beperkend zakelijk belang [na]. Infrastructurele coördinatie is hun opgave niet. Dat moet de overheid-als-eenheid doen. Helaas blijken overheidsinstellingen belemmeringen op te werpen door zich èlk bedrijfsmatig te willen opstellen. Dat fragmenteert echter ipv dat het verbindt.
Uiteraard kunnen bedrijven bijdragen aan realisatie enz. van digitale infrastructuur op de schaal van onze samenleving. Zo zijn er ontwerpbureaus, aannemers enz., enz. voor de fysieke gebouwde omgeving in de weer. Maar, als het goed is, tenminste, zij bepálen niet wat èn wat niet als infrastructuur telt. Dat vergt politiek-bestuurlijke coördinatie.
In werkelijkheid is met eerder getroffen middelen een vergaand vast spoor aangelegd. Vergelijk het met een rijdende trein. Er zit weliswaar een bestuurder in, maar het ene voor hem (lees ook: haar) opdoemende spoor verlaten kàn hij niet.
Ik vind het al meteen een misvatting om politici als bestuurders te beschouwen. Wèrkelijke bestuurders zijn de ambtenaren. Zijn zien het als hun opgave dat uitvoering zo, spreekwoordelijk gezegd, ènkelsporig blijft. Zij waken voor — wat zij dienovereenkomstig houden voor — òntsporing. Zeker, zij zien zichzelf als dienaren van politiek. Uiteraard, àls ’de politiek‘ een ander doel kiest, moeten daarvoor andere middelen komen, enzovoort. De reflex van ambtenaren is blijkbaar, dat zij menen dat beheersbare uitvoering van beleid slechts enkelsporig lukt. Zij zetten zich dus ijverig aan aanleg van een nieuwe spoorlijn, waarmee echter opnieuw nogal exclusief een ènkel belang gediend is: de wet van behoud van polarisatie. Intussen verstrijken jaren, wordt meer en meer geld besteed aan wat wederom onevenwichtig uitpakt. […]
Van ambtenaren-als-bestuurders zijn het hoe dan ook rampzalige misvattingen dat besturen hetzèlfde is als beheersen èn dat beheersen vereen-, herstel, verenkelvoudiging (jargon: reductie van complexiteit) vergt. Als gevolg van zulk simplisme raken in een zgn pluriforme samenleving nu eenmaal burgers in de knel met belangen die ànders zijn dan het ene — vaak impliciet verklaarde — bevoorrechte belang. Nogmaals, het helpt uiteraard niet om van het ene ènkele spoor naar een ander, eveneens ènkel, spoor te wisselen. Wèlk enkel spoor de overheid abusievelijk voor ordelijk houdt, zorgt hoogstens voor verschuiving/-ruiling van het groeiende protestelectoraat. Nota bene omdat maatschappelijke pluriformiteit nu eenmaal toeneemt, zijn er steeds meer burgers met ’overige‘ belangen de dupe. […]
De hoop van burgers blijft voorspelbaar vals, zolang openbaar bestuur rust op de gesloten ambtelijkheid van het enkelsporig paradigma. [….] Ik herhaal, daarentegen moeten ambtenaren-als-bestuurders leren denken volgens variëteit. Want wie zgn reële variëteit optimaal wil … beheersen, moet kunnen beschikken over middelen met zgn passende variëteit (W. Ross Ashby, The Law of Requisite Variety). En voor openbaar bestuur is variëteitsoriëntatie nog eens èxtra onmisbaar. ’Wij‘ kiezen politici immers ook — en vooral? — opdat zij doelen kùnnen wijzigen. De clou is daarom om met middelen ook en vooral daarmee rekening te houden. Het komt dan goed uit dat tegenwoordig veel zgn uitvoeringstaken met digitale middelen — kunnen — worden gefaciliteerd. Door betekenisordening stelselmatig situationeel (lees ook: contextueel) te parameteriseren, zijn dergelijke middelen qua passende variëteit inherent flexibel. De laatsten die dat lijken te — willen — beseffen zijn helaas zgn ict-ers.
Nota bene, stelselmatige oriëntatie betreft … principiële opheffing van verkeersmatig onderscheid tussen binnen (lees: wij, eigen organisatie) en buiten (lees: zij, ach, burgers). Als gevolg van vernetwerking werken “architectuurprincipes” zoals ze […] nog organisatiespecifiek gepositioneerd staan, uiteraard zelfs averechts. […] Opzettelijk (!) [moet] van (een) bepaalde deelnemer(s) [zijn] geabstraheerd. Anders geldt dat beleid niet stelselmatig, nietwaar?
In een open samenleving moet vergaand onderscheid aangehouden zijn en blijven tussen enerzijds beschikbaarstelling van verkeersvoorzieningen, anderzijds waarvoor deelnemers ze gebruiken. Dat lukt praktisch het, eh, minst slecht door van zgn infrastructuur een overheidsopgave te maken (en degradatie van voor algemeen gebruik bedoelde voorzieningen als gevolg van neoliberale privatisering ‘bewijst’ nut en noodzaak de onvervreemdbare overheidsbemoeienis). Welk gebruik burgers van infrastructuur … willen … maken, is dan vooral hùn … zaak. Gebruik door de één is wellicht ònveilig voor een ànder. Als daartegen al overheidsmaatregelen passend zijn, nota bene eveneens een kwestie van politiek en zo door van infrastructuur, kunnen ze variëren van pre- tot en met reactief. Mijn idee is, dat van eventuele geschillen betrokken burgers zèlf zo duidelijk mogelijk aanwijsbaar moeten zijn. Dat vergt dus betrouwbare identiteitstelling, inderdaad, óók … aspect van … infrastructuur.
in:
Of ik kan zeggen wat optimaal kan werken als digitale infrastructuur? Nee, ook niet. Ik ben echter overtuigd van de noodzaak van thematisering àls infrastructuur. Dàt verdient serieuze politieke aandacht, enzovoort. Een àndere aanpak dan de politieke bestaat er redelijkerwijs niet[. …] In èlk geval ‘verkeer’d is om feitelijk … vrijwel … alles maar op commercieel beloop te laten.
in:
Mijn idee is dat sommige voorzieningen voor maatschappelijk verkeer slechts deugdelijk gemeenschappelijk (lees ook: collectief) vallen te treffen: infrastructuur. Er blijkt allang behoefte aan voortdurende infrastructurele zorg. Dat verklaart waarom er zoiets als een staande organisatie voor bestaat. Die heet … overheid. Nota bene, als zodanig is zij ònderdeel van — de — infrastructuur. Tja, daardoor ontstaat het risico dat de overheid vooral voor haarzèlf … zorgt. Om dat risico tegen te gaan, of in elk geval beperkt te houden, gelden o.a. een machtenscheiding binnen die zgn overheid en met regelmaat verkiezingen voor de samenstelling van de wetgevende macht. [… I]k meen dat overheid zelfs principieel niet volgens concurrentieverhoudingen in maatschappelijk verkeer verwikkeld mag zijn. Zij regelt zoiets als (im)materieel platform. Nogmaals, infrastructuur. Dat maakt de overheid ònvermijdelijk eveneens tot verkeersdeelnemer. Het is dan de opgave van de wetgevende macht om het overheidsaandeel op infrastructurele zorg te mikken, en gemikt te houden.
Voor wat tot infrastructuur verklaard is, geldt juist géén concurrentie. De overheid verkeert dáárvoor als monopolist. En voor — gedrag tijdens — gebruik van infrastructuur kan de overheid dwang opleggen. Dat moet echter gebeuren in het besef dat infrastructuur een middel is. Dwang mag slechts middelgebruik dienen, niet in hun variëteit de doelen waarvoor verkeersdeelnemers zo’n middel benutten. Moet een weggebruiker stoppen voor een rood zgn stoplicht? Gaat het de verzorger van dat stoplicht iets aan waar de weggebruiker in kwestie vandaan komt resp. heen gaat? Wat telt is telkens het saldo. De dwang moet worden ervaren als beperkter dan, beter nog, als alleszins redelijke voorwaarde voor vrijheid in de zin van aandeel nemen in resp. verkrijgen uit een evenwichtige(r) (verkeers)verhouding. […]
Ik erken dat allesbehalve eenduidig is wat op enig moment voor infrastructuur in aanmerking komt. Afstemming van belangen is nu eenmaal politiek, [en d]at vergt een passende … ontwerpleer. Idealiter levert iedereen ontwerpbijdragen. Als ‘we’ daar nu eens met … passend onderwijs op mikken?!
Voor overheidsbemoeienis […] commercieel jargon gebruiken […] vind ik verwarrend. […] Wijzig het thema van dienstverlening naar infrastructuur. Wat mij betreft raakt als probleem dan, òmgekeerd uitgedrukt, vooral pseudomarkt duidelijk. Als zodanige regulering nodig is, dat van een reële markt geen sprake meer is, maak er dan vooral — maar weer — een nutsvoorziening (lees ook: onderdeel van infrastructuur) van. Waarvoor dat al dan niet geldt, moet altijd een politieke kwestie zijn.
De schaal waarvoor het begrip infrastructuur zinvol geldt, is echter die van het maatschappelijk verkeer. Het bestaansrecht van de verscheidenheid aan overheidsinstellingen betreft zelfs principieel zorg voor (im)materiële infrastructuur. Door zich abusievelijk te blijven richten op hun respectievelijke ‘eigen’ digitalisering ondermijnen overheidsinstellingen hun infrastructurele zorgtaken. […]
Infrastructuur dekt middelen annex voorzieningen die, zeg maar, zonder aanzien des persoons bruikbaar zijn. De persoon in kwestie benut als deelnemer aan maatschappelijk verkeer dan tevens, eh, eigen middelen. De opzet van infrastructuur moet daarom op zulke middelencomplementariteit bemeten zijn. Het openbare fietspad, bijvoorbeeld, is infrastructuur; iemand rijdt er met haar of zijn fiets op. Oh ja, op hun beurt gebruiken — medewerkers van — overheidsinstellingen dè infrastructuur natuurlijk óók.
Onder infrastructuur versta ik gemeenschappelijke voorzieningen. Waarin ‘we’ gemeenschappelijk (lees ook: collectief) … voorzien is, over veranderlijkheid gesproken, een kwestie van politiek.
De fijnmazigheid van het netwerk van openbare wegen bevordert juist differentiële bereikbaarheid. Dekking is één, wat gebruikers er allemaal mee doen iets ànders (en in een zgn open samenleving vergaand telkens hùn verhoudingsgewijze zaak).
Er is en blijft een ontwerpopgave. Dat een subject ‘samenloopt’ met verschillende situaties is natuurlijk niets nieuws. Wat met digitalisering alweer verder toeneemt, is de snelheid waarmee omgevingen — kunnen — wisselen. Maar op de fiets kan ik, nota bene wèl dankzij de openbare weg als infrastructuur, in dezelfde tijd ook al meer bestemmingen aandoen dan lopend.
Ik herhaal dat deelnemers aan een verhouding hun respectievelijk doelgerichte gedragingen op elkaar afstemmen met tekens (lees ook: informatie) als middel. De voornaamste informatiekundige opgave betreft m.i. daarom infrastructuur voor informatieverkeer die geschikt is voor, zeg maar, zo open mogelijk variëteit van verhoudingsgewijze gedragingenafstemming. Dat is op z’n digitaals — zelfs veel — eenvoudiger dan, zeg maar, traditioneel fysiek. Het lukt maar niet, omdat ‘we’ daarvoor van àndere veronderstellingen moeten uitgaan. En dàt blijkt moeilijk. Wie het infrastructuurperspectief niet kan/wil nagaan, kan zelfs verharden in apartheid.
Kies voor infrastructurele oriëntatie, maw maatschappelijk bemeten voorzieningen voor informatieverkeer voor willekeurige deelnemers.
Een stelselvoorziening (lees ook: infrastructuur) is beleidsmatig ànders.
Ik zou zeggen, zie ook de onderwerpen van zorg in de Grondwet, dat de overheid
— in een verzorgingsstaat — als het ware zelfs een categorie op zichzelf is als het gaat om het treffen van voorzieningen voor maatschappelijk verkeer. Het is ònontkoombaar dat — medewerkers van — overheidsinstellingen daarvoor óók deelnemers aan dat verkeer zijn. Maar de deelnemercategorie is, nou ja, dat vind ik, dus een àndere categorie dat die van, zeg maar, infrastructuurboer. Zodra de overheid ze door elkaar haalt, kan de bedoeling de bevordering van orde geweest zijn, maar ontstaat slechts extra wanorde. De vòlgende poging om die te bestrijden gaat echter mank aan dezelfde … categoriefout, enzovoort.
Wat digitalisering betreft beschouwen — medewerkers van — overheidsinstellingen zichzelf nog vooral als gebruikers. Onder handhaving van die categorie proberen ze dan wat te doen aan zgn generieke infrastructuur, maar komen daarvoor ieder voor zich niet lòs van hun resp. particuliere informatiebehoeften. Dat levert netzo particuliere aanzetjes op, weliswaar allemaal onder de — valse — noemer van infrastructuur, maar met de noodzakelijkerwijs ènkelvoudige, stelselmatig dekkende infrastructuur vèrder weg dan ooit.
Ook hij associeert een informatiekundige ten onrechte met een bestuurskundige opgave in de zin dat de bestuursorganisatie zou moeten veranderen. De informatiekundige insteek staat echter allang, zeg maar, haaks op de organisatie- annex bestuurskundige. Dat komt door het netwerkkarakter van digitalisering. Je zou ook kunnen zeggen dat er in informatiekundig opzicht nog slechts één … organisatie is. Wat hoe dan ook geen zin — meer — heeft, […] is om informatievoorziening strikt per — traditionele — organisatie te regelen. Onder de noemer van platform schiet hij echter zelfs door. Want voor wat hij met platform lijkt te bedoelen, valt niet te ontkomen aan een, inderdaad, organisatie. Maar als dat één organisatie voor verzameling van àlle informatie moet zijn, lijkt het mij een onmogelijke opgave om àlle traditionele organisaties mee te krijgen. Niet eens aan beginnen, dus. Ooit heb ik als aanvulling op de trias politica weliswaar — de — registermacht voorgesteld, […] maar dat is nog wel wat ànders dan een ènkele registerorganisatie.
Wat er ènkelvoudig moet komen, is — ook — infrastructuur voor digitale facilitering van informatieverkeer. Dat vergt ipv toespitsing op bestuursverhoudingen juist abstrahering ervan. Infrastructuur is — pas — passend, wanneer die geschikt is voor willekeurige gebruikers (hier: verkeerdeelnemers) met hun willekeurige behoeften. Apàrt voor de zgn informatiehuishouding van het openbaar bestuur zijn er dan géén afwijkende verkeersvoorzieningen meer nodig. Voor ambtenaren zijn er immers ook geen aparte fietspaden enz. aangelegd.
Het is overigens merkwaardig om überhaupt een informatiehuishouding vàn het openbaar bestuur te veronderstellen. Vrijwel àlle informatie waarover een medewerker van een overheidsinstelling moet … beschikken, krijgt z/hij via zgn uitvraag geleverd door burgers en bedrijven. De minieme fractie aan informatie die z/hij toevoegt, betreft de overheidsbeschikking.
In het verlengde van wat [hij] stelt, kan àlle informatie dus blijven bij de resp. burgers en bedrijven die de bronnen ervan zijn met o.a. medewerkers van overheidsinstellingen die, mits geautoriseerd, selectief kunnen raadplegen. Omgekeerd kunnen burgers en bedrijven dan selectief raadplegen wat er op grond van hùn informatie over hen beschikt is, enzovoort.
Infrastructureel zijn overheidsmedewerkers géén uitzonderlijke verkeersdeelnemers. Uiteraard is de overheid ervoor verantwoordelijk, maar dat is dus niet (!) als verkeersdeelnemer, dat er ook voor informatieverkeer een deugdelijke infrastructuur geborgd is. Dat geldt voor èlke, eh, informatietechnologie. Neem het (brief)postverkeer. Dat is met digitale communicatie ècht niet anders. In het neoliberale beleidsklimaat hebben ènkele bedrijven de digitale infrastructuur voor informatieverkeer echter vergaand kunnen kapen.
Maar wat ik vooral voor èlke overheidsinstelling […] zelfs het belangrijkst acht om ònafhankelijk in te zijn, blijft doorgaans veronachtzaamd […]. Dat is het informatiekundig ontwerp. Ik blijf er maar op hameren. Als je er genoeg van krijgt, moet je het vooral zeggen. Vergelijk het intussen eens met een stedenbouwkundig plan. Voor het opstellen, bijhouden ervan kan het stadsbestuur telkens tijdelijk ontwerpers inhuren. Sterker nog, voor een kwalitatief deugdelijk plan komt een stad er meestal niet omheen. Want dat ontwerpen vergt nogal wat zodanige kennis & vaardigheden dat mensen die erover beschikken — en om dat bij te houden — doorgaans waar dan ook niet (!) in vaste dienst — willen — zijn. Maar het resultaat van ontwerpen, het plan annex ontwerp dus, en burgers (digitale voorzieningen: gebruikers) zelfs nog daargelaten, moet voor allerlei medewerkers vàn de stad wèl volstrekt begrijpelijk zijn èn door hen ook daadwerkelijk terdege begrepen zijn. Dat is allereerst nodig om de onvervreemdbare verantwoordelijkheid te dragen voor het besluit erover. De besluitvormers moeten een enigszins dekkende voorstelling kunnen maken van wat het ontwerp … voorstelt àls het eenmaal is uitgevoerd. Lijkt het de middelen te bieden waarmee de gestelde doelen bereikt worden? En als het ontwerp inderdaad doeltreffend lijkt, belooft het ontwerp ook doelmatige uitvoering? En hoe zit het met eropvolgend beheer? Vervolgens dragen dezèlfde besluitvormers, òndanks hun als regel ontbrekende — technische — uitvoeringskennis & -vaardigheden, de onvervreemdbare verantwoordelijkheid voor het resultaat van de uitvoering van het plan. Wie het plan niet terdege kent, kan immers niet beoordelen of het resultaat er daadwerkelijk mee strookt. En tevens voor die beoordeling kàn geen buitenstaander verantwoordelijk worden gehouden. Voorts is grondig begrip van het plan annex ontwerp onmisbaar voor deugdelijk beheer en dan vooral wat als functioneel beheer bekend staat. Hier moet ik aan toevoege
n dat als noodzakelijke maatregel tégen afhankelijkheid en overigens tegelijk vóór kwaliteit ervan m.i. — ook — voor zulk beheer zgn eigen medewerkers verantwoordelijk gesteld moeten zijn.
Oh, zeggen de ict-ers ‘in’ jullie organisatie dat zij informatiekundig ontwerpen? Vergeet het. Als het ze uitkomt (omdat iemand ernaar vraagt), noemen ze zo als wenselijk prompt wat feitelijk een zeer ruwe digitaal-technische schets is. Daarvan willen resp. kunnen uitvoerders zich niets aantrekken. Nee, dat leidt niet tot zomaar afhankelijkheden. Die zijn ònnavolgbaar geworden, ofwel ònbeheersbaar. Daar is iedereen dan èxtra druk mee, ach, het is bijna knap om met dergelijke explosieve vraag als aanbieder in “financiële problemen” te raken, maar opbouwends gebeurt er “al langer” verder niets, integendeel.
Van ‘middelmatig’ stelselmatig kwalitatief àndere opzet ter digitale facilitering van veranderlijke ‘meerdoeligheid’ ontbreekt besef m.i. zelfs alom nog steeds.
[E]en stad [kan] allang niet meer verantwoord […] zowel ènkelvoudig als apàrt […] worden opgevat, zeg maar als een ommuurde middeleeuwse vestiging. En inmiddels telt feitelijk ook een land “zonder [zichzelf als] horizon.” Ook en vooral digitale infrastructuur voor informatieverkeer moet internationaal, ofwel open, bemeten zijn. Nòg meer inhoudelijke variëteit, dus des te meer reden voor vormelijke beperking met dáárvoor nòg noodzakelijker standaardisatie. [Voor] schaalbaarheid [geldt] onhoudbaarheid van apartheid[. … Van h]et daadwerkelijke zgn maatschappelijk verkeer [is m]et digitalisering van informatieverkeer […] fysieke positionering — verder — afgenomen. Er valt pràktisch geen “horizon” als relevante ommuring meer te handhaven. [… Aan] een deelnemer aan digitaal gefaciliteerd informatieverkeer […. doet] een ‘aparte’ overheidsinstelling domweg géén recht zolang zij met digitalisering feitelijk mikt op optimalisering van ‘eigen’ doelmatigheid. Wat resulteert is een alsmaar groeiende verzameling van ònsamenhangende informatiesystemen. Voor zover van een burger verlangd wordt er voor haar/zijn informatieverkeer gebruik van te maken, raakt z/hij op z’n gunstigst gefrustreerd. Het risico is reëel dat z/hij verdwaalt en daardoor wordt gedupeerd ipv geholpen. [… O]ok voor informatieverkeer [is] infrastructuur [ononbreerlijk.]
[H]et streven naar zgn digitale overheid [moet] opgaan in het streven naar heuse infrastructuur voor informatieverkeer, dus op maatschappelijke schaal. […] In de zin van een netwerk dat in beginsel voor willekeurige deelnemers aan informatieverkeer open staat, dus beschikbaar is, moet ook die infrastructuur èxpliciet als “publiek eigendom” gelden. Dat is feitelijk overigens allang zo waar ‘de’ overheid reguleert. Herstel, is gaan reguleren. Want allerlei voorzieningen beginnen zakelijk met gebrekkige standaardisatie van dien. Naarmate dat schadelijk blijkt voor het zgn algemeen belang, zetten ‘we’ dergelijke voorzieningen gemeenschappelijk voort: infrastructuur. Onder vervolgens òmgekeerde invloed van privatisering gebeurt dat wederom echter nogal vergaand als ware het een — commerciële — markt. Zo raakt — de positionering als — infrastructuur ondermijnd. Voor wat volgens algemeen belang infrastructuur kan resp. moet zijn, acht ik dat principieel … verkeerd.
Op maatschappelijke schaal [werkt het] prompt averechts […] om ènkelvoudige betekenis strikt te willen òpleggen, ook nog eens éénzijdig, dus. Daarentegen moet open dynamiek van meervoud worden gefaciliteerd. Dan ‘passen’ àltijd tevens de betekenissen die voor bepaalde deelnemers voor hun bepaalde verhouding op een bepaald(e) tijdstip (periode) over èn weer relevant zijn. Tja, dat maakt een methode voor ordening van veranderlijke betekenissenvariëteit onmisbaar.
Ik beschouw — zoiets als — openbare informatieruimte overigens niet als ànders dan de openbare ruimte zoals die van oudsher, en doorgaans impliciet, in fysieke zin opgevat is. De zgn openbare ruimte omvat o.a. openbare informatieruimte. Dat was natuurlijk altijd al zo, maar onder invloed van vernetwerking door digitalisering zou geen bestuurder het aandeel van informatieverkeer aan maatschappelijk verkeer meer mogen ontgaan. Desondanks weigeren zij dergelijk inzicht. Zo blijft erkenning uit van noodzaak van passende infrastructuur voor informatieverkeer (als onderdeel van infrastructuur voor multimodaal maatschappelijk verkeer).
Intussen ‘werken’ zgn informatietechnologieën als katalysator. […] Om daarover zelfs regie te gaan voeren […] is voor een zakelijke organisatie […]niet eenvoudig, sterker nog, m.i. vaak òngewenst, maar kan vàn een overheidsinstelling als erkende, zeg maar, nutsmonopolist, juist haar plicht zijn. Altijd al geweest, trouwens, maar zij moet ‘haar’ aspect van maatschappelijk verkeer inmiddels pro- ipv reactief faciliteren[. …] Dat vergt infrastructurele insteek, denk daarvoor aan schaalbaarheid […] en dankzij vernetwerking is samenwerking pràktisch alweer … eenvoudiger. […] Het is allemáál kwestie van relevant paradigma. Infrastructuur biedt, nota bene, stelselmatige orde [… van/voor] open — dynamiek van — betekenissenvariëteit[, … waarvoor] een stelmatig paradigma èxpliciet multisituationeel annex -contextueel moet zijn bemeten (ipv impliciet monosituationeel/-contextueel).
Ik vind het alweer wat duidelijker, eh, minder onduidelijk om de insteek van verkeer — in de algemenere betekenis van omgang — te kiezen. Welke (im)materiële voorzieningen treffen ‘we’ daarvoor gemeenschappelijk? Dat vergt overleg, politiek, dus, over criteria. Dat moeten ‘we’ bijhouden, want de wereld blijft veranderen[.]
Ik noem dat infrastructuur voor verkeer, dus inmiddels nota bene inclusief voor — digitale facilitering van — zgn informatieverkeer. De — dynamiek van — verwevenheid van verhoudingen noodzaakt echter tot een informatiebegrip dat met zulke wederzijdse afhankelijkheden (lees ook: interdependentie) strookt. Dat begrip telt daarom als beginsel voor Metapatroon. Zo’n stelselmatige modelleermethode, want geschikt voor ordening van betekenissenvariëteit, maw samenhangende verschillen, is onmisbaar voor de opzet van gemeenschappelijke voorzieningen, infrastructuur, dus[.]
De voornaamste belanghebbenden bij digitalisering zijn uiteraard de gebruikers van infrastructuur als deelnemers aan informatieverkeer. Het betreft dus — facilitering van — uitwisseling van informatie die voor hèn — relevante — betekenis(sen) moet hebben. Ontbrekend besef van zulke betekenissenvariëteit verklaart herhaalde mislukking van digitalisering. Wat volgens die beperking als voorzieningen resulteert, is en blijft als stelselelement domweg onbruikbaar. [… W]at betreft digitalisering moet er voor borging van nodige invloed van belanghebbenden helaas nog veel veranderen[.]
De … primaire opgave waarvoor infrastructuur bedoeld moet zijn, is om voor- en nadelen ervan evenwichtig over belanghebbenden te verdelen. Wat rechtmatig voor evenwichtig moet doorgaan, is uiteindelijk een zaak van formele politiek. Hoe uiteenlopender belangen zijn, des te … ingewikkelder afstemming is. Ik herhaal nog maar eens dat verandering … primair een ontwerpopgave is.
In [een] tijdperk van nog alsmaar toenemend populisme, dat dan in fascisme overgaat voor zover het dat niet domweg is, neemt inderdaad de kans alsmaar af, àls die al redelijkerwijs bestond, zelfs maar aandacht te verkrijgen voor een logica van dynamiek van evenwichtige verhoudingen, zeg ook diversiteit, pluralisme, enzovoort. Maar dáárom is het pleidooi voor infrastructurele facilitering van variëteit zo mogelijk nòg dringender noodzakelijk.
[O]ok bepèrkt tot verkeer van, naar en binnen overheid [tellen] feitelijk àlle maatschappelijke aspecten […]. Dat vòlgt immers uit van en naar. Het is dan zelfs eenvoudiger om meteen de maatschappelijke schaal te kiezen. Daardoor vermijd je aparte categorisering volgens overheid, een categorie die naar de aard (!) van infrastructuur dáárvoor overbodig is en daarom slechts nodeloos complicerend werkt. […] Het bereik voor standaardisatie(maatregelen) moet àfgeleid zijn van het bereik waarop deelnemers op samenhangende (verkeers)voorzieningen moeten — kunnen — rekenen. Dat is met digitale voorzieningen niet anders. (Pas) zùlke voorzieningen verdienen (daarom) infrastructuur te heten. Voor deelnemers geldt infrastructuur àls standaard! Ofwel, mikken op infrastructuur is precies (!) hetzèlfde als mikken op standaarden.
Infrastructurele oriëntatie laat in- resp. uitsluiting zeker niet verdwijnen. Maar de vraag naar grenzen laat zich onder de noemer van infrastructuur stellig scherper stellen. En duidelijker, evenwichtiger beantwoorden?
Eisen aan hoe infrastructuur wordt gebruikt, zijn doorgaans redelijk genoeg. Is het voorts redelijk eisen aan gebruikers te stellen aan hun reden(en) van gebruik? Is dat moeilijk te scheiden? Maar op de openbare weg bevordert standaardisatie van hoe, bijvoorbeeld van rechts houden als verkeersregel, zelfs opzettelijk de variëteit van waarom. Elke weggebruiker is in beginsel vrij zowel om vertrek-, aankomstpunt en de weg ertussen te kiezen, de beschikbare weg, dat dan weer wel, als in de reden voor verplaatsing.
Ik geef voorkeur aan de aanduiding — met — informatieverkeer. Ter overbrugging van afstand en/of tijd faciliteren middelen — ook — dergelijk verkeer. Sinds enkele decennia zijn daarvoor tevens middelen beschikbaar die op hùn beurt o.a. zgn digitale middelen omvatten. Maar òngeacht zoiets als onderliggende technologieën helpt de (aan)duiding als verkeer aan onderscheid tussen — eventueel — algemeen beschikbare middelen, die dan infrastructuur heten, en — wat er dan overblijft als — middelen per verkeersdeelnemer. Bijvoorbeeld, iemand die ‘op de fiets’ boodschappen doet, maakt daarvoor gebruik van de openbare weg èn van haar (lees ook: zijn) eigen fiets.
Nogmaals, “sturing” is een àfgeleide opgave, zoals “functie” facilitair is. Voorop staat onderhoud van de maatschappelijke orde. Het is een orde voor èn door verkeer met variabele interdependentie (lees ook: wederzijdse afhankelijkheden) van dien. Een middel, zeg ook maar instrument, daarvoor is infrastructuur voor informatieverkeer (zodanig dat middelen per deelnemer er optimaal complementair aan zijn). Klopt, op haar beurt moet infrastructuur … onderhouden worden met ervoor benodigde middelen van dien, ga zo maar door. Vanaf een wat ingewikkelder middel is het opstellen van een expliciet ontwerp (lees hier ook: architectuur, plan) ervoor verstandig en, ja, dat kan ook weer een middel (lees hier ook: instrument) heten, enzovoort. Terwijl het voor een bestuurskundige met zo’n plan blijkbaar àf is, begint het er voor daadwerkelijk operationele (verkeers)voorzieningen hoogstens mee.
Een noemer waaronder slechts bewuste overwegingen verantwoord soelaas kùnnen bieden, om van noodzaak van samenwerking nog te zwijgen, vind ik infrastructuur. Want daarbij gaat het om voorzieningen waarop willekeurige gebruikers als deelnemers aan allerlei verhoudingen (lees ook daarvoor: situaties) moeten kunnen rekenen. Daarvoor moet dus zelfs nog eens èxtra de metaveronderstelling bewust gelden voor overwegingen ter borging van nodige en voldoende differentiatie(potentieel).