Oorspronkelijk verschenen in: Digitaal Bestuur, 10 mei 2007.

 

 

Voorrang

Pieter Wisse

Digitale technologie biedt alom mogelijkheden voor informatieverkeer. Dat is een integraal aspect van maatschappelijke ontwikkeling op alsmaar ruimere schaal, zoals de meeste burgers met hun communicatiegedrag allang beseffen. De baanbrekende schaalvergroting van informatieverkeer noodzaakt echter tot principiële heroverweging van maatschappelijke voorzieningen. Het fysieke verkeer in een verbonden wereld is toch ook niet beheersbaar op de manier van een afgelegen dorp?
Informatieverkeer van burgers en bedrijven vergt passende infrastructuur. Bestuurders, opgelet! Want dat is infrastructuur in de vertrouwde betekenis van collectieve voorzieningen. Van materiële tot en met immateriële. Dus met zgn. passende variëteit, wat een formele maat biedt voor, zeg maar, differentiatie. Of diversiteit. Zo komt het gevarieerde informatiegedrag van individuele deelnemers aan dat informatieverkeer aan de orde. Als waarde van infrastructuur geldt immers in hoeverre gewenste gedragingen erdoor bevorderd en tegelijk òngewenste gedragingen erdoor ontmoedigd of zelfs ronduit uitgesloten zijn. Dat is voor infrastructuur per definitie een maatschappelijke waarde als resultante van individuele waarde(ringe)n. Gedragingen allemaal met fijnste maatvoering juist vanwege de ruimst denkbare schaal voor infrastructuur. Waarom heeft bijna elk gebouw een in- en uitgang langs een stoep? Bewoners, bezoekers, precies, bestuurders enzovoort gaan er doorgaans als aparte voetgangers in en uit. Dat is met verkeer door informatiebewegingen dus niet anders, zij het extra ingewikkeld omdat betekenisvorming zowel subjectief als ook nogeens situationeel is. Daardoor kan infrastructuurontwikkeling nooit om afweging van persoonlijke vóór- en àfkeuren héén. Met zulke gevarieerde motieven, belangen en dergelijke gaat het onherroepelijk om politiek inclusief ethiek.
Maar elektronische overheid dan? Beste bestuurders, dat is gewoon een onderdeel van en in dit stadium een extra aanzet tot bedoelde infrastructuur. Voor infrastructuur voor informatieverkeer komt dus geheid méér kijken dan hoe overheidsorganisaties tot dusver doorgaans omgaan met informatievoorziening. Het is de reuzendraai in houding, van gesloten naar open. Erkenning van onderlinge afhankelijkheid is heus geen teken van zwakte, maar juist van kracht. Afhankelijkheid is gewoon wèrkelijk. Die vertegenwoordigt niet slechts risico’s, maar biedt tevens kansen. Dus bestuurders, (ook) informatiekundig kan niet langer de (organisatie)schaal impliciet als dè maat gelden, maar leidt (kleine) maat van interacties door deelnemers tot (grote) schaal van infrastructuur voor informatieverkeer en omgekeerd. Dat hoeft praktisch trouwens helemaal niet met, zeg maar, extern informatieverkeer te beginnen. Wie zich het dynamisch verkeersperspectief gunt en werkt voor een complexe organisatie, begrijpt dat zij daar meteen het interne informatieverkeer sterk kan helpen verbeteren.

 

 

10 mei 2007, webeditie 2007 © Pieter Wisse