Metapatroon > informatieverkeerskunde > ethiek & politiek van algemeen belang
Inherent aan infrastructuur [is] maatschappelijke schaal. Dat is tevens de schaal waarop zelfs principieel een begrip zoals het algemeen belang speelt, herstel, wederom expliciet zou moeten spelen. […] Daarom [geldt] algemeen belang […] als verkéérsbegrip op [die] schaal.
Is [de informatiemaatschappij] niet een maatschappij van en voor burgers? Moeten we ons dùs niet primair richten op vertrouwensmechanismen voor hun onderlinge maatschappelijk verkeer, met daarin een groeiend aandeel voor zgn informatieverkeer? Op die manier houd je tenminste zuiver wat de (eventuele) rol van overheidsinstellingen is in het functioneren van dergelijke vertrouwensmechanismen.
De worteling in het algemeen belang illustreert de complexiteit van de […] opgave. De grond beweegt immers, om in die beeldspraak te blijven. Allereerst is onder politiek primaat veranderlijk wat meetelt voor het algemeen belang. Vervolgens zijn er eindeloze, eveneens veranderlijke variaties van instrumentatie in infrastructuur en verder informatiestelsel.
in: Interoperabiliteit voor informatieverkeer in publiek domein
De spanning tussen enerzijds talloze individuele belangen, anderzijds het zgn algemeen belang is natuurlijk niets nieuws. Evenwichtige(r) verhoudingen komen pas binnen praktisch bereik door verruiming van het referentiekader.
Aangezien de civiele informatiekunde een informatiekunde met maatschappelijk bereik is, terwijl informatie een wezenlijk verstandhoudingsmiddel betreft, is de vraag extra gewettigd in hoeverre zij een kritische kunde moet zijn.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
[D]e politieke dimensie van de maatschappelijke schaal […]
vormt […] aanleiding om [het] begrip […] gemeengoed in
verband met infrastructuur te brengen. Dan blijkt infrastructuur
primaire uitdrukking van overheidsbemoeienis, van politieke ordening
dus. Onder de noemer van infrastructuur borgt de overheid gelijke
voorzieningen, juist omdàt het als zgn. gemeengoed met de vrije markt
niet lukt.
Het proces van, zeg maar, infrastructuralisering gebeurt nu met
informatietechnologie. […] Inzicht in deze verhouding vergt dus
onderscheid tussen het vooral economische begrip van gemeengoed en het
vooral politieke begrip infrastructuur.
in: Strategische verschuiving door moment(um) van infrastructuur: de beurt aan informatietechnologie
Voor de afzonderlijke opdrachtgevers ligt het accent doorgaans op wat zij als hun eigen informatievoorziening beschouwen. Dat is tot op grote hoogte begrijpelijk binnen bestaande bestuurlijke verhoudingen inclusief bekostiging. Maar zonder infrastructuur in de ruimste zin van het woord, dat wil zeggen materiële èn immateriële voorzieningen, zijn maatschappelijke doelstellingen zoals administratieve lastenverlichting door eenmalige informatieverstrekking moeilijk, zo niet ònmogelijk haalbaar.
in: aantekening 37.9
De overgrote meerderheid die op één of andere manier belang heeft bij overheidsinformatievoorziening is er qua inrichting […] nièt bij betrokken. Dit is natuurlijk de paradox van betrokkenheid. Die moet via ópenbaar bestuur opgelost worden, niet in besloten kring.
in: Aantekeningen over onmacht
De evenwichtige oplossing bestaat eruit om vooral óók politieke en organisatorische factoren zonodig in het informatieverkeer tot uitdrukking te brengen. Dat lukt met variabele context op stelselschaal (Metapatroon).
in: Wondermiddel
[I]nformatieverkeer […] verloopt in zoiets als de informatieruimte. Voor evenwichtige mogelijkheden voor verkeersdeelnemers moeten we ons daarom tevens, zeg maar, informatieruimtelijke ordening voorstellen. Op maatschappelijke schaal draagt daarom óók informatiekundig ontwerpen onherroepelijk o.a. een politiek karakter, en omgekeerd.
in: Vermaatschappelijking; zie ook Agendering van informatieruimtelijke ordening
De complexiteit noodzaakt tot erkenning van onzekerheid. Als je het sturing wilt blijven noemen, en waarom niet, moet de stuurorganisatie dus een open karakter hebben. Zo van, sorry, uw belang hadden we in eerste aanleg over het hoofd gezien, maar we zijn blij dat u nu aanschuift. Welkom, dus. Wie 'we' zijn, is natuurlijk de hamvraag. Abstract zou je dat de evoluerende stuurorganisatie kunnen noemen. Het accent verschuift dan naar de dynamiek van in- en uittreding. Je maakt je er eigenlijk niet zo druk om wie allemaal als potentiële actor telt. Zolang het maar lukt dat een relevante actor ook daadwerkelijk en, nota bene, tijdig, gaat deelnemen aan het netwerk-als-stuurorganisatie-in engere-zin, gaat er het minste mis. Je gaat zo de kant op van 'netwerksturing in onzekerheid.'
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
[I]nteroperabiliteit [is] beslist geen nieuw verschijnsel. Gekatalyseerd door digitale technologie blijkt echter groot onderhoud nodig. Het netwerkkarakter van de samenleving raakt zodanig verder verdicht, dat méér van hetzelfde niet langer volstaat voor dynamisch evenwicht. Het is echter de vraag in hoeverre feitelijk draagvlak bestaat voor kwalitatieve heroriëntatie op infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer annex –betrekkingen. En stel dat die noodzaak algemeen genoeg erkenning krijgt, welke richting moeten we praktisch op met voorzieningen voor interoperabiliteit? Welke (soorten) standaarden gaan we daarvoor toepassen?
in: Voorwoord van Eerlijk zullen we alles delen
De noodzakelijke samenhang op de reële schaal van maatschappelijk
informatieverkeer is [vooralsnog] praktisch het probleem van …
niemand. Dat verandert pas door herpositionering als (maatschappelijke)
infrastructuur.
Met dergelijke bestuurlijke veranderingen moeten uiteraard
informatiekundige gepaard gaan. En zodra voorzieningen principieel
stelselmatig ontworpen, ontwikkeld enzovoort zijn, kosten ze tot en met
beheer natuurlijk ook slechts een fractie van wat thans verspilling
door fragmentatie is.
in: aantekening 22.5
Bipolaire informatiearchitectuur bevordert bewustzijn van vraagstukken die vroeg of laat politieke sturing vergen.
in: Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger
Is politiek strijd van partijbelangen? Of daagt besef, dat óók zulke strijd infrastructuur voor verschillen-in-samenhang vergt, dwz voorzieningen die zonder de abstractie, noem het ook fictie, van het algemeen belang nooit zelfs maar bedàcht kunnen zijn, laat staan beschikbaar voor maatschappelijk verkeer?
in: Bauhaus in de informatiemaatschappij
Natuurlijk, in de vergelijking met fysiek verkeer, hebben en houden de individuele verkeersdeelnemers allemaal hun eigen verantwoordelijkheid voor onderling afgestemd gedrag. Maar onder de noemer van infrastructuur bemoeit een overkoepelende — ik zou eigenlijk liever zeggen, een faciliterende — partij zich ermee. In de praktijk betreft dat opnieuw een complexe configuratie van (sub)partijen, maar het gaat wezenlijk om het idee van gerichte aandacht voor infrastructuur. En let wel dat infrastructuur zich uitstrekt van regels tot en met rails.
Voor informatieve infrastructuur staan we […] aan het begin van [he]t proces van onontkoombare institutionalisering.
Overheid is […] van een wezenlijk andere orde. Er is primair verkeer tussen burgers. Daarvoor 'is' overheid een verkeersvoorziening […].
D[it] geeft trouwens aan, dat infrastructuur nooit louter door
commerciële partijen bepaald is. Er is per definitie
overheidsbemoeienis ter borging van kwaliteit inclusief beveiliging en
dergelijke.
Zolang dergelijke borging ontbreekt, is er gewoon nog geen
infrastructuur. En daadwerkelijke overheidsborging met infrastructuur
als resultaat kent allerlei modaliteiten, ondermeer als gevolg van
noodzakelijke ontwikkeling.
in: Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger
Als belangrijke reden voor formalisering als infrastructuur geldt […] om dat moeras van deelbelangetjes te dempen.
De complexiteit van samenleving leidt als stabiliseringsmaatregel tot zoiets als het algemeen belang als normatief kader. De overheid is het instrument voor de waarborg van het algemeen belang. Het werkt als zodanig, omdat de samenlevende mensen bepaalde bevoegdheden overdragen aan hun overheid. Ná de overdracht zijn zij die bevoegdheid kwijt. Maar de overdracht is zeker niet definitief. De samenlevende mensen kunnen heersend gezag wègstemmen, waarna nieuw gezag voor een nieuwe verhouding van bevoegdheden kan zorgen.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
[V]oorzieningen voor informatieverkeer [verdienen] status als heuse infrastructuur. Zolang dat niet gebeurt, blijft het modderen zoals dat hier letterlijk het geval bleef totdat Nederland waterstaat tot onderwerp van infrastructuur verklaarde met alle institutionalisering van dien, van overheidsbemoeienis met vitale, stèlselmatige voorzieningen zoals waterloop, dijk en polder tot en met disciplinering in de zin van beroepsvorming met bijbehorende opleiding(skwaliteit). Dat ontbreekt allemaal nog hopeloos voor het informatieverkeer op maatschappelijke schaal, waarvoor inderdaad slechts 'de burger' de reële maat vormt.
Juist de overheid moet burgers en bedrijven als primaire verkeersdeelnemers erkennen en ze met infrastructuur voor hùn informatieverkeer faciliteren. Interoperabiliteit is aldus voorwaarde voor maatschappelijke dynamiek en ontwikkeling.
in: Interoperabiliteit voor informatieverkeer in publiek domein
The literally one-sided emphasis on government services has all but eliminated seriously attending to the public interest. Often, an explicit appeal to public interest promoted development of infrastructure based on earlier technologies. It may have been misrepresented all along, though, as a selected history of infrastructure shows. [… A] balanced concept of public interest essentially connects it to interoperability as equitable potential for interactions. Indeed, infrastructure is government’s key responsibility.
Heuse infrastructuur in het vlak van informatievoorziening is nog vergaand onbegrepen en wordt mede daarom ervaren als aantasting van autonomie[.] Dat vermeende verlies van autonomie is grotendeels flauwekul, zoals de voorbeelden van riolering, watervoorziening, fysieke verkeersstelsel en ga zo maar door afdoende — zouden moeten — 'bewijzen.' Maar zo eenvoudig is het niet. Politiek is belangenbehartiging, en kent daarom bij uitstek een vergaand irrationele basis. Dan kom je met rationele argumenten — ook al is het goedkoper, sneller enz. — nog niet ver.
Want juist voor stelselmatige onderwerpen is de kans natuurlijk groot dat ze onderweg sneuvelen; de winst voor een geïsoleerd belang is met de aanleg van infrastructuur inderdaad nooit direct duidelijk.
in: Aandachtspunten voor infrastructuur voor informatieverkeer
A predominantly technical orientation such as interconnectivity doesn’t do proper justice to the social variety that needs to be engaged by newly balanced policy, etcetera. What is needed is a framework through which up to an individual citizen’s differences are recognized as constitutive for a dynamic open society. Sufficient formalism should guarantee both relevance and rigor. For that purpose, an ontology for interdependency is indispensable.
in: Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management
Zodra infrastructuur in de zin van verkeersvoorzieningen aan de orde is, maken mensen er differentieel gebruik van. Voordeel van dergelijke voorzieningen raakt dus ongelijkmatig verdeeld.
Whereas civil as in civil engineering originated as a departure from military engineering, civil information management should right away orient itself at civilization, i.e. supporting civic values and civil rights.
De civiele informatiekunde is geen discipline, althans zeker niet in mijn opvatting, voor totalitaire beheersing. Het gaat primair om ruimte voor bewegingsvrijheid met informatieverkeer. Afgeleid gelden eventuele beperkingen als waarborg voor maatschappelijk verantwoorde verstandhouding tussen verkeersdeelnemers.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
Het gaat juist om borging van evenwichtige verhoudingen, opdat de voordelen van deelname door de een de voorwaarden vormen voor deelnamevoordelen voor de ander. Dankzij gestroomlijnd verkeer groeit de koek die te verdelen valt. Wie bang is zijn stukje te verliezen, kauwt kennelijk nog op de oude koek.
in: Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes
Dankzij het mechanisme van algemeen belang zijn […] investeringen haalbaar die met individuele aanspraken op betrokken partijen nooit hun netzo individuele instemming zouden krijgen. Omdat het uit die grote pot komt, wat natuurlijk een prima truc is om kortzichtigheid te bestrijden, kan het om serieuze investeringen gaan met de bedoeling van positief effect op maatschappelijke dynamiek ... waarvan de individuele maatschappelijke partijen natuurlijk de vruchten moeten plukken. Wanneer dat voor iedereen maar méér vruchten zijn en rechtvaardig genoeg verdeeld dan zonder die investeringen en dus infrastructuur, houdt een discussie volgens het benauwde perspectief van kosten/baten per transactie nodeloos op.
[Z]odra het infrastructurele potentieel van een technologiestroming eenmaal duidelijk is, en nu geldt dat dus bij uitstek voor digitale informatietechnologie, raakt de overheid namens het publiek domein onherroepelijk betrokken. Haar actieve sturing van infrastructuur bedoelt een concurrentiefactor te elimineren, opdat dankzij selectief verminderde òngelijkheid de totale maatschappelijke kwaliteit vermeerdert.
in: Strategische verschuiving door moment(um) van infrastructuur: de beurt aan informatietechnologie
Dat infrastructurele perspectief, dus wèrkelijk op maatschappelijke schaal, is wat er kenmerkend civiel aan is.
in: Civiele informatiekunde: op weg naar infrastructuur voor informatieverkeer
Wie bedenkt dat hij de enige is die wat zou moeten aanpakken/veranderen met een infrastructureel karakter, komt daar natuurlijk op en uit zichzelf niet zo gauw toe. Er is immers geen duidelijk voordeel mee. Dat is gewoon zo, eerlijk is eerlijk. Dat dilemma voor vroege veranderaars heet ook wel het netwerkeffect. Zolang géén netwerk bestaat, is dat effect er domweg niet. Sterker nog, het pakt negatief uit. […] Om zo’n patstelling te doorbreken is het doorgaans dè overheid die zgn kritieke massa moet (laten) realiseren. Dankzij zo’n waarborg kent èlke apàrte partij die meedoet ook meteen een batig netwerkeffect.
Infrastructuur gaat met institutionalisering gepaard. Onlosmakelijk waakt een instituut over de infrastructuur, inclusief haar ontwikkeling. De gebruikers van de infrastructuur zijn onderhevig aan een sociaal contract.
in: Strategische verschuiving door moment(um) van infrastructuur: de beurt aan informatietechnologie
De spanning door tweeslachtigheid houdt onherroepelijk aan, zolang formele erkenning uitblijft van infrastructuur voor informatieverkeer in het publiek domein. Pas die erkenning verschaft afzonderlijke partijen duidelijkheid en vertrouwen. Zij weten best dat een aanpassing van ze gevraagd is. Dat is nooit genoeg voor actie. Daarvoor is nodig dat zij reëel kunnen vertrouwen dat hun inspanning loont (in het licht van relevante èn herkenbare criteria).
In de netwerk– of informatiemaatschappij gaat persoonlijke vrijheid, precies, óók wezenlijk over informatie. Dat kan nooit absolute vrijheid zijn, wat simpel volgt uit netwerk, samenleving enzovoort. Kortom, vrijheid is naar haar aard betrekkelijk. Zij verkrijgt slechts èn steeds concreet waarde, nota bene persoonlijke waarde, voor èlk van betrokken deelnemers aan maatschappelijk verkeer.
in: Nòg een code?
[H]et algemeen belang [is] compleet verwaarloosd […] voor elektronische overheid. Het is domweg niet aan de orde, punt. Dat verklaart […] ondermeer het rampzalig gebrek aan wèrkelijke stelselmatigheid. Zoals [geldt] voor eerdere infrastructuur, is stelselmatigheid daarvoor echter wezenlijk. [Z]onder passend algemeen belangbegrip en bijbehorend stelselmatige aanpak blijft infrastructuur voor informatieverkeer ònbereikbaar.
Coördinatie vanuit politiek primaat is onmisbaar voor toekomstgerichte voorzieningen voor maatschappelijk verkeer. Dat lukt prima met gezond verstand en (dus) oog voor wettelijke grondslag. Wie ziet samenhang dan niet?
in: Diagnose van een spilzieke overheid
Van oudsher bestaat een beproefd middel om contraproductief cliëntelisme te overwinnen. Dat lukt nog het redelijkst door een onderwerp voortaan te behartigen onder de noemer van het zgn algemeen belang. Operationalisering van algemeen belang verkrijgt de karakteristieke gedaante van infrastructuur.
in: De remedie van het algemeen belang
Zoals met overige infrastructuur gebeurde, moet blijkbaar kritieke massa groeien totdat het omslagpunt (blijkbaar) is bereikt. Vooraf weten we niet waar dat punt ligt, maar als we er niet naartoe werken bereiken we het nooit. Daarin is de overheid helaas niet zo goed, te weten besturing van zulke stelselmatige ontwikkelingsprocessen. Meestal vormt een ramp, mits politici en bestuurders een gebeurtenis zo ervaren, het omslagpunt en dan moeten we maar weer hopen dat ondanks de paniek toch een productieve oriëntatie overeind blijft.
Naar informatieverkeer op de schaal van de gehele (informatie)maatschappij, veel ruimer dus dan een enkele sector, zijn ‘we’ hard op weg. Sterker nog, zijn ‘we’ allang druk mee bezig. Maar hoe valt dergelijk verkeer optimaal te beheersen? Wat vormt het dynamisch evenwicht tussen bevorderen van wenselijke ontwikkelingen en (zoveel mogelijk) vermijden van wat averechts verschijnt? Op die feitelijk ruimste schaal moet interoperabiliteit (ook) semantisch geborgd zijn om dwingende redenen die variëren van kwaliteit en doelmatigheid tot en met betrouwbaarheid en veiligheid.
in: Stelselmatige semantiek door Suwinet
Het is prachtig, indien de rechtsstaat (tevens) doelmatig werkt, maar doeltreffendheid (lees ook: precisie) staat principieel voorop.
in: aantekening 42.5
Zolang we dat minieme stukje maatgevend beschouwen, volgen we naar mijn overtuiging maatschappelijk gezien een weg die zelfs allang doodgelopen is; dat heeft helaas bijna niemand door. […] Voor de toekomst acht ik het zinvoller om, algemener dus, recht op verkeersdeelname te borgen. Dat blijft tenminste ook algemeen kloppen. Daarvoor biedt infrastructuur relevante betekenis. Zo heb ik het recht om over de stoep naar de deur van mijn buren te lopen. Het recht op toegang tot hùn woning heb ik echter niet.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Een technische trend vertegenwoordigt vaak een specifiek belang, bijvoorbeeld van één of meer leveranciers. Daar heb je de te beperkte schaal weer. Pas ruimere, maatschappelijke schaal is blijkbaar ruim genoeg voor de productieve fictie van het algemeen belang. Daar ‘staat’ een overheid voor en is door overheidsbemoeienis als infrastructuur gematerialiseerd. Tot infrastructuur behoort o.a. techniek. Die is, als het goed is, evenwichtig ingepast, nota bene niet maatgevend genomen.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
‘We’ moeten dus wezenlijker iets met betekenissenvariëteit vanwege rechtszekerheid in een noodzakelijkerwijs alsmaar complexer gereguleerde samenleving. Omdat we computers als hulpmiddelen gebruiken, is het ‘logisch’ dat de reële betekenissenvariëteit tevens op een digitale manier uitgedrukt moet kunnen zijn. Anders werkt passende ondersteuning door/met zulke hulpmiddelen niet. Ik vind het probleem met zulke informatievoorziening echter ondergeschikt aan, afgeleid van de noodzaak tot borging van rechtszekerheid. Metapatroon is bedoeld voor dergelijke opgaven.
Overheidsbelang is àfgeleid van burgerbelang in de zin dat de overheid vooral het maatschappelijk verkeer dient te … dienen. Voilà, infrastructuur.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Als het om infrastructuur gaat, doet een specifiek ‘(business) probleem’ er juist niet toe.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Maar op infrastructuur drukt het algemeen belang juist een verplichtend stempel. Daarom gaat het niet om geïsoleerde voorzieningen, maar met politieke voorrang om — invloed op — maatschappelijk verkeer. Daar moet een idee over zijn, visie. Met infrastructuur borgt de vertegenwoordiger van algemeen belang, zeg ook maar de overheid, vervolgens zo praktisch mogelijk dienovereenkomstige verkeersvoorzieningen.
De term verkeer […] is daarom een poging om de maatschappelijkheid […] zelfs vóórop te tonen.
Je kunt interoperabiliteit gerust beschouwen als een wezenlijk aspect van ... informatieruimtelijke ordening. En als ordeningsvraagstuk op maatschappelijke schaal is de noodzaak van politieke bemoeienis evident.
in: aantekening 44.4
[W]às het maar zo, dat die vraag bewust leeft en vooral wordt ‘gedragen’ door wie nog altijd doorgaan voor de aparte opdrachtgevers. Dat gemis is precies waarom er inderdaad een dilemma aan de (wan)orde is. Voor gewijzigd evenwicht zijn juist opdrachtgevers nodig die het reële verkeersbereik vertegenwoordigen. Vaak geven zij echter als vertegenwoordiger niet thuis. Daardoor raakt de ontwerper op zichzelf aangewezen, maar in isolement kan hij de inherent sociale opgave onmogelijk aan. Dilemma, dus.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
[I]nfrastructuur is operationalisering van beschaving. Zeg ook maar de clou ervan.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
Zoiets als het algemeen belang en eigenbelang zijn onder de noemer van infrastructuur c.q. beschaving niet strijdig, maar vertonen productieve wisselwerking. Dat stagneert onherroepelijk zònder opdrachtgevers die infrastructuur niet (meer) als kritieke katalysator van ontwikkeling e.d. begrijpen.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
In its capacity as information, some 'thing' doesn’t exist independently. There are 'things,' however, that may be taken as information. The whole purpose of (most) education is of course to drill people into instant recognition as such, with their compliant behavior as the ulterior motive.
in: note 47.17
Met in informatiekundig opzicht vrijwel alom amateurs aan de macht, komt dat voor informatiekunde als vàk op verdringing neer. Het is er feitelijk nog ernstiger mee gesteld. De omstandigheden voor ontplooiing ontbreken domweg. Die krijgen pas een kans, zodra politici, bestuurders en opdrachtgevers beseffen dat het gebrek aan informatiekundig ontwerpers schadelijk is voor dynamiek van informatiemaatschappij als beschaving.
in: Voor informatiekunde verder op weg met ontologie
Op voorhand mag niemand uitgesloten zijn van gebruik van per definitie publieke infrastructuur. Dan is het dus niet genoeg om eventuele geschillen e.d. te analyseren. Door de — opzet van de — infrastructuur moeten, zeg maar, botsingen zoveel mogelijk beperkt blijven. Tegelijk moet het (informatie)verkeer zo vlot mogelijk verlopen, en zo zijn er talloze behoeften en eisen waaraan infrastructuur zo evenwichtig mogelijk — wat opnieuw een evident filosofische vraag is — moet beantwoorden.
in: De bedoeling met informatiekunde
Infrastructuur is zo radicaal mogelijk uniform, opdat optimale ruimte bestaat voor geïndividualiseerd gebruik ervan. Dat maakt — de mogelijkheden voor — hun evenwichtige verhouding tot primair object van ontwerp enzovoort op maatschappelijke schaal. Borging van dat nota bene veranderlijke evenwicht is overheidstaak, inclusief beschikbaarheid van dienovereenkomstige infrastructuur.
Metapatroon is per se niet bedoeld als middel voor tegenspraak, integendeel! Als modelleertaal annex -methode is Metapatroon opgezet om, zeg maar, méérspraak faciliteren: verschillende opvattingen in samenhang voor evenwichtige verhoudingen op maatschappelijke schaal.
in: Leve méérspraak!
Dit veranderlijke meervoud gaat op voor een willekeurige verkeersvoorziening. Afweging van belangen betekent dat ontwerpen door-en-door ethisch is.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
Tot infrastructuur voor informatieverkeer vind ik tevens verkeersregels behoren. Ik blijf erbij dat in een open democratie het fundament daarvoor slechts kan bestaan uit formele erkenning van persoonsinformatie als eigendom van de persoon in kwestie. Dat kan praktisch uiteraard niet absoluut gelden.
in: Sterk door samenhang op schaal
Complementarity holds basic lessons for modeling variety. We cannot possibly act responsibly while denying variety.
in: Metapattern for complementarity modeling
In social-psychological terms […] situations with pertinent behaviors of objects are readily recognized to occur with infinite variety, with ever new situations et cetera arising. Nevertheless, it may still be called complementarity, providing in this more general sense a synonym of situationism. Catering to such variety [is] Metapattern, a method and language for conceptual modeling.
in: Metapattern for complementarity modeling
Klopt, met voorrang zijn bestuurlijke maatregelen nodig voor erkenning enz. als infrastructuur. Maar vooralsnog blijft het bij alsmaar luidere valse retoriek.
Voor wèrkelijke beschaving gaat het natuurlijk om evenwichtige verhoudingen tùssen mensen met hun gevarieerde belangen; daarvoor moeten politici en bestuurders variëteit als verrijkend verwelkomen èn stimuleren: verschillen in samenhang op maatschappelijke schaal.
Dan betreft Metapatroon kennelijk een heuse paradigmawissel en, ja, mensen weten domweg niet wat ze ermee moeten. Dan doen de meeste mensen (dus) maar … niets. Zoiets heeft tijd nodig, veel tijd. De kortste route loopt via verandering van onderwijs, maar over de curricula enz. gaan ook weer mensen …
Allereerst moeten we kiezen wat we als de goede dingen beschouwen. Pas daarna heeft het zin ons erom te bekommeren of we die goede dingen daadwerkelijk goed doen. Dat eerste, de keuze van wat voor ons de goede dingen zijn, zeg ook maar het beleid en zo door naar een ontwerp, heeft qua uitvoering nog niets met één of andere technologie te maken. Waarop dat wèl betrekking heeft, is informatie en welke gevarieerde betekenissen we er voor maatschappelijk verkeer aan toekennen. Welke verhoudingen in dat verkeer willen we bevorderen, of juist temperen volgens de nogal vage, maar onmisbare insteek van het algemeen belang? Ja, dat gaat dus met voorrang over burgers en hoogstens over (de) overheid als facilitator met infrastructuur.
Met de semiotische enneade heb ik stellig verklaard dat de axiomatische positionering van de enkeling mij past. Het deelnemersperspectief bracht ik dia-enneadisch formeel tot uitdrukking. Daarom hoeft voor mij de staat echter niet te verdwijnen. Volgens mij heeft de staat bestaansrecht als vereniging. De enkelingen vormen een coöperatie voor infrastructuur. Dankzij infrastructuur verloopt deelname aan verkeer eenvoudiger enz.
in: Herpositionering van staat tot Stirneriaanse infrastructuurvereniging
Een extra complicerende factor is volgens mij dat onderzoekers geld voor hun werk nodig hebben. Dat geldt natuurlijk ook voor informatiekundig ontwerpers. Hun financiers willen tegenwoordig begrijpen wat ze uitvoeren. Zodra dat de voornaamste maat voor vernieuwing is, blijft slechts de valse retoriek van vernieuwing over. Meer blijkt niet verkoopbaar …
in: Differentiële informatiekunde
Politicians get elected, managers promoted, by claiming to promote some interests of some people at the expense of other interests of some other people. Occupying a position of some authority, the functionary feels bound to ‘keep his promise’ — made mainly to himself: motive — if only for reelection, for further promotion, et cetera. The tragedy is that power’s preference makes blind to contextualism, undermining society’s health that would secure it as civilization[.]
in: Invitation to contextualism
[V]oor huidige bestuurders is innovatie slechts een verhullende term. Zij maken er reclame mee voor hun bereidheid tot veranderingen, sterker nog, aldus beweren ze zelfs vóórop te lopen. Intussen staan ze stil … Daar helpen allerlei dienstverleners ze maar al te graag bij, want onder die valse noemer van innovatie hoeven ze zelfs … niets te doen om goed te verdienen. We moeten dus niet alleen langs bestuurders zien te raken, maar — vooral — ook langs zulke private bewakingsdiensten van de bijbehorende zakelijke orde. Maar “het volk” dan, kunnen we dàt tot opstand bewegen? Ik geloof niet in — zulke — opstand. En ik geloof er al helemáál niet in, dat ik er katalysator van kan zijn. Zo’n boodschap heb ik niet, integendeel. Kan ik ook niet veinzen, zelfs al zou ik dat willen. Wat jij en ik bepleiten zijn evenwichtige verhoudingen. Ik ben daarom ook helemaal niet principieel tégen bestuurders. Wat volgens mij kwalitatief moet veranderen resp. ophouden is dat leden van een bepaalde groep vergaand eenzijdig — daardoor vergaand — scheve verhoudingen bepalen. Ja, dat is een politieke opvatting. Ken jij een politicus die ernaar zou willen luisteren?
De aanbeveling van aangepaste methoden & technieken houdt nu eenmaal kritiek in op wat-niet-langer-werkt. Voor zulke zowel onontkoombare als noodzakelijke kritiek zijn mensen die hun belang identificeren met gevestigde praktijk inclusief voor hèn voordelige verhoudingen echter niet of nauwelijks ontvankelijk.
in: Snoeiwerk
Wat het geval Galilei hoogstens toont, is dat de toenmalige kerkelijke autoriteiten zich ook al onwetend hielden van aanspraakkwalificatie. Dat is overigens typisch voor mensen in machtsposities.
Vooralsnog blijft het in pragmatisch opzicht bij vergaand geïsoleerde voorzieningen. Dat is vooral ingegeven door het bedrijfsmodel van leveranciers van verkeersvoorzieningen. Op z’n minst de regeling van dat verkeer vind ik echter een kwestie van publieksbelang. Anders raakt variëteit onherroepelijk vèrtekend c.q. beperkt volgens het bedrijf dat zijn voorzieningen laat gebruiken in ruil voor blootstelling aan betaalde advertenties.
Daarentegen lijken politici, bestuurders en ambtenaren veeleer bezeten door het waanbeeld dat burgers — zoiets als — klanten zijn. Zij reduceren hun betrekking met burgers tot louter een directe. In vergetelheid raakt zo echter, dat voor maatschappelijk verkeer vooral onderlinge betrekkingen tussen burgers inclusief bedrijven enz. tellen. Waarop de overheid zich moet richten, kortom, is optimale facilitering van dat verkeer (en dankzij dezèlfde infrastructuur nemen overheidsvertegenwoordigers eveneens deel aan maatschappelijk verkeer) .
in: Schoolverlater
Noem het “koersvast opportunisme,” antwoordde ik, “andersom, dus opportunistische koersvastheid, mag ook.”
in: Koersvaste opportunisten, waar zijn ze in vredesnaam?
Openheid […] heeft desondanks steeds grenzen. Voorzieningen die de ene mogelijkheid faciliteren, kunnen een andere belemmeren. Wat voordeel biedt aan de één, kan een ànder eventueel benadelen.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
En het is toch zo eenvoudig. Ja, overheidsbemoeienis moet stelselmatig zijn. Een andere manier om dat te zeggen is dat de overheid mikt op infrastructuur, let wel, zowel materiële als immateriële voorzieningen. Onder de noemer van infrastructuur, dus altijd voor maatschappelijk verkeer, is dan meteen duidelijk wie “een prominente plaats” verdienen als gebruikers. Klopt, de burgers (inclusief bedrijven enzovoort). De noodlottige vergissing die overheidsorganisaties nog steeds maken, is dat zij zichzèlf beschouwen als primaire gebruikers. Met die beperking resp. valse prioriteit is echter geen sprake van infrastructuur, integendeel.
Met onverminderd de valse machtsgreep van enkele betekenis zijn opgeleverde middelen ònbruikbaar op de reële schaal van informatieverkeer. Ingewikkelder is het niet. Om elk hun eigen, elkaar wederzijds versterkende redenen willen en kunnen overheidsopdrachtgevers resp. bedrijfsopdrachtnemers dat niet begrijpen.
Assuming citizens as entailing the — only — sovereign power calls for an extension of the traditional trias politica. And while I was at it, in their facilitating capacity I included a registrative branch (registrar) besides the legislative, judiciary and executive branches. It results in a pentas politica.
in: note 53.5
These days, much emphasis is being put on evidence-based this and
evidence-based that, and so on. If you take a look at the —
drawing of — the semiotic ennead, my idea is that evidence refers
to concept. And a concept is irreducibly motive-based. I would argue
that motive-based is value-based, that is, values are a matter of
motive. When you are motivated by thirst, you value water as a drink.
It makes you interested in particular evidence, i.e. of the available
fluid being drinkable water.
What if there’s no water available? […] What will you
think of next in an attempt to quench your thirst?
in: note 53.13
Teaching children along the lines of Metapattern gives them the flexible and near-intuitive tool to start expressing their experience of variety, and so on to learn better to proactively deal with it. Indeed it is a world full of variety, and changing at that, in which they live.
in: Analytic philosophy for synthesis from early education on
Ingrepen in de gebouwde omgeving beïnvloeden onmiddellijk, dat kàn nu eenmaal niet anders, het onderlinge verkeer van burgers. Wat een overheidsinstelling met haar eigen informatiesysteem aan burgers ‘aanbiedt, ’ blijft beperkt tot verkeer tussen steeds één burger en die ene instelling. Van dergelijke voorzieningen is de invloed op ònderlinge betrekkingen tussen burgers indirect. Dat verklaart waarom gegroepeerd verzet uitblijft, moeilijk valt te organiseren, enzovoort. Van inspraak zoals bij stadsvernieuwing — voor wat dat waard is — is voor vernieuwing van voorzieningen voor informatieverkeer totaal géén sprake. Overigens hoeft de overheid pas met gegroepeerde tegenspraak te rekenen, zodra zij werk van heuse infrastructuur voor informatieverkeer maakt. Maar dàn neemt zij haarzelf in elk geval serieus àls overheid in een samenleving. Eerder blijft het eventuele gemis te diffuus om meer dan her en der een opbouwende criticus tot stemverheffing te brengen (die daardoor geen gehoor krijgt). Het lijkt erop dat we voor verantwoorde vernieuwing van voorzieningen voor informatieverkeer moeten wachten op een verlichte politicus met voldoende overtuigingskracht …
in: Vernieuwing volgens Duivesteijn, lessen voor infrastructuur voor informatieverkeer
Voor de meeste mensen hoeven idealen niet zo nodig, maar óók voor levensvatbare vernieuwing van voorzieningen voor informatieverkeer geldt dat het nooit lukt zonder enkele van zulke idealisten op de juiste posities.
in: Vernieuwing volgens Duivesteijn, lessen voor infrastructuur voor informatieverkeer
Dat vergt echter voorstellingsvermogen. Bestaat het — nog — dat iemand die een hogere bestuursfunctie bereikt, daarover beschikt? In de moderne praktijk lijkt het alsof er apart zoiets als bestuursbelang geldt. Via de bestuurder in kwestie krijgt het dan absolute voorrang (lees ook: wordt als enige norm bepaald). Maar het uitzonderlijke van bestuur is feitelijk dat er géén dienovereenkomstig belang mee gemoeid mag zijn, laat staan exclusief geldig.
in: Hoelang blijven opdrachtgevende bestuurders blind voor reële betekenissenvariëteit?
Nogmaals, voor informatieruimtelijke ordening bestaat nog altijd géén beleid. Overheidsinstellingen zijn vooral ieder voor zich bezig met wat zij menen dat hun eigen informatievoorziening is. Daarbij vergeten ze helemaal dat zij daarvoor vrijwel àlle informatie verkrijgen van burgers (en bedrijven); overheidsmedewerkers voegen slechts een fractie van informatie toe. Intussen ontbreekt het burgers aan samenhang tussen hun verschillende informatiebetrekkingen, ofwel reële betekenissenvariëteit.
in: Voorsprong met informatieruimtelijke ordening
Is het inderdaad een kwestie van tijd? Of hebben mensen invloedrijke posities bereikt door éénkennigheid, zodat verspreiding èn gebruik van de complementariteitsmethode ter bevordering van meerkennigheid kansloos is? Klopt, er steekt emancipatiepotentieel in complementariteit. [O]ver wortels gesproken, zit angst ervoor zo diep? .
in: Met complementariteit uit de knoop
Nota bene de crux van complementariteit als beginsel is immers dat er juist niet slechts een ènkele overwinnaar kan zijn, met verder allemaal verliezers. Het hangt er altijd (!) maar vanaf: situationisme. En voor communicatie telt altijd wat deelnemers er ieder voor zich (!) mee willen bereiken: subjectief.
in: Verkeersthema
Wat een subject tzt doorgaans bestendigt — in plaats van probeert te verànderen — is zijn positie in verkeersverhoudingen. Meestal gebeurt dat onder invloed van andere deelnemers die hùn posities willen behouden of, liever nog, verbeteren. Daartussen bestaat géén apart sociaal systeem als nòg eens een deelnemer, en dan zelfs van een hogere orde waarnaar overige deelnemers zich zouden moeten richten.
Ik vind dat er allerlei redenen zijn om zo duidelijk mogelijke voorlichting te geven, dus consequent mèt vermelding van bereikte resultaten met grondslagen èn methode.
Wat ik omwille van deugdelijke infrastructuur voor informatieverkeer beweer, is dat wij elkaar moeten herkennen èn waarderen als maatschappelijke verkeersdeelnemers met over en weer gevarieerde betekenissen van informatie van dien. Als voor zulk inzicht onverhoopt een maatschappelijke revolutie nodig is, haak ik af. Er gaat al zoveel mis ...
in: Neomarxistische pragmatiek voor informatieverkeerskunde
Ik geef voorkeur aan [de] aanduiding […] verkeersmiddelen. Als enkelvoud komt daarvoor de term infrastructuur in aanmerking. Dan blijkt verband met doelen onontkoombaar. Een verkeersdeelnemer, waarmee ik in allerruimste zin een deelnemer aan maatschappelijk verkeer bedoel, ervaart natuurlijk ook infrastructuur situationeel en ontwikkelt — mede — dienovereenkomstig motieven, enzovoort. Van infrastructuur gaat normerende invloed op gedrag uit, het is niet anders. […] Voor infrastructurele voorzieningen moeten daarom steeds zo concreet mogelijke verwachtingen omtrent — ontwikkeling van — evenwichtige(r) verhoudingen tussen — potentiële — verkeersdeelnemers worden afgewogen. […] Tref- resp. brandpunt van politiek blijft wat mij betreft zo expliciet mogelijk beperkt tot wat telt als evenwichtig voor verhoudingen, verkeersvoorzieningen dus (waartoe ik — vooral? — voorwaarden voor evenwichtige deelname reken, ofwel onderwijs, gezondheidszorg e.d.). […] Wat — deelnemers volgens — bepaalde verhoudingen … dient, kan — ze volgens — andere verhoudingen echter wellicht schaden. Dat vergt vèrdere afwegingen dan per aparte (im)materiële maatregel, wat ik de reden vind om infrastructuur altijd ruimst denkbaar samenhangend te beschouwen. Is het woord maatregel, ofwel een regel-op-maat, niet allang toepasselijk?
in: In alle staten
[I]nfrastructuur [biedt] middelen […] voor wat èlke verkeersdeelnemer — daardoor zo mogelijk nog sterker — als zijn individuele doelen beschouwt. Dat volgt uit subjectief situationisme. Dergelijke verschillen tussen deelnemers leiden tot verschillende opvattingen over wat al dan niet tot infrastructuur geldt, over verwachtingen van voordelen ermee en dus over wat redelijke inspanningen ervoor zijn. Elke deelnemer levert pas overtuigd bijdragen, indien hij voor zichzelf voldoende batig saldo verwacht. Infrastructuur, kortom, is er in beginsel voor àlle verkeersdeelnemers van een vereniging.
Politiek is vanwege karakteristieke bemoeienis met c.q. beperking tot infrastructuur altijd verenigingspolitiek. Op basis van bijdragen van àlle deelnemers moet daarom wat er infrastructureel gebeurt altijd evenwichtig verdeeld zijn, ofwel geen dictaat van momentane meerderheid.
Vervolgens blijkt zo’n systeem allesbehalve zelfvoorzienend. De aanduidingen informatie- en netwerkmaatschappij zeggen dat natuurlijk al. Daarom worden alsnog maatregelen voor koppelingen met andere informatiesystemen getroffen, noodgedwongen ad hoc; als het al lukt, dat altijd nodeloos duur uit, met veel grotere kans op onbetrouwbare, onveilige voorzieningen, enzovoort. Weten de ingeschakelde ontwerpers ècht niet beter? Het is in menig opzicht nog erger. Ze komen niet eens aan de bak. Zonder zakelijke vraag ontbreekt professioneel aanbod. Informatiekundig ontwerpers zijn er überhaupt nog niet of nauwelijks. In alsmaar sterker verzakelijkte universiteiten zit evenmin axiomatische beweging. Wie kan opdrachtgevers dàn op andere gedachten brengen? Kortom, een patstelling …
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
Voor een ver-enig-ing geeft een individu enerzijds weliswaar wat van zijn enigheid op, maar dat doet hij in de verwachting anderzijds méér enigheid te winnen. Hij kan motieven volgens ruimere variëteit vormen inclusief verwachtingen zich met succes ernaar te gedragen.
in: Vereniging en infrastructuur
Informatie dient juist voor inter-actie, dwz ter overstijging van grenzen die eventueel voor àndere aspecten wèl relevant zijn, bijvoorbeeld wie betaalt de salarissen van betrokken mensen (lees algemeen: verkeersdeelnemers)? De klant, de burger enzovoort worden voor hun tijd en moeite niet betaald; zij behoren qua personeel dus niet tot een bepaalde organisatie. Maar hùn informatiebehoeften zijn natuurlijk wel èxtra belangrijk. [… D]at de organisatiegrens van de betalende opdrachtgever meteen het bereik van de verkeersvoorzieningen bepaalt […] is met verkeer precies … verkeerd. Daarop vormt informatieverkeer géén uitzondering, integendeel. En dàt vind ik de voornaamste reden, waarom ook informatiekundig ontwerpen een vàk is en inschakeling van zo’n vakvrouw/-man dus onmisbaar voor verkeersopgaven. De opdrachtgever moet als het ware tegen haar/zijn eigen bijziendheid, hebberigheid e.d. in bescherming worden genomen. Weliswaar betaalt z/hij voor verkeersvoorzieningen, maar de belangen van àlle verkeersdeelnemers moeten evenwichtig afgewogen zijn. Trouwens, uiteindelijk betalen juist die, zeg maar even, externe deelnemers voor de voorzieningen in kwestie, hetzij doordat zij de “organisatie” betalen voor diensten en producten, hetzij belasting betalen voor verkeersinfrastructuur. Het is dus maar weer hoe vèr je bereid bent om te kijken.
Rara, waarom raken [allerlei] overheidsinstellingen […] alsmaar dieper in de moeilijkheden met hun informatievoorziening? Dat komt omdat het helemaal hùn informatievoorziening niet is, laat staan van ieder voor zich en zelfs verder verdeeld naar onderdelen van de resp. organisaties! Dat leek slechts zo, toen computers niet voor communicatie gebruikt werden. Dat idee is allang vol-ko-men achterhaald! De oplossing, ik herhaal maar wat ik eerder schreef en zei, bestaat eruit om consequent het standpunt van de burger — of bedrijf — als deelnemer aan informatieverkeer te kiezen. Dat is de enige manier om zowel reële betekenisverschillen als netzo reële samenhang ertussen op het spoor te komen. Pas daarna valt de verdeling van informatiebeheer […] optimaler te bepalen. Oh ja, en dàn weet je pas welke middelen daarvoor in tèchnische zin nodig zijn, tegenwoordig dus digitaal. Natuurlijk kan je dankzij abstractie wel degelijk in een vroeg stadium technische voorzieningen voor infrastructuur treffen. Daarvoor moet je uiteraard terdege begrijpen wat je abstraheert, en hoe. Anders maak je het slechts erger. Ofwel, de voorwaarde is en blijft een passende leidraad voor pragmatische/semantische variëteit. Indien die ontbreekt, weet je van getroffen voorzieningen één ding zeker, te weten dat ze steeds achterhaald zijn zelfs vóórdat ze in bedrijf genomen worden. […] Heus, er ligt een kwalitatief andere informatiekundige opgave voor; daarop moet de bestuurlijke aanpak afgestemd worden. Vooralsnog gaat het omgekeerd, en daardoor werkt het nooit. […] Zònder besef van de stelselmatige strekking van informatieverkeer wordt louter een bestuurlijke bezwering toegepast.
Gangbare methoden/talen voor informatiemodellering zijn domweg tè simpel. Het ontbreekt ze aan passende variëteit voor reële variëteit, punt. Wat onvermijdelijk gebeurt door gebrekkig gereedschap te blijven gebruiken, dus als passende variëteit blijft ontbreken, is dat de reële variëteit ook nog eens alsmaar groter wordt. Kortom, het werkt zelfs averechts. En wees eerlijk, voor welke keuze sta je feitelijk? Metapatroon biedt een concrete oplossing, eindelijk, maar die vind je vooralsnog moeilijk te begrijpen. Okee, dàt begrijp ik op mijn beurt. Het is ook helemaal je vak niet, conceptueel modelleren, nietwaar? Maar hoe staat het met gangbare methoden? Begrijp jij die soms wèl? En daarmee wordt überhaupt géén oplossing geboden, laat staan stelselmatig. Op welke manier is dàt beter?! De enige manier die ik kan verzinnen, is dat je met impliciet gehouden voortzetting van ònstelselmatige aanpak nooit zichtbaar wordt door, dwz aanwijsbaar voor, een beslissing voor een daarvan àfwijkende aanpak. Tja, wie niet gelooft — en wat kàn iemand met z’n kop in het zand anders zien? — dat een kwalitatief andere aanpak nodig is, meent door zo’n beslissing slechts nodeloos risico voor zijn loopbaan e.d. te nemen. Daarom is het belangrijk om inzicht in reële variëteit te verkrijgen.
Afwegingscriteria mogen niet louter aan — kwaliteit van — dienstverlening door de overheidsinstelling in kwestie zijn ontleend, maar voor elke overheidsinstelling zelfs met voorrang aan bijdragen aan infrastructuur voor informatieverkeer. De redenering is eenvoudig (maar vergt een maatschappelijk referentiekader).
Een uitgesproken idee van informatie & communicatie hebben juist opdrachtgevers uiteraard nodig om reële verantwoordelijkheid te dragen voor voorzieningen voor informatieverkeer (voorzieningen die onder de noemer van overheid prompt infrastructureel behoren te zijn). Opdrachtnemers volgen dan vrijwel vanzelf; anders verliezen ze immers hun werk.
in: Het komt door populistische opdrachtgevers
Mijn analyse kwam, en komt, erop neer dat niemand met een beleidsbepalende functie zgn reële variëteit erkent. Zeg ook maar dat de werkelijkheid monomaan wordt geïnterpreteerd, terwijl juist pluriformiteit karakteristiek is. Uit reële variëteit volgt dat maatregelen moeten voorzien in pàssende variëteit. Zolang de spreekwoordelijke slinger met valse daadkracht van de ene naar de vòlgende eenkennigheid doorslaat, resulteert louter een groeiende reeks van alsmaar kostbaardere mislukkingen.
Voor het maken van wat ik maar even een informatiesysteem noem, opgetuigd met digitale technologie(ën), komt de opdracht doorgaans van een organisatie. […] Het informatiesysteem dient volgens de organisatie daarom vooral haar belang te … dienen. De organisatie acht zich zender van informatie. En “het publiek”? Dat zijn dan de ontvangers. In de voorstelling van de organisatie gelden ze als passief. Als de organisatie de leden van haar publiek al als betrokkenen erkent, rekent zij met dat publiek geheid niet als eerst- maar pas als laatstbetrokkene. In de werkelijkheid van informatieverkeer telt zowel “het medium” als “het publiek” als “producent” van informatie. En juist leden van het zgn publiek zijn vaak actief als zenders, met de opdrachtgevende organisatie veeleer als ontvanger. Zeker voor overheidsorganisaties gaat dat op; zij verzamelen informatie vàn burgers en/of bedrijven, en slechts een fractie gaat in òmgekeerde richting. Alle deelnemers moeten hun respectievelijke bijdragen aan informatieverkeer in het ontwerp van voorzieningen ervoor kunnen herkennen.
Alleen iemand die geen benul heeft van werkelijke problemen èn van oplossingen ervoor denkt (?) bij risico’s strikt aan zijn eigen positie.
[C]oncrete achterstelling [vormt] weliswaar aanleiding tot verandering, maar mag daardoor niet verworden tot wederom nieuwe hegemonie met bijbehorende … achterstelling (zoals met zgn revoluties doorgaans gebeurt, dwz van de regen in de drup, en dan zit het nog mee). Daarentegen is, algemener dus en vooral kwalitatief ànders, emancipatie geboden. […] Evenwichtige(r) verhoudingen blijven immers zoek door de ene elite met sektarische leer door een andere te vervangen, enzovoort[.]
De fout die de overheid maakt, retoriek ten spijt, is haarzelf feitelijk centraal plaatsen voor voorzieningen voor informatieverkeer. Die noemt zij dan infrastructuur, maar dat ìs het natuurlijk niet. Wie weet dacht een beleidsambtenaar dat infrastructuur domweg een ander woord voor techniek is, met kolossale verwarring van dien. Heuse infrastructuur is pas aan de orde met facilitering van willekeurig (informatie)verkeer.
in: aantekening 59.5
Tja, wat is open? Metapatroon bevordert eenduidige ordening van veranderlijk samenhangende betekenisverschillen. Als dàt niet open is …
in: aantekening 60.8
Maak van digitalisering een verbetering van stelselmatige voorzieningen voor informatieverkeer. Ga daarvoor allereerst het relevante gedeelte van maatschappelijk verkeer na, inclusief speculaties wat er eventueel door digitalisering aan verandert. Positioneer wat er aan eigen verkeerstuig overblijft in stelselmatig verkeersverband, infrastructuur dus, met resp. verkeerstuig van andere deelnemers aan informatieverkeer. […] Oh ja, stop onmiddellijk met al die aparte rekentuigprojecten; dat kan ècht niet meer.
in: Dringende oproep
Kies met digitalisering voor infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer. Op die (maatschappelijke) schaal gelden betekenissen van informatie niet uniform. Er zijn nu eenmaal reële betekenisverschillen (waarvan maatschappelijke dynamiek afhangt). Kies voor erkenning van zulke verschillen.
in: heroverweging digitaliseringsbeleid
[V]oordat je begint aan/met techniek te sleutelen, en dat geldt zeker óók voor toepassing van zgn digitale technologieën, is het zachtjes uitgedrukt verstandig om na te gaan wat je eigenlijk wil bereiken met het resulterende hulpmiddel. In het geval van informatie is het dan nog niet zo gek om met voorrang relevante betekenissen te ordenen. Een model biedt zulke ordening, en vanwege — betekenissen van — begrippen heet dat dus ook wel een conceptueel model.
[W]at digitalisering heet, [is] eerst èn vooral een politiek-bestuurlijke opgave […]. Dat vergt afweging van allerlei factoren, dus o.a. mogelijkheden van en risico’s van nieuw-beschikbare technologie(ën) waaronder dus zgn digitale. Maar erkenning van een bepaalde, toegegeven, thans nogal opdringerige, beleidsfactor mag uiteraard niet ontaarden in een valse heilsverwachting onder uitsluitend van overige beleidsfactoren. Het betreft slechts gereedschap.
Kortom, voor succesvolle digitalisering moet de opdrachtgever
èxpliciet — slechts — twee uitgangspunten vaststellen: 1.
‘we’ zijn ook maar deelnemer in verschillende hoedanigheden
aan maatschappelijk verkeer, en daarom vergt digitalisering nadruk op
facilitering van informatieverkeer tùssen relevante deelnemers en 2.
dàt vergt op haar beurt eenduidige ordening van veranderlijke
betekenissen met netzo veranderlijke samenhang ertussen (want zulke
variëteit is karakteristiek voor informatieverkeer op die
schaal).
De ‘eigen’ organisatie moet daarvoor als het ware
binnenste-buiten worden opgevat. Ofwel, begin ermee —
informatiebehoeften van — overige deelnemers juist voorop te
plaatsen. Daaruit volgt vergaand ‘als vanzelf’ wat er qua
digitalisering voor ‘eigen’ informatiebehoeften nog moet
gebeuren c.q. kan verbeteren.
Tegenwoordig zijn de nadelige gevolgen van de onwil resp. het onvermogen om naar redelijk inzicht te handelen nog zelfs veel groter. Dat komt door alom verspreiding van èn verbinding door zgn digitale technologieën. Daarmee is de gehele wereld pràktisch tot één stelsel voor informatieverkeer geworden. Deugdelijke infrastructuur blijft echter ontbreken zolang daarvoor parochiale theorie met ontkenning van meerduidigheid van dien ònterecht voor geldig gehouden blijft.
Ja, zo gaat het, wie feitelijk geen flauw idee heeft wàt er moet gebeuren, tuigt een heuse “sturingsstructuur” op. Dat is allemaal onzin, en al helemaal zolang daardoor de behoeften van feitelijke deelnemers aan informatieverkeer domweg verwaarloosd blijven. Ofwel, oriënteer de inspanningen op die deelnemers. Mocht iemand zenuwachtig raken omdat geformaliseerde “governance” ontbreekt, tref daarvoor minimalistische maatregelen (en neem die vooral niet serieuzer dan — behoeften van — verkeersdeelnemers). Niemand lijkt door te hebben dat onmatige governance ondermijnend werkt[. …] Zodra deelnemers zich serieus genomen weten, verloopt “governance” als vanzelf.
[M]ijn opvatting is allang zelfs radicaal c.q. principieel, dat àlle informatiesystemen ‘van’ de overheid feitelijk maatschappelijk verkeer faciliteren en dat ze daarom als onderdelen van infrastructuur voor informatieverkeer ontworpen enz. moeten zijn, ofwel door-en-door samenhangend. Dat is voor ordening van reële variëteit van betekenissen een nieuwe opgave. Systeempjes met en voor strikt ‘eigen’ informatie van een overheidsinstelling zijn uitzonderingen, als ze überhaupt bestaan.
Voor infrastructuur moeten opdrachtgevers van het idee àf, dat zij het gebruik ervan bepalen. Daarentegen moeten gebruikers dat vergaand zèlf kunnen bepalen. De opdrachtgever faciliteert slechts de veranderingen om ze aan die per saldo grotere, vooruit, vrijheid te helpen. En zo moet de ontwerper voor wat z/hij ontwerpt de feitelijke opdrachtgever kunnen beschouwen als ‘slechts’ één belanghebbende bij het resultaat ervan; belangen van ànderen moeten netzogoed tellen, en evenwichtig afgewogen zijn in het ontwerp en zo door tot en met de daadwerkelijke voorzieningen[.]
De ontwerpgave voor gemeenschapsvoorzieningen is nu eenmaal nogal wat moelijker, en daarvoor zijn èchte ontwerpers onmisbaar. Hun verschillende (overheids)opdrachtgevers moeten beseffen dat zij juist nooit voor “eigen architect” mogen spelen, maar zelfs principieel zgn algemeen belang bevorderen. Zo’n abstract uitgangspunt valt pas met infrastructuur, materieel èn immaterieel, te concretiseren. En ànders niet, punt.
Naar mijn idee is het eigendom van infrastructuur naar zijn aard publiek, punt. […] En politieke bepaling van infrastructuur moet zgn subsidiair gebeuren, dwz door vertegenwoordigers overeenkomstig schaal van maatschappelijk verkeer. Dat kent dus twee richtingen. Uitgaande van de Nederlandse staat kunnen “decentrale overheden” verantwoordelijk zijn voor kleinschaliger infrastructuur, terwijl de Europese Unie dan besluit enz. over grootschaliger infrastructuur (want die is er ook allang). Wat grootschaliger infrastructuur betreft, kunnen uiteraard ook àndere supranationale verbanden in aanmerking komen (wat ook gebeurt). Hoe dan ook moeten burgers voor àlle schaalniveaus feitelijke invloed kunnen hebben op wàt als infrastructuur telt, en dus ook wat juist niet.
Naarmate voorzieningen voor informatieverkeer formeel gelden als infrastructuur, met bijbehorend overheidsbeheer volgens algemeen belang, vermindert de bemoeienis vanuit een aparte organisatie ermee.
in: aantekening 65.7
Ipv zich primair te bekommeren om “eigen functioneren” zouden overheidsorganisaties hun aandeel in verantwoordelijk voor infrastructuur moeten nemen. Nogmaals, met heuse infrastructuur, ofwel berekend op facilitering van (informatie)verkeer op stelselschaal, kan “eigen functioneren” — pas — wèrkelijk verbeteren. Dat lukt, omdat burgers dan de verkeersregels enz. begrijpen, ook voor zgn informatieverkeer.
[A]ls operationaliseerbaar uitgangspunt [geldt] dat maatschappelijk verkeer nu eenmaal door variëteit gekenmerkt is, en voor zgn. beschaving, cultuur enz. ook moet zijn.
Er moet natuurlijk wèl nogal wat veranderen voor evenwichtiger verhoudingen, intermenselijk enzovoort. […] De vraag is, hoe het lukt om verschillen inclusief dynamiek over en weer erkend te krijgen. […] Wat mij betreft is het de kunst om voor verandering niet in […] traditionele tegenstelling te vervallen, maar òpbouwend het verschilbeginsel te blijven propageren.
[W]anorde is juist voorspelbaar door methoden e.d. te blijven toepassen voor opgaven op een schaal waarvoor ze niet ‘gemaakt’ zijn en inmiddels ook allang òngeschikt gebleken zijn. [… V]olgens stelselmatig bemeten axioma’s [is] een dienovereenkomstig formalisme niet alleen houdbaar […], maar praktisch zelfs noodzakelijk voor voorzieningen ter facilitering van evenwichtige(r) verhoudingen tussen deelnemers aan maatschappelijk verkeer. De vrees voor anarchie lijkt echter bij regerende politici, bestuurders en ambtenaren diep te zitten. Zij associëren, ik kan mij althans niet aan die indruk onttrekken, orde met beperkende maatregelen en dat gaat afbrekend helaas stelselmatig ten koste van ruimte voor opbouwende … stelselmatigheid. Zij zouden volkomen gelijk hebben, indien er alsmaar méér louter verschillen (bij)komen. De crux is de samenhang ertussen. Verschillen verdwijnen heus niet door ze te onderdrukken, vaak integendeel. Via — ontwerp van — samenhang moeten we verhoudingen ertussen (!) eventueel reguleren volgens afgewogen belangen van deelnemers in hun gevarieerde hoedanigheden aan maatschappelijk verkeer.
Metapattern is about facilitating more balanced social relationships by recognizing different perspectives et cetera. What can be more practical? Or even urgent?
in: note 56.24
[Ò]ntegenzeggelijk d[oe]t mis- tot ontkenning van reële betekenissenvariëteit afbreuk […] aan evenwichtige maatschappelijke verhoudingen.
Dat is de reden waarom ethiek nadruk verdient, al helemaal nu informatiekundige opgaven zich voordoen op stelselschaal; ze betreffen digitale infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer.
Als informatiekundig ontwerper stel ik voor situationeel samenhangende hoedanigheden ‘slechts’ een opzet voor die zo neutraal mogelijk is (dwz daarvoor op voorhand opzettelijk géén keuzes inhoudt, en dàt is kenmerkend voor infrastructuur). Flexibeler, duurzamer, onderhoudbaarder, beheersbaarder, kostenbesparender enzovoort kàn dus principieel niet. Maar dat betreft inhoudelijk, nogmaals, infrastructurele argumenten vóór een zo open mogelijke samenleving.
Op basis van deugdelijke infrastructuur voor informatieverkeer lossen allerlei problemen die zgn zakelijke digitale technologiereuzen veroorzaken ‘als vanzelf’ op. Ernstige verstoringen die overblijven moeten uiteraard worden bestreden. […] Stel ik feitelijk nationalisatie van verkeersvoorzieningen voor? Wie het zo wil noemen, ja, daar komt het op neer. Die maatregel kan ook tot een periode beperkt blijven. Over informatieverkeer gesproken, vervoer en bezorging van papieren briefpost is — wederom — geprivatiseerd (maar wat ‘we’ daarmee zijn opgeschoten is mij trouwens onduidelijk).
Nota bene, ook zij zeggen informatiekundig helemaal niets, laat staan over de overheidszorg voor facilitering van maatschappelijk informatieverkeer (lees ook: informatieverkeer in publiek domein). Zònder paradigmawissel houdt gepruts echter aan. Zolang het referentiekader beperkt is, te weten impliciet kleinschalig tot steeds maar weer aparte zgn toepassingen, werkt allerlei drukte om, en ja, hoor, daar zijn de thema’s met immers hoogstens àfgeleide betekenis weer, aanbesteding, cultuur, governance enzovoort averechts.
Maatgevend voor stelselmatigheid van (verkeers)regels is het ònderlinge verkeer van burgers. Volgens een historische beschouwing is die insteek gemakkelijk te overzien. Voor een onderdaan was het belang van gecodificeerd recht er oorspronkelijk vooral in gelegen enige bescherming tegen zijn heerser te verkrijgen. En zeker wie zich absolute heerser waant, wil juist niets weten van zgn subjectief situationisme met radicale betrekkelijkheid volgens zgn interdependentie van dien. Voor een democratische samenleving met o.a. dito rechtstelsel is de overheid veeleer een onderheid, ofwel eveneens ònderdeel van infrastructuur voor maatschappelijk verkeer. De traditionele verhouding — tegenstelling? — volgens overheid en onderdaan is daarom achterhaald voor […] systematiek. […] Met ook overheid resp. staat in allerlei hoedanigheden als deelnemer aan maatschappelijk verkeer volstaat inmiddels een consequent verkeersparadigma.
De rechtvaardiging voor erkenning van samenhangende (betekenis)verschillen is eenvoudig. Toch? Het gebruik van Metapatroon is echter nog steeds niet verspreid. Om het zover te krijgen, moeten ook genoeg andere mensen vooral met beleidsbepalende annex besluitvormende functies open staan voor gewijzigde veronderstellingen.
Wat digitale technologieën betreft, bestond aanvankelijk de beperking tot i, van informatie. Alweer sinds decennia is het, zeg maar, object van digitale facilitering, uitgebreid tot c, dwz van communicatie. Met communicatie is informatieverkeer synoniem. De term ‘verkeer’ maakt het echter wat eenvoudiger — minder moeilijk? — om te (h)erkennen dat het bereik praktisch ònbegrensd kan zijn. Met informatieverkeer als aspect van maatschappelijk verkeer is de zorg voor infrastructuur ervoor dus een overheidstaak (zoals met zoveel woorden in de Grondwet staat).
Uiteraard hebben mogelijkheden met en risico’s van nieuwe middelen invloed op wat redelijk als doel valt te opperen, enzovoort. Maar dat moet nadrukkelijk bij inspiratie tot en met afkeuring àls middel blijven. Zodra middel telt als doel, gaat het geheid mis. Vaak gebeurt dat overigens niet eens opzettelijk, maar uit onbenul. Dat is ook de reden waarom dat niet verandert. Het lukt maar niet om dàt te laten opvallen, althans niet bij de mensen die de middelen — blijven — beheersen om daarin verandering te brengen. Dat zou politiek-bestuurlijk pas ècht iets nieuws zijn.
Ethiek betreft gedrag. En gedrag betreft betrekkingen, verhoudingen. Voor ethiek geldt de veronderstelling dat er voor wie-zich-gedraagt iets te kiezen valt voor haar/zijn verhoudingen tot medemensen, enzovoort tot en met omgeving. Daarom krijgt ethiek nadruk door de één wanneer z/hij zulke keuzes door de ànder nadelig acht, of reeds enige — reële — kans vermoedt op nadelig gevolg. Dat gebeurt met de bedoeling de ànder tot gedrag te bewegen met wat de één beoordeelt als evenwichtiger uitkomst.
in: aantekening 69.7
[O]ok thans, inderdaad, overigens nog vroeg in de 21ste eeuw, maar ja, wat betekent een eeuwwisseling nu helemaal in ethisch opzicht, [missen] nogal wat mensen mede — maar zeker niet uitsluitend — door hun bemoeienis met digitale techniek een ruimere oriëntatie […] volgens zgn waarden, nodig voor — ontwikkeling van — evenwichtiger verhoudingen.
in: aantekening 69.7
[D]igitale techniek [is] katalysator van veranderende infrastructuur voor maatschappelijk verkeer [en daarom zijn] bij uitstek voor wat als infrastructuur wordt ingericht afwegingen nodig […] met zelfs uitgesproken ethisch gehalte.
in: aantekening 69.7
Met infrastructuur gaat het om het bieden van een voordelig saldo; afhankelijkheid voor sommige aspecten bedoelt vrijheid voor andere aspecten te verschaffen.
in: aantekening 69.7
En kijk er vooral ook eens als burger naar. Dan zou het toch, zachtjes uitgedrukt, nogal merkwaardig zijn dat er niets gebeurt met wat er ooit mede met jouw belastingafdrachten bereikt en betaald is. En dat ambtenaren elkaar vervolgens dan ook nog het werk bemoeilijken, waardoor het nog steeds niet lukt om eindelijk stelselmatig deugdelijke voorzieningen te treffen waarvoor je terecht veronderstelt te betalen (en hoe dan ook als burger rècht op hebt vanwege de grondwettelijk bepaalde zorgplicht ervoor van de overheid) .
Ik denk — hoop? — dat de overheid, ook weer naar haar aard, juist het voortouw neemt voor de noodzakelijke paradigmawissel, enzovoort. Zo’n wissel is echter niet zo eenvoudig, vandaar. Maar met verstandig gemikte interventies valt de omslag beslist te bespoedigen.
De overheid moet ànders zijn. Waar zij de markt imiteert, gaat het prompt mis. Ja, de overheid moet veranderen. Maar dat moet gebeuren àls overheid.
En omdat het ànders moet, valt daarvoor aan kritische component nu eenmaal niet te ontkomen. Wie dat niet durft, moet geen beleidsambtenaar willen zijn. Want als beleid zgn heilig geldt, zijn er géén ambtenaren meer nodig voor kritisch-opbouwende (her)overweging ervan, maar slechts voor kritiekloze bewaking (met afbraak tot gevolg).
Ik herhaal dat nota bene de onvervreemdbare opgave van de overheid de infrastructurele zorg betreft. Dat maakt de overheid vooral (stelsel)verantwoordelijk voor het zgn ontwerp ervan (met aan de andere kant van het beleids- annex beheerspectrum toezicht en handhaving). En dat integrale ontwerp is van een andere orde dan aparte processen e.d. Voorts is dat nog lang géén techniek. Voor slechts een gedeelte van infrastructuur is zgn digitale techniek nodig. […] Dat ontwerp mag beslist niet (!) aan allerlei techniekleveranciers overgelaten worden (en het bewijs dat het dan misgaat, is overvloedig). De infrastructurele ontwerpregie is en blijft overheidstaak.
in: aantekening 70.1
Evolutionair zijn ‘we’ daarom zelfs principiëler
toegerust voor samenleving resp. -werking. Eventuele strijd is een luxe
die ‘we’ ons slechts kunnen veroorloven dankzij het surplus
door samenwerking. En dat vergt zgn verkeer.
Als aspect van maatschappelijk verkeer geldt informatieverkeer.
Inmiddels treffen ‘we’ daarvoor tevens zgn digitale
voorzieningen. […]
[I]nfrastructuur is praktisch het hoofdonderwerp van politiek (zoals
een bevoorrechte klasse haar status tracht te behouden, of nòg
kortzichtiger zelfs wil vergroten, door tòt standaard verheven c.q. àls
infrastructuur gedaan te krijgen wat vooral haar belang
bevordert).
Nogmaals, onder de noemer van verkeer telt echter niet slechts
concurrentie; verkeersdeelnemers werken ook en vooral samen. Voor
informatiekunde die op stelsel- annex verkeersschaal opbouwend
bijdraagt, dwz aan adequate infrastructuur, telt daarom met voorrang
erkenning van — dynamiek van — reële variëteit van
hoedanigheden van deelnemers aan informatieverkeer en zo door naar
variëteit van samenhangende betekenisverschillen. Nota bene, zulke
verschillen zijn … natuurlijk. […]
De vraag is daarbij … natuurlijk, wie uitmaakt maakt sociaal
wenselijk is. […] Ik kom eigenlijk niet verder dan om als
politiek te bevorderen dat iedereen voldoende voorbereid is op deelname
aan maatschappelijk verkeer en tijdens deelname moet kunnen rekenen op
stelselmatig evenwichtige verhoudingen, opdat deelnemers zèlf,
‘wij’ dus, door verkeer bepalen en bijhouden wat
‘we’ willen bereiken. Tja, welke voorbereidingen zijn
voldoende, welke verhoudingen evenwichtig?
Het is in elk geval nooit verkeerd om ook voor informatieverkeer op
digitale infrastructuur te mikken ter facilitering van reële variëteit
van … informatie met dynamiek van samenhangende
betekenisverschillen van dien. In beginsel bepalen verkeersdeelnemers
dan telkens onderling in hun hoedanigheden voor respectievelijke
situaties welke betekenissen daarvoor relevant zijn (zoals er voor zgn
fysieke mobiliteit met een wegenstelsel, verkeersregels enzovoort als
infrastructuur bestaat, en wordt bijgehouden; ‘wij’ kunnen
ons tussen nagenoeg willekeurige locaties redelijk vlot
verplaatsen).
Samenleving is dynamisch. Daarop moet — ook en vooral — infrastructuur voor informatieverkeer bemeten zijn. Dat is weliswaar een onmogelijke opgave. Want wie kan de toekomst met zekerheid voorspellen? Maar wat al helpt is een open houding[. …] Ofwel, zo min mogelijk uitsluiting bevordert maatschappelijke dynamiek (en met dienovereenkomstige voorzieningen kan een nationale staat zich — nog — gunstig onderscheiden).
Bijgevolg is het voor informatiebeleid eigenlijk eenvoudig. [Elke overheidsinstelling] heeft tevens de opgave om voorzieningen te bieden ter facilitering van informatieverkeer voor [haar instellingstaken]. Die opgave had [zij] overigens altijd al, maar inmiddels met digitale technologieën kunnen resp. moeten zulke voorzieningen inderdaad wederom dringend aangepast worden. En gelet op het dekkende netwerkkarakter van beschikbare technologieën moet [zij] voor het — helpen — treffen van voorzieningen voor digitale facilitering van informatieverkeer uiteraard optimaal ‘meedoen’ met wat andere overheidsinstellingen bijdragen; het publiek domein is uiteindelijk één (verkeers)stelsel, met dus één infrastructuur voor (informatie)verkeer.
[Z]gn sociale media […] betref[fen] in werkelijkheid een vervalsing van infrastructuur vanwege het — domweg? — veronachtzamen van deelnemers eraan als burgers. In infrastructuur kan slechts de vereniging van burgers voorzien, met hun overheid als uitvoerder.
Radicale veranderingsretoriek kan aantrekkelijk zijn. Zij kan helpen mobiliseren. Financiering valt zo vaak gemakkelijker te verkrijgen. Maar het is onzin daadwerkelijk ervan uit te gaan dat voor een “koers” het doel radicaal ànders is. Het zit ’m daarentegen vooral in — toevoeging aan het faciliterende repertoire van enkele — nieuwe hulpmiddelen voor juist hetzèlfde doel. En omdat het maatschappelijke (!) doel òngewijzigd blijft, herkennen deelnemers eenvoudig(er) wat er redelijkerwijs wèl kan/moet veranderen. Maar dan moet het veranderplan natuurlijk wel zo worden gepresenteerd.
Wanneer ik op mijn fiets een boodschap doe, ben ik uitsluitend gebruiker van infrastructuur, dwz een deelnemer aan verkeer waarvoor de infrastructuur bedoeld is om te faciliteren. […] Voor [een overheidsinstelling] ligt dat, zeg maar, samengesteld. [Ook zij is] verkeersdeelnemer, ofwel als infrastructuurgebruiker. Maar als resultaat vormt [overheidsbemoeienis] een ònderdeel van de (im)materiële infrastructuur. Dat moet zelfs evident zijn in de gevallen waarin [zo’n instelling] verkeersverhoudingen met bijbehorende hoedanigheden bepaalt; daarnaar kunnen/moeten overige deelnemers aan maatschappelijk verkeer zich immers — ook — richten, terwijl autorisatie op hoedanigheden gebaseerd is.
[I]nfrastructuur is zelfs principieel (!) van een àndere categorie. (Wie dàt niet begrijpt, is een gevaar als beleidsambtenaar resp. ambtelijk of politiek-bestuurlijk besluitvormer.)
Nogmaals, kritiek vind ik dus niet de crux. Wat opbouwend telt is pàssend stelselmatig bemeten ontwerp. Dat is inderdaad ànders. Dus, ja, inherent eraan is het oordeel dat zoals-het-thans-nog-gaat niet — langer — voldoet. Dat is ook logisch wanneer omstandigheden nogal gewijzigd zijn. Het is daarom niemands schuld dat eerder getroffen voorzieningen e.d. inmiddels achterhaald zijn. Zo gaat dat nu eenmaal. Wel getuigt het van … domheid om er niets aan te blijven doen. Wie het opbouwende voorstel niet eens kàn herkennen, blijft helaas onvermijdelijk steken in een dergelijke beoordeling àls kritiek (waarvan overige deelnemers aan maatschappelijk verkeer de dupe zijn).
De onterechte verruiming van verbijzonderingskader voor gedrag resp. begrip komt op een bijbehorende mate van verabsolutering neer.
Door in één moeite door het strijdkarakter als objectief te bestempelen wordt fysica met een politieke lading opgescheept. Over dialectiek gesproken, met een beweging in omgekeerde richting keert het strijdbegrip als het ware geobjectiveerd terùg ter verklaring enz. van sociale verschijnselen. Van weersomstuit kan het worden ingezet om subjectiviteit te ontkennen (wat vervolgens inderdaad zgn ideologisch vaak gebeurt door een subject dat erbij kan winnen indien zijn ‘indeling’ voor sociale verhoudingen gevolgd annex gehoorzaamd wordt door andere subjecten alsof er géén alternatief bestaat).
I favor having Metapattern […] applied [to] facilitating critically important processes in society for real people. And it is there where, in my opinion, a paradigm shift is mostly needed.
in: note 71.2
With practically unlimited scope for a model, nothing may be kept
implicit. My impression from popular literature on conceptual modeling
is that, apart from a technology bias, an organizational bias prevails.
That is, the idea is that the resulting model should serve requirements
of some organization (rather than aim at whatever interactions, i.e.,
regardless of variety of — affiliations of —participants).
With pervasive networking capabilities available, this organizational
bias has become obsolete, and a risk to an organization holding on to
it.
For a — much — broader model, an organization should not
start from its ‘own’ business, but make conditions (also
read: contexts) explicit for it […] to fit in. And from an
overview, somewhat paradoxically, a particular organization may then
consider how it might support more of the interactions (also read:
value chains). Taking advantage of networking opportunities, of course
an organization should be first to practice widening the scope of
modeling.
in: note 71.25
Ja, van bepaalde gebeurtenissen in het leven van een burger moet z/hij ‘de overheid’ op de hoogte stellen. Dat geldt als verplichting voor de burger in kwestie, opdat ‘de overheid’ zoiets als het algemeen belang kan dienen. Ja, zulke meldplicht kan voor de burger — nogal wat — eenvoudiger gemaakt worden om te vervullen, vooral wanneer diverse overheidsinstellingen registratie van zo’n gebeurtenis moeten bijhouden. Maar zo’n melding heet toch ook niet dienstverlening door de burger aan de overheid?
[I]s de karakterisering als zorg niet bevoogdend, en daardoor achterhaald? Aldus aangeduid staat het in elk geval wèl in de Grondwet; allerlei, zeg maar, maatschappelijke thema’s staan daarin benoemd als “voorwerp van zorg der overheid.” Daarvoor overeengekomen voorzieningen zijn dan de infrastructuur. Aangeduid als zorgverlener is de principiële, daardoor onvervreemdbare verantwoordelijkheid van de overheid is duidelijker herkenbaar. Als dienstverlener opgevat, wordt de suggestie gewekt dat er alternatieven zijn en vervolgens lijkt de overheid niet van commerciële dienstverleners te verschillen.
Voor infrastructuur is het verloop zo’n beetje andersom. De afweging van wàt tot infrastructuur behoort, gaat aan de vaststelling àls infrastructuur vooràf; voor wie er gebruik van maakt, is de daarvoor vastgestelde manier prompt verplicht. […] Zo is er geen adoptieproces voor rechtshouden, stoppen-voor-rood-licht e.d. in het fysieke verkeer. De maatregel is meteen van kracht, voor iedereen. (Waar parallelle praktijken zowel geen risico’s opleveren als überhaupt mogelijk zijn, kan eventueel een overgangsperiode gelden; voorbeeld: invoering van de euro als munt).
Daarentegen is ook en vooral een burger een deelnemer aan informatieverkeer met autorisatie per voor haar/hem relevante hoedanigheid. O.a. overheidsinstellingen richten dan niet elk feitelijk hùn kluisjes in voor de voor hèn relevante burgers, maar stellen vanuit hun respectievelijke registers selectief informatie beschikbaar overeenkomstig c.q. nemen daarin informatie op afkomstig van geautoriseerde hoedanigheden. Nogmaals, dat vergt een stelselmatig dekkend model van betekenissen in al hun samenhangende, veranderlijke variëteit. Daarmee is wat nu nog interoperabiliteit heet, meteen fundamenteel geregeld.
Exemplarisch is verplaatsing over de openbare weg (en dat behoort tot maatschappelijk verkeer). Iedereen houdt rechts in de verwachting dat de overige weggebruikers zich óók aan die verkeersregel houden. Waarom kennen wij het rijexamen als gebeurtenis? Wie slaagt, beschikt over rijvaardigheid. Waarom maakt overheidsinstelling daarvan akte? Enzovoort, het gaat telkens om facilitering van maatschappelijk verkeer(sverloop). Er valt dus een algemene(re) structuur te ontdekken, en die maakt een informatiemodel met stelselmatig bereik ook praktisch mogelijk (vanwege compactheid als gevolg van structurele veralgemenisering; verschillende waarden van dezèlfde variabele kunnen met een combinatie van slechts weinig variabelen een grote verzameling gedragingenvariëteit faciliteren).
Afgezaagd voorbeeld: omdat ik redelijkerwijs kàn verwachten dat mijn
zgn tegenliggers op een provinciale weg allemáál rechts houden, terwijl
zij dat omgekeerd ook allemaal van mij kunnen verwachten, rijden wij
voor onze veiligheid allemaal daadwèrkelijk op de rechter weghelft met
doorgaans de hoogst toegestane snelheid. Zulke verwachtingen zijn dan
weer ontleend aan o.a. een toelatingsregime. Wie géén rijbewijs —
gehaald — heeft, mag niet met een voertuig dat ermee gedekt is,
de weg op (en dat vergt dan weer zgn toezicht en handhaving,
enzovoort).
Dus, wie denkt dat de overheid aan dienstverlening doet, met burgers
als klanten, kan gauw aan de misvatting lijden dat het rijbewijs
‘iets’ is dat louter de burger in kwestie betreft. Een
rijbewijs ‘bewijst’ daarentegen aan de overige
weggebruikers dat óók de ene weggebruiker zal voldoen aan hun
verwachtingen omtrent rijgedrag. En daarom is de zgn houder van het
rijbewijs juist niet de houder van het rijbewijs-als-akte. Die akte
moet immers juist voor overige verkeersdeelnemers beschikbaar —
kunnen — zijn. Vergelijkbaar door-en-door maatschappelijk zit het
met wat overheidsinstellingen àls levensgebeurtenissen van burgers
opvatten. Daaruit spreekt, helaas impliciet geraakt, het besef dat er
akte van opgemaakt moet zijn. Een mens is natuurlijk niets anders dan
stroom-van-levensgebeurtenissen. Moeten ze allemaal bij wijze van akte
worden opgetekend? Onzin, als het al zou kunnen. Nogmaals, in de
aanduiding door overheid àls levensgebeurtenis ligt erkenning van het
zgn algemeen belang besloten.
[E]thiek [mag] geen aparte noemer […] zijn om achteraf een technische oplossing te beoordelen (en waaraan men, over excuus gesproken, als zgn voldongen feit niets meer zegt te kunnen veranderen). Ik duid begripsmatige ordening mede als filosofie, omdat ethische overwegingen naar hun aard juist principieel gemaakt moeten zijn èn doorwerken.
De zorginsteek verhult nogal dat de overheid mikt op optimaal verloop van maatschappelijk verkeer. Daarvoor geldt zorg doorgaans voorwaardelijk. Zorg bevordert dat burgers in staat zijn volwaardig deelnemer te zijn aan maatschappelijk verkeer. Klopt, op haar beurt is zorg ònderdeel van maatschappelijk verkeer. Maar ook zònder individueel gerichte zorg voor burgerlijk deelnemerschap valt er voor verkeersverloop van alles en nog wat te regelen. Wat de overheid daarvoor regelt, moet evenmin zó worden opgevat dat slechts de ene burger erdoor geraakt is. Als verkeersregeling in de ruimste betekenis van maatschappelijk verkeer gaat het onder overheidsnoemer principieel om verhoudingen tussen burgers. Ja, ú krijgt ergens een vergunning voor. Daar bemoeit de overheid zich mee, omdat daardoor voor uw medeburgers eveneens een formeel verkeersvoorschrift geldt. Dat is de reden dat de overheid er register van bijhoudt. Zo’n vergunning betreft niet úw informatie, maar ònze.
Informatie is er voor gebruikers. Terwijl gebruikers zèlf informatie-als-vorm maken, eventueel wijzigen e.d. en op die manier primair verantwoordelijk voor gebruikskwaliteit zijn, is het de opgave van informatiebeheer om daarvoor adequate voorwaarden te bieden. Daaraan is op stelselschaal van informatieverkeer èxtra behoefte. Een enkele gebruiker is zich immers vaak niet of nauwelijks bewust van wederzijdse afhankelijkheden die nu eenmaal kenmerkend zijn voor een stelsel. De ene deelnemer gebruikt informatie die een andere deelnemer geregistreerd heeft. (Pas) onder de noemer van stelselmatig bemeten informatiebeheer kunnen belangen van àlle deelnemers aan informatieverkeer in àl hun relevante hoedanigheden evenwichtig behartigd worden.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Paniekerige onwetendheid met averechtse drukte van dien lijkt tegenwoordig vrijwel alom te heersen over de noodzaak van weldoordachte infrastructuur voor informatieverkeer met digitale technologieën. […] Invoering van het stelselontwerp mag dan op zich laten wachten, maar zo’n ontwerp verschaft op z’n minst oriëntatie, discussiestof, enzovoort.
(Want) door uitstel van wat hoe dan ook moet gebeuren, duurt verandering alleen maar nòg langer.
Naar mijn idee is er zelfs veel te veel aandacht. Het probleem ermee is dat die aandacht nog steeds niet wèrkelijk infrastructureel gericht is. De overheid houdt de samenleving zo mogelijk nog regentesker gevangen in de verbrokkelingsfase[.]
Met digitale technologieën ter facilitering van informatieverkeer is de relevante schaal inmiddels allang internationaal. Daardoor neemt het beleidskarakter van ontwerp nog véél verder toe.
Er zou toch allang iets moeten zijn opgevallen. Enerzijds biedt
digitalisering onder noemers zoals kunstmatige intelligentie alsmaar
méér mogelijkheden, anderzijds blijven administratieve projecten ter
facilitering van besturing mislukken. Je zou zeggen dat het de moeite
waard is om te leren begrijpen waaròm dat zo is.
Besturing is naar haar aard (!) gericht volgens resp. op verhouding van
maatschappelijke belangen. Er zijn dus verschillen in het geding.
Meervoud. En zònder nodige en voldoende kennis van relevante
verschillen is evenwichtige besturing ònmogelijk, punt. De tot dusver
gepraktiseerde (ontwerp)methoden voor besturingsdigitalisering
miskennen die reële variëteit echter. Er gaat feitelijk dwang tot
uniforme betekenis(geving) van uit. Dat ondermijnt zelfs principieel
(!) waartoe besturing dient.
Daar lijdt o.a. kunstmatige intelligentie niet onder — wat
overigens geldt voor èlke beperkt gehouden toepassing — maar nota
bene slechts zolang (!) dáárvoor het feitelijk opgelegde enkelvoud van
betekenissen opgaat. Zo is zgn kunstmatige intelligentie zeer geschikt
om ons te helpen, overdrachtelijk uitgedrukt, een naald in een hooiberg
te vinden. Er valt immers wèl eenduidig te bepalen waarin een naald
afwijkt van zulk vezelmateriaal, en daarnaar gaat het hulpmiddel in
kwestie onvermoeibaar op zoek. Zeg ook maar dat er geen hooiberg te
groot voor is.
Voor èchte besturingsopgaven met betekenissenvariëteit van dien schiet
die aanpak hopeloos tekort. Nogmaals, dat komt doordat voor besturing
overweging telt. De telkens vòlgende besturingsuitkomst hangt vooral
kwalitatief (!) af van wat intussen de geldige verschillen —
geworden — zijn. Precies, Metapatroon helpt dynamiek van àlle
relevante verschillen-in-samenhang te duiden.
Het heeft er helaas veel van weg dat juist bestuurders de laatste zijn
die kùnnen begrijpen wat besturing is. Hiermee parafraseer ik het
gezegde, dat een vis de laatste is die begrijpt wat water is. Ofwel, er
is enige afstand voor nodig om besef van omstandigheden te verkrijgen.
Stellig hebben bestuurders — vaak zelfs véél — afstand tot
van alles en nog wat, maar in relatie tot digitalisering zit afstand
tot hun eigen bemoeienis daar nog niet bij. Dat is ook moeilijk. Dat
gezegde over de vis is niet voor niets bedacht. Maar om
besturingsdigitalisering te laten slagen moeten er om te beginnen
ènkele, vooruit, verlichte bestuurders zijn die tenminste enige ruimte
bieden voor facilitering volgens verschillen-in-samenhang. Zij hoeven
daarvoor niet precies te begrijpen hoe dat werkt. Het zou voor het
verschaffen van enige ruimte voor minstens serieuze proeven allang
genoeg moeten zijn dat zij wèl inzien dat de gangbare aanpak
grootschalige mislukkingen oplevert, en zònder wijziging van grondslag
is het einde daarvan niet in zicht.
Wat nogal wat politici, bestuurders en beleidsambtenaren helaas maar niet begrijpen, is enerzijds onderscheid, anderzijds samenhang tussen bereik met een plan(ontwerp) en daadwerkelijke (plan)uitvoering. [H]et bereik [moet] maatschappelijk [….] zijn. Wat onderscheid betreft, dat valt echter onmogelijk in één keer te … bereiken. De uitvoering kan slechts, zeg maar, stapsgewijs gebeuren. Zo ben ik er helemaal niet op tegen dat overheidsinstellingen als opdrachtgevers beginnen met het aanleggen van voorzieningen voor informatieverkeer waarbij zijzèlf als deelnemer betrokken zijn. Sterker nog, daarin zie ik beslist voordelen. Heel praktisch, daar hebben overheden eerder geld voor over. Maar wàt zij aldus aanvankelijk helpen realiseren moet, ditmaal over samenhang gesproken, van meet af aan het stelselmatige plan(ontwerp) volgen. Want zo spoedig mogelijk moet iederéén profijt kunnen trekken van digitale verkeersvoorzieningen. Anders is het uiteraard géén infrastructuur. En wel beschouwd wordt ‘ons’ geld eraan besteed.
Weliswaar lijkt het soms alsof overheid met haar — in de grondwettelijke betekenis van dat woord — zorg mikt op een individu, maar principieel gaat het ook daarbij erom die persoon in staat te stellen volwassen, -waardig e.d. aan maatschappelijk verkeer deel te nemen. Dat vergt dus altijd (!) afweging met belangen van overige maatschappelijk-verkeerdeelnemers.
Wat niemand blijkt te beseffen, is dat verschillende belangen en zo door naar verschillende opvattingen nu nèt is wat informatie moet uitdrukken. Ja, ook het ene resultáát van afweging is op zijn beurt met informatie uitgedrukt. Dat doet echter niets àf aan de noodzaak van afweging resp. aan eerdere verschillen met informatie.
Voor — de maatschappelijke schaal van — infrastructuur gelden echter àndere afwegingen. Volledigheid is van meet af aan illusoir. Flexibiliteit moet daarom mikken op dynamiek van verschillen en verhoudingen ertussen.
[H]et [zijn] de daadwerkelijke gedragingen van deelnemers aan het zgn maatschappelijk verkeer […] die tellen. Hoe kan het ook anders? Er is een oplossing aan de orde, indien van èn voor leden van de samenleving maatschappelijk voordelige gedragingen zo veel mogelijk bevorderd en maatschappelijk nadelige gedragingen zoveel mogelijk belemmerd zijn. Technologie faciliteert eventueel.
Vooral voor overheidsbemoeienis is dat gokelement voor passende betekenis uiteraard onaanvaardbaar. Rechtszekerheid verlangt borging van “vorm” van informatie voor eenduidigheid van betekenis. Ofwel, er moet principieel nodige en voldoende context geëxpliciteerd zijn. Het is echter een grove vergissing […] om dat als een technologische opgave te beschouwen.
Ik merk echter meteen een verschil op. Terwijl volkshuisvestingspolitiek destijds reeds een geschiedenis van meer dan honderd jaren kende, en stede(n)bouwkundig ontwerp trouwens één van duizenden jaren, lijkt infrastructuur voor informatieverkeer thans nog steeds niet tot onderwerp van overheidszorg bepaald te zijn. Weliswaar laten overheidsinstellingen in verband met digitalisering alsmaar vaker de term infrastructuur vallen, maar feitelijk bedoelen zij er slechts voorzieningen mee voor hùn informatieverkeer, onderling en/of met burgers; op facilitering van maatschappelijk verkeer in het algemeen mikken zij er niet mee. […] Volgens de vergelijking blijven er aparte woningen gebouwd worden, terwijl er vooral infrastructuur nodig is (waardoor dan weer àndere woningen als passend bruikbaar enz. zijn) .
in: aantekening 75.1
Ja, op maatschappelijke schaal zijn (verkeers)voorzieningen per definitie infrastructureel; dat pleonasme dient hopelijk duidelijkheid over overheidsbemoeienis ermee.
De ontwerpopgave betreft immers voorzieningen ter facilitering van maatschappelijk informatieverkeer. Zulke voorzieningen moeten evenwichtige verhoudingen tussen verkeersdeelnemers dienen.
Wat mij betreft zijn “[a]llen die zich in Nederland bevinden […] gelijke gevallen” voor gebruik van infrastructuur. Daarmee blijft de opgave om te bepalen wat wel en niet tot infrastructuur voor maatschappelijk verkeer wordt gerekend. Zo eenvoudig zijn we niet van Augustinus’ duivel verlost. Dat lijkt mij echter volgens faciliterend perspectief alweer minder aanleiding tot strijd.
[Door] de exclusieve (!) associatie van infrastructuur met overheidsbemoeienis […] is infrastructuur immers, met een Latijnse uitdrukking, sui generis. Daarom draagt vernieuwing ervan een dienovereenkomstig eigen karakter. Daarvoor vallen van bedrijfsleven géén opbouwende inspanningen te verwachten, zoals ook blijkt (en inmiddels van universiteiten overigens evenmin sinds zij door bedrijven moeten worden gefinancierd). In betaalde opdracht leveren (universiteits)bedrijven zelfs graag bijdragen, maar vernieuwingsregie voor infrastructuur is nu eenmaal onvervreemdbaar de overheidstaak bij uitstek. Zònder zulke regie volgen mislukkingen, zoals in elk geval in Nederland zelfs steevast blijkt vanaf wat grootschaliger ict-projecten.
Ik merk op dat m.i. “feiten” niet spreken. Dat doen
subjecten, algemeen gezegd tekens uitwisselen, o.a. met wat zij voor
feiten houden. Dat noodzaakt uiteraard des te meer tot discussie.
Wederzijds begrip is inderdaad … feitelijk onmogelijk, zolang
subjecten kwalitatief verschillende referentiekaders benutten. Waarop
de één als feit hamert, kan de ànder dan als zodanig ontgaan. Dus met
voorrang moet de ànder het bijbehorende kader (lees ook: paradigma,
grondslag, axioma’s e.d.) kunnen gebruiken. Maar dáárvoor dienen
juist … bijbehorende feiten. Wat fundamentele discussie heet, is
inderdaad niet zo eenvoudig. Maar discussie domweg ontwijken is hoe dan
ook géén oplossing.
Zoals het woord samenleving aangeeft, oefenen alle leden ervan met hun
gedragingen wederzijds invloed uit. Iedereen gedraagt zich volgens
momentane motieven, zeg ook maar belangen. Kortom, maatschappelijk
verkeer is naar zijn aard politiek. Daaraan kan dus niemand
ontkomen.
Extra bedreigend lijken mensen met — wat zij houden voor hùn
— “gevestigde belangen” te vinden wat zij niet
kennen. Wie heeft ze in bepaalde opzichten overigens niet?
in: note 77.3
Er is blijkbaar altijd wel zoiets als een gevestigde klasse waarvan de leden zich verzetten, en dùs over de middelen beschikken om dat vergaand te doen, tegen — verspreiding van het idee van — méér ruimte voor méér mensen voor ontplooiing van hùn belangen met dynamische variëteit van dien. […] Dat lijkt mij toch ècht allereerst een politieke belemmering.
in: note 77.3
Iedereen doet ‘natuurlijk’ doorgaans alsof de werkelijkheid, zeg maar, objectief bestaat. Wanneer de één de voorstelling die de ànder ervan geeft niet juist acht, kan hij daarvan uitdrukking geven met … kritiek.
in: note 77.22
Het algemeen belang is samengesteld uit — dynamiek van — maatschappelijke verhoudingen tussen (verkeers)deelnemers. Daardoor gaan ieders eigen belangen gepaard met zgn algemeen belang als maat voor onderling optimaal evenwichtig (verkeers)verhoudingen.
in: note 77.46
Kenmerkend voor het morele gehalte van gedrag is daarom hoe nauw tegenover ruim het subject in kwestie het bereik door samenloop overwogen heeft in verhouding tot zijn — hem door de beoordelaar toegeschreven — mogelijkheden tot verwerkelijking. […] Ofwel, moraal betreft principieel zijn situationele verhoudingen met veranderlijkheid van dien. Zo eist elke verhouding telkens weer ‘haar’ morele afwegingen, nota bene in samenhang met overige — eventueel nog als reëel mogelijke — verhoudingen.
in: note 77.70
Wie al dan niet opzettelijk voor eigen gewin van, in Talebs nogal
moeizame termen, antifragiliteit àndere subjecten — hùn ervaring
van — verlies ervan bezorgt, kan daarom juist zijn eigen
fragiliteit hebben bevorderd: schijnzekerheid. (Want) wie zich
benadeeld weet, slaat weleens dóór in de poging om evenwichtiger
verhoudingen te bereiken; het ontbreken van empathie in de ene richting
leidt vroeg of laat tot het eveneens ontbreken ervan in de
andere.
Hiermee kom ik op de verantwoordelijkheid van ontwerpers, te weten
aandacht voor intersubjectieve verhoudingen. Van optimale verdeling van
opties moeten àlle betrokken subjecten per saldo beter — kunnen
— worden. Wie slechts belangen van de opdrachtgever dient,
gedraagt zich als ontwerper ònverantwoordelijk (lees ook: is géén
ontwerper in zgn professionele zin).
in: note 77.96
Wat mij betreft is infrastructuur in een zgn rechtsstaat nota bene
erdoor gekenmerkt, dat “de macht [er]over” berust bij de
verdeling, ja, dat is er bijzonder aan, die verdeling, van de macht
over verschillende instellingen waarvan enkele samengesteld zijn uit
democratisch gekozen vertegenwoordigers van de burgers. Noem die
— grotendeels nota bene vertegenwoordigend bedoelde —
configuratie kortweg overheid. In ’hun‘ overheid
concentreren burgers dus de macht over welke (im)materiële
infrastructuur dan ook. Door periodieke verkiezingen is die
machtsconcentratie veranderlijk (waardoor niet het infrastructuurbegrip
kan wijzigen, maar wel wat er al dan niet toe behoort).
Voorts acht ik kenmerkend voor democratie dat als het ware tegenover de
faciliterende overheidsmacht over infrastructuur als beginsel (!) de
onthouding van overheidsinvloed geldt op onderlinge
“informatievoorziening” van burgers. Ook weer volgens
democratische processen bepaald, kunnen er uitzonderingen worden
gemaakt. Dat mag dus niet aan een of ander bedrijf zijn overgelaten,
wat gebeurt zolang de overheid al of niet opzettelijk haar taak voor
desbetreffende infrastructuur verzaakt.
De onmisbare voorwaarde voor zo eenduidig mogelijk toeschrijfbare verantwoordelijk- en zo door naar aansprakelijkheid is volgens mij nu net de inhoudelijke afzijdigheid (lees volgens jargon dus ook: neutraliteit) van de ’instelling‘ die ’immers slechts gaat over‘ de verkeersvoorziening ervoor. Daaruit volgt dat de overheid er is voor infrastructuur èn dat infrastructuur exclusief overheidsaangelegenheid moet zijn.
In een rechtsstatelijk kader heeft de wetgevende macht de … macht om naar veranderende omstandigheden, voor zover wetgeving daarvoor het meest geschikt lijkt, voorwaarden te behouden voor evenwichtige maatschappelijke verhoudingen. Dankzij algemeen kiesrecht kunnen regels die àl te eenzijdig voordelig uitpakken vermeden blijven c.q. worden gewijzigd. Want verdeling van voor- en nadelen is scheef, wanneer een klein aantal subjecten grote voordelen geniet door een groot aantal subjecten met voor hen grote nadelen op te zadelen. In het besef van wat zij als onrechtvaardige verdeling ervaren ligt de aanzet van een emancipatiecyclus. Met de mogelijkheid van voldoende vertegenwoordigers in de wetgevende macht is het vooruitzicht op, vooruit, verbetering reëel.
Wat een uitvoeringsorganisatie als deelnemer moet (lees ook: màg)
weten voor haar aandeel in verkeer(sverloop), is in beginsel (!) iets
anders dan waaraan zij als verkeersregelaar van o.a. haar aandeel
behoefte heeft. Inderdaad, overlapping van relevante informatie bestaat
zeker, maar onderscheid is cruciaal tussen de hoedanigheden van de
betrokken uitvoeringsorganisatie als regelaar en deelnemer.
En wie is trouwens de regelaar van de regelaar(s), enzovoort? Voor een
rechtsstaat zijn dat om te beginnen èn te eindigen in samenwerking de
’gescheiden‘ machten à la trias politica. (Ook) daarvan
valt te leren dat onderscheid niet absoluut kan zijn.
Er is één, zeg maar, verkeersgebied. Deelnemers, ja, waarònder
overheidsinstellingen, hebben volgens allerlei onderlinge verhoudingen
op allerlei manieren invloed op elkaar. Alles bijelkaar heersen
wederzijdse afhankelijkheden, kortweg gezegd interdependentie. Daardoor
werkt het zelfs averechts om verkeersregelingen strikt van elkaar
gescheiden te beschouwen.
Hoe dan ook vergt facilitering van interdependentie een kaart die qua
bereik strookt met het gebied. Dàt betreft de noodzaak van
stelselmatigheid van de pàssende kaart.
Hieruit volgt dat het ontwerp enz. een uitvoeringssysteem voor een
bepáálde regeling onmogelijk louter van die ene regeling afleidbaar is.
Dat zou slechts functioneren voor strikte verkokering. (Ook)
digitalisering moet nota bene wisselwerking volgen.
Naar de aard van daadwerkelijk verkeer met interdependentie van dien
moeten àlle regelingen ’in kaart‘ worden gebracht. Het is
niet anders. In het besef van onvermijdelijke verwevenheid op ruimere
schaal, welke informatie heeft de ene aangewezen regelaar nodig voor de
haar toegewezen verkeersregeling? En de andere regelaar, enzovoort?
Dergelijke stelselmatige betekenissen- annex begrippenmodellering
gebeurt afwisselend in- en deductief. Inductief: De ontwerper die met
een bepaalde regeling is begonnen, merkt dat in een gedeelte dat voor
de volgende regeling relevant is reeds voorzien is met de tot dusver
opgestelde ’kaart;‘ ook kan de informatiebehoefte volgens
een verdere regeling noodzaken tot wijziging van de eerder aangebrachte
samenhang. Hoe meer regelingen in het stelselmatige model zijn
’opgenomen,‘ des te minder hoeft het model aangepast te
worden voor nòg weer een regeling. Deductief: Op elk ogenblik kan de
ontwerper besluiten tot veralgemenisering van begrippen, waarna hij
moet toetsen of de regelingen als elementen passen. […]
Zodra er stelselmatig één kaart is èn onderhouden blijft, maw integraal
voor regelingen, bestaat — pas — het noodzakelijke
overzicht voor eventuele stroomlijning van regelingen. Of voor een
aanvullende gedachte regeling kan ’betrekkelijk‘ eenvoudig
worden nagegaan in hoeverre reeds is voorzien in de informatiebehoefte
daarvoor resp. welke uitbreiding en/of wijziging van de stelselmatige
kaart nodig is.
Vanwege de reële omvang van het verkeersbereik schieten enkelvoudige
termen tekort voor eenduidigheid van betekenissen (lees ook:
interpretatie). Ter borging van eenduidigheid moet consequent context
èxpliciet zijn toegevoegd. Neem de term (lees ook: signatuur): kaart.
Met verwijzing naar Korzybski bedoel ik landkaart, niet speelkaart.
Verder, vanwege interdependentie door verkeer moeten signatuur en
context als metabegrippen tevens betrekkelijk zijn. Doorgaand op
bereik, daardoor is zo’n betrekking in beginsel oneindig
herhaalbaar (lees ook: recursief) ten dienste van alsmaar nader
verbijzonderde beschrijvingen van — voor regeling relevante
— aspecten e.d. van verkeersgedragingen. Als stelselmatig bemeten
modelleermethode geldt voor Metapatroon als beginsel zulke
recursiviteit van contextuele signatuurverbijzondering (om gedragingen
door situationele identiteitsverbijzondering eenduidig uit te drukken
òngeacht verkeersbereik).
De integrale verkeersregelingenkaart is om allerlei redenen nooit àf.
Slechts voor een gering aantal onderling samenhangende regelingen biedt
stelselmatige opzet reeds — grote — voordelen. Het kan ook
praktisch zijn om vooralsnog verschillende noemers te kiezen; enige
coördinatie is dan wel wenselijk om de latere integratieslag te
bevorderen. Waartoe stelselmatige(r) kaartenmakerij vrijwel meteen
noodzaakt, is herpositionering van zgn basisregistraties.
Waarom ik vergeefs op de stelselmatige (!) mogelijkheden met Metapatroon wijs, is wellicht dat de mensen tot wie ik dat verzoek richt zich van zo’n probleem resp. kans niet bewust — willen — zijn. Ik moet er ook maar naar — blijven — raden. Is zo’n methode soms bedreigend voor wie verhoudingen thans nogal eenzijdig voordelig zijn? Dat is blijkbaar nog steeds een zgn retorische vraag. [—] Het emancipatoire variëteitspotentieel is niet bepaald bevorderlijk voor aanvaarding door leden van de elite (waar niemand omheen komt met een voorstel voor een evenwichtig — proces van — verandering)[, …] hoewel ik voor digitalisering zelfs beargumenteer dat stelselmatig overzicht een voorwaarde is voor geleidelijke, aldus beheersbare veranderingen ter facilitering van ruimer overzicht dat vooral … bestuurders wensen.
Moeten we ons dan maar neerleggen bij maatschappelijk ònverantwoorde digitalisering? Niet, dus. Maar hoe krijgen we er dan wèl beweging in stelselmatige richting in?
Ik […] blijf benadrukken dat we voor deugdelijk beleid-als-afstemmingskader niet ontkomen aan — de noodzaak van het kunnen beschikken over — een verbindende grondslag. Met paradigma als synoniem van grondslag, noem dat grondslagwerk gerust filosoferen.
Hoe verder? Noem het anders multiproblematiek. Dat is zelfs kenmerkend voor overheidsbemoeienis. Als er niets valt àf te wegen, ogenschijnlijk géén verschillen dus, kan ‘het’ immers ook wel privaat. [… A]lweer groter bereik van verzamelen van informatie [vormt] een èxtra risico […] voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Maar wat […] dàn […]? Om maar niets aan multiproblematische opgaven te doen? Verkokering versterken, soms? Dat is niet realistisch. Daarentegen moeten ook en vooral èxtra risico’s zoveel mogelijk beheersbaar gemaakt zijn [en] dat vergt inclusief een dienovereenkomstig stelselmatige methode. Het heeft niet zo veel zin om een gaspedaal in de ene en een rempedaal in de een andere auto te monteren.
Het relevante thema heet ook wel multiproblematiek en het zou toch niet zo ingewikkeld moeten zijn om veel-in-de-zin-van-verschillen te associëren met — de noodzaak van — coördinatie enzovoort?!
Voor verhoudingen onder de noemer van maatschappelijk verkeer zijn
criteria voor ordening, en nota bene dáármee mede door hun te
bev-orde-ren samenhang criteria voor opbouwend geachte verschillen, een
kwestie van politiek met … verschillen van dien voor samenhang
waarvan de maatschappelijke orde eveneens moet voorzien.
Nogmaals, voor wie àlles daarentegen hetzèlfde lijkt, is dàt de —
afwezigheid van immers principieel verschilmatige — ordening. Dat
mag bestuurlijk aantrekkelijk lijken, want eenvoudig, overzichtelijk
enzovoort, maar loopt juist uit op toenemende wanorde van een bestuurd
systeem dat in werkelijkheid immers vòl is van — dynamiek van
— reële verschillen.
in: aantekening 82.1
Met bestuur in de publieke sector gaat het om bestuur vàn de publieke sector. Dat bestuursbereik is dus veel ruimer dan de desbetreffende overheidsorganisatie. Afgezien ervan dat indeling in maatschappelijke sectoren nooit strikt mogelijk is, betreft overheidsbestuur — een gedeelte van — het maatschappelijk verkeer. Het vergt zelfs als voorwaarde (!) een verander- annex ontwerphouding om verloop van maatschappelijk verkeer te … veranderen. En dat moet een, zeg maar, open houding zijn om optimaal zowel mogelijkheden en kansen als beperkingen en risico’s te … ontdekken. Maar ja, hoe ontstaat die voorwaarde? Alles helpt.
Het is bij nader inzien wellicht niet zo vreemd, dat een doorbraak uitblijft. De — digitale — facilitering van informatieverkeer is onder — nagenoeg? — overheersende invloed van bedrijfsmonopolisten geraakt met hùn belangen om de gedragingenvariëteit van ‘gebruikers’ door vergaand òpgelegde betekenissen met variëteitsbeperkingen van dien te sturen, beheersen enzovoort. De overheid ziet er blijkbaar nog ònvoldoende ondermijning van zgn open samenleving in, feitelijk inmiddels vergevorderd, om juist dergelijke bedrijven gedragsbeperkingen op te leggen.
Tja, waaròm vragen gemeenten om — wat in elk geval zij kennelijk wensen als — verbeteringen? Vergeleken met wat ik oprakelde, zijn intussen gemeenten — ipv het rijk — verantwoordelijk voor uitvoering mbt zulke onderwerpen van overheidszorg. Hun — bijdragen aan — agendering doet vermoeden, want dáár kan ik mij helaas nogal wat bij voorstellen, dat o.a. de inrichting van het — digitale — informatieverkeer nog steeds ònvoldoende aangepast is opdat zij de bijbehorende taken naar … behoren kunnen verrichten. Als dat zo is, zitten we m.i. middenin een veranderopgave die nog eens véél groter (lees ook: belangrijker, interessanter enz.) is[. …] Door de sterk toegenomen uitvoeringsverantwoordelijkheden van gemeenten loopt [die opgave] meer dan ooit door-de-bestuurslagen-heen. Dat noodzaakt dus eveneens meer dan ooit tot stelselmatige aanpak resp. opzet.
Allerlei populaties van allerlei soorten subjecten hebben bijgedragen aan uitputting van ‘hun’ hulpbronnen. Dat kan inderdaad mis gaan, omdat gedragingen ‘natuurlijk’ ruimere gevolgen hebben, alsmaar verstrekkender door aanhoudende onwetendheid en oplopende ontkenning van verantwoordelijkheid. Wij zijn nooit anders dan op één aarde geweest. Maar hoe kàn een subject redelijkerwijs rekening houden met — ontwikkeling van — omstandigheden die z/hij nooit ervaart, zoals haar/hem door een alsmaar èxtra gefaciliteerde levensloop — voor de kosten waarvan z/hij wederom per saldo geacht wordt te betalen — overkomt?
Het is maar de vraag waarop je met zgn voorlichting mikt. Als
redelijke argumenten niet(s) — kunnen — uitmaken om
besluitvormers van hun schuldangst àf te krijgen, is het […]
wellicht raadzaam om ze dan maar nòg angstiger te maken. Dat is echter
spelen met vuur, en werkt overigens slechts vanuit een als hoger
erkende (machts)positie. Nee, die hebben wij niet. :-) Intussen kan het
volgens mij geen kwaad om mensen, vooruit, enigszins diplomatiek, op
hun formeel geldige verantwoordelijkheden te wijzen. Dat levert
weliswaar bijna nooit iets opbouwends op, maar dan […] weet je
tenminste dat verdere ‘voorlichting’ aan zulke mensen
totaal verspilde moeite is. Onverminderd hopend op het nodige geluk
moet je elders proberen niet zozeer begrip, maar veeleer vertrouwen te
wekken. Mee eens, je kunt argumenten aandragen tot je een ons weegt,
maar daarvan trekt nauwelijks iemand zich ook maar iets aan.
Toegegeven, dat doe ik vaak zèlf evenmin. :-)
Dus, met een andere opzet moet ergens een begin kùnnen worden gemaakt,
waarvandaan uitbreiding ervan — pas — mogelijk is. Het
beste kan iemand worden verzocht om beginruimte beschikbaar stellen,
die zowel zèlf zeggenschap erover heeft als noodzaak van zo’n
andere opzet reeds duidelijk genoeg is (al is het maar omdat z/hij
begrijpt dat doorgaan op de eerder ingeslagen weg alsmaar averechtser
uitpakt). Wie meteen al zulke zeggenschap blijkbaar niet heeft, voor zo
iemand moet we een ànder zoeken, enzovoort. Dat is inderdaad “een
hoop werk.” Volhouden …
Met digitale technologieën zijn evenwichtige verhoudingen verder verstoord geraakt. In wat sociale media heten wordt voorzien door slechts ènkele bedrijven met als verdienmodel verkoop van, ouderwets gesteld, adressenlijsten en advertentieruimte. […] In een rechtsstaat zijn waarborgen voor evenwichtige verhoudingen voor deelnemers aan maatschappelijk verkeer de zorg van de overheid. Hoe langer en verder die zoek raken, […] des te moeilijker is … herstel. Wie blijft weigeren voldoende van semiotiek te begrijpen, kan als opdrachtgever of ontwerper voor stelselmatige opgaven met nadruk op facilitering van evenwichtige maatschappelijk-verkeerverhoudingen onmogelijk verantwoord handelen.
De helaas voortdurende actualiteit leert daartegen dat wij telkens opnieuw ook — en vooral? — tot vernietiging in staat zijn èn ons daarvoor menen te kunnen rechtvaardigen.
Voor private (lees ook: zakelijke) voorzieningen zoals zgn sociale media is opzettelijke belemmering van interoperabiliteit als korte-termijn concurrentiestrategie overigens nog wel begrijpelijk. Onder de noemer van overheidszorg is het echter kortzichtig om digitale voorzieningen beperkt af te stemmen op interacties volgens informatieverkeer waaraan altijd minstens één deelnemer een overheidsinstelling moet zijn. Wat fysieke verplaatsingen betreft, de openbare weg is er voor iedereen. Daar komt bij, alle retoriek ten spijt, dat allerlei overheidsinstellingen hun eigen belang bij digitalisering apart voorop blijven plaatsen; zelfs voor dat toch zeer geringe overheidsaandeel aan het totale maatschappelijk (informatie)verkeer blijkt interoperabiliteit problematisch. Mede daardoor kunnen sociale-mediabedrijven voorzieningen die feitelijk infrastructureel zijn kapen en strijdig met het algemeen belang exploiteren.
in: Identiteitstelling en nadere hoedanigheden in maatschappelijk informatieverkeer
Dat is nog niet zo eenvoudig, althans, nog steeds kan ik zo gauw niet ontdekken hoe de beoogde opzet van dat hulpmiddel duidelijk àfgeleid is van (een) doel(en) onder de noemer van maatschappelijk verkeer. De vraag is inderdaad of eerder dat (die) doel(en) wel zo duidelijk overlegd tot en met vastgesteld is (zijn). Het zou mij niet verbazen, indien zo’n middel prompt verward is met een doel. Zeg ook maar, oplossing misvormd als daadkracht op zoek naar probleem, met, tja, geen verrassing, alom nòg meer verwarring als gevolg.
Het gezegde dat kennis macht is, klopt domweg niet. Daarom helpen waarschuwingen tegen machtsmisbruik zo zelden, zijn voorstellen ter bevordering van evenwichtiger — maatschappelijke — verhoudingen doorgaans niet welkom.
Sterker nog, zelfs overal ontbreekt m.i. nog besef dat
veronderstellingen inmiddels véél te krap bemeten zijn voor
digitalisering die met inzet van netwerk(middelen) allang berekend moet
zijn op/volgens een open, grenzeloos bereik. Dat gebrekkige inzicht
wreekt zich voor een zakelijk bedrijf vooralsnog minder; uit
concurrentieoverwegingen kan elk bedrijf eenzijdig zelfs opzettelijk
gedragsbeperkingen opleggen aan klanten e.d.
Voor overheidsbemoeienis gaat dat echter prompt mis, ik bedoel
dergelijke apartheid. Overheid dient immers herverdeling volgens
allerlei aspecten van maatschappelijk verkeer. Dat staat of valt dus
met erkenning van reële verschillen èn samenhang ertùssen (onder de ene
noemer die daarom het algemeen belang heet). Anders zijn over- en
afwegingen met redelijkerwijs evenwichtige uitkomsten nooit, herhaal,
nooit mogelijk. Ofwel, ook en vooral voor overheidsdigitalisering
moeten de veronderstellingen, zeg ook maar de begrippen die principieel
gelden (lees ook: paradigma, axioma’s), nodig en voldoende
variëteitspotentieel bieden.
Zolang die paradigmawissel uitblijft, zitten we echter opgescheept met
enkelvoudig gedimensioneerde pogingen voor meervoudig gedimensioneerde
opgaven. Dergelijke pogingen lossen uiteraard niets op, integendeel,
vaak verergeren daardoor problemen (en als zgn affaires raken stellig
slechts de allerwrangste misstanden bekend).
Een paradigmawissel is nooit, eh, eenvoudig …
(Ook) voor digitalisering(sprojecten) zou het al helpen, indien de
opdrachtgever zich niet beschouwt als dè klant, maar als
vertegenwoordiger van àlle zgn belanghebbenden met hun gevarieerde
belangen van dien voor de — facilitering van — afstemming
waarvan hij àls vertegenwoordiger verantwoordelijk is. In en voor een
zgn open samenleving behoort een dergelijke maatschappelijke oriëntatie
vanzelfsprekend te zijn voor digitaliseringsprojecten onder regie van
de overheid.
Maar dat is zij helaas dus nog niet, alle retoriek ten spijt. […]
Dat komt erop neer, dat de mensen worden geacht er voor de regels te
zijn ipv omgekeerd. Open is toch echt ànders.
[Wie] kijkt naar de ‘praktijk’ tijdens decennia van digitalisering […] en ook hoort en leest over herhaald mislukte digitaliseringsprojecten onder overheidsregie […], mag het niet langer […] een gek idee [vind]en […] om het eens op een andere manier te proberen.
Erasmus worstelt met de feitelijk onmogelijke opgave om juist mensen met macht over verhoudingen van ook hùn voordelen van evenwichtiger verdeling te overtuigen. Hij weet dat vervanging van het ene door het andere absolutisme niet helpt, integendeel. Daardoor blijven evenwichtige verhoudingen immers onbereikbaar(der). […] Wie meent absolute macht te hebben, of erop uit is die te verwerven, staat überhaupt niet open voor een àndersluidende, evenwichtige(r) verhoudingen bevorderende, boodschap. Erasmus geeft het voorbeeld, dat elke absolutistische poging tot opbouwende verandering altijd faalt. Hoewel de kans met een evenwichtig bedoelde boodschap zeer gering is, bestaat daarmee tenminste wèl een kans.
[V]olgens democratische verhoudingen [zijn] de burgers gezamenlijk “platform owner” van — maatschappelijke — infrastructuur […], met ‘hun’ overheid als uitvoeringsorganisatie.
Mijn idee is dat voor betrokken subjecten nadruk veel herkenbaarder op verantwoordelijkheid resp. aansprakelijkheid moet komen te liggen. Een machine is en blijft immers ‘maar’ gereedschap.
[N]ogmaals, de bestuursbeperking tot domein — terwijl domeinen, sectoren e.d. zich helemaal niet laten afbakenen — staat stelselmatigheid in de weg. Omdat stelselmatige semantiek in het algemeen belang is, vergt aandacht enzovoort voor dito maatschappelijke verkeersvoorzieningen allereerst politieke overwegingen en besluitvorming. […] Wat politiek blijft ontbreken, valt bestuurlijk nooit te redden. […] Zolang de wereld kwalitatief niet verandert en tevredenheid heerst over bestuur, lijkt politiek overbodig en valt de reductie van politiek tot bestuur niet eens op. Maar de wereld verandert wèl en zeker niet iedereen prijst ‘onze’ bestuurders. Omdat inmiddels ook de politici blijkbaar veronderstellen dat zij vooral bestuurders — willen — zijn, moet het ook volgens hen, volgens die tot bestuurlijke braafheid afgerichte politici, dus, van een nieuwe bestuurscultuur komen. Nieuw! Altijd goed, nietwaar? […] Opzettelijk of niet, zo houden de ‘echte’ bestuurders de politici gegijzeld in ònpolitieke verhoudingen ter bestendiging van, ik houd me in, deels allang averechtse bestuurlijke verhoudingen. Wat met voorrang moet veranderen is de politieke cultuur. Dat is en blijft dus echter kansloos onder feitelijke regie van de ònveranderd oude bestuurscultuur. Wat niet helpt, over semantiek gesproken, is dat het woord cultuur is gaan dienen om vaag over ideeën te blijven (wat dan uiteraard weer wèl helpt als je géén idee hebt anders dan orde domweg opvatten als handhaving van overgeleverde verhoudingen).
Tja, baron von Münchhausen kon zich aan zijn eigen haren uit een
moeras trekken. Nee, dat is niet redelijk en dergelijke wonderen zijn
ook allang de wereld uit.
De enige manier om kwalitatieve verandering op maatschappelijke schaal
— waarvoor nota bene verwevenheid kenmerkend is met wirwar van
afhankelijkheden, belangen enzovoort van dien — in gang te
krijgen, is dat èrgens iemand op voldoende invloedrijke
maatschappelijke positie zo gek, herstel, zo verstandig raakt om in een
idee ervoor te geloven. Maar ja, dan moet dat idee voor zo iemand
duidelijk genoeg zijn, in èlk geval geldt dat voor het belang dat z/hij
erbij heeft. Dat, zeg maar, particuliere belang moet dan stroken met
het zgn algemeen belang, want anders kent de verandering zelfs een
valse start.
[D]e opgave [is] om dergelijk besef van verantwoordelijkheid te laten dagen, opdat mensen die verantwoordelijkheid-volgens-betrekkingen daadwerkelijk — alweer wat meer kunnen — gaan nemen.
Onwrikbaar, zeg ook maar absoluut geldig kan m.i. geen enkele opvatting zijn. Dus vermoed ik een politieke bedoeling, dwz (be)sturing van verhoudingen. Waarom blijkt dat, ook nog steeds, toch zo vaak verhoudingsgewijs eenzijdig voordelig voor de ene waarheidseiser resp. nadelig voor àndere deelnemers en, nog schever, voor wie van deelname uitgesloten raakt?
Je kunt je ook van enig oordeel over — verschil tussen — beginselen willen onthouden. Zo van, ik regel wat proefjes en dan zoeken ze het onderling maar uit. Ik herhaal, dat werk dus niet. Niet als vernieuwing noodzakelijkerwijs kwalitatief moet zijn, maw met voorrang een wijziging van beginselen betreft.
in: aantekening 86.4
Juist hardnekkig vasthouden aan verabsolutering maakt de “realiteit” niet zomaar “complex,” maar door bijbehorende ontkenning van reële variëteit zelfs volslagen onbegrijpelijk en bijgevolg ònbeheersbaar. Volgens dat zelfingenomen beginsel van verabsolutering kan de overheid onmogelijk haar zorgplicht voor maatschappelijke verhoudingsvoorzieningen adequaat vervullen.
Nogmaals, een subject is méér dan een waarnemer. Hij is, vooruit, een gedrager, maw als subject voorzien van cognitief vermogen dat hem ervaringen (verleden) laat meewegen voor gedragsplanning (toekomst). Ipv àlles is het hier-en-nu altijd maar bijna … niets als punt waarom telkens vèrder gedrag als het ware draait. Om dàt te begrijpen zit Einsteins theorie en, over vertekeningen gesproken, klassieke formele logica alleen maar in de weg. Laat je er ajb niet door afleiden van wat je kan helpen aan inzicht voor het opbouwen en onderhouden van evenwichtige verhoudingen. Daarvoor kom je terecht in ethiek. In hoeverre kan resp. moet een subject het verleden via zijn (leer)ervaring ervan meetellen voor zijn vòlgende gedragingen èn in hoeverre kan resp. moet hij de toekomst in zowel plaats als tijd daarvoor overwegen? De aanname van situatie wijst op onontkoombare beperking, maar waar telkens zoiets als eindigheid van relevant gedragsbereik ligt, nemen ‘we’ althans in de meeste situaties, over cirkelredenering gesproken, dan maar aan als de verantwoordelijkheid van het betrokken subject.
Stelselmatigheid vergt daarentegen — erkenning van — evenwichtige verhoudingen volgens nota bene maatschappelijk perspectief. Mag het daarover daarom eens met voorrang gaan? […] Wie geeft dáárvoor ruimte?!
Aan wat de één volgens haar/zijn vermeende gelijk houdt voor het òngelijk van een ànder, kent de één blijkbaar géén betekenis toe. Als dat omgekeerd ook gebeurt enzovoort, woekert sektarisme.
Want waarom wordt er ook en vooral voor de maatschappelijke opgave van zgn semantische interoperabiliteit nog steeds niets gedaan om semantisch simplisme te verhelpen?
Heb ik er soms helemaal geen verstand van? Of ontbreekt inderdaad informatiebeleid in de zin van richtinggevend, samenhang borgend referentiekader? Die grondslag moet uiteraard vooràf gaan aan tèchnische oriëntatie, dus nota bene vertrekken van inzicht in de maatschappelijke opgave(n) […] en zo — pas — uitkomen op stelselmatige duiding van het eventuele digitaliseringsaspect. Wie daarentegen meteen vanuit digitalisering gelooft te kunnen vertrekken, mist geheid — facilitering van — het maatschappelijk belang.
Nu kan een subject met zijn gedragsaandeel invloed uitoefenen op wat
hem toekomstig als situatie treft. Naarmate hij daarin beter slaagt,
lijkt een situatie zich vergaand te herhalen. Nota bene, dat is
àfgezien van tijdsverloop waarin het subject in kwestie veranderd zal
zijn. Het voordeel dat een subject associeert met situationele
herhaling, is dat hij een eerder opgesteld begrip opnieuw kan benutten.
Dat is inderdaad oppassen, want het is altijd maar de vraag of hijzèlf
en/of omstandigheden inmiddels zodanig zijn gewijzigd dat het
overgeleverde begrip wellicht niet meer … past.
Veronachtzaming van die vraag behoort tot de illusie van onwrikbare
ordening. Sterker nog, het met dwang òpleggen van — het volgen
van — een bepáálde ordening ‘bevordert’ uiteraard
continuïteit van situationele gelijksoortigheid. Dat betreft echter een
situatiebegrip dat vaak slechts door bevoorrechte deelnemers aan
maatschappelijk verkeer voor gunstig wordt gehouden. Het is daarom ook
maar de vraag of overige deelnemers er niet allang een zelfs sterk
afwijkend situatiebegrip op nahouden. Voordat zulke spanning tot
uitbarsting komt, is aanpassing van ordening nodig, enzovoort. Tja, wie
zich ordebewaker waant, blijkt in elk geval op wat langere termijn de
voornaamste ordeverstoorder omdat hij de dynamiek van ordening weigert
te begrijpen, laat staan dat hij er tijdig genoeg naar handelt.
In een zgn pluriforme samenleving moeten ‘we’ het zelfs
expliciet hebben van variëteit van ordeningen. Dat is wat anders dan
anarchie. Om geschillen enz. beheersbaar enz. te houden moeten zulke
ordeningen immers tevens — enigszins — samenhangen, maar
zònder dat ze òndergeschikt zijn aan nòg weer een ordening (want anders
raakt pluriformiteit ondermijnd). Dat acht menigeen, graag domweg
onderhevig aan de populistische illusie van ènkelvoudige ordening,
strijdig met orde. Juist dat roept echter … strijd op met wanorde
van dien.
Infrastructuur is niet zakelijk, maar dient — wat dat ook is — het algemeen belang. Kijk wat er gebeurt, als bedrijven voorzieningen kapen. De coördinatie-overheid is grof nalatig door bedrijven te laten exploiteren wat ònvoorwaardelijk — en met afdoende borging van persoonlijke levenssfeer enzovoort — open moet staan voor willekeurige deelnemers aan informatieverkeer, thans dus óók digitaal gefaciliteerd.
Wat mij betreft heeft ‘de’ overheid tevens
infrastructurele zorg voor de, zeg maar, openbare digitale weg met
financiering met zgn algemene middelen. Dat is toch een ander soort
gratis — want betaald met belastinggeld inclusief publieke
verantwoording erover — dan wat sociale-mediabedrijven zo
misleidend bieden.
Als — onderwerp van — overheidszorg zijn verkeersregels
principieel inbegrepen. Nogmaals, de valse suggestie van absolute
vrijheid, ook ten onrechte nogeens kosteloos voorgesteld, is een prompt
gevaar voor maatschappelijk opbouwende verhoudingen.
Is vertrouwen in de overheid niet gerechtvaardigd? Ik zie geen
alternatief.
Dat blijft m.i. dweilen met de kraan open. Vergeet het dus maar. Mijn idee? Het politieke bestuur van een democratische rechtsstaat zorgt, in het besef van ‘eigen’ voorwaarden, voor continuïteit van — publieke — infrastructuur. Daartoe moeten allang eveneens digitale voorzieningen voor informatieverkeer worden gerekend. Vergelijkbaar met de openbare weg in fysiek opzicht, coördineert de overheid niet slechts aanleg e.d., maar heeft tevens exclusief volledig zèlf de taak van toezicht en handhaving. Het was een nalatigheid om bedrijven zulke voorzieningen te laten treffen. […] Onder zakelijk bewind kùnnen voorzieningen nu eenmaal geen infrastructuur zijn. Voorzien van de vàlse schijn van infrastructuur regelen zgn sociale-mediabedrijven informatieverkeer zodanig dat alsmaar specifiekere informatie over gebruikers resulteert waarvoor àndere gebruikers willen betalen om zich in informatieverkeer te mengen, enzovoort. Nadelen overheersen prompt voordelen. Dat màg geen verrassing zijn. […] Sociale-mediabedrijven moeten […] volgens herziene regelgeving een ànder verdienmodel optuigen, of domweg verdwijnen als ze onder die voorwaarden niets meer kunnen verdienen.
Wat maakt een opgave ingewikkeld? Dat ligt o.a. aan wie allemaal
— moeten — tellen als zgn belanghebbend en dan vooral aan
de variëteit van hun belangen.
Vaak raakt een opgave nòg ingewikkelder, zoals wanneer de ene
belanghebbende (Engels: stakeholder) onvoldoende beseft dat van andere
belanghebbenden ook iedereen zèlf in cycli vanaf veronderstelling tot
en met oordeel het hare (lees ook: zijne) ervan vindt. Wat iemand op
enig moment tegen de één zègt wat zij (lees ook: hij) ergens van vindt,
kan immers verschillen van wat zij tegen een ànder erover zegt resp.
van wat zij op een ànder moment zegt tegen die ene. Daar komt nogeens
verschil bij tussen wat iemand zègt en wat zij vindt.
Emancipatorisch in de zin van democratisch-rechtstatelijk duurzaam
werkzame, want evenwichtige, afstemming vergt voortschrijdend overzicht
over hoe respectievelijke belanghebbenden de opgave inclusief hun
belang(en) erbij ervaren.
Belanghebbenden zijn subjecten, zodat een objectief overzicht
onmogelijk is (en de valse schijn van objectiviteit ondermijnt
evenwichtige — dynamiek van — verhoudingen).
Inventarisatie, en vervolgens bijhouden, begint daarom met principiële
erkenning van subjectiviteit. Zo oriënteert een subject zich telkens
volgens wat zij ervaart als — aldus relevante — situatie.
[…]
Ook en vooral belangen laten zich subjectief-situationeel duiden en
ordenen. Met vereiste objectiviteit in de zin van onafhankelijk van
concrete subjecten en/of situaties is voor pràktische benadering
Metapatroon als modelleermethode geschikt.
in: aantekening 89.3
Hoe zit het eigenlijk met maatschappelijke ontwikkeling? Wat is de trend? Als ’we‘ het erover eens zijn, dat variëteit van levensomstandigheden eerder toe- dan afneemt, is het verstandig dat ’we‘ aanvaarden dat […] eerder meer dan minder omstandigheden/variabelen relevant zijn.
in: aantekening 89.9
[E]nige vrijheid — wat dat ook is — [is] voorwaarde […] voor […] vèrdere activiteiten ter bevordering ervan. Zeg maar dat emancipatie van de één op gang geholpen moet worden door de ànder die er óók versterking van haar/zijn ’eigen‘ vrijheid in herkent ipv bedreiging. En wat de één heel praktisch kan doen voor de vrijheid van de ànder, is volgens mij vooral door nota bene te beginnen de ànder principieel juist wèl “als anders” te zien. Daaruit kan immers pas … vorm resulteren van verhoudingen, zodoende van erkenning van respectievelijke aandelen, van bevordering van evenwichtige verdeling, enzovoort.
Wat telt, is niet alleen erkenning van verschillen. Want in één moeite door moeten ‘we’ samenhang ertùssen bijhouden. Dat vergt aandacht voor verhoudingen en zou ik daarom juist géén “radicale manier van kijken” noemen. Het is daarentegen ontkenning van verhoudingen met onderdrukking volgens de ènkele … verhulde … (machts)verhouding die feitelijk radicaal is resp. radicaliseert. Dat duid ik als ééndimensionaal met twee polen. [… V]rijwel iedereen [is] vrijwel altijd aan zulke kortzichtigheid onderhevig […]. Wie dat echter volhoudt onder de noemer van het zgn algemeen belang, veroorzaakt ernstige schade aan dynamisch evenwicht van … variëteit van … verhoudingen.
in: aantekening 90.6
Zolang vooral bestuurders hun positionele houvast abusievelijk ontlenen aan dergelijke beperking(en), ervaren ze een open aanpak prompt als bedreigend. Moeten ‘we’ oplossingen dan maar vergeten van maatschappelijke problemen die naar hun aard onvermijdelijk grenzen doorkruisen van hun respectievelijke bestuursrijkjes inclusief hofhoudinkjes?
in: aantekening 90.7
Wat ik benadruk is dat, àls er op de schaal van het publiek domein (verkeers)regels nodig zijn, ze tot stand moeten komen volgens processen van democratische politiek. Zolang politici het daarvoor laten afweten, kunnen vooral sociale-mediabedrijven ze kapen voor hùn zakelijk voordeel (want het gebruik van zgn sociale media is wel degelijk aan regels onderhevig, te weten de gebruiksvoorwaarden enzovoort van het bedrijf dat de digitale verkeersvoorzieningen als waren ze infrastructuur beschikbaar stelt). [… V]an infrastructuur is geen sprake, kàn nooit sprake zijn, met “bestemming” van gebruik ervan eenzijdig door de aanlegger ipv in hun wisselwerking met voorrang door de … gebruikers.
Ik houd het op, moeilijk genoeg, bevordering van emancipatie. Dat betreft dus alweer evenwichtiger verhoudingen en vergt een daarop … afgestemd informatiebegrip.
Dus, zolang een spijkerverbinding is en blijft wàt je wil, doe je er
verstandig aan om er voor hoe ook verder de man- of vrouw-met-de-hamer
bij te halen.
Zodra je echter iets ànders wil, is hoe-voor-wat klakkeloos aan een
exclusieve spijkeraar overlaten dus prompt het allerstomste dat je kunt
doen. In een hoe-middel ligt immers de ermee te faciliteren wat-ruimte
besloten. Wil je een schroefverbinding? Met een hamer maak je van alles
juist alsmaar verder kapot.
Er komt bij klussen nogal wat verschillends kijken, terwijl samenhang
ertùssen geborgd moet raken. Maar je kunt er helaas op rekenen dat
spijkeraars driftig op jou gaan hameren. Ook jou zien ze immers als
slechts een spijker, volgens hen zelfs een ongelofelijk kromme die
nodig — volgens hun idee van — recht moet worden
geslagen.
[Er heerst] m.i. een naïeve voorstelling van markt(werking). Juist in een verhouding met een leverancier kan een klant aan onevenredige dwang bloot staan. Maak er dan maar infrastructuur voor burgers van. Minstens regulering is inderdaad niet van de lucht, maar het is altijd maar weer de vraag wèlke belangen ermee zijn gediend.
Pas dankzij erkenning van infrastructuur als maatschappelijk hoofdthema laat zich herkennen wat er ònvermijdelijk politiek aan is.
Mijn idee is en blijft dat ‘we’ het moeten hebben van
evenwichtige verhoudingen. Dat vergt tevens allerlei voorzieningen. En
daarin is m.i. slechts verantwoord te … voorzien volgens —
de grondslag van — erkenning van dynamiek van
verschillen-in-samenhang (lees ook: interdependentie). […]
Oh ja, uiteraard kan ik het faliekant mis hebben met mijn
variëteitsbeginsel. Hmm, niemand doet … moeite om mij daarvan te
overtuigen. (Ook) in allerlei literatuur komt echter allang, noem het
maar, differentiedenken nadrukkelijk uitgesproken aan bod. Wat ik
elders nog niet heb ‘gevonden’ is wat noodzakelijkerwijs
‘voorbij’ fragmentatie met apartheidjes en heersertjes van
dien gaat, ofwel zoiets als stelselmatige consistentie. En juist
dááraan hebben ‘we’ praktisch behoefte.
Hoewel opvoeding en -leiding het individu in kwestie lijken te betreffen, gaat het er feitelijk om deelnemers voor te bereiden om in allerlei hoedanigheden aan allerlei verhoudingen deel te — kunnen — nemen. En burger is een aanduiding voor slechts een aantal van dergelijke verhoudingshoedanigheden. Algemeen gesteld stemmen deelnemers hun verhoudingsgewijze gedragsaandelen op elkaar af middels — uitwisseling van — tekens. Daarom stel ik onderwijs in tekenleer (lees ook: semiotiek) voor, maar dan wèl een tekenleer die gedragsleer en kennisleer verbindt resp. omvat.
Subjectief situationisme volgens een verruimd subjectbegrip wijst prompt op — veel — verderstrekkende verantwoordelijkheid. Voor een subject in kwestie telt wat hij als relevante situatie ervaart op z’n minst hemzèlf, één of meer objecten waarvan hij erkent dat zij op hùn beurt subjectief-situationeel “denken en handelen” en/of één of meer objecten die hij géén subjectiviteit toeschrijft. Andere subjecten? Helaas gaan ze voor een subject vaak voor “louter object” door. Een subject mikt met “handelen” op effect(en). Zijn verantwoordelijkheid heeft daarom voorts wel degelijk … betrekking op wat hij terecht als, eh, levenloze objecten beschouwt. Want wat er al dan niet mee gebeurt bepaalt niet alleen wat hijzèlf op enig later moment als situatie kan ervaren. Dergelijke invloed kan doorwerken voor welk subject dan ook, ook nogeens òngeacht erkenning als zodanig door het subject wiens “handelen” (lees: gedrag) ‘oorspronkelijk’ aan de orde is.
Wat met voorrang telt, is het doel. Verwerkelijking vergt middelen.
Indien een doel niet gerechtvaardigd is, geldt gebruik van middelen
ervoor meteen als ònrechtvaardig, punt.
Voor een vèrder doel moet telkens allereerst de vraag naar
rechtmatigheid ervan bevestigd beantwoord zijn. Tja, als dat niet
gebeurd is …
Als rechtmatigheid van een doel verantwoord is gevestigd, zijn middelen
ervoor — pas — aan de orde met als het ware dóórwerkende
— eis van — rechtmatigheid dat ze bijbehorend evenwichtig,
passend, proportioneel, subsidiair enzovoort moeten zijn.
Nee, middelen rechtvaardigen òmgekeerd nooit een doel. Voorstellingen
van middelen kunnen wèl aanleiding zijn tot heroverweging e.d. van
doelen. Dat is ook precies wat er steeds gebeurt door o.a. verder
digitaliseringsaanbod. Hoewel er nòg weer andere vragen kunnen opkomen,
doet dat echter niets àf aan principiële doelprioriteit voor
daadwerkelijke uitvoering. Als een uitvoeringsorganisatie feitelijk
alleen haarzelf nog doelstelling toevertrouwt, kan het voor
maatschappelijk evenwichtige verhoudingen dus weleens verkeerd
lopen.
Nadat een ‘nieuw’ doel als rechtmatig voor verwerkelijking
is aangemerkt, komen tevens — en uit doelmatigheidsoverwegingen
zelfs bij voorkeur — reeds bestaande middelen in aanmerking.
in: aantekening 92.1
Ga nu … gewoon maar van subjecten uit. En ook politiek subject beschouw ik dan als een pleonasme; een subject komt met haar/zijn situationele gedragsaandeel immers op voor haar/zijn belang (lees ook: interesse, motief).
in: aantekening 92.3
Iedereen verkeert altijd in een situatie, maw neemt deel aan “relaties.” Er is geen ontkomen aan (machts)verhoudingen. Die kunnen niet verdwijnen, maar wijzigen door emancipatie.
Zelfs volledig ontbr[ee]k[t] aandacht voor stelselmatigheid, dwz de ‘eigen’ organisatie opzettelijk positioneren als deelnemer aan maatschappelijk informatieverkeer met als overheidsorganisatie aandeel leverend aan infrastructurele voorzieningen ervoor.
Gedegen studie van de leer van transactiekosten heb ik nooit gemaakt, een oppervlakkige overigens evenmin, maar ik kan mij niet voorstellen dat marktwerking een oplossing, heel praktisch, is voor het probleem van naar hun aard immers ònproductieve transactie-activiteiten. Hoe blijven die minimaal resp. laten die zich optimaal vermijden?
Wie de stoplichten op een kruispunt verkeerd afstelt, bijvoorbeeld allemaal altijd op groen, wordt voor een ongeluk dat er het gevolg van is stellig ter verantwoording geroepen. Waarom weigeren zowel ict-ers als hun opdrachtgevers het falen van eendimensionale betekenisduiding zelfs maar te overwegen? Voor ict-ers is het geen kwestie van falen; zij hebben er een solide verdienmodel aan. Maar opdrachtgevers dan? Ik vermoed dat zij onwetendheid koesteren om verantwoordelijkheid voor mislukkingen af te kunnen blijven wijzen. Onzin, uiteraard, maar zolang dat werkt … Degenen aan wie zij verantwoording afleggen wensen kennelijk eveneens graag géén benul te hebben. Hoe decadent rijk is een land financieel dat zich in politiek opzicht zulke armzalige bestuurders kan veroorloven?!
Dat mag, herstel, moet vooral werk voor specialisten zijn en blijven. Het probleem is alleen dat ‘zij,’ wat zij vinden dat ‘hun’ technieken bestrijken, gretig voor het gehele … probleem houden en dùs die technieken in één — gebrek aan — moeite door als dè oplossing. Het is daarom moeilijk er … tussen te komen om er zonodig een stelselmatige(re) grondslag … vóór aanvaard te krijgen.