De bedoeling met informatiekunde

Pieter Wisse

Als informatiekundig ontwerper ben ik uiteraard vooringenomen. Daardoor lees en begrijp ik The Purpose of Philosophy (opgenomen in de bundel Concepts and Categories, The Hogarth Press, 1978, pp. 1-11, oorspronkelijk 1962) volgens een bepaald referentiekader. En laat dàt precies zijn wat Isaiah Berlin (1909-1997) beweert met zijn opstel. Hij wijst op (p. 8) “profoundly different outlooks.” Zo (ver)leidt mijn perspectief me kennelijk ertoe om Berlins duiding van filosofie dóór te trekken naar informatiekunde.

Berlin begint met het aanwijzen van wat volgens hem géén filosofische vragen zijn. Daarvoor oppert hij twee categorieën. Aan de ene kant zijn er dan de vragen waarvan (p. 1)

we think that the answer can be discovered by empirical means, that is, by orderly observation or experiment.

Aan de andere kant gaat het om “the formal disciplines,” dwz vakgebieden (p. 2)

defined in terms of certain fixed axioms and certain rules of deduction etc., where the answer to problems is to be found by applying these rules in the manner as prescribed as correct.

Juist Berlin beseft terdege dat (p. 2)

this dichotomy is a drastically over-simple formulation: empirical and formal elements are not so easily disentangled.

Maar onder de noemer van informatiekunde zijn ze zelfs alsmaar enger verstrengeld geraakt. Het formele is daarbij het feitelijke gaan overheersen. Daarom is het voor mij de ‘vraag’ of wat alom als zodanig wordt voorgesteld eigenlijk wel informatiekunde ìs.

Terug naar Berlin. Zolang (p. 3) “the questioner” een vraag (nog) niet productief als empirisch of formeel kan categoriseren, dwingt de dienovereenkomstige “perplexity” haar (of hem) tot filosoferen:

[B]etween the two original baskets, the empirical and the formal, there is at least one intermediate basket, in which all those questions live which cannot easily be fitted into the other two.

Vele mensen ervaren de bijbehorende onzekerheid als ondraaglijk. Berlin wijst op (p. 4)

a natural tendency to try to reformulate these questions in such a way that all or at any rate parts of them can be answered either by empirical or formal statements.

Dat gaat natuurlijk zelfs grondig mis, wanneer het reële belang zonder erkenning blijft als gevolg van verminking van de oorspronkelijke vraag en, sterker nog, aldus vrijwel zeker geschaad raakt. De moderne non-informatiekundige kiest daarvoor bijna exclusief het dwaalspoor van irrelevant formalisme.

Let wel, ik ben geen tegenstander van formalisme. Ik ben er juist helemaal vóór, maar pas wanneer we eraan toe zijn, het formalisme in kwestie passende variëteit heeft en dàn nota bene louter voor wat zich er werkelijk voor leent.
Overigens meen ik als bedenker van Metapatroon (Engels: Metapattern) in dit opzicht enig èxtra recht van spreken te hebben. De modelleertaal Metapatroon biedt recursieve contextuele verbijzondering. Dat borgt open bereik van formeel-eenduidige ordening van betekenissenvariëteit. Maar antwoord op àlle vragen geeft – het minimalistische formalisme van – Metapatroon beslist niet!

Vooral in het vroege stadium is ook informatiekunde vergaand filosofisch van aard. Wie gelooft dat “perplexity” zich met formalisme laat verdoven, versterkt daarentegen nogmaals haar (of zijn) bijgeloof.
En ook weer informatiekunde behoudt altijd een filosofisch aandeel: (p. 9)

With the more transient [subject-matter], the philosopher’s problems take on a more dynamic and historical aspect. Different models and frameworks, with their attendent obscurities and difficulties, arise at different times.

Maar niet alleen doen zich volgtijdelijk verschillen voor, ook gelijktijdig verschillen o.a. (p.8)

the reasons for action, the moral codes, the political beliefs, the tastes [...] deeply and systematically.

De facilitering van informatieverkeer met zulke veranderlijke variëteit acht ik de professionele opgave van informatiekundigen. Wat Berlin over filosofie stelt, is daarom onverkort op informatiekunde van toepassing: (p. 10)

The task of philosophy, often a difficult and painful one, is to extricate and bring to light the hidden categories and models in terms of which human beings think [...], to reveal what is obscure or contradictory in them, to discern the conflicts between them that prevent the construction of more adequate ways of organising and describing and explaining experience.

In praktisch opzicht is de opgave voor informatiekundigen nog moeilijker. Want zij ontwerpen operationele voorzieningen voor informatieverkeer.
Op voorhand mag niemand uitgesloten zijn van gebruik van per definitie publieke infrastructuur. Dan is het dus niet genoeg om eventuele geschillen e.d. te analyseren. Door de – opzet van de – infrastructuur moeten, zeg maar, botsingen zoveel mogelijk beperkt blijven. Tegelijk moet het (informatie)verkeer zo vlot mogelijk verlopen, en zo zijn er talloze behoeften en eisen waaraan infrastructuur zo evenwichtig mogelijk – wat opnieuw een evident filosofische vraag is – moet beantwoorden.

Zoals Berlin voor filosofie aangeeft, is er ook voor informatiekunde een taak (p. 10)

at a still ‘higher’ level,

te weten

to examine the nature of [its] activity itself [...], and to bring to light the concealed models that operate in this second-order.

Dat geldt m.i. als oproep aan èlke zgn specialist. Zodra iemand ànders niet of nauwelijks in staat is om ‘werk’ te beoordelen, moet de specialist zich daarover op z’n minst tegenover zichzelf kunnen verantwoorden. En daarvan wordt haar (of zijn) werk altijd beter!

Iets verderop lijkt het alsof Berlin zelfs direct over informatiekunde schrijft. Want de zichtbaarste resultaten van – het werk van – de informatiekundig ontwerper zijn modellen: (p. 10)

Men cannot live without seeking to describe and explain the universe to themselves. The models they use in doing this must deeply affect their lives.

Het etiket informatiemaatschappij legt nadruk op mensen als deelnemers aan informatieverkeer. En terwijl Berlin volstaat met de individuele mens en zijn model(len), verduidelijkt verkeer als referentiekader dat zulke verschillende modellen tevens samenhangen. Dat vergt wat aanvankelijk een metamodel kan worden genoemd, maar vanuit dat verkeerskader weer gewoon een model is. Daarin zijn de kleinschaliger bemeten modellen samenhangend opgenomen, met vaak vergaande wijzigingen van dien. Stelselmatigheid noodzaakt tot explicitering, waardoor een voorheen beperkt model in dat ruimer verband als het ware op z’n kop kan komen te staan.

De naam Metapatroon voor de modellertaal/-methode met stelselmatig bereik betreft het stramien voor modelexemplaren: contextuele verbijzondering (corresponderend gedacht met situationele resp. motivationele verbijzondering; zie subjectief situationisme en semiotische enneade).

Met louter een modelleertaal met passende variëteit is modelkwaliteit nog lang niet geborgd. Daarvoor zijn bekwame informatiekundig ontwerpers onontbeerlijk. Vooralsnog zijn ze er niet of nauwelijks. Ze komen er ook nooit zolang de nadruk alsmaar sterker komt te liggen op methodisch formalisme.
Het formalisme van Metapatroon is opzettelijk zó beperkt, dat er voor èchte informatiekundigen geen ontkomen is aan met voorrang filosofische beantwoording van vragen. Het mag wat pathetisch klinken, maar gelet op de vergaand lukrake en daardoor problematische ontwikkeling van infrastructuur voor informatieverkeer zijn de opmerkingen van Berlin ook hiervoor helaas nog altijd terecht, zelfs urgenter dan ooit: (pp. 10-11)

If there is any hope of a rational order on earth, or of a just appreciation of the many various interests that divide diverse groups of human beings – knowledge that is indispensable to any attempt to assess their effects, and the patterns of their interplay and its consequences, in order to find viable compromises through which men may continue to live and satisfy their desires without thereby crushing the equally central desires and needs of others – it lies in the bringing to light of these models, social, moral, political, and above all the underlying metaphysical patterns in which they are rooted, with a view to examining whether they are adequate tot heir task.

Het werk van de informatiekundig ontwerper is vaak “difficult and painful,” omdat feitelijke opdrachtgevers èlk exclusief hun eigen belang gediend willen krijgen. Dus, volgens het neoliberale – neokoloniale? – referentiekader dat eigen voordeel elders géén voordeel mag opleveren (bij voorkeur nadeel). Zachtjes uitgedrukt is het (werk)klimaat ongunstig voor ontwerp van (p. 11)

other, less internally contradictory, and (though this can never be fully attained) less pervertible metaphors, images, symbols and systems of categories.

Kortom, ook voor informatiekundigen vormt filosoferen een, in Berlins woorden, (p. 11)

socially dangerous, intellectually difficult, often agonising, but always important activity.

Zijn aansporing lijkt me helder, en zéér toepasselijk. Het moet ermee beginnen, en dat is de zin waarmee Berlin zijn opstel besluit, (p.11)

[to] operate in the open, and not wildly, in the dark.

 

 

26 maart 2014, webeditie 2014 © Pieter Wisse