Neomarxistische pragmatiek voor informatieverkeerskunde

Pieter Wisse

Karl Marx (1818-1883) is 26 à 27 jaar oud. Met elf stellingen schrijft hij een uiterst kort commentaar op werk van Ludwig Feuerbach (1804-1872). Thesen über Feuerbach uit 1845 (later o.a. verschenen in deel 3 van Werke von Marx und Engels, Dietz, 1978, herdruk, pp. 5-7) vind ik intussen verrassend toepasselijk als noodzakelijke kritiek op wat voor zgn conceptueel modelleren gangbaar geraakt is. Ook daarvan geldt immers als

Hauptmangel [...], daβ [...] die Wirklichkeit [...] nur unter der Form des Objekts [...] gefaβt wird; nicht aber als sinnlich menschliche Tätigkeit, Praxis; nicht subjektiv.

Marx mikt opbouwend op een andere duiding van, zoals hij het noemt, materialisme. Kenmerkend daarvoor, zo blijkt in één moeite door uit het aangehaalde gedeelte van zijn eerste stelling, is de individuele handelingsoriëntatie. Ik zou zeggen, subjectief pragmatisme. Aan wat een denker op enig moment èn voor enige situatie als object beschouwt, zit ònlosmakelijk een

tätige Seite[.]

Ofwel, iemand dènkt als doener. Dat gebeurt principieel situationeel, nota bene inclusief haar/zijn zèlfbeeld. Houdbaar is slechts een

materialistische Lehre von der Veränderung der Umstände und der Erziehung [mit dem Anspruch], daβ die Umstände von den Menschen verändert und der Erzieher selbst erzogen werden muβ.

Dat is daar door Marx inderdaad nog niet zo uitgewerkt als wat ik onder pragmatisme versta, dwz subjectief situationisme; zie o.a. mijn grondslagenwerk Semiosis & Sign Exchange: design for a subjective situationism (2002). In het licht van Marx’ stellingen – die ik eerder niet kende – ben ik geneigd dat pragmatisme ook wel neomarxistisch te noemen. Overigens is de tèrm pragmatisme pas later in de negentiende eeuw bedacht, bij mijn weten door Charles Peirce (1839-1914) en overgenomen door diens vriend William James (1842-1910). Zou het kunnen dat Marx’ werk tegenwoordig begrijpelijker is door consequent het woord pragmatisme enz. te lezen waar hij materialisme enz. schrijft? Hoe dan ook, juist informatiekundige ontwerpers moeten pràktisch erkennen dat, zoals Marx al eerder benadrukt,

Tätigkeit selbst [...] als gegenständliche Tätigkeit

geldt, zeg ook maar objectief. Daardoor lost de paradox van subjectiviteit op:

Der Streit über die Wirklichkeit oder Nichtwirklichkeit des Denkens – das von der Praxis isoliert ist – ist eine rein scholastische Frage.

Volgens mij acht Marx zo’n vraag domweg ònpraktisch. En omdat alles praktisch bereik kent, is het onzin en daarom nutteloos er zelfs maar de minste energie aan te besteden. Hij schiet naar mijn idee echter door. Het pragmatisme van subjectief situationisme heb ik ontleend aan – werk van –Peirce. Zelfs kenmerkend voor gedrag is verandering. Met andere woorden, verandering is allesbehalve revolutionair. Wat mij betreft overdrijft Marx dus:

Das Zusammenfallen des Änderns der Umstände und der menschlichen Tätigkeit oder Selbstveränderung kann nur als revolutionäre Praxis gefaβt und rationell verstanden werden.

Het is volgens mij wèl zo, dat een heuse paradigmawissel nodig is om zulk subjectief situationisme als normale theorie voor gedragspraktijk aanvaard te krijgen. De daadwerkelijke samenhang tussen denken en doen is daarentegen allesbehalve ... revolutionair, maar zelfs het evolutionair ontwikkelde gedragsbeginsel voor allerlei levensvormen waaronder mensen. Meteen met zijn eerste stelling bestrijdt Marx terecht een verkeerde opvatting. Klopt, Marx formuleert zijn stellingen over Feuerbach vóórdat Charles Darwin (1809-1882) zijn evolutietheorie publiceert.
Aan ontkenning van gedragsdynamiek gaat tegenwoordig ook facilitering van informatieverkeer mank. Met digitale technologieën worden daarvoor voorzieningen getroffen zònder besef van reële betekenissenvariëteit. Dat gaat daarom voortdurend mis: voorspelbare verspilling. Marx verwijst voor de valse idealisering naar het simplistische mensbeeld van o.a. Feuerbach. Nee, spreekt Marx stellig tegen,

das menschliche Wesen ist kein dem einzelnen Individuum inwohnendes Abstraktum.

Er bestaat dus evenmin betekenis met absolute geldigheid. Subjectief situationisme is daarom een relativiteitstheorie; de bijbehorende modelleermethode Metapatroon laat betekenissen ordenen volgens recursieve contextuele verbijzondering. Volgens de semiotisch enneade correspondeert context met situatie; voor een afbeelding van de enneade, zie Enneadic Semiotics, axiomatic models. Het is aldus een veelvoud aan situaties, ook nog eens veranderlijk, maar altijd pràktisch, dat een individu dienovereenkomstig meervoudig bepaalt èn door haar/hem bepaald wordt, enzovoort. Marx rept van

das emsemble der gesellschaflichen Verhältnisse.

De informatiekundige ontwerpopgave bestaat er uit ze concreet te ordenen voor zover relevant voor optimale facilitering van informatieverkeer. Daaraan bestaat m.i. groeiende behoefte, maar besef ervan blijft ontbreken. Hoe lukt opbouwende verandering? Infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer blijven onbereikbaar zolang de aanname daarvoor is

1. von dem geschichtlichen Verlauf zu abstrahieren [...] und ein abstrakt – isoliert – menschliches Individuum vorauszusetzen[, d.h.] 2. [d]as Wesen [...] nur als “Gattung”, als innere, stumme, die vielen Individuen natürlich verbindende Allgemeinheit [zu] fa[ssen].

Dat laat zich moeilijk veranderen, omdat met alle (over)heersende machtsverhoudingen van dien ook en vooral zo’n opvatting

einer bestimmten Gesellschaftsform angehört.

Weliswaar probeer ik er voor informatie(verkeers)kunde iets aan te doen, neem ook dit zoveelste tekstje maar weer, maar zolang de meeste mensen er ànders over denken ... gebeurt er iets ànders, omdat zij iets anders blijven ... doen. Tja, wat Marx stelt lijkt mij volkomen redelijk:

Alles gesellschaftliche Leben ist wesentlich praktisch. Alle Mysterien, welche die Theorie zum Mystizismus veranlassen, finden ihre rationelle Lösung in der menschlichen Praxis und in dem Begreifen dieser Praxis.

Wat ik omwille van deugdelijke infrastructuur voor informatieverkeer beweer, is dat wij elkaar moeten herkennen èn waarderen als maatschappelijke verkeersdeelnemers met over en weer gevarieerde betekenissen van informatie van dien. Als voor zulk inzicht onverhoopt een maatschappelijke revolutie nodig is, haak ik af. Er gaat al zoveel mis ... Marx pleit in één van zijn stellingen m.i. voor aanpassing van opvoeding en -leiding. Maar dezèlfde “Gesellschaftsform” belemmert – vooralsnog? – de “Erziehung [...] der Erzieher selbst.” Een redelijker alternatief bestaat echter niet ...

 

 

12 augustus 2016, webeditie 2016 © Pieter Wisse