Metapatroon > vuistregels
Modelleer voor passende informatievoorziening wat normaal is. Verschillen zijn normaal. Dus moeten relevante verschillen tot uitdrukking komen. Tegelijk is samenhang normaal. Dat moet dus ook. Bijelkaar: Metapatroon.
Het dilemma is uiteraard weer dat het model pas begint te kloppen als je er nergens meer je eigen organisatie concreet in herkent, terwijl je baas het dan niet langer snapt.
Het draait om de keuze van kleinste schakelbare eenheid.
in: Informatiemanagement in gedecentraliseerde eenheidsstaat
A situation can be tuned to any degree of differential behavior. […] The sustained decomposition of both situation and behavior to the detail of interdependent identity is the practical method for requisite variety at the scale of open interconnectivity.
in: Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management
D[it] biedt aanleiding een kenmerk van stelselmatig modelleren te benadrukken. Het allereerste model waarin serieus rekening gehouden wordt met stelselschaal vergt méér werk, is uitgebreider en dergelijke dan voor geïsoleerd gehouden informatievoorziening. Voor het tweede stelselmatige model bestaat daardoor echter de kans op ‘winst,’ want benodigde fundering voor contextuele verbijzondering is wellicht reeds gelegd. Voor elk volgend model groeit die kans. Dankzij deugdelijk fundament behoeft na enkele stappen doorgaans slechts specifiek de zgn toegevoegde informatiewaarde aangevuld te worden. Hoe dat praktisch verloopt, is uiteraard afhankelijk van de volgorde waarin informatiebehoeften hun stelselmatige ordening verkrijgen.
in: Stelselmatige semantiek door Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
Wat nog altijd onverminderd het etiket basis verkrijgt, is in ruimer verband principieel relatief.
in: Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes
Vaak wordt pas op stelselschaal duidelijk dat wat existentiële voorwaarden heten, meestal precies omgekeerd liggen als voor een traditioneel geïsoleerd informatiesysteem verondersteld is.
in: Modellering werkgeversbegrip
In een stelselmatige opzet is het […] niet langer verstandig om een bepaald perspectief (te) eenzijdig te benadrukken[.]
in: Stelselmatige semantiek door Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
Op stelselschaal, zeg ook maar geabstraheerd van enig specifiek perspectief [of, beter gezegd, rekening houdend met allemaal], geldt die verhouding van [bijvoorbeeld] primair en secundair echter niet algemeen.
in: Stelselmatige ontknoping van richtlijn
Op reële stelselschaal bestaat niet langer één bevoorrechte deelnemer, die als zodanig buiten het model kan blijven (omdat iedereen hem toch wel kent).
in: Modellering werkgeversbegrip
Bestrijd meervoud niet, maar faciliteer het. Dankzij contextuele verbijzondering verdampt het probleem.
Wat voor een geïsoleerd, kleinschalig informatiesysteem nog geheid lijkt op een netzo zelfstandig ‘ding,’ blijkt op stelselschaal doorgaans een resultante-onder-omstandigheden. Daardoor verschuift de ontwerpopgave naar de constituerende (f)actoren, die …, inderdaad, èlk op hun beurt eveneens slechts als een resultante-onder-omstandigheden realistisch zijn op diezelfde stelselschaal.
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
De bron van authenticiteit ontspringt voor informatie uit het contactmoment met, respectievelijk over maatschappelijke objecten. Die gebeurtenis is altijd onlosmakelijk ingebed in een specifieke publieke taak (die overigens zelfs om die reden van registratie ingericht kan zijn, wat ik overigens afraad).
[in: Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes]
Conceptueel is hier synoniem met semantisch; het gaat om betekenisordening.
Je moèt het principieel als eenheid ontwerpen. De kernvraag luidt wat de eenheid in kwestie is. Dat is hier dus het stelsel.
Ergens moet een principiële vernieuwingsslag beginnen, nietwaar?
Het is natuurlijk zo dat dergelijke aparte projecten dankzij degelijke infrastructuur drastisch ineenschrompelen, zodat het de vraag is of daarvoor nog zoveel drukte reëel is.
Er zijn […] allerlei kostbare informatiseringsprojecten gaande, die allemaal om simpele redenen weer mislukken. [… Z]ulke projecten [gaan] onveranderlijk op zoek naar allesomvattende, absolute begripsdefinities. […] Het uitgangspunt moet als volgt luiden. [Met verschillende partijen] is precies […] afweging van diverse belangen aan de (openbare) orde […]. En begripsdifferentiatie is niets anders dan de onontkoombare uitdrukking van zo'n afwegingsproces.
in: Wie verdient ontslag uit overheidsdienst?
[W]e moeten voor toekomstvast ontwerp ‘gewoon’ uitgaan van de spannendste, moeilijkste informatieve interactie. Dat maakt overige interacties allemaal eenvoudiger variaties op dat thema.
Een levensvatbare opzet voor verwerkingsmodulariteit, en wie dat Soa wil noemen, prima, moet onlosmakelijk vergezeld gaan van fundamentele semantische samenhang. Dat is dus een samenhang met - ruimte voor - reële, dus ook nogeens verànderlijke betekenisverschillen. De primaire oriëntatie op dergelijke verschillen (flexibiliteit) leidt tegelijk tot wat algemener overeenkomt (efficiëntie).
in: Veel onsjes méér
Wie de beproefde vuistregel van Brooks hanteert, weet dat de
integratieslag per schaalstap nogeens drie keer zoveel werk vergt.
Daarbij veronderstelde Brooks overigens een, nota bene, integraal
ontwerp (lees dus ook: plan) afkomstig van professionele ontwerpers die
voor kwaliteitsborging vervolgens toezicht op ontwikkeling houden. [Als
dat] ontbreekt[,] leidt [het] onherroepelijk, zoals de praktijk
bevestigt, tot oneindige integratietijd en -moeite (en -kosten).
[…]
Ondanks massieve mislukkingen, telkens weer, houdt de
contraproductieve illusie stand, dat losse voorzieningen niet of
nauwelijks extra inspanningen voor samenhang vergen. De reële
complexiteit is echter zodanig dat zulke voorzieningen op die manier
met geen mogelijkheid operationele samenhang kunnen vertonen.
Productieve samenhang ontstaat pas door facilitering op relevante
schaal als uitgangspunt te nemen.
in: Infrastructuur op een briefje
Op netwerkschaal met netwerkdynamiek moet het rolbegrip […]
kwalitatief ànders uitpakken dan als aanname gerechtvaardigd is voor
een enkele, apàrte toepassing, respectievelijk informatiesysteem.
Onder aanname van een (zeer) beperkt referentiekader geldt een
bepaalde actor inderdaad vergaand autonoom wat zijn gedrag betreft. Met
andere woorden, de actor bezit ‘zijn’ rol. Die rol is
helemaal zijn eigen, het woord zegt het al, eigenschap. Zodra het kader
echter verruimd wordt, [is] veronderstelde autonomie zelfs
contraproductief. Want daar heerst onderlinge afhankelijkheid,
interdependentie. Een actor vertoont bepaald gedrag (lees ook: heeft de
rol in kwestie) in een zekere situatie. Voor onderscheid tussen
relevante gedragingen/rollen van een actor moeten primair dergelijke
bestemmende situaties èxpliciet éénduidig in het informatiestèlsel
bekend zijn. Dat lukt met verbijzonderde contexten (als evenzovele
‘afbeeldingen’ van relevante, nota bene veranderlijke
situaties).
A conceptual information model without boundary value definitions indicates that concepts at a still-higher level of abstraction may be discovered.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
Dergelijke conclusies zijn allemaal mogelijk op basis van informatie in één stelsel. Dat is de reden om dergelijke relatieve conclusies niet te registreren (indien ze altijd eenduidig afleidbaar zijn pèr perspectief). En als het al moet, moet van elke conclusie het heersende perspectief (lees ook: context) gekwalificeerd, dus zijn méégeregistreerd.
in: Stelselmatige semantiek door Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
Subjectief situationisme is beslist geen aansporing uniformiteit maar te vergeten. Daarentegen leidt problematisering van het informatiebegrip ertoe reële verschillen te erkennen. Let op 'reële' als essentiële toevoeging. Dat maakt erkenning noodzakelijk.
in: Constructieve filosofie in informatiemanagement
Maar wat is nu het probleem? Welnu, de veronderstelde [eigenschapp]en zijn niet disjunct. Het is niet zo dat een [object] òf [a] òf [b] is [resp. heeft]. H[et] is het weliswaar waarschijnlijk nooit tegelijkertijd, maar de conjunctie van gedrag betreft hier de betrekking tot [het] individuele [object] en niet noodzakelijkerwijs óók de tijddimensie van gedrag. Dat uiteenlopende gedrag is hier in één en [het]zelfde [object] aanwezig. Dàt is de opgave voor de ontwerper.
[A] preemptive (a priori) boundary between information structure and information values does not exist.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
Metapattern allows a wide range of model alternatives. At one end is the radical possibility of a single overall object; at the other, as many overall objects may be modeled as there are separately identifiable contexts. Within these extremes, the proper balance must be modeled in light of prevailing information requirements.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Ik noem onderscheidend vermogen via klassen: predifferentiatie van gedrag. Indien het onderscheidend vermogen van de informatievoorziening (pas) in een procedure ligt, geldt dat mi als postdifferentiatie. Deze twee begrippen zijn overigens vergaand vergelijkbaar met pre- en postcoördinatie (van beantwoording van een vraag) zoals die traditioneel voor documentaire informatievoorziening gehanteerd worden. […] En voor een reële indruk van de complexiteit moeten pre- en postdifferentiatie altijd in hun sámenhang onderzocht zijn.
Op stelselschaal is dat natuurlijk onzin. [Bijvoorbeeld e]en gemeente is geen eigenschap van een persoon, al helemaal niet exclusief. Op die schaal doet pas een relatie ertussen recht aan de werkelijkheid.
in: Stelselmatige semantiek door Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
[W]hat should be considered an object cannot be absolutely fixed. It is a matter of focus, or particular interest. […] The choice of instance, i.e., situated behavior of an object, is […] essentially purposeful, utilitarian or pragmatic.
in: What is an instance in information modeling?
Het kernidee is dat contextuele verbijzondering betekenissen eenduidig ‘vangt.’ Daardoor is zo’n model op stelselschaal natuurlijk uitgebreider dan voor een aparte toepassing. Maar zoals gezegd bedriegt de schijn. Want dankzij zo’n stelselmatig model is meteen precies duidelijk hoe relevante betekenissen verdeeld zijn. Per apàrte toepassing moet dat er nog allemaal bij, nota bene zònder methodische beheersing van variëteit. Voor steeds méér toepassingen met hun behoeften aan informatieuitwisseling is dat praktisch ònbeheersbaar geworden.
in: Taakoriëntatie: basisregistraties in de praktijk
De apàrte verbijzondering […] is in eerste aanleg uiteraard herkenbaarder. De abstractie door een variabele is daarentegen (veel) flexibeler. Aan het bezwaar van gebrekkige herkenbaarheid kan zonodig simpel tegemoet worden gekomen met gerichte presentatie. Het is een veelgemaakte vergissing door amateurs door de opzet van het gewenste zichtwerk in één moeite door tot structuur van de informatieverzameling te verklaren. Op stelselschaal gaat dat geheid mis, omdat behoeften aan presentatie alsmaar gevarieerder zijn. Daarom is ontwerp van stelselmatige betekenisordening een vàk.
in: Stelselmatige semantiek door Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
Vervolgens gaat het netzo praktisch om de structuur van zulke relevante verbijzonderingen. Zolang die structuur gelijk blijft, voldoet veralgemenisering tot variabelen waarna relevant verschil dus pas met afwijkende waarden tot uitdrukking komt. Daardoor blijft het model abstract, compact, flexibel. Maar die abstractie moet, nota bene, wèl realistisch (gebleven) zijn. Zodra die veronderstelling niet meer opgaat (lees ook: gefalsificeerd is), moet onherroepelijk tevens de structuur in kwestie verbijzonderd zijn met vermenigvuldiging van modelelementen van dien.
De stelselschaal oefent […] sterke druk uit in de richting van dergelijke abstrahering en generalisering. Want onsamenhangende details zijn onbeheersbaar. Wat zo algeméén mogelijk moet zijn is de structúúr. Dat is nota bene echter géén doel op zichzelf, maar dient het doel van optimale variëteit. Dankzij overzichtelijke, beheersbare structuur voor informatieverkeer kan dat verkeer zèlf zich juist veranderlijk ontplooien.
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
In een informatiestelsel moeten voor èlk knooppunt apàrt bevoegdheden (registratie, inzage, historisch verklaren, ongeldig verklaren …) kunnen zijn toegewezen. […] Stelselmatig is slechts het uitgangspunt houdbaar dat een willekeurige deelnemer aan het informatieverkeer bevoegdheden voor een bepaald knooppunt in het informatiestelsel kent. […] Zo’n deelnemer kan in verschillende hoedanigheden tellen, met steeds een bijbehorend autorisatieprofiel.
in: Stelselmatige semantiek door Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
De ontwerpbenadering op stelselschaal heeft veel weg van wat Popper voorstelde als het falsificatiebeginsel. Er hoeft slechts één reële situatie als relevant te gelden om differentiatie te rechtvaardigen.
Die betekenissen lopen niet door elkaar, zolang de respectievelijke informatiesystemen inderdaad nooit, herhaal, nooit mèt elkaar vermengd raken. Dergelijke vermenging is echter precies wat gebeurt, zodra voorheen aparte voorzieningen één informatiestelsel vormen. In conceptueel opzicht leidt dat ertoe dat ogenschijnlijk onproblematische eigenschappen voor àndere positionering in aanmerking kunnen komen.
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
Het doet er hier overigens nog minder toe, of zo’n stelselmatig georiënteerd informatiemodel (al) precies klopt. Wat genoemde verbijzonderde relaties hoe dan ook benadrukken, is dat scherpe definities pas situationeel slagen.
De weg naar een stelselmatig houdbaar informatiemodel is daarom niet om die samenstellende elementen nòg weer universeler te proberen te vangen. Dat lukt immers nooit. Daarentegen moet die specifieke indeling èxpliciet gecontextualiseerd worden.
Het woord zegt het eigenlijk al, een inter- of transactie telt per definitie diverse deelnemers (lees ook: actoren). Met gescheiden systemen nemen alle deelnemers daarin hùn versie van informatie over een transactie op. Zelfs binnen één en dezelfde organisatie kunnen daarvoor (nog) diverse, als het tegenzit, ònsamenhangende informatiesystemen met dito versies bestaan, bijvoorbeeld van besteladministratie tot en met crediteurenadministratie en financieel grootboek. Volgens de […] aangereikte vuistregel vormt het een productieve aanzet voor stelselmatige modellering om transactie zo eigenstandig mogelijk als element/knooppunt te positioneren.
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
Het behoeft uiteraard geen verbazing te wekken, dat het interorganisatorische perspectief vruchtbaar uitpakt voor stelselmatig ontwerp. Het voorvoegsel ‘inter’ dwingt tot ruimere blik.
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
Op ruimere schaal verdwijnt zulke vanzelfsprekendheid. Wat altijd blijft is de behoefte aan precisie van betekenissen. Als stelselmatig middel dient consequente contextuele verbijzondering. Wat voorheen met slechts plaatselijk bereik nog prima voldeed als uitgangspunt, verschijnt in een stelselmatig schema èxpliciet en aldus vaak (pas) als nadere bestemming.
in: Taakoriëntatie: basisregistraties in de praktijk
Indien aannemelijk is dat niet voldaan is aan de voorwaarde van ordeningshomogeniteit, verdient het aanbeveling om het ooit eens vanaf de andere kant te proberen. Sterker nog, voor contextuele verbijzondering vormt ‘die andere kant’ juist de (vuist)regel, want elke relevante betekenis moet als verschil op zichzèlf staan … om constituerende factor voor samenhang te bieden.
in: Modellering werkgeversbegrip
[S]panning tussen mogelijke en feitelijke verschijningsvormen treedt alom op. Ook dat, zoveelste vuistregel voor stelselmatig modelleren, wijst weer op reële behoefte aan differentiatie van betekenissen.
in: Modellering werkgeversbegrip
Als regel verdient het de voorkeur om de hoedanigheid die in de relevante situatie feitelijk aan de orde is, tot uitdrukking te brengen.
in: Modellering werkgeversbegrip
Er is wel weer een stelselmatige vuistregel voor een uitweg. Zoals zo vaak betreft het een omkering van perspectief. Dus is de opgave niet langer om de verzameling [objecten] netjes te splitsen. Daarentegen luidt de aanname dat die gehele verzameling weleens een … deelverzameling zou kunnen zijn. Maar waarvan, dan?
in: Modellering werkgeversbegrip
[O]p stelselschaal zijn vooralsnog onbekende, dus nieuwe ordeningen onontkoombaar (anders was het met bekende oplossingen allang gelukt). Dus ook al lijkt een naam voor zo’n nieuwe categorie (aanvankelijk) gekunsteld, zo werkt taal gewoon. Het is vooral een kwestie van wennen. Verder helpt het om zulke namen opzettelijk ònbeholpen te vormen; dat nodigt suggesties voor verbeteringen uit, intussen kan het modelleren dóórgaan.
in: Modellering werkgeversbegrip
Opnieuw is het idee om niet meteen vanaf het eigen begin te specificeren, maar om te kijken of dat begin wellicht niet een specificatie is van een ruimere betekenis. Zo’n ruimere betekenis ligt waarschijnlijk volgens de traditioneel zelfvoorzienende insteek buiten wat als eigen kader aangenomen werd, … maar volgens interoperabiliteit ligt juist een ruimere betekenis binnen het kader, te weten het stelselmatige, waarin alle (verkeers)deelnemers zich bewegen.
in: Modellering werkgeversbegrip
Een praktische toets op stelselmatige kwaliteit is ondermeer, of zo’n model ook reflexief geldt.
in: Modellering werkgeversbegrip
[U]itgaande van wat op dàt punt als elementair onderscheiden is, kan èlke aggregatie van informatie worden samengesteld. Dit is weer zo’n stelselmatige vuistregel. Dus, verbijzonder (pas) vanaf het dáárvoor zo gedetailleerd mogelijke (knoop)punt.
in: Modellering werkgeversbegrip
Het voordeel van verbijzondering op het laagst mogelijk, dus stelselmatig optimale punt is dat eventuele àndere grondslagen ‘betrekkelijk’ eenvoudig bijgeschakeld kunnen worden. Daarvoor behoeft vanuit dat punt gezien de superstructuur annex context immers geen aanpassing.
in: Modellering werkgeversbegrip
Dat is ook precies de reden, waarom het afstemmingsvraagstuk hardnekkig voortduurt, zolang desondanks op betekenisuniformiteit blijft gemikt. Zo’n knoop moet even rustig worden ontward. Er vanaf één kant steeds harder aan trekken helpt niet. Geïnventariseerd en geordend op stelselschaal raakt die wirwar van organisatorische verschijningsvormen pas zichtbaar.
in: Modellering werkgeversbegrip
Wanneer semantische interoperabiliteit mikt op maatschappelijke schaal, is het potentieel van zo’n betekenis onmiddellijk helder. Overeenkomsten - hier als synoniem van contracten bedoeld - in allerlei soorten en maten zijn immers alom instrumenteel voor maatschappelijk verkeer. Dus, voor stelselschaal is dergelijke veralgemenisering veelbelovend. Daarvan valt stellig veel bruikbaars àf te leiden, waardoor tegelijk een krachtig punt voor samenhang bestaat.
in: Modellering werkgeversbegrip
Zodra reële verbijzonderingen geïdentificeerd zijn, kunnen nòg weer verdere betekenissen vaak vlot precieze plaats verkrijgen.
in: Modellering werkgeversbegrip
Wat […] in eerste aanleg [vaak] een kwantitatief vraagstuk lijkt, verkrijgt een kwalitatieve oplossing dankzij zgn contextuele verbijzondering.
in: Informatierotonde voor semantische interoperabiliteit
Met ontwerp via abstractie is het resultaat paradoxaal genoeg vaak een systeem dat op hoofdlijnen nog overzichtelijker is vergeleken met wat volgens zgn eenvoudige eisen ontstaat.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 1
[De] paradox [is] slechts oplosbaar […] door reële verschillen te erkennen. [… Je raakt] inderdaad […] via contextuele verbijzondering pas tot overzicht[.]
in: aantekening 14.6
Waar a priori geen structuur neergezet kan worden, moet de mogelijkheid bestaan naar behoefte samenhang te vormen. Een krachtig mechanisme daarvoor is recursiviteit, zeg maar de herhaling van een begrip. Zo kan op het begrip organisatie opnieuw het begrip organisatie volgen, enzovoort. […] De herhaling kan netzolang volgehouden blijven als relevant is.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 1
Met de huidige hulpmiddelen, moderne informatietechnologie dus, verdient [verwerkings]periodiciteit niet langer de status van uitgangspunt voor de inrichting van de informatievoorziening. Het doet er in dat vlak niet zoveel toe hoe dikwijls of hoe zelden informatie doorgegeven moet worden. Dat was met een handmatig gevoerde administratie van enige omvang uiteraard ànders.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 1
Het voorstel voor een overkoepelend begrip is een ontwerptruc. De bedoeling ervan is om de benadering op een hoger, integraler niveau te krijgen. Indien dat lukt, blijkt het altijd veel simpeler om nodige details te ontwerpen. Dankzij het algemenere referentiekader is hun samenhang immers gewaarborgd.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 1
Het primaat ligt bij gedrag. Daarvan is het voordeel dat je (ook) met organisatie als variabele kunt 'spelen.'
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 2
[J]e [moet] van 'het geval' met de grootste variëteit 'gewoon' de regel […] maken. Want dan gaat het nooit mis. En voor eenvoudiger gevallen zet je dan enkele van de variabelen vast. Voorbeeld: In een driedimensionaal stelsel kan je (ook) elk tweedimensionaal object duiden. Andersom kan je met een driedimensionaal object in een tweedimensionale ruimte helemaal niets, nou ja, behalve een doorsnijding.
in: Aantekeningen over identiteitsbeheer
De bedoeling met Metapatroon moet […] zijn om stelselmatig overzicht te vestigen. Dat dwingt je […] als het ware om je ontwerpbenadering om te keren. Dus niet langer van binnen naar buiten, waarbij dat 'naar buiten' zelfs onhaalbaar blijkt … en je noodgedwongen 'binnen' blijft hangen. Voortaan wel van buiten naar binnen. Dus van algemeen naar bijzonder. Van een bijzondere aanleiding altijd nagaan of dat een afleiding, verschijningsvorm e.d. is van iets algemeners, enzovoort. Zo kom je trouwens praktisch behoorlijk snel uit op herbruikbare concepten, waarvoor elders via infrastructuur reeds (informatie)voorzieningen zijn of spoedig komen.
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Het is natuurlijk ook pas op de schaal van zo'n macromodel dat de behoefte aan contextuele differentiatie manifest wordt. Zolang je aparte interacties modelleert, dreigt het gevaar dat situatie/context impliciet blijft. Dat gaat mis zodra je dergelijke micromodellen noodzakelijkerwijs samenvoegt. Dat is nodig, die samenvoeging, omdat communicatie geen losse interacties betreft, maar inderdaad een alomaanwezig karakter draagt. Zonder explicitering van context raak je onherroepelijk in de knoop. Nogmaals, daarom is het verstandig van meet af zo bewust mogelijk te zijn van de reële schaal van de samenhangende informatievoorziening.
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Getting information technology to work optimally comes down to
creating a balance between - what used to be called - data and process.
My inclination is to apply a data-perspective and then also accommodate
processes-as-data.
Metapattern goes a long way toward establishing a balance. Still, it
starts from data, subsequently treating process declarations as data,
too.
in: Notes on Metapattern, part 1
The possibility of infinite decomposition reflects an essential insight. How I see it, contextual specification should continue until the point where the traditional concepts of 'object' and 'aspect' are reconciled.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 1
De verbreding van de horizon van één enkel informatiesysteem (lees ook: toepassing ) tot het informatiestelsel vergt toevoeging van generieke concepten die aanvankelijk tegennatuurlijk aanvoelen. Zo dacht je bijvoorbeeld met een […] informatiemodel [voor een aparte organisatie] bezig te zijn. Ook al blijft het je vooral of zelfs uitsluitend gaan om een bepaalde [organisatie], dan loont het toch om [organisatie] van impliciete vooronderstelling als horizon tot expliciet informatieobject binnen de horizon te verklaren. Daarmee schep je de noodzakelijke ruimte voor benoeming van stelselmatige verbanden in wat als het ene informatiestelsel moet functioneren (nota bene, fysieke verspreiding van deelinformatieverzamelingen daargelaten).
Probeer je modelleerdenken ajb te ont-hiërarchiseren, althans wat al dan niet vermeende optimalisering van overerving betreft.
Dankzij het respect dat je ervoor opbrengt, krijg je de noodzakelijke differentiering in beeld. In dezelfde communicatieve beweging vestig je begrip ervoor dat het informatiemodel qua variëteit een passende afbeelding moet bieden. Jij-als-ontwerper bent 'slechts' intermediair. […] Je kunt je uitnodiging extra accent geven door simpelweg vanuit een aangegeven begrip meteen óók het tegenovergestelde begrip te veronderstellen.
in: aantekening 17.5
Als je Metapatroon als filosofie hanteert, herken je dat als een vraag die ònmogelijk ééndimensionaal valt te beantwoorden.
in: aantekening 17.5
Je bent […] nooit uitsluitend op zoek naar de sluitende gedragsbeschrijving, maar zelfs met hogere prioriteit naar de scherpe bepaling van de eraan ten grondslag liggende situatie. Want als je eenmaal de gevarieerde situaties in beeld hebt waarvoor ‘het klopt,’ kan je altijd gemakkelijk(er) detaillering nagaan wat dáár dan klopt.
in: aantekening 17.5
[I]t pays […] making (ontological) assumptions (more) explicit. It results first of all in an often quite different conceptual model.
in: On metapattern and other themes in information management
[M]ijn idee […] is dat je de grootste ruimte en het kleinste element niet als tegenstelling ervaart, maar … precies, ook weer als onderling afhankelijk. Wij zitten in een ontwikkeling naar nieuwe grootheid, waarvoor nieuwe kleinheid een voorwaarde vormt, enzovoort.
Nadruk op dynamiek mag geen vlucht inhouden. [E]en vroege stap naar
beheersbare stelselmatigheid in informatievoorziening [kan (zelfs
moet?)] situaties best vergaand als statisch […] beschouwen. De
winst is in èlk geval reeds dat aldus gevarieerde situaties, met
overzicht over dienovereenkomstig gedifferentieerde gedragingen van een
bepaald object, in één informatiestelsel gemodelleerd staan.
Indien je als ontwerper op de ‘achtergrond’ beseft dat
(verdere) dynamiek eventueel geldt, houd je die mogelijkheid keurig
open (omdat Metapatroon nu eenmaal dynamiek principieel vanuit èlk
knooppunt toestaat).
Metapatroon [betreft] de paradigmawissel […] van objectgerichtheid naar contextgerichtheid. Met andere woorden, context is primair bepalend. Ook, ontwerp primair de context. Enzovoort.
De natuurlijkheid is voor een persoon netzogoed een bepaalde
context, maar je moet praktisch ‘natuurlijk’ ergens
beginnen.
Het hangt er overigens maar weer vanaf. Je kunt bijvoorbeeld een
natuurlijk persoon opvatten als een configuratie atomen en/of omgekeerd
die atomen als eigenschappen van die natuurlijk persoon. Tja, hoe zit
het dan met zo'n atoom. Is dat eigenlijk wel … atomair?
Afhankelijk van hoe je ernaar kijkt, (ook) nee dus. Omdat het nergens
definitief ophoudt of begint, althans voorzover dat aan een mens met
zekerheid bekend kan zijn, krijgen we het met aandacht voor relaties
nog het duidelijkst: Metapatroon.
Wat [de] modelleermethode Metapatroon principieel 'doet,' is samenhangende verbijzondering faciliteren naar … context èn tijd. Daarvoor functioneert context als formele variabele ìn het informatiestelsel. [… H]et expliciet meenemen van context [borgt] eenduidigheid […] òngeacht de schaal van het informatiestelsel. Het vraagstuk van betekenisordening speelt overigens al vanaf betrekkelijk geringe schaal. [… V]erschillende betrokken partijen [hanteren] onderling afwijkende, zelfs onverenigbare begripsdefinities […]. Vaak zijn dergelijke verschillen reëel tot en met wezenlijk. Daarin komt immers karakteristieke betrokkenheid tot uitdrukking. Waarom zijn anders diverse partijen nodig? […] Ter ondersteuning van volwassen samenwerking is dus het precies verkeerd om betekenis/definitie absoluut te standaardiseren. Erken reële verschillen, wat methodisch lukt dankzij contextuele verbijzondering. Bijgevolg willen partijen eveneens best delen wat overeenstemt, zodat je als het ware via de band van noodzakelijke differentiatie per saldo zelfs méér daadwerkelijk gestandaardiseerd krijgt.
in: aantekening 25.3
Zodra je eenmaal die verschillen herkent, kan je ze onmogelijk niet-herkennen. Het is dus de opgave netzolang contextueel te ontleden, totdat je een eenduidig aanknopingspunt voor eigenschappen/gedragsaanduiding te pakken hebt. Overigens kunnen omstandigheden veranderen, of wellicht ontwierp je het onderscheid nog niet scherp. Daarom is tevens de structuur veranderlijk.
Zolang we problemen niet scherp krijgen, zijn oplossingen natuurlijk ook maar schijn.
[K]ies […] de axioma’s die passen bij de opgave. Soms blijft de opgave (zoals je die ervaart) echter onoplosbaar volgens vertrouwde axioma’s. Dan is het hoogste tijd voor nieuw axiomatisch ontwerp: paradigmawissel.
Bedenk dat je vaak je uitgangspunt moet òmdraaien. Begin vanuit samenhang ipv elementen. De (stelsel)horizon staat symbool voor algemeenste samenhang.
Het onaanvaardbare is noodgedwongen vaak impliciet gedefinieerd, te weten als wat-er-overblijft ná de expliciete definitie van wèl aanvaardbaar gedrag. Als je vervolgens slechts als definities wilt beschouwen wat-er-werkelijk-staat en je je daartoe beperkt voor voorzieningen, mis je nu nèt waarom er überhaupt een wet resp. regel ingesteld is voor (een poging tot) regulering van gedrag in maatschappelijk verkeer.
Dienstbaarheid is juist het vermogen tot de-normering, want … reële situering.
in: aantekening 30.2
Vanaf enige mate van vertrouwen geloof je het verder wel. Zo vraag ik me tijdens toepassing van Metapatroon niet langer af of er universeel geldige aspecten zijn. Ik ga er gewoon vanuit dat ze er niet zijn. Op die manier zit ik nooit, herhaal, nooit fout, maar juist vrijwel altijd goed. Nota bene, als criteria voor goed tellen nadrukkelijk flexibiliteit, onderhoudbaarheid e.d. mee!
Stelselmatigheid kom je tevens op het spoor door juist even afstand
te nemen van […] gangbare definities. Want gelet op de beperkte,
precies, scope van het informatiesysteem waarvoor steeds zo'n definitie
blijkbaar passend is, weet je feitelijk al zeker dat zij ongeschikt is
voor een plekje dicht tegen de horizon aan. In plaats daarvan kan je in
eerste aanleg lòs van enige zgn toepassing een vraag stellen zoals:
Werkgever? Wat is dat dan?
Er bestaat dus iets dat werk heeft, maar dat wil laten doen. Dat iets
zou het wellicht ook zelf kunnen doen, maar dan geeft het niets. Dat
iets is dus algemener dan werkgever.
Als je iets een aspect kunt noemen, zoals verzekeringsaspect, weet je al dat je geheid vèrder moet.
Na een heuse ontwerpslag heb je pas betekenissen die stelselmatig netjes geordend zijn. Daarmee verzoen je niet zozeer, maar spring je eventueel. Voor zo’n sprong moet je weten wáár je wilt uitkomen (en hoe je zonodig terugkomt). Dankzij contextuele verbijzondering kan je met (veel) grotere precisie mikken. Sterker nog, als precisie tekortschiet, moet je blijkbaar (verder) met contextuele verbijzondering … wat dan methodisch ook gewoon kàn.
Voor een atomaire dienst luidt de retoriek dat hij herbruikbaar is. Als dat inderdaad stelselmatig lukt, is hij kennelijk voldoende gepreciseerd (lees ook: gecontextualiseerd) en dus feitelijk structureel.
Voor duidelijkheid moeten we een stapje terùg, te weten naar de relevante criteria.
De extra winst van die abstractie is dat allerlei àndere vormen, inclusief wat we allemaal nog niet kennen, geheid eveneens passen[.]
Door benadrukking van relaties verdwijnt […] het nut van principieel onderscheid tussen “object en kenmerk.”
Wat is karakteristiek voor belangen van verschillende betrokken
partijen? Precies, ze verschillen.
Een specifiek belang wijst op specifieke context.
Want er gebeurde ook ditmaal weer iets door de stelselslag. Het overzichtdiagram is niet consistent met de verzamelde deelmodellen […]. Dat komt, omdat je op reële stelselschaal veel minder klakkeloos kunt aannemen. In de lokale verwaarlozing zitten vaak de tegenstrijdigheden verstopt, waar je op ruimere schaal van operationeel informatieverkeer (interoperabiliteit) toch iets op moet vinden.
in: aantekening 36.7
Wat [ergens] tekstueel [staat], laat doorgaans veel còntext impliciet. Dat kan voor leesbaarheid eigenlijk niet anders[…]. Maar zodra je er een stelselmatig redelijk houdbaar plaatje bij wilt tekenen, gaapt (dus) vaak een leegte tussen de expliciete aanknopingspunten in de tekst en de horizon. Dergelijke gaten zie je opgevuld in de diagrammen. Anders staat er op z'n stelselmatigs onzin getekend.
Je moet ze echter niet onmiddellijk aan de zgn horizon hangen. Als je er eentje nader beschouwt, kan je productiever veronderstellen dat 'ie ergens in het midden hangt. Dan kan/moet je (dus) a. naar boven èn b. naar beneden verbijzonderen. Naar boven 'betekent' dat, dat je de context van dat samengestelde concept in kwestie bepaalt. En naar beneden geef je zijn eigenschappen in die context aan. Dit laatste 'betekent' echter niet dat zulke eigenschappen per definitie slechts onderdeel van dat concept vormen. Sterker nog, hoe ruimer de (stelsel)schaal, des te groter de kans dat je voor een eigenschap (zeg maar, verbijzondering naar beneden) verwijst naar iets-dat-al-bestaat.
Dit illustreert als een effect van stelselschaal o.a. dat allerlei verschijnselen die volgens ontrafeling voor een ènkele toepassing atomair lijken (lees ook: daar pas diep in de hiërarchie opduiken), juist vlakbij de horizon gepositioneerd raken; daar (be)staan ze als het ware klaar om naar verwezen te worden als eigenschap van uiteenlopende "samengestelde concepten en definities." Wat in een aparte toepassing allemaal tabellen zijn, daar kan je bijna vergif op innemen, behoren op stelselschaal als … basisregistraties te tellen … waar ze voor hergebruik opgesteld staan. Land, munt(soort), …
Het komt erop neer, dat àlles dat je maar in een betekenissenverband kunt brengen conceptueel ook in zo'n verband (aanpasbaar enz.) gebracht moet worden. [… W]eliswaar lijkt [het] alsof je op die manier nodeloos compliceert. Maar feitelijk houd je het aldus tenminste zo eenvoudig mogelijk. Wat betekeniskarakter draagt kom je immers vroeg of laat tegen. Doe het dan liefst met ¾ grootste kans op ¾ overzicht en wat je daardoor zo beheersbaar mogelijk krijgt/houdt.
Dankzij abstractie hoef je allerlei verschijnselen niet langer als categorisch afwijkend te beschouwen (met alle problemen van dien om desondanks noodzakelijke samenhang te bereiken), maar passen ze allemaal in één, dus overkoepelend verband (met a priori samenhang, klaar). Wat aanvankelijk het duidelijkst als apàrt geval gold, blijkt ‘als regel’ een grensgeval volgens de abstracte(re) benadering. Dergelijke abstractie loont (ook) voor inzet van digitale technologieën. Je kunt méér met één en dezèlfde opzet. Zeg maar dat je van constanten in allerlei formules specifieke waarden maakt voor nodige en voldoende variabelen in vaak véél minder formules.
Als representatief voorbeeld [telt] ‘gewoon’ de ingewikkeldste taak […] om een realistisch beeld van de feitelijke problemen (en kansen) op te doen.
Het zijn de kip en het ei. Is dat een probleem? Dat is het wèl als je op zoekt bent naar ‘de absolute oorsprong.’ Dat interesseert ons echter niets. Er is gewoon een kip. Die legt een ei. Daar komt een andere kip uit. Als je dergelijke relaties volgt, kom je met concrete invulling c.q. contextuele verbijzondering door exemplaren van de algemene begrippen kip en ei een heel eind. Want je had ook best met een ei kunnen beginnen, enzovoort.
Het valt […] telkens weer op, dat (vaak) impliciete uitgangspunten voor een kleinschalig informatiemodel op stelselschaal slechts passen als verbijzonderde gedraging.
De noodzaak van [allerlei] onderscheid betwist ik niet, integendeel, maar dan probeer ik het als gedragsvariabele te positioneren. De vraag is dan: van welk situationeel object? Als dat lukt, is voor het relevante onderscheid in één klap synthese bereikt.
[O]mdat Metapatroon toestaat dat je als het ware kunt spelen met de verhouding tussen situatie- en gedragsbeschrijving, heb je de mogelijkheid om (impliciete) uitgangspunten - zeg ook maar wat als externe situatie moet gelden - pèr traditionele(re) “modelleerbenadering” over te lepelen naar (expliciete) variabelen. Inderdaad, zo kan je metamodellen van allerlei “modelleerbenaderingen” verenigen in één overzicht.
- Denk niet altijd dat u alles al weet: geef een intrigerende
boodschap eens een kans, ook al is zij langer dan u verwacht en
begrijpt u haar niet onmiddellijk. What if …
- Kwalitatieve herpositionering van referentiekader is èrg moeilijk.
Dat loont omdat pas met zo’n nieuw paradigma kwalitatief nieuwe
problemen oplosbaar zijn en, nota bene, nieuwe kansen vallen te
herkennen tot en met benutten.
- Voor een aparte taak geldt gedrag (lees ook: betekenis) als
éénduidig.
- Zomaar toepassingen op één hoop ondermijnen noodzakelijke
eenduidigheid.
- Absolute standaardisatie van betekenis werkt averechts voor zgn
integratie.
- Een informatiestelsel ondersteunt verscheidene taken:
variëteit.
- Zo’n stelsel moet passen ìn de veranderlijke wereld: ook
nogeens verànderlijke variëteit.
- Beheersbare éénduidigheid vergt kwalitatief rijker gevarieerde
betekenisordening: stelselmatige verbijzondering naar expliciete
context èn tijd.
- Stabiliteit kanaliseert dynamiek: infrastructuur.
- Vanuit positionering als infrastructuur voor informatieverkeer
verandert de ‘betekenis’ van talloze (overige)
informatiekundige thema’s méé.
- Stelselmatige betekenisordening is het kernthema: van autorisatie,
tot bekostiging enzovoort, enzovoort is allemaal ànders dan voor een
enkelvoudige informatietoepassing.
- Besef de noodzaak van wisselwerking. De taakgerichte informatiekunde
is allesbehalve achterhaald, maar verandert, blijft veranderen, onder
invloed van civiele informatiekunde, vice versa.
- Probeer het ene paradigma niet met het andere te verklaren. Als dat
zou kunnen, waren het immers geen verschillende
paradigma’s.
- Wees blij met vakmatige ontwikkeling.
- Aarzel niet terechte kritiek te opperen, opbouwende bijdragen te
leveren, enzovoort. […]
Dus, getalsmatige betekenisverhouding
toepassing : stelsel = 1 : n
Over ordening
toepassing : stelsel = hiërarchie : netwerk
Over context
toepassing : stelsel = impliciet enkelvoudig : expliciet meervoudig
Over infrastructuur
toepassing : stelsel = niets : voorwaarde
Over standaardisatie
toepassing : stelsel = atomair : infrastructuur
Over informatieverkeer
toepassing : stelsel = uitzondering : regel
Wie onbekend is met zgn. conceptuele modellering vindt het
waarschijnlijk verrassend dat ik over ontwerp van een basisbegrip
schrijf. Liggen ze niet op voorhand vast? Nee. Zoals hierboven al
aangeduid staat, vormen (ook) basisbegrippen een middel. Dus zelfs
kunstmiddelen met kunst in de betekenis van bedreven gemáákt. Als
zodanig vertegenwoordigen zij een bepaald doel. De ontwerpopgave is
ditmaal een optimaal informatiestelsel. Wat is dáárvoor de passende
verzameling basisbegrippen?
Het ontwerp is cruciaal in de zin dat aanvankelijk niet vaststaat wat
als basisbegrip geldt. Wat gáát vaststaan, wat verder basis(begrip) ìs,
daarop is het ontwerp gericht. […]
Het ontwerp van basisbegrippen kan gehinderd worden door nog een valse
veronderstelling. Die luidt dan dat een bepaald basisbegrip leidt tot
één basisregistratie die op haar beurt in beheer is bij één
organisatie. Maar dat hoeft helemaal niet. […]
Stel dat x de status van basisbegrip verwerft. Wat is dan die
feitelijke informatie die een netzo basale status krijgt? Ofwel, wat is
de inhoud van de bijbehorende basisregistratie?
Mijn idee daarover, met excuus voor de formulering die in eerste
aanleg zeker diffuus klinkt, is dat basisinformatie over een
(basis)begrip dient om afzonderlijke begripsexemplaren eenduidig te
hèlpen identificeren. Dat is dan eenvoudig, luidt wellicht de
onmiddellijke repliek. Is elk exemplaar daarvoor niet voorzien van een
uniek nummer of anderszins uniek administratief kenmerk? Ja en nee. Dat
klopt als de registratie beperkt blijft tot exemplaren die ooit de
nummerautoriteit passeerden. Maar is dat uitgangspunt nog altijd
realistisch voor de reikwijdte van het totale informatiestelsel? En nog
iets, is exemplaaridentiteit gewaarborgd toetsbaar via zo'n nummer oid?
Nee. Dat lukt voor mensen, dieren en planten alweer beter met zgn
biometrische informatie. Algemeen komt het erop neer dat de inhoud van
een basisregistratie leidt naar informatie over een selectie van
exemplaareigenschappen die vooral door hun samenhang werkbare zekerheid
over identiteit verschaffen. Daar hoort een eventueel nummer, indien
beschikbaar, zeker bij.
Maar wat is dat nu weer, werkbare zekerheid? Die kwalificatie komt
voort uit het besef dat absolute zekerheid over exemplaaridentiteit als
ideaal moet gelden. De ene eigenschap is dan geschikter dan een andere
om dat ideaal te benaderen. Het aantal eigenschappen is ook relevant.
Als regel valt identiteit met grotere zekerheid te toetsen naarmate
meer eigenschappen bekend zijn (dwz beschikbaar zijn voor vergelijking
van de realiteit met wat geregistreerd staat). Dit betekent echter
beslist niet dat eigenschappen ongebreideld ter - ondersteuning van -
identificatie geregistreerd moeten staan. Beperkingen zijn nodig,
bijvoorbeeld bij mensen vanwege bescherming van persoonlijke
levenssfeer, en algemeen gelet op kosten en moeite voor verstrekker,
respectievelijk verzamelaar. […]
Voor het stelselontwerp stel ik daarom een omgekeerde benadering voor.
Zoiets als "kernidentificatie" is niet langer het uitgangspunt, maar
het residu. […]
[K]ernidentiteit [is] geen doel op zichzelf […]. De
kernidentiteit van een exemplaar - mens, kastanjeboom, gebouw of wat
danook - is daarentegen een mìddel voor, zeg ook maar weer, beheer van
verschillen onder behoud van samenhang. Wat voor verschillen?
Bijvoorbeeld een persoon vertoont enerzijds karakteristiek gedrag in
allerlei situaties, maar blijft anderzijds één en dezelfde 'natuurlijk
persoon.' In het informatiestelsel moeten dan de overeenkomstige
contexten expliciet geregistreerd staan.
in: Stroomlijning tot informatiestelsel: samenhang in de openbare sector door variatie in maatvoering
Naarmate het object sterker het karakter van een (open)
maatschappelijk bestel heeft, biedt de architectuur minder de
gedetailleerde inrichting zèlf en meer grondslagen, dwz. (vuist)regels
voor zowel het inrichtingsproces, als het gebruik van het resultaat.
[…] De feitelijke inrichting inclusief gebruik is dan contingent,
dus afhankelijk van de situatie waarin de grondslagen e.d.
daadwerkelijk toegepast zijn dan wel waarvoor ze gelden.
[…]
Het gaat erom dat het verschil tussen behoefte- en constructielogica
niet alleen géén probleem is, maar zelfs bijdraagt aan het resultaat.
[…] Dat vergt een scharnier tussen enerzijds behoefte-,
anderzijds constructielogica. […]
Ontwerpen voor variëteit (lees ook: voor veranderlijke pluriformiteit,
kortom, de informatiesamenleving) mikt niet zozeer op één afgerond
resultaat, opgeleverd klaar-voor-gebruik, maar op de optimale
verzameling van sóórten bouwstenen, en dan ook nog eens vooral op de
manier waarop afzonderlijke exemplaren ‘verbindbaar’ zijn.
[…]
Constructielogica bevat het potentieel van enorme variatie, althans
dat geldt in het optimale geval. Dat komt, om een vertrouwde soort
bouwsteen te noemen, omdat de baksteen niet zomaar een steen is. Er is
wezenlijk aan dat hij simpel verbindbaar is tot complexe, consistente
verbanden. Juist zijn simpele en consequente verbindelijkheid werkt
bevrijdend. Toegegeven, een lelijk woord. Maar verbindbaarheid klinkt
minder passend. Denk aan het speelgoed Lego. Het is helemaal niet nodig
vooraf àlle mogelijke steenverbanden, uitputtend dus, te inventariseren
om constructief met bakstenen aan de slag te gaan. Bakstenen zijn a
priori geschikt voor gevarieerde opgaven.
De communicatiestoornis, met alle gevolgen van stagnatie, heeft als
een voorname oorzaak dat de verbindelijkheid in constructielogica
feitelijk onbegrijpelijk is in behoeftelogica. De baksteen functioneert
als het ware als verdichting van waartoe muren allemaal kunnen
dienen.
in: Interoperabiliteit voor informatieverkeer in publiek domein
Voor (her)gebruik is de maatvoering volgens een toepassingsgebied
annex bedrijfsdomein veel te ruim. Als ik [vanuit] filosofisch oogpunt
daarvoor een bron aanwijs, kom ik uit bij het idee van een taalspel dat
Wittgenstein opperde. Tegenwoordig wordt op z’n Engels met een
community of practice hetzelfde bedoeld. Dergelijke domeinen
benadrukken juist weer te véél het verschil, dat wil zeggen te
grofmazig. Ja, er liggen verschillen ten grondslag aan het aanwijzen
van afwijkende taalspelen. Maar op die schaal blijft gedetailleerd
gedrag meestal talloze overeenkomsten vertonen. […] Het komt erop
neer dat binnen zowel domein <A>, als domein <B> het gedrag
kan spelen van ding <X> volgens situatie <n>. Het beperkt
daarom nodeloos om “conceptuele overeenkomst” slechts pèr
domein te benutten. Op ruimere schaal zijn er vaak verassende kansen
voor hergebruik. Zo wijst analogie op gelijke structuur. En via
abstractie is specifiek gedrag mede het resultaat van variabele
aansturing.
De paradox lost gemakkelijker op door juist op ruimst dènkbare schaal
te speuren naar eenduidige (gedrags)situaties en die zijn naar hun aard
doorgaans juist sterk beperkt van reikwijdte. Zo lost de paradox van
klein- in combinatie met grootschaligheid op in relevante
éénduidigheid. […]
Inmiddels is voor - toenemend bereik van - dergelijke functies
grotendeels dezelfde, te weten digitale technologie in gebruik.
Daardoor ontstaat de concrete kans om verschillen veel fijnmaziger te
behandelen dan onder de grove noemer van traditionele functie.
[…]
Wat het doorlopen van cycli betreft, merk ik op dat ontwikkeling
altijd zo’n beetje in het midden begint. Dat klinkt als een
paradox, maar is het bij nader inzien niet. Want dikwijls blijkt een
bepaalde situatie toch minder oorspronkelijk dan eerder gedacht. Dan
moet er een situatie als het ware worden vóórgeschakeld, zodat het
aanvankelijke begin - dat nu dus meer naar het conceptuele midden
verschuift - dáárop geënt kan zijn. Zo’n lokale wijziging werkt
met intersituationele relaties onmiddellijk stelselbreed door.
[…]
Het geringste verschil haalt onderuit wat verder allemaal
overeenstemt. Nu is het zo dat een miniem verschil waaraan de argeloze
opdrachtgever hecht, leidt tot compleet nieuw gereedschap. Dat is ook
precies de reden waarom ik de werkingssfeer van falsificatie zo smal
mogelijk wil krijgen, te weten pèr situatie. Want met erkenning van
reële verschillen ben ik het grondig eens. Wanneer verschillen dan per
definitie tot kleinschalige situaties geïsoleerd zijn, blijven kosten
voor noodzakelijk aanvullende voorzieningen overzichtelijk en
beheersbaar. De kwaliteitsborging is eveneens eenvoudiger door de
beperkte schaal van wijziging. […]
Omdat ik eerder het generieke gedragskarakter van een component
verbond met een specifieke situatie, concludeer ik nu dat uitbreiding
noch versimpeling aan de orde mag zijn. Als generieke component is hij
per definitie optimaal, dus voor specifiek situationeel gedrag (en
ander gedrag bestáát niet, punt). Als dat gedrag (nog) niet past, moet
er kennelijk principieel wat aan specificatie tot en met implementatie
van situaties veranderen. Voor èlke situatie in de gewijzigde
configuratie geldt onverminderd per definitie dat dáárvoor de
bijbehorende (gedrags)component weer generiek is. […]
Zoals ik eerder opmerkte, verdwijnt pèr situatie het nut van absoluut
onderscheid naar abstract danwel concreet. De situationele
gedragsspecificatie moet precies zo … precies opgesteld zijn als
nodig en voldoende is.
in: Metapatroon voor variëteitsborging in modelgedreven ontwikkeling
Apart is uiteraard een nodige, maar nog geen voldoende voorwaarde voor parallellisme. […] In het algemeen helpt Metapatroon om samenhangende verschillende te ordenen. Dat helpt dus óók voor parallelle informatieverwerking. Want verwerkingssporen zijn niet louter parallel gedacht. Op z'n laatst voor een eindresultaat moeten ze convergeren, met andere woorden óók samenhangen.
in: Parallelle informatieverwerking met Metapatroon
[Er] zijn […] twee uitersten voor positionering van metainformatie. […] Het ene uiterste […] is één classificatieschema. […] Het andere uiterste voor ordening van metainformatie bestaat eruit, dat geen ènkel element van metainformatie volgens een classificatieschema ingedeeld is. Met andere woorden, èlk element 'kent' een eigen rubriek. Beide uitersten vertegenwoordigen als het ware twee automatiseringsrichtingen die van oudsher parallel verlopen: 1. documentaire en 2. administratieve informatievoorziening. De amerikaanse aanduiding voor 2. is ook wel management information systems, wat in het nederlands dan weer bestuurlijke informatievoorziening is. [… Met Metapatroon] kunnen we documentaire en administratieve informatievoorziening in één informatiestelsel geïntegreerd gaan beschouwen. […] Het 'pure' administratieve uiterste is netzomin optimaal als het 'pure' documentaire uiterste dat is.
In de 'vorm' van personenverband is registratie mogelijk van 'iets' dat deelnemers eraan in algemene zin als partners bestempelt. Voor een specifieke taak moet echter wellicht gekeken worden of, wat ik kortweg maar noem, ontbindende voorwaarden gelden. De oplossing is dan niet om dat personenverband in kwestie te schrappen, want dat blijft stellig voor àndere specifieke taken relevant. Daarentegen moet de registratie dienovereenkomstig zijn uitgebreid. […] Kortom, het hangt van de taak af, of raadpleging van louter het geregistreerde personenverband volstaat. Zo niet, dan moet overige informatie eveneens beschikbaar zijn. En het is dus de kunst daarvoor een stelselmatige opzet te bedenken, dwz flexibel, compact e.d. Er bestaat geen garantie, dat een bepaalde opzet beantwoordt aan vòlgende eisen, maar een deskundige ontwerper komt een eind. Verder moet structuur principieel veranderlijk zijn, zoals met Metapatroon, juist omdàt geen enkele ontwerper onfeilbaar is. Het is overigens één manier om te vertrekken vanuit een a priori personenverband en 'daarop' eventueel ontbindende voorwaarden van toepassing te verklaren. De àndere, zeg maar tegenovergestelde manier kent (dan) slechts verbindende voorwaarden. Indien aan bepaalde voorwaarden voldaan is, vòlgt daaruit dat de personen in kwestie elkaars partner zijn. […] Tegen de benadering volgens louter verbindende voorwaarden valt in te brengen, dat het partnerbegrip daardoor uit z'n … verband getrokken wordt. Als ontwerper luidt mijn antwoord, dat het me niets uitmaakt hoe je het noemt, maar dat met zulk overzicht over beide manieren de opzet zo stelselmatig mogelijk geborgd lijkt. Tenslotte merk ik op, dat wat ontbindende voorwaarden voor de ene taakuitvoering zijn, als verbindende voorwaarden voor een andere taakuitvoering kunnen tellen. De vervlechting die een stelselmatige opzet kenmerkt, maakt dergelijke wisseling van context annex perspectief mogelijk uitgaande van dezèlfde informatie.
De principiële oplossing bestaat eruit om namen stelselmatig niet te serieus te nemen. Waarom kan iemand niet altijd de carnavalsnaam van zijn gemeente opgeven? Ikzelf vind het niet grappig, zelfs nooit, maar wat kan mij het eigenlijk schelen als iemand ànders dat wèl vindt? Kortom, laten we de problematiek binnenstebuiten draaien. Wie weet ontdekken we dat we ons nodeloos druk maken.
in: aantekening 42.5
Vuistregels kunnen helpen op zoek naar een beter model. Zo vind ik een register een slechte kandidaat om een situatie te constitueren. Dat is zelfs de omgekeerde wereld.
Over actor heb ik nog niets opgemerkt. Je kunt inderdaad uitgaan van actor, met organisatie als verschijningsvorm die in/onder de horizon gesitueerd is. Als je dat doet, ontdek je vanzelf of je eventueel een beroep doet op zo'n algemener knooppunt. Ik vind dat een prima aanzet. Je houdt een concreet punt voor ruimere oriëntatie in je blikveld.
Het lijkt aantrekkelijk om een Praktisch Probleem aan te pakken. Menigeen associeert praktisch echter vaak met kleinschalig, zeg in dit geval ook maar ònstelselmatig. Verkeerd! Je pakt dan een probleem aan waarvoor de methode niet bedoeld is. Dat is alleen maar omslachtig, terwijl je nog altijd niet bewijst waarop de oefening mikt. Hoe maak je er een stelselmatige, dus relevante oefening van? Daarvoor moet je je voorlopig niets aantrekken van de concrete aanleiding. Die is immers zelfs irrelevant uit het stelselmatige oogpunt van verschillende betekenissen in samenhang. [Waag] pogingen om betekenissen […] in een ruimer kader te plaatsen. Als je het dan tòch doet, … doe het dan zo bewust en open mogelijk. Dat gaat ook vlotter. Kortom, is praktisch. Want je moet aannemen, dat een vooropgezette grens vroeg of laat stelselmatig ondeugdelijk blijkt. Vergeet daarom enige grens meteen maar. Je moet wel hergebruiken, wat je uit eerdere 'oefeningen' reeds kent. Dat is meteen een prima toets voor zulke informatiemodellen. […] Je zult ervaren dat nogal wat van de betekenissen waarmee je op de (te) beperkte schaal van je oorspronkelijke informatiemodel worstelde, dankzij het ruimer genomen verband netjes passen. De verruiming houdt dus niet op, maar bevordert zelfs voortgang. Je heft een obstakel op, waar je onmogelijk overheen komt als het blijft liggen. […] Het is uiteraard nogal wennen, maar voor stelselmatig relevante bijdragen moet je vaak precies het òmgekeerde denken en doen vergeleken met gangbare aanpak. Juist dàt blijkt reuze praktisch. Zo kan je er gerust op zijn, dat het stelselmatige informatiemodel […] ook dat ene berichtje e.d. helpt faciliteren. Je verruimt je blik van lòsse toepassing oid naar infrastructuur voor informatieverkeer, die vervolgens talloze toepassingen faciliteert, maar volgens stelselmatige opzet (wat) ànders.
In de zgn uniforme indeling in kwestie zit veel structuur verborgen die op stelselschaal èxpliciet moet verschijnen. Zo blijkt dat daar e.e.a. zelfs nogal door elkaar loopt. Door abstrahering resp. variabilisering kan nodeloos onderscheid vervallen. Resultaat: compacter èn flexibeler. Dus, opnieuw, als je deugdelijk wilt oplossen wat aanvankelijk een apart vraagstuk lijkt, kan je beter maar meteen verder kijken dan je neus lang is. Als het goed is, levert stelselmatige explicitering met de ene of andere specifieke aanleiding, die doet er dus al gauw niet meer toe, màg nooit exclusief tellen, uiteraard in één moeite door — een aanzet voor — het ruimere informatiemodel dat je wilt verkennen. Wèl moet het stelselmatige model o.a. die aanleiding dekken.
[Z]o'n overzichtsmodel moet juist radicale opties faciliteren. Als dat ermee lukt, weet je immers dat je er ook voor gangbare verhoudingen […] geheid goed mee zit.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Zolang infrastructuur (deels) ontbreekt op externe schaal, moet de vooralsnog noodgedwongen interne infrastructuur zoveel mogelijk worden ingericht alsof de externe infrastructuur reeds wèl bestaat.
Een wezenlijk verschil treedt op, indien objecttypen onverenigbaar zijn.
in: Uit het moeras van stam- en basisgegevens
Omdat Metapatroon samenhang tussen verschillen laat vestigen, kunnen voorheen apart veronderstelde voorwaarden losser gesteld worden; dankzij verband blijft structuur immers overeind, zelfs steviger. Bijvoorbeeld, juist door eigenschappen niet opeen te hopen in het individu, kan dat individu zowel syn- als diachronisch meervoudig worden geordend/gesystematiseerd. Het hangt er maar vanaf. Pèr context heeft het individu desbetreffende eigenschappen (soorten met waarden), terwijl samenhang bestaat tussen aldus verbijzonderde gedragsvormen van het tegelijk als continu veronderstelde individu.
in: Systematiek op z'n informatiekundigs
Het is vaak overzichtelijk om hiërarchieën van elkaar de onderscheiden, bijvoorbeeld organisatie'boompjes', functie'stelsels' enzovoort. Dan is duidelijkheid verder bevorderd door ook maar verschillende emmertjes te vullen met de elementen om vervòlgens die dito verschillende hiërarchieën/harkjes/boompjes/… mee samen te stellen.
Wat je nu in het model ziet gebeuren, is dat onderscheid 'volgt' […]. De vraag is, of dat onderscheid zinvol is. Zo ja, dan blijkt het eerder getroffen verschil […] opportuun. Zo nee, dan sleep je vanaf een bepaalde verbijzondering kennelijk een nodeloos aangebracht […] verschil mee. Als dàt bij nader inzien zo is, moet je als het ware terùg met modellering en [iets] ergens (ook) op één hoop gooien om vanaf dat (aanknopings)punt zo doelmatig mogelijk verder te verbijzonderen. Dankzij jouw vraag vermoed ik dat we die (terug)stap moeten zetten … Let wel, dat is géén probleem. We komen er altijd uit, met een alsmaar beter informatiemodel.
[O]mdat het een stelselmatig model moet zijn, hoort wat allemaal relevant is voor dat onderwerp er onlosmakelijk bij. Denk aan variëteit volgens betrekkingen. Erken dat stelselmatig beschouwd er géén uitzonderingen bestaan (volgens Metapatroon wèl eventueel aanvullende contexten voor desbetreffende betekenissen). Waar […] de praktische grens voor zo'n informatiemodel getrokken moet worden, valt onmogelijk te voorspellen. Dat hoeft ook helemaal niet. Aanpasbaarheid is met Metapatroon principieel geborgd. De methodische flexibiliteit houdt welke-kant-het-ook-op-gaat optimaal beheersbaar.
in: Even voorstellen, een stelselmatig experiment met informatieverkeer
[A]ls ik deze formulering van Schopenhauer overdenk, ben ik geneigd situatie en object te verwisselen. Ja, maar …? En dat bevestigt dan weer mijn ervaring met stelselmatig informatiemodelleren, te weten dat het vaak moeilijk is om dat onderscheid scherp te maken. Dat is natuurlijk ook niet zo vreemd. De evenwichtigste vèrdere veronderstelling, dus nadat zulk onderscheid eenmaal gemaakt is, is zelfs dat ze elkaar constitueren. En daaruit volgt dan weer, dat de verdeling van etiketten c.q. de oriëntatie van hun onderlinge relatie redelijk willekeurig is.
in: Stelselmatige syllogistiek met Metapatroon
Voor de discipline van informatiemodellering vind ik hier als hoofdlijn interessanter, dat de conclusie redundant is in een stelselmatig opgezet model. De aanduiding middenterm 'zegt' dat eigenlijk al. […] Het is verhelderend om er een radicale stelregel voor modellering van te maken. Die luidt dan dat een model géén syllogistische conclusies mag bevatten. Daaruit moet volgen dat dergelijke conclusies niet apàrt geregistreerd staan (aangezien ze altijd naar behoefte àfgeleid kunnen worden). Dat werkt niet alleen in eerste aanleg doelmatiger. Het voordeel betreft tevens onderhoud. Want door gewijzigde veronderstellingen hoeft niet ook nog eens de inmiddels verkeerde conclusie te worden aangepast. Ook de 'nieuwe' conclusie komt zonodig (pas) naar behoefte tot uitdrukking.
in: Stelselmatige syllogistiek met Metapatroon
De ontwerporiëntatie is niet langer zinvol op de ene persoon die 'is', maar moet verspringen naar de betrekkingen tussen verschillende personen.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
We ontkomen er niet aan, nooit, om de reële betekenissenvariëteit tot en met relevant detail te expliciteren.
Dat is voor traditionele informatiemodellering contraintuïtief. Maar stelselmatig kunnen we er juist de verschillende kanten mee op die realistisch en dus nodig zijn.
Zie je waarop we uit zijn? Meer in het algemeen gaat het er om de reële variëteit te overzien. Voor modellering zijn er altijd wel (veel) alternatieven. Wat voor een specifiek doel optimaal lijkt, is dat stelselmatig beschouwd vaak juist niet.
Vanuit de apartheid moet er dan van alles en nog wat bij voor samenhang. Dat lukt nooit, want daartegen verzet zich uitgerekend die vóóronderstelde apartheid. Je moet dus niet beginnen met losse brokken oid., maar met samenhang. Nu is die samenhang er niet zomaar, dus moet je er genoegen mee nemen om vanuit de oriëntatie op samenhang te vertrekken. (Pas) daaruit volgen de brokken. Die zijn inherent betrekkelijk, dus niet a priori absoluut geldig, atomair e.d.
Het is gewoon zo dat de samenhang van de details bepaald is door de details van de samenhang. […] Je mag, met andere woorden, over niets aannemen dat het wel 'meegenomen' wordt. Daar is expliciete context voor!
In general, supplying the relations establishing additional nodes with direction only holds relative value. For it is often difficult to choose between what should count as situation and what as object to arrive at a situated object. My own practice, it seems, is to start from a node taken as object, and subsequently directing it, i.e. placing it, in a situation. But I find myself sometimes pointing the relation the other way around. That may happen when, as explained above, I find it hard to choose between object and situation. Or I may have, say, esthetical 'reasons'. For example, I just don't like arrows ending up at the horizon. Again, directing relations is not critical, as the resulting additional node is anyway uniquely constituted as situated object.
in: Open conceptual modeling with Metapattern
Voor een alweer redelijker model, dwz van (hun) interdependentie, moeten de veronderstelde verschijnselen […] onderling gelijkwaardig vóórondersteld zijn (in schema: nevengeschikt). Daardoor kan interdependentie beter (lees ook: minder simplistisch) aangeduid worden, te weten met variëteit van expliciete relaties ertussen.
in: Modellering van handelingsinterdependentie
Volgens de traditionele aanpak kiest 'men' eerst systemen en gaat vervolgens pèr systeem na welke informatie er 'in' hoort. Voor verschillende systemen bemoeien zich verschillende mensen met die zgn inhoud. Dat is een recept voor èxtra wildgroei. Het hoeft echt niemand te verbazen dat zulke systemen niet of nauwelijks aan elkaar vallen te knopen. Het moet precies andersòm. Dus, met voorrang modelleren welke informatie al-le-maal relevant is voor nota bene al-le relevante behoeften. Dat veronderstelt een (veel) ruimer bereik, vandaar de aanduiding stelselmatig. En vandaar de noodzaak van een modelleermethode die overweg kan met het 'in kaart' brengen van reële variëteit van betekenissen, Metapatroon dus. Vanuit de vooropgezette informatiekundige samenhang kan vervolgens (pas) verantwoord een indeling in zgn informatiesystemen worden gemaakt.
De truc is (opnieuw) om het voorheen centraal veronderstelde begrip […] juist niet als uitgangspunt te nemen.
Je ziet hoe het 'werkt' met Metapatroon. Poneer het, zeg maar, samenhangingsverschijnsel (lees ook: situatie) en neem dienovereenkomstige gedragingen er 'in' op.
Zie àf van expliciete positionering van variant. Want voor variant is vergaand impliciete afhankelijkheid kenmerkend. Daarop loopt stelselmatig informatieverkeer geheid stuk. Dus, een variant is weliswaar iets anders, maar van hetzelfde … Als je iets als geheel beschouwd een variant noemt, kan je eenduidig slechts een ander geheel aanwijzen waarvan het een variant is. […] Elk [gehe]el moet passend verbijzonderd zijn, waarna (pas) tussen [respectievelijke onderdelen] het specifiek geldige verband aangegeven kan worden.
Als het ware een tussenweg biedt variabilisering. Een variabele is de abstracte kant, de waarden ervan de concrete. Dus, veronderstel (samenhangende) variabelen die (pas) naar behoefte worden ìngevuld. Zo'n variabele heet voor informatiemodellering doorgaans type. Een waarde correspondeert dan met een exemplaar (lees ook: instantie).
Varianten? De minste wijziging van elementen en/of relaties ertussen 'vormt' een geheel ànder model.
Zolang gedragingen heterogeen blijken, is de situatie nog te ruim bemeten. Omgekeerd kunnen feitelijk homogene gedragingen volgens situaties opgesplitst zijn; dan zijn die situaties nog te krap verondersteld.
in: Voor informatiekunde verder op weg met ontologie
Dan moeten ook die vuistregels vanuit oud-metasystematisch kader vervallen. Voor Metapatroon zijn er ‘gewoon’ systematische vuistregels …
[E]en model volgens gangbare systeembenadering, zeg maar met uniform volle objecten, [valt] slechts consistent [[…] te krijgen onder de voorwaarde van verenigbaarheid van dito ‘vol’ (lees ook: absoluut geldig) veronderstelde gedragingen. De kans op zulke verenigbaarheid is echter gauw nul. Dankzij [[…] metasystematiek is het zo, dat wij ons zelfs met gangbare systeembenadering geen zorgen hoeven te maken over noodzakelijke samenhang. Want dat lukt transsystematisch resp. -modellair. Dat staat een trendbreuk toe! Ja, het is prima om reële variëteit te erkennen. Het werkt echter averechts om variëteit onder de noemer van een ènkel, noodzakelijkerwijs alsmaar uitdijend ‘systeem’ te beschouwen. Zolang je de gangbare benadering volgt, maak ‘een’ systeem niet groter, maar juist kleiner. Ga zolang door met beperking, totdat object-/elementgedragingen wèl verenigbaar zijn. Aldus raakt — de poging tot — het ene model als het ware ontleed tot diverse modellen, waartùssen met verdere modellen samenhang aangegeven kan worden, enzovoort. (Als je dat consequent doet, blijkt intermediaire systematiek te zijn overgegaan in Metapatroon …)
Voor een evenwichtig informatiemodel wisselt de ontwerper stellig vaak van verbijzonderingsrichting (en wijzigt daadwerkelijke verbijzonderingen totdat z/hij evenwichtige verhoudingen herkent) .
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Een vuistregel voor ontwerp van recursie (lees: herhaling) is om
vanuit het midden te vertrekken. Dat is voor een zgn keten dus een
willekeurige schakel.
De modellen in deze aantekening dienen niet als — zoiets als
— een (bouw)bestek. In dit ontwerpstadium blijkt de reële
variëteit nog onduidelijk. Daarom verdienen verkenningen voorrang.
For conceptual modeling, we recommend first of all capturing variety with(in) a single model (horizon).
in: Perspectivism in federated practice
[W]hatever version should always be liable to change, because having complete knowledge is impossible.
in: Metapattern for complementarity modeling
It is the modeler’s prerogative to decide pragmatically where upward decomposition ends (and, conversely, downward decomposition begins). For a boundary, Metapattern presumes the nil-object. There are no situated objects referring to it as its parts. The nil-object, as Metapattern holds to keep its formalism as tight as possible, is its ‘own’ nil-situation. It can only serve as situation for situated objects answering to another nil-identity. Other nil-identities can only refer to the — nil-identity of — the nil-object as their relevant situation. The nil-object is drawn as a thick horizontal line: horizon.
in: Metapattern for complementarity modeling
De vermenigvuldiging van het aantal — mogelijke — ophangpunten, zeg ook maar de systematiek van combinatorisch effect, heeft uiteraard als grondslag — de kunstgreep van — de splitsing van werk volgens object en proces.
Begin met het aanleggen van de lijst met geclassificeerde
verkeersbewegingen. Wacht niet tot de lijst […] volledig is. Want
dat is hij toch nooit. En als het voor enig moment al kan, verandert
hij telkens.
Selecteer een klasse van tekens die uitgewisseld kunnen of zelfs
moeten worden. Kenmerkend is als afzender een deelnemer in een bepaalde
hoedanigheid, met één of meer andere deelnemers in respectievelijke
hoedanigheden als ontvanger. Een criterium waaraan voldaan moet zijn,
is beschikbaarheid van infrastructurele voorzieningen (want dan hoeft
er aan middelen verder – vrijwel – niets te
gebeuren).
Werk de lijst af. Stel de keuze voor tekenklassen waarvoor (nog) geen
infrastructuur voor informatieverkeer bestaat zo lang mogelijk
uit.
Is eigen initiatief voor het opzetten van een verkeersvoorziening
onvermijdelijk, maak er dan van meet af aan één van die
infrastructureel geschikt is. Dat lijkt duurder enzovoort, maar pakt
juist kwalitatief beter, dankzij abstrahering goedkoper, enzovoort
uit.
in: Door de blinddoek: semiotiek van rechtspraak
Naarmate intersubjectiviteit specifiek genoeg is als noemer, behoeft subjectiviteit minder radicaal in een informatiemodel tot uitdrukking te komen. Dat is echter geen beginsel, zoals subjectiviteit van interpretatie dat wel is. […] Indien een ontwerper voor een model daarvan afwijkt, bijvoorbeeld om dat model enz. niet nodeloos te laten uitdijen, moet hij zich voor die keuze kunnen verantwoorden. En die keuze kan bij nader inzien (dus) verkeerd zijn. Tot verbetering moet allereerst de ontwerper in staat zijn, maar de modelleermethode moet hem daartoe dan ook zo eenvoudig mogelijk in staat stellen.
in: Differentiële informatiekunde
Situational differentiation must continue until contradictions are sorted out, i.e. when behavior within a situation can be modeled unequivocally.
in: Invitation to contextualism
Wat vinden we stelselmatig kenmerkend? Wat mij als buitenstaander opvalt, zijn verkeersovergangen. Er zijn voorzieningen aan de ene — ik noem het maar even — kant èn aan de andere kant. Voor zo’n overgang is dus tevens (!) iets kantoverstijgends nodig. Of, omgekeerd, als je begint bij een overgangsvoorziening, moet je onderdelen ervan in respectievelijke kantsystemen kunnen plaatsen. Dat heen-en-weer, lees het hier ajb ook als saluut aan de onlangs overleden Drs. P, is precies wat we in/met stelseltaal reeds algeméén hebben beschreven.
Nu is kenmerkend voor reële stelselschaal dat variëteit onmogelijk uitputtend valt te modelleren. Dat lukt domweg nooit en komt o.a. omdat die variëteit … veranderlijk is. Maar omdat juist vanwege zulke dynamiek met onvoorspelbaarheid van dien op voorhand niets uitgesloten mag zijn, omvat het meest flexibele model daarvoor de uitdrukking van de radicaalst denkbare ontologische veronderstelling. Aan de dito veranderlijke grens van het kenvermogen, verbeeld als horizon (vette, horizontale lijn), verschijnt dan allereerst … iets. Dat is als zodanig door vèrder … niets gekenmerkt. Aldus is iets optimaal beschikbaar voor samenhang tussen nadere verbijzonderingen. Een scharnier werkt vergelijkbaar; daarvoor is het — zo min mogelijk — onderdeel van deur noch wand.
De oplossing bestaat er uit om in enkelvoudige zaaktypering een valse illusie te herkennen. Met verschillende typen van … zaaktypering verdampt prompt het probleem. Alom is men nog op enkelvoudige duiding volgens een strikt hiërarchisch schema gefixeerd[.]
Hopelijk herken je dat we van-buiten-naar-binnen werkend allemaal reële problemen tegenkomen èn zullen moeten oplossen. De gangbare aanpak is andersom, door uit te gaan van een absoluut geldige betekenis van zaak. Dat is naïef. Want een zaak betekent voor elke betrokkene in elk stadium weer iets anders. Dat vergt (dus) van meet af aan contextuele verbijzondering.
Of course, contexts are about differences. But don’t multiply differences unnecessarily. And keep their equally necessary cohesion controlled.
in: note 53.6
What count […] are scope and precision of the particular act,
making them relative (!) to the purpose. In fact, the situation is
conceived proportionally to the precision required. Are you throwing
darts in a pub because you would otherwise be even more bored? Or is
your next throw decisive for whether or not you have to pay for the
next round of drinks? Or are you a finalist in the Darts World
Championship?
Scope, then, should contextualistically be taken as synonymous with
… context. Precision determines scope as much as, the other way
around, scope determines precision. It is not that scope (or precision)
is good, therefore, more scope (or precision) is better. In their
relative determination, they depend on the motive for the
behavior[.]
in: note 53.14
Ik ben groot voorstander van vuistregels. Ja, ze moeten samenhangend toegepast kunnen worden, maar het aantal mogelijke combinaties is praktisch zó groot dat nooit uitputtend nagegaan kan zijn of elke combinatie inderdaad opbouwend werkt. Of een bepaalde combinatie werkt, moet daarom aan het oordeel van de gebruiker zijn overgelaten (die om die reden geacht wordt deskundig te zijn als het gebruik gevolgen heeft voor andere mensen enzovoort) .
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Over plaats- resp. vormbepaling kan je je principieel nog afvragen of vorm vòlgt uit plaats. De plaats van iets is immers de ruimte die het inneemt. Als je die ruimte beschrijft, ken je dus met dienovereenkomstige (on)nauwkeurigheid de vorm van iets. Indien je vorm aldus driedimensionaal wilt afleiden, moet allereerst plaats uiteraard volgens die dimensies bepaald zijn.
Wie aldus de reële variëteit beseft van relevante hoedanigheden, die nota bene ook nog eens aan verandering onderhevig zijn, herkent stellig de noodzaak van cyclische variabelen. Anders dijt het model, en vervolgens doen de daadwerkelijke hulpmiddelen dat, ònbeheersbaar uit. Daarentegen is het allereerst de ontwerpopgave om met een compact model via parameterisering juist een — veel — grotere variëteit aan maatschappelijke handelingen te faciliteren.
in: Reële variëteit van deelnemers volgens hoedanigheden in informatieverkeer
Wat ik beschouw als noodzaak tot verdichting, heeft met de veronderstelde schaal van informatieverkeer te maken. Op uiterst kleine schaal doen zich slechts luttele verschijnselen voor. Zeg dat het er drie zijn. Vier? Ook goed. Hoe dan ook heeft het dan geen zin om ertussen systeem te proberen ontdekken resp. opzetten. Met zo’n gering aantal is sowieso een lijst overzichtelijk, klaar. Maar op grote schaal is die behoefte aan systematisering er wel degelijk. Want een klakkeloze opsomming telt dan al gauw honderden verschijnselen. Maar zijn ze werkelijk zo verschillend? Er is prompt een enorme winst aan overzichtelijkheid door her en der dezèlfde (deel)systematiek te opperen. Relevant verschil in werking resp. uitkomst wordt dan door samenhang tussen concrete waarden gemaakt. Noem het mathematisering.
in: aantekening 58.7
Als het goed is, kan je dankzij hertyperingen willekeurige rondjes draaien met verkeersvoorzieningen die volgens zo’n ontwerp/model werken[. …] De prijs van verdergaande abstractie is, dat concrete, zeg ook onmiddellijke, herkenbaarheid is verdwenen. Je moet je dus steeds een voorstelling van concrete waarden maken waarmee zulke voorzieningen — kunnen — worden benut. Wel beschouwd is dat precies hetzelfde met infrastructuur waarmee we zó vertrouwd zijn dat we ons er doorgaans niet bewust van zijn. Voor de aanleg van een fietspad wordt immers geabstraheerd van wèlke daadwerkelijke personen op wèlke daadwerkelijke fietsen op wèlke daadwerkelijke ogenblikken eventueel langskomen. Zodra je dóór hebt, dat je juist dankzij abstractie àlle(rlei) kanten opkunt, wil je nooit meer ànders …
Met historische analyse laat zich een spoor nagaan waarlangs vaak, inderdaad, meteen herkenbaar is waar(om) iets niet — meer — werkt.
Voor stelselmatige opzet moet het echter altijd óók de vraag zijn, of toespitsing op een bepaald thema […] wellicht te overhaast gebeurt. Vaak pakt een vooralsnog algemenere oriëntatie per saldo gunstig uit.
Voor herkenning van hoofdlijn(en) loont het aanvankelijk van buitenaf ernaar te kijken, dus zònder — last van — afleiding door uiteraard alleszins relevante details. Het idee is om te vermijden dat zulke details bepalend voor hoofdlijn(en) zijn (zoals vermoedelijk tot dusver […] met noodlottige fragmentatie van informatievoorziening c.q. voorzieningen voor informatieverkeer als gevolg) .
Nogmaals, maak het ontwerpmodel zo algemeen denkbaar en aldus
ontwikkelde voorzieningen voor maatschappelijk (informatie)verkeer zo
algemeen en ruim bruikbaar mogelijk!
Let wel, het is in dit ontwerpstadium niet gezegd dat het model
erkenning verdient, enzovoort. De status luidt: verkenning. Ofwel, doe
een afwijkende veronderstelling — want méér volgens hetzelfde
werkt blijkbaar niet — en probeer zo consequent mogelijk te
vervolgen waartoe dat leidt. Tot dusver heb ik geen belemmering kunnen
ontdekken die onderhavige poging diskwalificeert. Uiteraard kan die nog
komen.
Over het algemeen verdient een model dat variëteit faciliteert door parameterisering — sterk — de voorkeur boven een model waarin verschillen met ‘eigen’ variabelen tot uitdrukking — moeten — komen.
Zoiets als een overzichtsmodel ontbreekt (en ik vrees dat het niet
eens bestaat). Ik vind al wèl duidelijk dat, zoals ik het kenschets,
van binnen naar buiten gemodelleerd is. De tragiek is, dat
‘ze’ zich op die manier tot binnen blijven veroordelen,
terwijl voor een organisatie toch ècht de (buiten)wereld waarvoor zij
überhaupt (overheids)organisatie ìs, voorop moet staan enzovoort.
[…]
Daar valt de spanning van af te zien veroorzaakt door de beperkte
oriëntatie. Het lijkt alsof […] probleemloos een noodzakelijk
buitenwereldobject verondersteld is. Vervolgens krijgt [dat ene
object], als zo’n zgn logisch atoom opgevat, allerlei
eigenschappen toegedicht die echter (gedrags)verbijzonderingen
betreffen in allerlei situaties met betrekking tot de ene
organisatie. Wàt die relevante situaties zijn, wanneer ze aan de orde
zijn e.d., blijft allemaal verhuld door de mythe van contextloze
betekenis. Nodige en voldoende structuur ontbreekt. Pas volgens
òmgekeerde insteek, dus ‘buiten’ beginnend bij
maatschappelijk verkeer laten relevante betekenissen zich methodisch
toespitsen. Daarvoor dient recursiviteit van contextuele
verbijzondering.
[Die] insteek […] kan echter wèl helpen om aldus opvallend
simplistische, averechtse pogingen te vermijden. Dat is al reuze winst.
Sterker nog, waar je begint maakt praktisch niets uit. Doe je dat met
“het individu,” dan moet onmiddellijk haar/zijn omgeving
meetellen. In omgekeerde volgorde heeft verandering van omgeving
natuurlijk geen zin, als daarmee niet op individuele gedragingen gemikt
is.
De noemer van verkeer vind ik passend voor — het streven naar
— evenwichtige verhoudingen tussen deelnemers. Aan verkeer valt
niet te ontkomen, punt. Dus ook — en vooral! — eventuele
èxtra zorg voor subjectieve situaties c.q. situationele subjecten
verloopt verkeersmatig.
Voor effectieve samenloop moeten we het deelnemende object niet verwarren met de deelnemende situatie.
in: aantekening 61.6
Ook situatie is methodisch dus een metabegrip resp. —term. Dat lijkt mij bruikbaar voor een regulier model, mits voor een knooppunt direct onder de horizon. Tja, wat is het verschil met gebeurtenis? Als vuistregel voor modelleren stel ik vaak een algemeen(st) verondersteld verschijnsel. Oeps, maar wat is dat het verschil tussen verschijnsel en situatie en gebeurtenis en …? Zo vrijwel op de horizon bestaat er géén antwoord. De behoefte eraan komt voort uit het doorgaans onbewust gevolgde paradigma van logisch atomisme. Wie dat aanhangt, meent dat objectief àlles absoluut geldig kan worden gedefinieerd, en dat moet daarom altijd maar meteen gebeuren. Die vuistregel werkt precies andersom. Vergeet ajb zulke atomistische definities, want ze bestaan domweg niet, punt. Kijk daarentegen waartoe verbijzonderingen leiden. En de kàns op relevante verbijzonderingen is natuurlijk het grootst door ònverbijzonderd te beginnen. Daarvoor vind ik begrippen als teken, situatie en gebeurtenis zelfs uitermate geschikt.
in: aantekening 61.9
Als zo’n knooppunt onmiddellijk ònder de horizon hangt, zeg ik tegelijk met zoveel woorden dat ik op dàt punt verder nog géén idee heb wat voor dergelijk onderscheid in aanmerking komt, welk(e) gedrag/eigenschappen er bij hoort/horen, enzovoort. Ik waan me vooralsnog baron von Münchhausen. Je moet je èrgens aan proberen òp te trekken. Uiteraard heb ik wel een idee waar ik naartoe wil.
Ik herhaal dat het aanbeveling verdient om termen voor methodische metabegrippen niet voor — knooppunten in — ‘normale’ modellen te gebruiken. Soms kom je er echter niet omheen (als je tenminste nieuwe en daardoor vermoedelijk onbegrijpelijke woorden wil vermijden). Als vuistregel geldt dat je er minder omheen komt, naarmate je met een model algemener mikt. Maar besef dan, over context gesproken, dat je daar met zulke termen vooral géén methodische metabegrippen wil aangeven.
[D]igitalisering op verkeersschaal heeft vooralsnog ten dele een experimenteel karakter. […] Daar[om moet nog steeds] met voorrang onderzocht [worden] welk doel gewenst èn welk passend middel daarvoor daadwerkelijk haalbaar is.
En zo’n ontwerp valt voor een wat ruimer doel onmogelijk in één keer op te stellen. Ofwel, eerst en vooral het ontwerp moet worden … ontwikkeld. Dàt verklaart de noodzaak van zgn iteratieve aanpak. Ontwerp omvat ontwikkeling, vice versa. Gaandeweg neemt qua inspanningen het ontwerpaandeel af en het ontwikkelaandeel toe. Dat houdt verandering in elk stadium zo beheersbaar mogelijk[.]
Wat gebeurt er vaak? Een programmatuurpakket vervult immers niet
àlle gestelde informatiebehoeften. Om alsnog in extra functionaliteit
te voorzien, zo luidt de gangbare redenering met bijbehorend
ònevenredige hoeveelheid werk, wordt het pakket aangepast. Maar …
daardoor is het prompt géén pakket meer. Ofwel, de aangebrachte
afwijkingen belemmeren feitelijk het vòlgen van versies van het pakket
(omdat het zgn maatwerk voor de aanpassingen op de ene versie niet
zomaar meedraait met de volgende versie; dat maatwerk zou daarvoor
grotendeels opnieuw ondernomen moet worden, telkens weer als zich een
vòlgende versie aandient). Weliswaar is de programmatuur aanvankelijk
geschikter door het pakket te wijzigen, maar raakt versneld verouderd
omdat vernieuwing middels volgende pakketversies praktisch (lees:
oponthoud, kosten e.d.) onmogelijk gemaakt is.
Met een informatierotonde als structurele voorziening voor weestaken
kan een programmatuurpakket vooral pakket zijn èn blijven. Verander er
helemaal niets aan! Het is nu eenmaal zo, dat een pakket niet àlle
relevante taken ondersteunt. Hier even afgezien van andere criteria,
kies een pakket waarmee het minste aantal taken resteert als weestaken.
En verzorg dat onvermijdelijke restant dan via een, zoals ik dat al
eerder aangaf, informatierotonde voor weestaken.
Omdat er zodoende niet(s) aan het programmatuurpakket is gerommeld,
zijn er dus geen afwijkingen die overgang van de ene naar de volgende
pakketversie zelfs maar kùnnen belemmeren. Wat het pakket betreft, kan
steeds de beste versie worden gebruikt, óók als dat de allernieuwste
versie is.
De vraag is uiteraard wèl, of met een àndere pakketversie de
aansluiting op de informatierotonde òngewijzigd werkt. Zo nee, dan
volstaan dáárvoor geringste aanpassingen. Er is wat méér werk nodig,
wanneer een volgende versie niet langer informatie levert die met een
eerdere versie wel beschikbaar was. Dan moet die informatie elders
worden ‘gehaald’ en wordt die überhaupt wel adequaat
bijgehouden in enig ander register? De kans is echter klein, dat een
latere versie qua beschikbare informatie inboet op een eerdere. En het
is allemaal zowel véél minder werk als véél meer beheersbaar vergeleken
met sleutelen aan pakketprogrammatuur.
Pakt dat soms ànders uit met de overgang naar een compleet ander
programmatuurpakket? Nee, ook dáárvoor biedt een informatierotonde
juist de waarborg voor het minste werk voor weestaken. De aanpassingen
blijven steeds beperkt tot informatieverkeer. Stellig zijn de weestaken
als gevolg van — de keuze voor — het ene pakket
gedeeltelijk andere dan met een ander pakket. Dat verschil valt in de
praktijk echter sterk mee. Voor allang traditionele onderwerpen van
digitalisering komt de functionaliteit van verschillende pakketten van
verschillende leveranciers allang vergaand overeen. Hier terzijde, wat
is qua functionaliteit dan nog het voordeel om van pakket te
wisselen?
Ik vat samen. Kies een programmatuurpakket in het besef van een
informatierotonde voor weestaken. Snel klaar en altijd snel weer bij.
Flexibel èn goedkoop.
De kenmerkende ontwerpinsteek, dus inderdaad analyse overstijgend, zit ’m daarvoor allereerst in de ruimere oriëntatie. Ofwel, denk vooral niet dat je zèlf de navel van de wereld bent, maar probeer die wereld juist algemener te duiden. […] En bedenk dùs een model van [willekeurig] verkeersverloop […]. (Want) als dat lukt, hoeft er niet of nauwelijks iets extra’s […] te worden ontworpen en zo door naar ontwikkeld enzovoort. Dat is wel zo eenvoudig, begrijpelijk, goedkoop, betrouwbaar, vlot en ga zo maar door met voordelen.
Dus, stel minstens op hoofdlijnen allereerst een samenhangend model op, met een passende modelleermethode voor de reële variëteit van informatie(betekenissen) van dien. Ontleen daaraan vervòlgens eventuele aparte (verwerkings)toepassingen.
Ik vrees dat dergelijk inzicht voor evenwichtige(r) veranderingen onder de noemer van digitalisering nog steeds nieuw is. Als traditie geldt een achterhaal paradigma, dus met informatieverwerking ipv —verkeer nog als leidend begrip. En juist dat paradigma, zeg maar, legitimeert continuïteit van verschillende belangen, te weten met een apart informatiesysteem pèr belang, nou ja, van de leiding van een organisatie(onderdeel). Zonder verkeersparadigma beseffen de betrokken besluitvormers de noodzaak van afstemming niet. Ook zijn verschillen in betekenis vaak alleszins reëel, namelijk een kwestie van onderling afwijkende contexten. Maar dat contextueel verbijzonderde betekenissen tevens kunnen samenhangen gaat eveneens het begrip nog te boven. Wat lukt in dit stadium dan wèl om alweer wat meer samenhang te vestigen? Daarvoor kan een zgn informatierotonde dienen. Daarop worden (informatie)registers ongewijzigd aangesloten, dus géén ontouding. Vernieuwend is de combineerbaarheid van informatie uit aangesloten registers.
[V]olgens ruim(st)e oriëntatie [kunnen] veranderingen zo beperkt mogelijk […] blijven. Omdat immers zoiets als het mikpunt duidelijk is, volstaan selectief vaak enkele aanpassingen voor evenwichtiger verhoudingen.
De crux van stelselmatigheid is juist om op voorhand géén indeling […] te maken. Betekenis hangt er immers steeds maar van af (contextuele verbijzondering).
From the idea of interdependence without limit as to the scale of modelling, I find it follows that the assumptions of mutually separate domains is counterproductive.
in: note 56.19
Voor stelselmatig conceptueel modelleren geldt iedereen, dus ook ‘eigen’ organisatie enzovoort, in gevarieerde hoedanigheden als deelnemer aan informatieverkeer.
Er zijn — ook — informatiekundig grofweg twee
ontwerporiëntaties.
Volgens de ene manier geldt er een nogal specifieke opgave, ofwel een
beperkt kader (en dat meestal vergaand impliciet blijft). Dat kader
vormt aldus — zoiets als — dè context; daarbinnen lijken
— betekenissen van — begrippen ònproblematisch (want
eenduidig).
Op de àndere manier biedt een specifieke opgave hoogstens een
aanleiding. Opzettelijk wordt het kader verruimd tot wat dan stelsel
heet. In een zgn stelsel heerst echter — veranderlijke —
variëteit van begripsbetekenissen. Elke betekenis blijkt op die schaal
betrekkelijk. Dat noodzaakt tot telkens explicitering van
desbetreffende context, wat methodisch lukt met Metapatroon.
Wie gewend is aan kleinschalige modellering, zal zeker aanvankelijk dat samenloopbeginsel overigens in òmgekeerde richting — moeten — volgen. Uitgaande van een vertrouwd begrip luidt dan de telkens vraag waarvàn dat opgevat als situationeel (deel)ob-/subject de samenloop is. Ofwel, welke beide andere begrippen gelden ervoor als enerzijds ob/-subject, anderzijds situatie? Op z’n Metapatroons heet dat opwaartse decompositie (met per model de horizon als veronderstelde bovengrens).
[H]et [is] veranderkundig noodzakelijk […] om te beantwoorden
aan de behoefte van beleids- annex besluitvormers aan — de
illusie van — beheersbaarheid waarmee zij — de beperking
tot — een apart onderwerp associëren. Zo mogelijk versterkt
zo’n bestuurlijke houding, tja, die is ook wel weer best
begrijpelijk, maar desalniettemin averechts, echter de noodzaak om voor
het welslagen van de feitelijke verandering wel degelijk een model
volgens reële onderlinge afhankelijkheden te benutten.
Voor een zo algemeen mogelijk geldig model c.q. ontwerp is het wijs om
zelfs willekeurige aspecten te veronderstellen. Wanneer dat lukt, maakt
het immers niet meer uit wèlk aspect de insteek in kwestie vormt (en
aldus tegemoet komt aan de behoefte om beheersbaarheid te herkennen);
dat resulteert altijd in relevante samenhang.
Nota bene, [ontwerp] het model is nu zo algeméén denkbaar […] voor het ruimst denkbare gebruik, dwz als onderdeel van infrastructuur voor informatieverkeer.
Er zijn natuurlijk wel verschillen tussen een gesprekssituatie en een leessituatie. Tijdens een gesprek kan de spreker voor de hoorder context grotendeels, zeg maar, niet-verbaal ensceneren. Maar met een lezer lukt dat de op dàt moment àfwezige schrijver nu eenmaal niet.
Zolang ‘ze’ één en dezèlfde situatie laten gelden, nota bene feitelijk ten onrechte, valt er aan onderling ònverklaarbare verschillen niet te ontkomen. Het lijkt zo’n minimale ingreep. Wijzing enkel- in meervoud. Maar volgens atomisme is enkelvoud zelfs het beginsel.
[V]an allerlei objecten en zo door naar subjecten is de variëteit praktisch peilloos. Daarvoor is dualiteit een grove reductie. Laat ‘gewoon’ willekeurig tellen, veranderlijk meervoud, wat als relevante situaties past.
Ik kan me voorstellen dat je voor het oefenen met “opties” het houvast wil benutten dat de huidige inrichting biedt. […] Goed idee, kijk maar hoe je nieuw precies zó kunt inrichten als oud. Je zult prompt merken dat voor de huidige inrichting (oud) allerlei relevante af- en overwegingen niet of nauwelijks gemaakt zijn. Daarin moet je dus voorzien, en ben je feitelijk óók —en vooral? — meteen met geïdealiseerd ontwerp bezig.
[Van wie zegt] graag ergens vanaf nul [te] willen beginnen[,] neem [ik] aan dat hij daarmee [bedoelt] het opzetten van ‘iets’ […] òngehinderd door wat er overgeleverd is. Ik zie dat — op een andere manier — tweeledig. Enerzijds voor dat zgn vanaf-nul dient het stelselmatig optimaal gedachte ontwerp. [Dat] noemt Russell Ackoff […] een geïdealiseerd ontwerp indien ‘we’ daarvoor ‘opzettelijk’ géén beperkingen — nou ja, dènkbaar zo min mogelijk — laten gelden. Dat geïdealiseerde ontwerp vormt dan het doel voor feitelijke veranderingen (waarvoor het aan eventueel optredend zgn voortschrijdend inzicht aangepast moet worden). Anderzijds moet hier en nu met opbouwende veranderingen een praktisch begin gemaakt kunnen worden, en vervolgens netzo beheersbaar voortgezet in de richting van het geïdealiseerde ontwerp. Dat lukt met een informatierotonde; daarmee kan zelfs prompt reeds véél overzicht worden verschaft door bestáánde registers er op aan te sluiten.
Wie beweert graag vanaf nùl te beginnen, toont bereidheid tot
radicale vernieuwing. Of? Tja, zo’n begin is zelfs noodzakelijk
voor wie nog helemaal niets … weet, kan e.d. Is het dan niet
verstandiger om er eens iemand bij te halen die er al wèl verstand van
heeft? Maar zolang je zèlf niets weet, hoe kan je dan beoordelen wie er
— hopelijk zelfs méér dan — genoeg van weet om je te
helpen?
Zoals ik al aangaf, bedoelt iemand die voorkeur verkondigt voor zoiets
als nulbegin, dat voor de toekomst niets kritiekloos uit het verleden
overgenomen mag worden. Dat gaat dan prompt mis door er iemand bij te
halen die zich met een of andere toevoeging als architect voordoet,
bijvoorbeeld als informatiearchitect. Een architect moet toch vooral
ontwerper zijn, maar ontwerper zijn zulke zgn architecten juist niet.
Wat kunnen ze dan wèl? Ontwikkelen in de zin van (computer)programmeren
kunnen ze vaak evenmin. Waar ze ‘goed’ in zijn, is het
hameren op het belang van architectuur zònder deugdelijk begrip ervan.
Intussen nemen juist die architecten kritiekloos gevestigde methoden
& technieken voor digitalisering over (en dat maakt ze tot
accountmanagers voor programmeurs). Terwijl de opdrachtgever meent
vanaf nul te beginnen, heeft de zgn (informatie)architect haar/hem voor
wat voor facilitering van informatieverkeer principieel een
stelselmatige opgave is al vergaand op het verkeerde spoor
geleid.
Voor een strikt apart informatiesysteempje, bestemd voor intern
gebruik door slechts enkele medewerkers, lukt het overigens meestal nog
wel om iets compleets nieuws te maken èn om informatie
‘uit’ het eventuele oude systeempje — voor zover nog
relevant — in het nieuwe op te nemen. Dergelijke aparte
systeempjes hebben echter geen bestaansrecht meer. Verkeersoriëntatie
moet leidend zijn.
Wie de bijbehorend stelselmatige aard van de huidige opgaven erkent,
begrijpt dat vanaf nul beginnen daarvoor uiteraard ònmogelijk is. Ook
voor informatieverkeer zijn voorzieningen feitelijk infrastructureel.
Uit de afhankelijkheid van verkeersdeelnemers van infrastructuur volgt
prioriteit van de continue beschikbaarheid ervan. De noodzakelijke (!)
aanpassingen van infrastructuur moeten beheersbaar zijn en zo eenvoudig
mogelijk voor de gevarieerde deelnemers in hun desbetreffende
hoedanigheden om ‘in mee te gaan.’ Per saldo grootschalige,
daardoor kwalitatieve wijziging van infrastructuur kan slechts slagen
met achtereenvolgende stappen. De resultaten ervan moeten als het ware
optellen. Dat vergt een overzichtsplan, zeg ook maar geïdealiseerd
ontwerp.
Zo’n overkoepelend ontwerp kùnnen zgn informatiearchitecten
onmogelijk opstellen zolang ze de daarvoor benodigde, dwz
stelselmatigheid bemeten, modelleermethode niet beheersen. Die moeten
ze ‘goed’ leren gebruiken.
Hoewel de verslagen die de partijen bij de rechter indienen
kwalitatief een àndere status hebben dan het vonnis door de rechter,
laat zich informatiekundig (!) dezèlfde opzet herkennen. In àlle
gevallen gaat het domweg om een beschrijving van een
maatschappelijk-verkeerssituatie waaraan beschrijving van gedrag door
deelnemers in nadere hoedanigheden toegevoegd is. Maar een vonnis is
toch iets ànders dan een eis resp. een verweer? Ja en nee. Ja, ze
hebben verschillende betekenissen in/voor maatschappelijk verkeer. Nee,
au fond geldt één en hetzèlfde informatiemodel. Als er maar duidelijk
bij staat, waarom het met een exemplaar gaat. Is het een eis, een
verweer, of een vonnis? Of?
De geldigheid van het ene betekenissenmodel is zelfs nòg algemener.
Een gerechtelijke procedure is op haar beurt immers óók een
maatschappelijk-verkeerssituatie met verkeersregels van dien voor
deelnemers volgens nader bepaalde hoedanigheden (zoals rechter, eiser,
verweerder e.d.). Maar is een rechter niet onafhankelijk? Ja, dat is
z/hij als analist van situationele verkeersverslagen resp. ontwerper
van het vonnis als situationele verkeersaanwijzing. Maar haar/zijn
oordeelmatige onafhankelijkheid en andere zgn kernwaarden […]
kunnen allemaal met een specifieke hoedanigheid voor een specifieke
maatschappelijk-verkeerssituatie geassocieerd zijn. Daar is modelmatig
geen afwijking voor nodig.
De modelleeropgave is […] om voor de oneindige variëteit op de schaal van maatschappelijk verkeer desondanks met een overzichtelijk aantal begrippen toe te kunnen. […] Hoe dat methodisch beter lukt dan met Metapatroon zou ik echter niet weten, maar uiteraard sluit ik [niet] uit dat iemand […] met een nòg beter op stelselmatigheid berekende modelleermethode komt. Ooit zal dat wel gebeuren. Voorlopig lijkt iedereen echter zelfs nog verstrikt in atomisme met beperking tot kortzichtige kleinschaligheid van dien.
Just experiment with positioning concepts you find relevant. From one contextualization, soon enough you’ll get the idea for another, and so on until you are satisfied having exhausted possibilities (finding at some later time that you’ve gained some additional insight, and modifying a model accordingly).
in: note 71.6
Such extension might seem irrelevant for the integration at hand. However, in my experience it never fails to yield a more flexible model, both suggesting additional opportunities with information services and better preparation for eventualities with respect to information needs. It certainly is worth the effort, an intellectually rewarding, at that.
in: note 71.6
The constraint has not been specified[. …] It is of course a matter for contextual differentiation, too. Adding it to the model, however, would clutter it and distract at this early stage from designing an integrated order for the concepts of major concern. At the relevant node an asterisk or so could be added to suggest such a constraint (or any remark).
in: note 71.6
I recommend to document even the obvious. For exactly at that point you are making your assumptions conceptually operational. As you may find yourself getting stuck, anyway, I often do, modeling is largely trial and error, it helps being able to retrace your modeling steps and try a different direction from the earliest point possible (symbolized by a horizon).
in: note 71.14
When it is an integrated order that you are after, and of course I believe you should at least conceptually at first, it is illogical to start from the assumption of different applications. For what I have suggested as idealized design, a general idea about approaching design borrowed from Russell Ackoff, with Metapattern you can just make a start more or less anywhere. Soon enough you’ll discover meeting up with what traditionally you might have kept conceptually apart.
in: note 71.19
I strongly recommend starting to model differently what is familiar.
in: note 71.21
[M]y approach would be to start from conceptually widening the scope. It certainly looks like making problems more complex to solve rather than simple. But that is only apparent. What matters is the extent of relevant interactions. […] That way, interactions can be supported seamlessly across domains previously kept separate through limited/-ing applications. Now, that is really simple and makes the initial effort of seemingly complex modeling pay off.
in: note 71.25
Meanwhile, I am afraid I am still at the stage of modeling-around-in-circles, that is, muddling, really. It shouldn’t come as a surprise given such a comprehensive scope. Anyway, no need to get frustrated, not yet. I’ll continue trying out different concepts to start from, and see how far they may take a conceptual model of/for a somewhat more integrated order. At least it helps to find out what doesn’t work.
in: note 71.26
When aiming at the widest imaginable scope, starting from concepts associated with some — traditional — domain must be avoided. For boundaries between domains can actually not be kept up.
in: note 71.27
A saying in French that I have learned to keep in mind especially for modeling at the scope of integrated order reads: reculer pour mieux sauter. That is, only when you allow for sufficient space, and even far more space than may seem warranted at first, you can make a proper run for it and jump much farther (and in fact land where you need to be, and quickly at that). In English, perhaps a saying like ‘look before you leap’ comes somewhat near.
in: note 71.25
[A] so-called constitutional relationship […] makes for infinite re-use (also read: re-appearance) of instances following the same structure (which can thereby kept radically limited; clearly, huge benefits derive when technical implementation can be correspondingly minimalist).
in: note 71.30
[It] might seem a counterintuitive approach: radically widening the scope puts heavy pressure on limiting types (or else you’ll get swamped by them). It is really what mathematicians do when thinking up functions; there is only one algorithm for addition, abstracted from whether you are counting apples, pears, or whatever.
in: note 71.32
Especially try to run most unlikely thought experiments through the model.
in: note 71.32
As there should be no technological constraints holding us back for conceptual modeling, why not take an all-encompassing perspective (which is of course a contradiction in terms :-)? So, there’s a horizon and what appears as differentiated below it are at first just instances of something.
in: note 71.36
When modeling concepts I prefer to postpone putting on constraints (and that is why Metapattern models at least look uncluttered). It helps to think: Why not?
in: note 71.36
[E]en proef [moet] ergens op mikken. Dat maakt de koers uit. De proef dient dan om die — verdere — koers te toetsen.
in: aantekening 72.3
Als je dat verkeers- annex stelselmatig zo algemeen opzet, dwingt dat als het ware tot informatie-abstractie. Dat maakt (proces)programmatuur dienovereenkomstig véél compacter en digitalisering dus véél goedkoper, betrouwbaarder, enzovoort.
[V]oor een overzichtelijk informatiemodel [moet] de uitbreiding van het bereik als het ware gecompenseerd […] zijn door — verdere — begripsabstractie. Als wat ik daarvoor exemplarisch acht, [beschouw] ik [o.a.] het begrip: actor. Onder die ene noemer probeer ik de variëteit te beschouwen van wat sociologen e.d. allang aanduiden met termen zoals rol, status, hoedanigheid om de variëteit van gedragingen van leden van een samenleving begrijpelijk(er) te verklaren.
De stelselmatige dekking is bereikt door vergaande veralgemenisering van begrippen. Daaruit volgt dat de feitelijke werking ervan eveneens vergaand afhankelijk is van de gegevenswaarden die geregistreerd staan. Dat maakt het gebruik ingewikkelder (maar ànders valt het stelselmatig bereik nu eenmaal onmogelijk integraal te faciliteren). Er moet de grootste zorg worden besteed aan de keuze van immers onderling afhankelijke gegevenswaarden. Aan proefondervindelijke optimalisering valt niet te ontkomen.
Ik heb inderdaad opzettelijk de algemeenste aanduiding gekozen die ik kon bedenken […]. Dat betreft een vuistregel die ik voor ontwerp(en) volg. Indien een ontwerp op z’n ruimst denkbaar voldoet, doet het dat zeker voor het beperktere bereik waarvoor verandering is gewenst. Doorgaans blijkt dat bereik inderdaad te kleinschalig gedacht. Voor opschaling hoeft er aan het ontwerp dan niets meer te veranderen.
Een verdere vuistregel die ik volg, is om een surplus aan gebruiksmogelijkheden te ontwerpen. Dat heeft allerlei redenen. Zolang de deelnemers aan informatieverkeer nog niet — kunnen — weten waaraan zij daarvoor behoefte hebben, moet het ontwerp niet zozeer op de eventuele verkeersvoorzieningen gericht zijn, maar veeleer op behoeftebepaling door de a.s. gebruikers ervan. En juist door de flexibiliteit als, zeg maar, leermiddel is de kans het grootst dat het ontwerp in een moeite door wèl voldoet voor de daadwerkelijke verkeersvoorzieningen. Op die manier staat een zgn experiment ook niet apart, maar kan met de uitkomst ervan meteen operationeel gebruik beginnen.
Omdat op stelselschaal alles met alles verband houdt, maakt het weinig tot niets uit welk onderwerp als insteek genomen wordt.
Ook weer tussendoor merk ik op, dat het raadzaam is om naar structuurbeginselen te speuren volgens gevallen die juist verschillen van de, zeg maar, verkeersruimte waarop je vooràl meent te moeten mikken. Door beperking tot wat allang vertrouwd is, dreigt het gevaar gangbare uitwerkingen voor beginselen te houden. Het idee is juist om die uitwerkingen kritisch-opbouwend te gaan beoordelen. Want als die uitwerkingen prima zouden voldoen, konden we ons de moeite van verbeteringen met daarvoor benodigde veranderingen besparen, nietwaar?
Met zo’n suggestie voor willekeurig gebruik is het ontwerp daarvoor dus niet àf. Maar ipv het idee botweg voor onontvankelijk te verklaren, kan en moet het als aanzet dienen om te bedenken voor wie wat allemaal voor- en/of nadelig kan gebeuren volgens zulke bewegingsvrijheid. En indien daardoor nadelen dreigen, is het de vraag of en, zo ja, hoe die beperkt kunnen blijven of, nog beter, kunnen worden vermeden. Daarvan valt altijd wel weer iets extra’s van te leren. […] Het lukt om de meeste automobilisten binnen de bebouwde kom maximaal 50 kilometer per uur te laten rijden. […] Nou ja, ik wil maar zeggen dat het willekeurbeginsel tenminste nader te denken geeft, en wie weet wat dàt dan weer aan bruikbare ontwerpideeën oplevert.
Het verband tussen autorisatie en verbijzondering is bij nader inzien overigens volstrekt logisch. Een nadere hoedanigheidsbepaling onder de noemer van actor betreft steeds haar/zijn specifieke (rol)gedrag in een bepaalde maatschappelijk-verkeersituatie. Dat is telkens uiteraard precies de(zelfde) situatie waarin informatie — pas — een eenduidige betekenis heeft. Daarom moet informatie inclusief context (!) gelden. Voilà, de stelselmatige noodzaak van contextuele verbijzondering (met context als situatiebeschrijving).
Voor problematisering kan je te rade gaan bij de retorica. Iedereen kent wel rijtjes zoals wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Dat heten topische vragen. Ze helpen analyse. Is een argument c.q. tekst volledig?
Ik begin èrgens. Van daaruit veralgemeniseer resp. verbijzonder ik. Voor veralgemenisering trek ik per betekenissenmodel een grens, zijn horizon.
Zeker indien digitalisering mikt op facilitering van maatschappelijk informatieverkeer met structurele dynamiek van dien, valt zo’n stelsel feitelijk niet te begrenzen, laat staan nauwkeurig èn definitief. Een vuistregel voor ontwerp(en) is dan om de opzet te berekenen op zelfs willekeurige — in dit geval — autorisatie. Aan dat mikpunt is vervòlgens als vuistregel verbonden om met veralgemenisering te beginnen.
Al helemaal als het om een stelselmatige opgave gaat, valt in een vroeg ontwerpstadium onmogelijk te bepalen wèlke aanzet optimaal is. Dat vergt véél uitgebreidere verkenningen. Daarom zijn twee voornaamste voorwaarden voor het laten slagen van digitaliseringsprojecten 1. erkenning van de reële schaal van informatieverkeer met bijbehorende — dynamiek van — betekenissenvariëteit en 2. voorrang geven aan zorgvuldig ontwerp in informatiekundige zin. En daaruit volgen dan weer nut en noodzaak van het gebruik van Metapatroon als — stelselmatig geschikte — modelleermethode.
Voor autorisatie is verbijzondering tot hoedanigheden één kant. De
àndere kant ervan betreft wat classificatie resp. rubricering van
informatie heet. Dankzij — het leggen van — verband
ertùssen resulteert autorisatie.
Voor wisselwerking van verbijzonderingen zijn diverse mogelijkheden
denkbaar. Welk mengsel blijkt optimaal? De mate van
openheid-in-verhouding-tot-beveiliging staat daarvoor voorop. Maar de
opzet/inrichting moet ook onderhoudbaar e.d. zijn.
in: note 77.53
Dat beveel ik als vuistregel aan voor het modelleren van
stelselmatige betekenissenvariëteit, dwz om uit te gaan van een
voorstelling middenin, zij het dat met Metapatroon zowel de zgn
opwaartse verbijzondering tot de horizon als “begin” als
neerwaartse verbijzondering als “einde” principieel open
(lees ook: veranderlijk) zijn. […]
Voor een Metapatroon-model als “prent” stelt die
allereerst getrokken lijn, dik aangezet, de zgn horizon voor. Daar ligt
vanuit middenin dus naar boven uiteindelijk een ènkele bestemming, en
naar beneden de open ruimte voor eventuele uitweidingen.
[…]
Volgens Metapatroon gaat het telkens om gedrag resulterend uit
samenloop van enerzijds een ob- of subject, anderzijds een situatie.
Opwaartse verbijzondering betreft daarom, het is even wennen, ontleding
tot samenstellende ()f)actoren, terwijl met neerwaartse verbijzondering
toespitsing tot aldus eenduidig bepaald gedrag aan de orde is. Zulk
situationeel verbijzonderd ob-/subjectgedrag wordt uitgedrukt met
contextueel verbijzonderde signatuurintext (en dient motivationeel
verbijzonderd focusbegrip.
in: note 77.95
Als ontwerper weet ik dat de optimale ‘standaard’
[…] zich pas laat herkennen door willekeurige variëteit te
veronderstellen. Zo van, het mag niet uitmaken wat er allemaal tot
[…] gerekend moet zijn. Het moet àltijd blijven kloppen.
[…] Daarentegen wordt het alsmaar complexer met pogingen om reële
verschillen wèg te standaardiseren.
Ik besef dat het niet, eh, eenvoudig is om te leren inzien wat er aan
standaarden voor stelselmatige verhoudingen kwalitatief ànders is. We
moeten daarvoor ophouden met zoiets als een ding zèlf altijd en overal
hetzèlfde te willen laten zijn. Dat is op reële stelselschaal een
volkomen valse illusie. Daarentegen uitgaande (!) van verschillen valt
wel degelijk het verband ertùssen — alweer veel beter — te
systematiseren resp. standaardiseren.
in: note 77.98
Het vermijden van nodeloze verbijzondering vind ik inderdaad een krachtige vuistregel. […] Een [andere] vuistregel […] is dat zgn schaaleffect kan optreden. Een grondslag is vaak niet schaalbaar naarmate ‘verschijnselen’ zoiets als samengestelder opgevat moeten worden.
in: note 77.102
Het is meestal nu eenmaal zo dat nogal wat voorbereidingen nodig zijn om een bepaalde betekenis voldoende precies te … bepalen. […] Nota bene, zònder nodig en voldoende precisie van betekenissenordening loopt — ook — digitalisering voorspelbaar op mislukking uit. Volg de vuistregel dat een model nòg algemener geldig moet zijn; voor een beperkter bereik ’klopt‘ het dan als vanzelf èn blijft het met veel grotere kans geschikt onder/voor de veranderende werkelijkheid.
Er is maar één manier om daar lijn in aan te brengen. Dat volgens het perspectief van een willekeurige deelnemer aan informatieverkeer. Nota bene, dat is allang niet meer het perspectief van een ’eigen‘ medewerker.
Dus, ja, metabegrippen, zo kan je ze beslist duiden. Dat klopt omdat
[—] met voorrang een referentiekader bedoeld is voor — wat
het [kader] aangeeft als — aspectverantwoordelijkheid. Zo van,
wat komt er zoal kijken bij bijdragen aan de opzet en zo door naar
beheer van wat m.i. overigens nogal klakkeloos ook wel een digitaal
ecosysteem wordt genoemd?
Nota bene, de [zo’n] organisatie vervult een dùbbelrol. Zodra
voorzieningen voor informatieverkeer ook pràktisch stelselmatig van
aard zijn, maw het bereik van een netwerk hebben dat zich vèr buiten de
‘eigen’ organisatie uitstrekt, is de [—] organisatie
met haar ‘eigen’ medewerkers immers niet alleen meer/maar
gebruiker van ‘eigen’ informatiesystemen. Eh, wanneer ik er
ook iets over mag zeggen, àls [zgn uitvoerings]organisatie wàs zij
uiteraard altijd al tevens verantwoordelijk ervoor dat willekeurige
betrokkenen bij — verloop van — [uitvoerings](processen)
gebruik kùnnen maken van informatiesystemen waarvan de samenhang zich
uitstrekt tot buiten de ‘eigen’ organisatie. Maatregelen
voor informatieverkeer ‘op basis van’ papier zijn daarvoor
echter zó vanzelfsprekend (geraakt), dat zij niet (meer) opvallen. Door
de mogelijkheden van digitale technologieën voor communicatie vergt die
aspectverantwoordelijkheid wederom volle aandacht. Hoe kunnen zulke
nieuwe mogelijkheden optimaal worden benut? En welke risico’s
zijn ermee verbonden die dus óók c.q. juist maatregelen vergen om ze te
vermijden/beheersen? Digitale toegankelijkheid, en zo. Tja. je kunt
stellen dat toegankelijkheid is wat er overblijft, nadat
òntoegankelijkheid deugdelijk geregeld is.
Deze hernieuwde aandacht voor de, zeg maar, regierol noodzaakt nog
weer véél radicaler dan met, vooruit, vóór-digitale
communicatiemiddelen tot het nemen van enige afstand van de
‘eigen’ gebruikerrol. Want àndere gebruikers (lees mbt
onderhavig maatschappelijk aspect: deelnemers aan [desbetreffend]
informatieverkeer) moeten óók ‘in het plaatje passen.’ Dat
maakt veralgemenisering onvermijdelijk, althans om voorzieningen
overzichtelijk, beheersbaar enz. te krijgen en houden. Voilà,
metabegrippen.
De bonus met relevante metabegrippen is dat, zodra ze passen voor
willekeurige gebruikers/deelnemers, ze mbt facilitering van
informatieverkeer ‘als vanzelf’ eveneens opgaan voor de
[—] organisatie zèlf. Dat schiet op, omdat wel beschouwd
informatieverkeer — ook — voor verloop van
[uitvoerings](processen) kenmerkend is. Ofwel, er hoeft voor strikt
‘eigen’ gebruik door de [—] organisatie nog
nauwelijks iets bij.
Zo’n ontwerpbenadering van buiten naar binnen is inderdaad even
wennen. Andersom lukt het echter nooit om stelselmatig bruikbare
(verkeers)voorzieningen te treffen, wat met talloze mislukte
digitaliseringsprojecten inmiddels toch wel als bewezen mag
gelden.
Het lijkt paradoxaal om voorzieningen vooral voor ànderen te regelen.
De paradox lost prompt op door het besef dat je vaak zèlf die ànder
bent. Noem het ook verlicht eigenbelang. Concreet, tref met voorrang
voorzieningen als aspectverantwoordelijke. Daarmee ben je immers voor
voorzieningen als gebruiker in één en dezèlfde moeite door vergaand
klaar. Dat wèrkt, kost per saldo slechts een fractie van wat andersom
… nooit kàn werken, is dus optimaal beheer(s)baar met een zeer
beperkt aantal — deskundige, dat wel — medewerkers, zorgt
in elk geval administratief voor opbouwende verhoudingen met
[mededeelnemers aan informatieverkeer], enzovoort, enzovoort.
Oh ja, over praktische doelstelling gesproken, door alom praktisch
bruikbare invulling te geven aan aspectverantwoordelijkheid voor
[—] informatieverkeer is en blijft de [—] organisatie
herkenbaar als [overheids]instelling waar in het maatschappelijk
verkeer mbt [overheidsbemiddeling in kwestie] om draait.
in: aantekening 79.4
Overigens stelt een informatierotonde qua Metapatroon nog nauwelijks iets voor. Het is echter wel raadzaam om met Metapatroon een, noem het daarvoor maar, stelselmatig referentiemodel op te stellen. Dat helpt allereerst om interoperabiliteit via een informatieronde te optimaliseren, omdat het stelselmodel — als het goed is — toont waar(uit) de verschillen, overeenkomsten, hiaten e.d. bestaan.
Zoals ik eerder aangaf, past het ‘beperkte’ als eenvoudigst geval in het ‘omvattendere.’ Dat is ook de reden, dat bestaande informatiesystemen met hun respectievelijke registers geleidelijk, ofwel met grotere beheersbaarheid e.d. van verandering van dien, in een stelselmatige opzet kunnen worden opgenomen. Inderdaad, informatierotonde.
Het idee is en blijft om het model zo ruim dekkend mogelijk te laten zijn. Daarvoor helpt abstractie, maar dat moet ook weer niet te gek (lees: onbegrijpelijk) worden. Concretisering is echter eenvoudiger dan abstrahering. Daarom probeer ik als ontwerper met hoeveel abstrahering ik wegkom. Voordelen van zo’n ontwerp zijn voor de opdrachtgever immers o.a. grotere flexibiliteit en — véél — lagere kosten van ontwikkeling en beheer.
Van variëteit van behoeften/wensen gaat […] druk uit in de richting van variabilisering, dwz leidt tot alweer algemener veronderstelde begrippen die, voorzien van concrete waarden, ‘opzettelijk’ stelselmatige dekking voor — passende facilitering van — informatieverkeer bieden. Met stelselmatigheid strookt aldus een model dat qua begrippen inderdaad vergaand abstract is. Wie wil nagaan of het ‘werkt,’ moet volgens concrete waarden de voorgestelde samenhang ‘doorlopen,’ wat enige oefening vergt (omdat, nogmaals, een stèlsel kwalitatief ànders is dan wat — intussen doorgaans abusievelijk — als het ware ènkelvoudig van context gedacht is).
[I]n allerlei organisaties [is] de positionele hiërarchie voor het volledige gedragsspectrum […]gaan gelden. Dat is inderdaad onwerkbaar en dus onzin. Door organisatie als een recursief begrip te beschouwen is elke organisatie herkenbaar(der) als samenlevingsvorm en valt als zodanig optimaal volgens verkeersregels mbt willekeurige — ipv louter hiërarchische — verhoudingen te organiseren.
De belangrijkste vuistregel die ik vooralsnog kan bedenken, is
— dus — dat we niet op zoek zijn naar een specifieke
oplossing voor een netzo specifiek probleem. We proberen zoiets als een
infrastructurele voorziening te treffen, zeg ook maar een ingrediënt
van allerlei oplossingen voor allerlei problemen.
Verder beveel ik dringend een verkeersoriëntatie aan. Een situationele
hoedanigheid staat nooit alléén, maar principieel in verhouding tot één
of meer àndere situationele hoedanigheden. Onder de noemer van een
situatie dienen ze afstemming van gedragingen door de verschillende (!)
desbetreffende, zeg maar, hoedanigheidsdragers.
De opzet moet van-buiten-naar-binnen te volgen zijn, ofwel met —
internationaal? — maatschappelijk verkeer als algemene noemer
(uitgedrukt als horizon in een Metapatroon-model).
Ook wijs ik erop, dat we zeker aanvankelijk juist helemaal niets
nieuws proberen te doen. Het ‘enige’ dat we om te beginnen
moeten proberen is om bestaande, als zodanig vertrouwde, arrangementen
voor gedragingenafstemming te voorzien van een stelselmatig bruikbare
beschrijving/uitdrukking. Naarmate dat lukt, en zèlf heb ik daarin
overigens allang het volste vertrouwen, zullen allerlei bestaande
digitale hulpmiddelen ook toekomstig redelijk tot prima bruikbaar
blijken (zoals de praktijk met inzet van de informatierotonde inderdaad
bewijst). Hoe dan ook laat zich de veranderdruk sterk verlichten.
[H]et loont om, eenmaal ‘aangekomen’ op de ruimst
denkbare schaal, geringere schaalbereiken methodisch verder maar te
vergeten. Als informatiekundig ontwerper heb ik het dan over oneindige
variëteit, ook nog eens veranderlijk, van betekenissen. Hoe valt er
desondanks eenduidige ordening in te brengen èn te houden? Zo kwam ik
op de veronderstelling dat een unieke gedrag(ing) moet tellen als het
kritieke verschijnsel. En èlk gedrag(ing) resulteert uit samenloop van
een object en een situatie. Vooruit, als een object een levend wezen
is, bijvoorbeeld een mens, en dankzij cognitief vermogen actief meedoet
aan gedragsvoorbereiding, is de aanduiding subject geschikter dan
object. Hoe dan ook blijft er van een ob-/subject gedragsmatig niets
over dat algeméén bestaat, zeg ook maar als wezen (lees ook: essentie).
Intussen moeten de verschillende (!) situationele gedragingen zonodig
aan één en hetzèlfde ob-/subject toegeschreven kunnen zijn. Voor dat
verband neem ik aan dat een ob-/subject een nul-identiteit
‘heeft.’ Met ‘zijn’ nul-identiteit is voor het
ob-/subject in kwestie dus géén gedrag gemoeid. Dat idee is inderdaad
even wennen.
Als een product geldt als een object zoals ik dat voorstel, omvat het
zgn niveau dat het product tot … zichzèlf beperkt dus slechts
zijn nul-identiteit. Het voordeel daarvan is dat productgedrágingen
volgens willekeurige situaties vallen te verbijzonderen of, zoals het
ook wel heet, door de schalen héén. Dat doet natuurlijk meer recht aan
de verwevenheid (lees ook: interdependentie) van verschijnselen dan
rangschikking volgens vàst veronderstelde (schaal)niveaus, ook nog eens
zeer beperkt in aantal.
Op de ruimst denkbare schaal van maatschappelijk verkeer [kan] het nodig zijn om [bijvoorbeeld] een situatie(soort) als ònderdeel van een situatie(soort) te beschouwen, die op háár beurt …, enzovoort. Dat vergt een hiërarchische classificatie [met] van dezèlfde soort. Zo’n hiërarchie heet daarom homogeen.
[Aanvullend] bereiksmatig […] pleit ik niet voor verruiming,
maar juist voor een soort vernauwing. Hmm, wie heeft, ooit verplichte
stof in de Nederlandse les, de regels voor redekundige ontleding
onthouden? De [ontwerpopgave kan] bij uitstek een geval [zijn] van een
onderwerp dat tegelijk lijdend voorwerp van zichzèlf kan zijn. Dat
klinkt inderdaad onbegrijpelijk. Ik zal het wel niet duidelijker maken
door er het overgeleverde verhaal over de barbier van Sevilla bij te
halen. De man maakt reclame met de mededeling dat hij alle mannen
scheert die zichzelf niet scheren. Dat lokt de vraag uit wie hèm dan
scheert. De paradox verdwijnt door die mededeling te wijzigen
overeenkomstig de praktijk, te weten dat de barbier wèl zichzelf
scheert. Dat lijkt een uitzondering, maar ìs het gelet op de
werkzaamheid van scheren niet. Ik wil maar zeggen dat er voor de ene
barbier geen àndere barbier nodig is; dat kan de ene barbier zèlf af.
Terwijl logici hun hoofd erover blijven breken, is scheren gewoon zowel
een wederkerend als niet-wederkerend werkwoord, klaar.
Vervolgens kan ik wijzen op verband tussen verruiming van
verkeersschaal en vernauwing volgens zelfbetrekking. Hoe ruimer de
verkeersschaal, des te waarschijnlijker de mogelijkheden voor en kansen
met zelfbetrekking. Bijvoorbeeld, zodra een winkel een klant het
‘werk’ laat doen van het opstellen van een bestelling, is
die klant daarvoor niet langer — vooral — het lijdend
voorwerp van een winkelmedewerker, maar handelt zèlf als medewerker in
de redekundige zin van onderwerp met autorisatie van dien. Er blijven
weliswaar medewerkers, voortaan intern genoemd, maar het werkt met
— de mogelijkheid van — een stelsel voor digitaal
informatieverkeer in gemeenschappelijk gebruik averechts om voor hen in
autorisatiebeheer te voorzien — met een … voorziening
— apart van dat beheer voor ‘externe’
medewerkers.
Tenslotte vraag ik èxtra aandacht voor de kracht van zelfs minimale structuuruitbreiding. De optelling met een ènkel structuurelement kan leiden tot vermenigvuldiging van mogelijkheden.
in: aantekening 85.6
Voor zover er verschil ontstaat, komt dat wat mij betreft vooral door opzettelijk te kiezen voor een, zeg maar, open beheerdomein. Op z’n minst aanduidingen van begrippen moeten daarvoor ruimer bruikbaar zijn. Dat kan aanvankelijk inderdaad voor enige verwarring zorgen. Want, bijvoorbeeld, waarom noem ik organisatie géén … organisatie? Dat komt, vind ik althans, omdat op stelselschaal een algemener onderscheidend kenmerk onvermijdelijk is. Dat noem ik situatie, met o.a. organisatie als een mogelijke opvatting ervan. […] Dankzij veralgemenisering van (basis)begrippen blijft hun aantal, ik bedoel van zulke begrippen, wèl beperkt en samenhang overzichtelijk.
Het is immers maar hoe beperkt dan wel ruim een situatietype verondersteld is.
in: aantekening 87.1
Maar hoe dan ook lijkt flexibiliteit van gereedschap/hulpmiddel geboden. Daar past een stapsgewijze aanpak bij. Het voorstel luidt daarom om in eerste aanleg zoiets als een geraamte op te tuigen. Door dat te gebruiken raakt — pas — duidelijk wat er eventueel nog verder nodig is.
In het besef van wat onloochenbaar als samenhang telt, pleit ik voor èxtra nadruk erop. […] Kijk, als je het zo doet, mis je niets. […] Het probleem zit ‘m niet in aantal en/of diversiteit van bestanddelen, maar in de weigering samenhang ertussen principieel te erkennen en bijgevolg praktisch te faciliteren.
Wat ik voor bruik- en houdbare principes houd?
Ik vind het, zachtjes uitgedrukt, helemaal geen gek idee om —
ook — voor digitale voorzieningen voor informatieverkeer het
betekenisaspect van informatie voorop te stellen. Dat noodzaakt op
verkeersschaal tot erkenning van — veranderlijke —
betekenissenvariëteit. En aan facilitering van het betekenisaspect
laten zich allerlei — andere — aspecten duiden. Een
optimale indeling houdt aspecten en daarmee facilitering ervan zo
onafhankelijk mogelijk van elkaar, precies, dàt dáár dan weer wèl. :-)
Digitale voorzieningen zijn modulair volgens zulke aspectgerichtheid,
met abstracte modulen waarvan concrete werking wisselt door
parameters.
Maar is er dan niets principieel bijzonders aan […]
informatieverkeer [mbt tot een bepaald onderwerp]? Nee, principieel
niet(s), vind ik dus, althans niet wat digitalisering betreft. Zeker,
er geldt [voor èlk onderwerp] van alles en nog wat. Dàt moet in de
dynamiek van betekenissenvariëteit tot uitdrukking — kunnen
— komen. En daarom staat het betekenisaspect ook voorop.
Oh ja, omdàt er principieel niets bijzonders aan verondersteld is,
zijn algemeen opgezette, zeg maar, aspectmodules […] geschikt
voor [facilitering van willekeurig] informatieverkeer. Voor dàt
informatieverkeer passende werking is een kwestie van relevante
parameters, en dat dekt het betekenisaspect.
Uitgaande van een … geval van … samenloop op z’n nota bene concreetst, geldt zowel een object resp. subject als een situatie er als ònlosmakelijk onderdeel van. Ingewikkelder is het niet.
Ditmaal over relevante flexibiliteit gesproken, ik pleit voor instelbare combinaties van pre- en postcoördinatie. Wat voorrang verdient, vind ik begrijpelijke rechtszekerheid van —potentiële — gebruikers. Er moet nadrukkelijk rekening mee gehouden zijn dat ònervaren gebruikers ‘hun weg’ kunnen vinden. Daarna komt borging van operationeel autorisatiebeheer (waarvoor begrijpelijkheid voor gebruikers m.i. zelfs de belangrijkste voorwaarde vormt). Of het voor ict-ers interessant is om te ontwikkelen mag meetellen, maar niet leidend zijn voor ontwerp enzovoort.
Ook, herstel, vooral in het geval van samenwerking zou ik met erkenning van verschillen beginnen. […] Dat is de “keuze” vóór reële variëteit. De moeilijkheid van de modelleeropgave betreft dan vooral het vestigen van relevante verhoudingen (lees ook: samenhang) tùssen aldus veronderstelde verschillen. En stelselmatig kan je nergens impliciet van uitgaan. […] Je brengt verschillende ‘gezichtspunten” in een omvattender model … onder, heel praktisch, door er een alweer ruimer gezichtspunt … boven te veronderstellen. Dat doe je, totdat je het wel ruim genoeg vindt. Dan ben je aangeland bij je zgn horizon. Kom je er achter dat je de horizon toch verder weg moet positioneren? Zet er nog maar (een) gezichtspunt(en) tussen.
Als je begrippen bruikbaar geordend wil krijgen, en zo’n ordening eveneens aan — vaak onvoorziene — veranderingen aangepast wil houden, zoek ik het — dus — niet in een zgn definities per begrip die algemeen geldig zijn (en daardoor geen verandering behoeven, herstel, er zelfs niet aan onderhevig kùnnen zijn). Daarentegen … onderzoek ik waarin exemplaren van wat één begrip … lijkt onderling wellicht toch verschillen. Indien daarvoor, nota bene gelet op de opgave(n) die je met een begrippenmodel wil dienen, verschillende criteria blijken te gelden, blijkt het begrip in kwestie nog te ruim genomen. (Klopt, andersom kan je ontdekken dat begrippen nodeloos afwijkend verondersteld zijn.) Zulke criteria breng je als context tot uitdrukking, ziedaar — het modelleerbeginsel van — contextuele verbijzondering. Dat laat zich herhalen totdat je mbt tot de opgave(n) géén contextueel verschil meer herkent. Ofwel, dat beginsel is recursief.
Ofwel, zònder verschil(len) géén samenhang en géén samenhang zònder verschillen. Wat principieel telt, is meervoud van verschijnselen. Rara, wat zijn de aard, mate e.d. van verschil annex samenhang ertussen?