Wie verdient ontslag uit overheidsdienst?

Pieter Wisse

Een verse minister krijgt het idee een topambtenaar te ontslaan. Er volgt brede verontwaardiging, al dan niet gespeeld, maar die ontneemt juist zicht op reële problematiek. De tijdelijke drukte dient voor de zoveelste keer de permanente rust. Wat dus blijft mankeren is dat de essentie van overheidsbemoeienis niet strookt met de moderne houding van de individuele overheidsvertegenwoordigers in bestuurlijke kringen. Onder de noemer 'belang' valt dat simpel op. Want de overheid ontleent haar bestaansrecht aan zoiets als het algemeen belang.

Overheid is ons mechanisme voor samenleving. Natuurlijk, in besef van onderlinge afhankelijkheid komen maatschappelijke partijen meestal onderling tot afstemming. Maar vaak lukt dat ook niet. Dat vergt dan synthese van deelbelangen die figuurlijk 'over' de aparte 'hoofden' heen gestuurd wordt, door overheid dus.

Hoe frustreren individuele overheidsvertegenwoordigers het algemeen belang? Voorop staat dat het zinloos, zelfs onethisch, is van de politieke en ambtelijke bestuurders te verlangen dat zij belangeloos zijn. Het zijn allemaal mensen van vlees en bloed. Daar horen voor ieder individu haar/zijn motieven, interesses enzovoort bij. Laat een individuele bestuurder daarom gerust specieke belangen inbrengen. Het is de afstemming van alle relevante belangen waaraan het schort.

De Nederlandse overheidscultuur geeft bestuurders alle ruimte voor verkokerde organisatie en informatievoorziening. De vlag van autonomie dekt een lading van isolationisme. In ons land bestaat de facto helemaal niet wat in organisatorisch en informatiekundig opzicht het lidwoord 'de' voor 'overheid' verdient. De ene overheid is een fictie. Wat Nederlandse bestuurders daarentegen zorgvuldig handhaven zijn allemaal aparte overheidsorganisaties. Nu moet kleinschaligheid van organisatie vooral zo blijven. De ondermijning door apartheid zit 'm in de verheerlijking van zelfvoorziening. Het algemeen belang lijdt omdat deelbelangen zijn geïnstitutionaliseerd door aparte informatievoorziening per overheidsorganisatorie.

Zo schiet overheid structureel tekort. En, iets minder verontrustend, maar toch, valt de ondoelmatigheid van onze overheid nog wel te becijferen? Een opening voor verbetering, de zoveelste trouwens, werd in 2001 grof geschetst. Ditmaal was zij getekend door een commissie onder voorzitterschap van Docters van Leeuwen. Duidelijk meen ik bijdragen van bestuurskundig commissielid Frissen te hekennen. Ik beken dat het (dus) uiterste zelfbeheersing vergt het analysedeel van het rapport Burger en overheid in de informatiesamenleving te lezen. Als ik vriendelijk blijf, zeg ik dat ik daar de probleemstelling en het referentiekader niet begrijp. Maar dat neemt niet weg dat enkele aanbevelingen in het volgende rapportgedeelte beslist constructief zijn. Dat komt vooral door erkenning van pluriformiteit in maatschappelijke verhoudingen als wezenlijk. Terecht bepleit die commissie geenszins eenzijdige centralisatie van overheidsbemoeienis. Integendeel. De crux is hun opvatting van autonomie die verantwoordelijkheid benadrukt voor bijdragen aan het stelsel dat overheid naar haar aard is.

De inrichting van de overheid naar een model zoals Docters van Leeuwen cs nu ook bepleiten doet een beroep op bestuurders hun mentaliteit te wijzigen. Dat is zeker het lastigste obstakel. Er is echter ook een andere kijk op informatie nodig. Het is nu eenmaal zo, dat maatschappelijke partijen deels gelijke en deels afwijkende belangen hebben. Zij hanteren dus dienoverkomstig afwijkende begrippen, terwijl er tegelijk wel degelijk ook overeenkomsten zijn. De verwarring ontstaat door ontkenning van zulke begripsdifferentiatie. Er zijn voor de zoveelste keer allerlei kostbare informatiseringsprojecten gaande, die allemaal om simpele redenen weer mislukken. De eerste reden is dus dat ze geen voorwaarden scheppen in het vlak van mentaliteitsverandering en eventuele organisatorische aanpassingen. Ten tweede blijken zulke projecten onveranderlijk op zoek naar allesomvattende, absolute begripsdefinities. Dat toont eens te meer hoe onbegrepen de aard van overheidsbemoeienis is. Het uitgangspunt moet als volgt luiden. Het is precies omdàt overheidsbemoeienis speelt dat afweging van diverse belangen aan de (openbare) orde is. En begripsdifferentiatie is niets anders dan de onontkoombare uitdrukking van zo'n afwegingsproces.

Nogmaals, welk eigen belang een bestuurder heeft en eventueel zelfs te berde brengt, kan geen ontslagreden vormen. Want zoals iedereen hebben in onze samenleving ook bestuurders rechten als individu. Wat een overheidsbestuurder echter onderscheidt van andere burgers is een bijzondere plicht. Die plicht luidt dat elke bestuurder bijdraagt aan een open overheid. Daarvoor moet niet eens zozeer de organisatie, maar hoe danook de verkokerde informatievoorziening op de schop. Het resultaat is een overheid die zo doelmatig mogelijk belangen afweegt. Wie als bestuurder die plicht verzaakt, heeft ontslag dik verdient.

 

Dr ir P.E. Wisse werkte als ambtenaar in de rijksdienst, promoveerde op subjectief situationisme als grondslag voor informatievoorziening en is thans directeur van Information Dynamics.

 

 

Webeditie © 29 juli 2002.