Metapatroon > informatieverkeerskunde > verkeersparadigma
Verkeer is zowat synoniem met (sociale) betrekkingen. Daarin zijn individuele mensen deelnemers. Elke deelnemer kent netzo persoonlijke belangen met een betrekking. Een betrekking is steeds een vereniging van zulke belangen. Bevordering van productieve betrekkingen en belemmering van onproductieve vergt infrastructuur als maatschappelijke orde(maatregelen).
Netwerksamenleving? Zeg ook maar dat een persoon deelneemt aan maatschappelijk verkeer door alsmaar veelvuldiger, veranderlijker interacties. Dergelijke dynamiek volgens zgn interdependentie heet ook wel informatiemaatschappij en vergt dienovereenkomstige voorzieningen voor informatieverkeer.
in: Omslagpunt
Ontkenning van reële variëteit frustreert legitieme verkeersdeelnemers.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Zodra fijnmazige interacties allemaal met dezelfde infrastructuur gefaciliteerd kunnen zijn, blijken domeinen elkaar te overlappen enzovoort. In eerste aanleg hebben de domeinspecialisten daarvan geen last, maar burgers en bedrijven die in allerlei domeinen moeten zijn merken dat meteen. Semantiek, kortom, moet voortaan corresponderen met de maat van interacties.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
De infrastructurele insteek is juist in het burgerbelang. Het gaat immers primair om het 'burgerlijk' informatieverkeer in de maatschappij.
in: aantekening 18.7
Voor maatschappelijk verkéér is het gevarieerde gedrag van één enkele mens nog nauwelijks maatgevend. De minimale verkeersbeweging, zeg ook interactie, bestaat tussen twee actoren.
Er is interactie aan de orde. De verkeersmetafoor moet verduidelijken dat op maatschappelijke schaal over èn weer behoefte bestaat aan authenticatie enz.
Hoe verder je dankzij die bipolaire aanpak vordert, des te meer verdwijnen oorspronkelijk apàrt veronderstelde domeinen naar de ... achtergrond. Voilà, infrastructuur voor informatieverkeer.
Het civiele paradigma abstraheert van een bepáálde organisatie, van een bepáálde toepassing. Het uitgangspunt is daarentegen dat van informatieverkéér. Een bepaalde organisatie, respectievelijk toepassing is dan principieel een verkeersdeelnemer.
in: Civiele informatiekunde: op weg naar infrastructuur voor informatieverkeer
In het Nederlands hebben we voor de verruimende, in dit geval maatschappelijke schaal de term ‘stelsel’ beschikbaar. In het Engels belemmert zelfs ‘system of systems’ toch de noodzakelijke benadering door-de-schalen-heen. Tja, hoe vertaal je informatieverkeer?
in: aantekening 33.8
Dat is op beperkte schaal allemaal begrijpelijk. Maar die schaal is achterhaald. Afwijkende verkeersvoorzieningen ondermijnen precies wat karakteristiek is voor […] het netwerk waarop alle relevante actoren aangesloten zijn en dat zij zo drempelloos mogelijk kunnen benutten voor relevante variëteit van informatieverkeer.
in: Infrastructuur voor informatiediensten
Maatschappelijke continuïteit behelst tevens dynamiek. Nee, dat is géén paradox! Voor die reële schaal van informatieverkeer is een nieuw informatiekundig paradigma nodig.
in: Infrastructurele dynamiek en verdwijnende cultuurbegrippen
Er is een paradigma nodig volgens informatieverkeer. Civiele informatiekunde betreft het verkeersstelsel, in ruimste zin de infrastructuur voor informatieverkeer. Eigen voorzieningen van verkeersdeelnemers blijven dan onderwerp van (informatie)architectuur. Voor dynamisch evenwicht moet echter de wisselwerking tussen civiele informatiekunde en informatiearchitectuur vruchtbaar werken.
Via ontwerp moet combinatie, samenhang optimaal geborgd zijn. Optimalisering betekent dus beslist niet verfijning van gedragsbeïnvloeding, maar juist òmgekeerd abstractie van specifieke gedragingen. Het ontwerp betreft primair de gedragsruimte voor informatieverkeer.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
Op netwerkschaal is niet langer een apàrte organisatie met haar
informatiesystemen karakteristiek. Dat moet maatschappelijk
informatieverkeer zijn. […]
De duurzame oriëntatie is die op informatieverkeer in het publiek
domein en hoe dat samenhangend eventueel beter en/of zonodig anders
valt te regelen.
in: Interoperabiliteit voor informatieverkeer in publiek domein
“Hoe komt men tot geschikte methoden en technieken om pluriformiteit en verandering te kunnen beheersen?” Hier, in dit ultrakorte bestek, kan ik slechts als karikatuur schetsen hoe ik dat zie. Dat begint met informatievoorziening te duiden als een verkeersvraagstuk, informatieverkeer dus.
in: Oplossing van ordeningscrisis
[D] e verkeersmetafoor [leidt] tot onderscheid tussen enerzijds infrastructuur (in ruimste zin van het woord, te weten inclusief verkeersregels enzovoort), anderzijds verbijzonderde voorzieningen. Zolang dat onderscheid niet wordt gemaakt, ontwikkelt het willekeurige […] project tevens wat feitelijk door algemene voorzieningen, infrastructuur dus, gefaciliteerd kan zijn. Nu zijn er talloze projecten. Die komen vanuit valse ambitie allemaal tevens met nodeloos verbijzonderde voorzieningen voor algemene aspecten van informatieverkeer. Door onontwarbare complexiteit is zgn interoperabiliteit praktisch onmogelijk; het informatieverkeer raakt verstopt.
De paradigmawissel die feitelijk onontkoombaar is door het netwerkkarakter van de digitale technologie, moet ertoe leiden dat op maatschappelijke schaal facilitering van (informatie)verkeer de hoofdopgave vormt: interoperabiliteit. Met deugdelijke infrastructuur voor informatieverkeer kan je met afzonderlijke informatieve interacties juist als het ware méér kanten op. [… Dan] is iedereen deelnemer aan dat informatieverkeer. Dat vergt dubbele oriëntatie, dus zowel op infrastructuur als op eigen middelen. Je kunt het een beetje vergelijken met fysieke mobiliteit. Ik ga ergens naartoe op mijn eigen fiets (mijn middel) over de openbare weg volgens gedragsregels enz. (allemaal infrastructuur). Stel dat zo'n wegennet niet bestaat. Dan kan ik mijn fiets ook wel weggooien. Maar goed, dat wegenstelsel ligt er en wordt ook verder ontwikkeld. Voortaan vergt ook informatievoorziening bipolaire aanpak of, zoals het voor de gebouwde omgeving heet, ontwerp enz. door de schalen heen.
[D]e praktische schaal waarop ‘de individuele mens’ kan deelnemen aan sociale betrekkingen n[ee]m[t] door infrastructurele verkeersvoorzieningen sterk toe.
Vanuit zulk verruimend perspectief is onderscheid pas scherp herkenbaar tussen enerzijds infrastructuur, anderzijds het verkeer dat erover beweegt.
[V]erkeersmogelijkheden met een apàrt voertuig blijven beperkt, zolang infrastructuur (verkeersstelsel, dus) ontbreekt of gebrekkig is.
in: aantekening 37.9
De dienstgerichte aanpak zònder adequate (meta)theorie schiet tekort. Doorgaans ontbreekt […] het verkeersparadigma nog als ‘achtergrond.’
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Voor informatieverwerkende processen bestaat overigens de (typisch) Nederlandse aanduiding: administratieve organisatie. Weer algemener geldt werkstroom. Ketenproces is ook een bekende term. Wat stroomt er eigenlijk?
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
Systeem- of stelselbenadering is zelfs per definitie georiënteerd op interoperabiliteit, vice versa. Voor een systeem is immers wezenlijk de onderlinge samenhang van (zijn) samenstellende elementen.
in: Willen de èchte basisregistraties...?
[D]e elektronische overheid is feitelijk één verkeersstelsel. Dat volgt bijvoorbeeld uit de doelstelling van enkelvoudige registratie, meervoudig gebruik. Blijkbaar moet wat ergens enkelvoudig geregistreerd staat, overal elders beschikbaar (kunnen) zijn. Daarvoor zijn verbindingen nodig, voilá, verkeersstelsel.
in: Interoperabiliteitscatalogus informatietypen
Uit realistische stelselmatigheid volgt […] dat voorzieningen bemeten moeten zijn op verkeer dat Nederlandse grenzen overschrijdt. Dat lukt door betekenis nogeens èxtra, zeg maar, relatief te maken. […] Dergelijke contextuele verbijzondering, nota bene methodisch veralgemeniseerd, is precies de sleutel tot semantische interoperabiliteit op de reële verkeersschaal: Metapatroon.
in: Willen de èchte basisregistraties...?
Organisatiegrens is géén informatiegrens, integendeel: Kenmerkend voor informatieverkeer […] is nu net, dat informatie allerlei organisatorische grenzen doorkruist. Denk voor informatieverkeer groter dan strikt de eigen organisatie. Maak ruimte voor contextinformatie ‘van’ buiten. En voorzie in contextinformatie ‘naar’ buiten.
in: Korte boodschap over semantische interoperabiliteit
Inmiddels stemt de grens van een organisatie niet simpel overeen met
die van haar informatievoorziening. Die vroegere inrichtingslogica is
còntraproductief sinds de middelen voor informatievoorziening primair
netwerkkarakter verkregen.
De verhouding van een organisatie tot haar informatievoorziening
wijzigt dienovereenkomstig dus principieel. Aansluiting op een netwerk
verandert een aparte organisatie wat haar informatievoorziening betreft
in een deelnemer aan informatieverkeer. Dat is zeker niet slechter of
beter dan vroeger. Nogmaals, het is ànders. En er geldt feitelijk geen
alternatief meer! Er bestaat dus een verkeersstelsel, dat wil zeggen
een infrastructuur voor informatieverkeer. Voor zo’n
infrastructuur is een stelselmatige benadering onontbeerlijk.
Het civiele paradigma verschaft trouwens ook een criterium dat mislukking van grootschalige informatievoorziening simpel voorspelt. Op zulke schaal lukt het nooit zònder formeel onderscheid volgens infrastructuur, respectievelijk informatieverkeer dat erover verloopt.
Ik begrijp aarzeling overigens prima. Je moet gaan vertrouwen op een aanpak, stelselmatigheid, die niet je eigen specialisme vertegenwoordigt. Maar bedenk ajb dat je je eigen specialisme allang beoefent dankzij allerlei afhankelijkheden.
Het is zelfs een teken van beschaving dat allerlei aspecten van maatschappelijk verkeer verklaard zijn tot onderwerp van infrastructuur met bijbehorende overheidsbemoeienis. […] Ook en vooral wet- en regelgeving vormt […] onlosmakelijk onderdeel van infrastructuur voor maatschappelijk verkeer. We moeten er dus op die schaal, de maatschappelijke inclusief internationale, iets mee en wel stelselmatig.
Maar haal er voor ontwerp ajb een … ontwerper bij. En … hier en nu is de opgave zelfs kwalitatief nieuw. Dat heeft te maken met — wisselwerking van — alsmaar complexer geregelde samenleving, met de schaal van modern, digitaal gefaciliteerd informatieverkeer, enzovoort. Haal er daarom voor adequate (informatie)theorie ajb allereerst een … theoreticus bij. Daar is natuurlijk ook allang een gezegde ‘over:’ Niets is zo praktisch als een goede theorie. Vergis je niet, hoe fundamenteel de bruikbare theorie moet zijn.
Vooral wat semantische standaardisatie betekent, blijkt iets heel ànders vanuit dat publieke, infrastructurele perspectief. […] Die spanning kan je onder de noemer van sector, domein e.d. niet bezweren. De reële variëteit ‘verkeert’ nu eenmaal in een alsmaar groeiende informatieruimte die traditionele sectoren enzovoort omvat.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Voor de uiterst denkbare verwevenheid is maatgevend de apàrte interactie òngeacht plaats en tijd. De wereld inderdaad één systeem … […] Zodra deelname aan een aparte interactie als het ware op zichzelf staat, geldt steeds zo’n deelname als participatie. De extreme vorm van “individualisering” heet dan interactionalisering oid.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Dan zijn er dus deelnemers aan zulk verkeer. Die algemene status kan je aan iederéén toekennen. Vervolgens kan je verbijzonderingen aangeven. Als je van een deelnemer nul verbijzonderingen kunt verzinnen, moet je je trouwens afvragen of het eigenlijk wel een reële deelnemer betreft.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
[He]t lijkt een omweg, maar dat is een misvatting waaraan de traditionele, toepassingsgerichte kijk op informatievoorziening mank gaat voor stelselschaal.
Wie de sprong waagt naar het paradigma dat voor de sociale psychologie gemeengoed is, herkent in Metapatroon de methode die dat paradigma praktisch toepasbaar maakt voor inrichting van voorzieningen voor informatieverkeer op de allang reële schaal van onze informatiemaatschappij.
in: Bekijk het realistisch, dus gevarieerd met Metapatroon
Conflicterende verkeersvoorzieningen vormen geen infrastructuur, althans geen deugdelijke. Nogmaals, denk daarbij ook en vooral aan ‘regels.’ En regels zijn altijd verkéérsregels in de zin van regulering van verhoudingen[.]
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
[I]n een beschaving gaat het erom dat er ruimte is voor verschillende … verschillen mèt tegelijk nodige en voldoende samenhang ertussen. Voor ontwerp van passende infrastructuur is Metapatroon als modelleermethode bedoeld.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
‘We’ hebben één verkeersstelsel voor gevarieerde verkeersbewegingen. En zonodig regelen we die variëteit ‘op’ de ene infrastructuur.
in: Infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer
Zoals de term suggereert, is zo’n [informatie]rotonde echter beslist géén systeem met allesomvattende pretentie, maar bevat ‘slechts’ nodige en voldoende informatie, niet meer èn niet minder, om samenhang te ‘dienen.’
in: Stelselmatig overzicht via informatiesleutels
De crux is dat een ànder, met een zwaar woord, paradigma aan de orde is. Wat ik met de aanduiding ‘verkeer’ probeer uit te drukken, is dat principieel afstemming nodig is, hoe minimaal ook. Een gebruiker is een deelnemer aan informatieverkeer en moet als zodanig uiteraard rekening houden met overige deelnemers.
in: Zie het als verkeersmiddel!
It follows that the essentially infrastructural concern can realistically only 'limit' itself to — a method for — facilitating requisite variety, thereby allowing for specific interactional meaning(s) as requiring by the particular stakeholders/participants involved.
in: note 47.4
Dankzij een verkeersprofiel raakt herkenbaar, of andere deelnemers eveneens (gaan) beschikken over gestructureerde voorzieningen voor — deelname aan — informatieverkeer. Zo ja, dan is (infrastructurele) afstemming geboden. Dat vergt oog voor evenwicht; belangen van betrokken partijen/deelnemers moeten volgens eerlijk ervaren verdeling gediend zijn.
Gelet op onzekerheid omtrent ontwikkelingen vergt flexibiliteit extra aandacht, omdat daardoor een ‘zekere’ toekomstvastheid is geborgd. Daarvoor moet het uitgangspunt verschuiven van de ene organisatie op zichzèlf naar de talloze deelnemers aan het informatieverkeer.
Verschillende hoedanigheden zijn er niet voor niets, waarbij informatie dienovereenkomstig ‘moet’ afwijken. Maar hoe zit het met netzo benodigde samenhang ertùssen? Als eerste reactie op koppelingen tussen informatiesystemen kregen juist (vermeende) overeenkomsten nadruk. Voor een (verkeers)deelnemer zou informatie algeméén geldig zijn, dus òngeacht zijn hoedanigheid: stamgegevens. Daaruit konden verschillende systemen dan putten. Naarmate het bereik van koppelingen, dus informatieverkeer, toeneemt, groeit de kans dat informatiebehoeften volgens verschillende systemen zelfs ònverenigbaar zijn onder één noemer. Dan raakt de benadering volgens overeenkomsten met zgn stamgegevens onherroepelijk in de knoop. De knoop kan vermeden blijven door niet overeenkomsten, maar verschillen tussen hoedanigheden van een verkeersdeelnemer als uitgangspunt te nemen. Dat is (dus) ook het idee met een informatierotonde. Principiële erkenning van reële (informatie)verschillen is overigens vrij recent.
Metapatroon vraagt onder de noemer van situatie naar explicitering, zonodig tot en met gedetailleerde motivering van betrokken communicatiedeelnemers.
in: Doe deelnemers aan informatieverkeer geen geweld aan!
[H]et verkeersperspectief […] leidt tot onderscheid tussen infrastructuur en voorzieningen per deelnemer. Dat betreft voor overheidsvoorzieningen echter zoiets als een dubbelslag. Daarmee bedoel ik dat aparte voorzieningen van/voor een bepaalde overheidsinstelling zonodig behoren tot wat als infrastructuur geldt voor andere private en/of publieke deelnemers aan informatieverkeer. Ofwel, in/voor een netwerksamenleving zijn er ‘bij de overheid’ feitelijk géén voorzieningen voor informatieverkeer meer zònder infrastructureel karakter.
Het resultaat van ‘iets organiseren’ is juist niet (!)
een ènkelvoudige organisatie als ware zij een strikt geïsoleerd …
ding. Daarentegen is systeem annex systematiek kenmerkend voor wat
georganiseerd werkt, enzovoort. […]
‘Iets organiseren’ leidt onvermijdelijk tot verkeer. Een
alsmaar groeiend verkeersaandeel heeft informatie ter afstemming van
handelingen. Kortom, ‘iets organiseren’ betreft in
toenemende mate — de opzet van — informatieverkeer.
Omdat het om verkeer met informatie gaat, is de opgave principieel relationeel. Zeg maar een verkeersbeweging houdt uitwisseling van informatie tussen deelnemers in.
in: Sterk door samenhang op schaal
Daar is niets zweverigs of geheimzinnigs aan. Zo’n benadering is zelfs puur (nood)zakelijk voor onderhoudbare infrastucturele voorzieningen. Omdat de wereld verandert, moet infrastructuur daarop steeds zo vlot mogelijk aangepast kunnen worden. Voor informatieverkeer met digitale technologieën is dat nog vergaand een nieuwe opgave.
[E]en ict-project bestaat niet, punt. Er is wellicht zoiets als een i-project, maar ook dàt moet uiteraard passen in maatschappelijk beleid. De eventuele toepassing van ict vormt hoogstens een aspect.
Wie voor facilitering van informatieverkeer onder “de technische middelen” slechts de digitale informatie- en communicatietechnologieën verstaat, heeft nog steeds geen weet ervan waar alweer sinds enkele decennia werkelijk “een doorbraak” nodig is. Dat is in de — acceptatie van een — methode voor eenduidige ordening van reële, nota bene veranderlijke betekenissenvariëteit. Zonder zo’n methode vallen immers onmogelijk voorzieningen met passende variëteit voor informatieverkeer te ontwerpen, enzovoort.
in: Mooi meegenomen
[V]erkeersdeelname [is] de crux van het zgn eigendom van de enkeling […]. Kortom, de enkeling is altijd tegelijk (verkeers)deelnemer.
in: Herpositionering van staat tot Stirneriaanse infrastructuurvereniging
Ondanks voorspelbare mislukkingen, telkens opnieuw, blijven absolutistische formalismen echter gehandhaafd. Wat gemakkelijk lijkt, leidt onherroepelijk tot alsmaar grotere moeilijkheden. Het aldus structureel ònopgelost houden van ook nogeens groeiende problemen met informatieverkeer kost steeds meer geld … Dat vind ik allang vermijdbaar, maar daarvoor moet een stelselmatige opvatting van semiotiek ruimte krijgen. Is dat haalbaar? Staan behartigers van (hun) deelbelangetjes ontwerp enz. van infrastructurele voorzieningen duurzaam in de weg? Wat kan ik er anders en/of meer aan doen dan aandacht proberen te vestigen op beschikbaar (!) instrumentarium met passende variëteit?
in: Signifische onlosmakelijkheid met passende formalisme(n)
Zonder passende variëteit voor reële variëteit raken verkeersdeelnemers prompt gefrustreerd.
in: Differentiële informatiekunde
Indien we veronderstellen dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is (engels: every sign is a request for compliance), gaat daarmee onlosmakelijk de veronderstelling gepaard van het bestaan van een verzoeker resp. een — nota bene, al dan niet door de verzoeker beoogde — inschikker. Zo laat zich een enkele tekenuitwisseling duiden als een éénschakelige keten (dat ik met een dia-enneadisch schema voorstel). Ofwel, wie zonodig het woord keten in verband met informatie wil gebruiken, bezigt een pleonasme, althans, gelet op het veronderstelde tekenbegrip. Nogmaals, een verzoek mikt nu eenmaal principieel op verbinding. Een teken, informatie dus, lòs van keten is onzin. Tekenuitwisseling is vanzèlf een tekenketen(proces). Hieruit volgt dat àlle zgn informatisering — let wel, per voorgestelde tekendefinitie — keteninformatisering is. De toevoeging keten is daarom niet slechts overbodig, maar veroorzaakt prompt verwarring door de valse suggestie van een relevante verbijzondering. Onder de noemer van keten is er in informatiekundig opzicht (lees ook: semiotisch) juist géén verbijzondering. Zo heb ik de bijzondere nadruk op proces nooit begrepen. Hoe kan tekenuitwisseling géén proces zijn? […] Kunnen we niets meer apart als keten aanwijzen? In elk geval lijkt voorzichtigheid geboden om er claims aan te … verbinden voor een afwijkende aanpak.
Ja, voor afstemming van gedrag gebruiken (ook) mensen tekens. Vanaf maken, uitwisselen tot en met bewaren van tekens gebruiken mensen in toenemende mate kunstmiddelen (lees ook: artefacten). De navenant toegenomen afhankelijkheid ervan geeft het belang van informatiekunde aan, maar wat informatiekunde zou kùnnen bijdragen stagneert vanwege een cultureel averechts paradigma, enzovoort.
De veronderstelling van een beperkt domein is een tot mislukking gedoemde poging om in logisch atomisme te volharden. Kenmerkend voor informatieverkeer is nu juist dat aparte betekenisdomeinen onrealistisch zijn.
in: Verrijking van wereldbeeld voor dienstgerichte informatievoorziening
Informatieverkeer is natuurlijk gewoon een ander woord voor communicatie, zij het dat de associatie met verkeer bedoeld is om de oproep voor infrastructurele aanpak te versterken.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Voor reële, dus veranderlijke betekenissenvariëteit is een verkeersoriëntatie onmisbaar. Nota bene, de opzet van processen maakt er integraal onderdeel van uit. Ofwel, ook gevarieerde processen worden met het informatiemodel uitgedrukt, althans, als je het werkelijk stelselmatig wilt hebben (en dat is natuurlijk de crux van verkeersoriëntatie).
Die betekenissenvariëteit is niet iets dat we later nog wel eens oplossen, maar vormt precies de crux van de verkeersopgave. Dure techniek kunnen, herstel, moeten we allemaal weggooien, wanneer onduidelijkheid over betekenissen heerst.
Wat stelselmatig buiten praktijk resp. onderzoek blijft, is de — ontbrekende — verkeersoriëntatie inclusief reële betekenissenvariëteit. De huidige oriëntatie is onverminderd éénkennig.
in: Vernieuwing volgens Duivesteijn, lessen voor infrastructuur voor informatieverkeer
Volgens mij zijn allereerst burgers het mikpunt voor inspiratie door bestuurders. Elke burger zou zich geïnspireerd moeten weten als deelnemer aan maatschappelijk verkeer volgens evenwichtige verhoudingen. Daar kunnen voorzieningen, materiële èn — vooral — immateriële, verkeersdeelnemers bij helpen. Van een zakelijke opdracht is echter pas sprake in het geval van het maken (lees ook: bouwen, ontwikkelen) van bedoelde voorzieningen. Zo’n aannemer moet zich geïnspireerd weten tot uitvoering met optimaal resultaat … voor de deelnemers. In het geval van ingewikkelde(r) voorzieningen is voor uitvoering een expliciet ontwerp nodig. […] Wat maakt een opdrachtgever voor infrastructurele voorzieningen inspirerend voor een ontwerper ervan? Dat herkent een ontwerper aan de gestelde “eisen.” De opdrachtgever moet aangeven dat z/hij als bestuurder de gevarieerde deelnemers en hùn dito belangen behartigt. Z/hij beseft voorts dat analyserende synthese een afstandelijke betrokkenheid — en uiteraard andersom — vergt die gepaard gaat aan samenhangend voorstellingsvermogen voor (sub)culturele tot en met technologische ontwikkelingen.
in: Hoelang blijven opdrachtgevende bestuurders blind voor reële betekenissenvariëteit?
Het verband met “e-cultuur” is immers gauw gelegd, maar dat blijkt prompt de noodzaak van infrastructuur voor zoveel aardser, want dagelijks informatieverkeer van en door burgers zo mogelijk nog verder aan het zicht te onttrekken. Cultuur ‘is’ maatschappelijk verkeer en dus niet slechts een uiterst selectief aandeel. Trouwens, al zou “e-cultuur” iets reuze bijzonders zijn, qua infrastructuur voor informatieverkeer mag het géén verschil uitmaken.
in: Voorsprong met informatieruimtelijke ordening
Met mensen die impliciet veronderstellen dat zij zich met hun leven louter langs — zoiets als — de x-as bewegen hebben reguliere wetenschappers het al moeilijk om te communiceren. Want als een wetenschapper ‘iets’ bedoelt volgens y, dringt haar/zijn gesprekspartner aan op verklaring enz. volgens x. Einde gesprek. Een vergelijkbaar probleem heeft de […] thematische vernieuwer met die reguliere wetenschappers. Tja, de variëteit volgens z kan nu eenmaal niet volgens y begrijpelijk zijn (laat staan volgens x). […] Aan wie overtuigd is van eigen gelijk, zijn thema’s helaas niet besteed … En wie bereid is tot overweging van thema’s, moet tevens hun constituerende karakter beseffen. […] Van een werkelijk gesprek is daarom evenmin … sprake zodra deelnemers uitleg van het ene volgens het andere thema verlangen. Daarbij komt dat voor uitleg niet naar beginselen kan worden verwezen, want daarvoor moet nu nèt dat thema dienen. De toegevoegde waarde van een thema zit ’m in wat er vervòlgens beter e.d. lukt.
in: Verkeersthema
De typering van een veronderstelde samenleving betreft de manier(en) waarop de veronderstelde leden ervan zich met hun gedragingen wederzijds beïnvloeden. Zodra de aanname vervalt dat de leden allemaal van dezèlfde soort zijn — mieren òf mensen, enz. — komt sociologie neer op ecologie.
Ik vind categorisch dat zgn sociale systemen géén — semiotisch — subject ‘zijn’ en daarom volgens tekenoorzaak ook géén gedrag kunnen vertonen. Interpretatie volgens gevarieerde situaties biedt ‘kennelijk’ evolutionair voordeel. Dankzij plasticiteit van kenvermogen kan o.a. een mens zich — leren — aanpassen door veranderlijke variëteit van situatiebepalingen met variabel gedrag van dien. Naarmate de gevolgen van gedrag over en weer kwalitatief anders uitpakken dan — tot dusver — verwacht, is de behoefte aan zulk aanpassingsvermogen groter … met alweer grotere kans op kwalitatief vooralsnog onbekende gevolgen, enzovoort … Als tegenwicht kunnen deelnemers over en weer hun verhoudingen proberen te bestendigen. De navenante verwachtingen resp. voorspellingen van situaties heten normen, en zo door naar formele wet- en regelgeving. Met implicatie van een norm enz. in een teken bedoelt de ene deelnemer zijn verzoek aan de ander tot diens inschikkelijkheid te versterken.
Maar een teken is een middel. De ene verkeersdeelnemer probeert de andere te beïnvloeden mèt dat middel. Hij doet dat voor zijn doelen (lees ook: motieven), terwijl de andere deelnemer steevast middelen inzet voor wat hij op zijn beurt als doelen heeft. De complete dia-enneadische dynamiek noem ik dan communicatie. […] Ook semiosis als intrasubjectief proces is communicatie door afwisseling van momenten.
Vooralsnog gangbare modelleermethoden zijn — doorgaans impliciet — geënt op logisch atomisme. Dat is geen bezwaar, zolang het ontwerp e.d. betreft van een hulpmiddel ‘in’ één situatie die op voorhand op dezèlfde manier duidelijk is voor àlle gebruikers. Aan die voorwaarde is echter pertinent niet voldaan voor ook nog eens infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer, integendeel. In maatschappelijk verkeer treffen deelnemers elkaar volgens hun eigen opvattingen inclusief wat zij als relevante situatie beoordelen. Dat vergt ruimte voor variëteit volgens subjectief situationisme. Daarvoor schiet logisch atomisme nota bene principieel tekort.
in: Wereldbeeld met modelleermethode: metapatroon
In zijn dagelijkse omgang is een mens zich niet bewust van het contextaandeel. Dat is ‘natuurlijk’ precies waarom communicatie doorgaans zo soepel functioneert (maar tegelijk ligt er de mogelijkheid van vergissing in besloten). Een mens raakt — pas — in verwarring, maar dan ook steevast, zodra zgn nodige en voldoende context ontbreekt. Hij beseft zulk gemis echter niet of nauwelijks.
Het is productiever om overheid te beschouwen als relatie. Van wie met wie? Overheid is de relatie van de burger met zichzèlf. Een willekeurige? Nee, een rechtstatelijke relatie. De ene burger heeft rechten èn plichten tegenover de andere burger (inclusief haar-/hemzelf). Hoe meer burgers er zijn, des meer komen we niet om abstractie heen. Daar hoort dan delegatie bij en, voilà, daar hebben we instellingen die òns verkeer bemiddelen, stroomlijnen e.d. Ik weet dat het even raar klinkt, maar alleen met zo’n relatieve(rende), zeg ook maar stelselmatige positionering van overheid komen we er voor (verkeers)voorzieningen uit. Anders blijft het weggegooid geld en zonde van alle moeite. Om redenen van doelmatigheid hebben ‘wij’ in een rechtsstaat besloten niet àlles in onderling overleg enz. te regelen. Nota bene, òmgekeerd ligt in de onmogelijkheid van uitputtende onderlinge relaties uiteraard de aanzet tot formalisering, opdat dienovereenkomstig bevoegd verklaarde instellingen kunnen inspringen. Zo hebben we allerlei afstemmingstaken gedelegeerd. De instellingen die we ermee belast hebben, heten nog altijd overheid, maar zoals ze geconstitueerd zijn ònder ons rechtssysteem hebben ze uiteraard een faciliterende functie, te weten voor òns maatschappelijk verkeer. Ook zgn voorzieningen moeten òns verkeer dienen, dat hooguit via één of meer van ònze toegevoegde steunpunten verloopt. Als ze als middel dat verkeersdoel missen, heeft natuurlijk de principieel be‘middel’ende overheid er ook niets aan.
[H]et door-en-door contextuele karakter van informatie [is] onlosmakelijk verbonden met situationele gedragsoriëntatie … dat ook helemaal geen nieuw idee is, maar waarvan het de hoogste tijd is dat het óók doordringt tot mensen met invloed op voorzieningen voor informatieverkeer … waarbij het verkeersbegrip al ‘staat’ voor de noodzakelijke heroverweging.
Ik houd het gewoon op variëteitsperspectief, dwz oriëntatie volgens samenhangende verschillen.
in: In alle staten
[P]rincipieel draait infrastructuur, en daarmee zowel politiek als bestuur, om verkeersdeelnemers. Met zulk verkeer bedoel ik onderlinge gedragingen door individuen. Een individu kan zijn (lees overal uiteraard ook: haar) gedragingenvariëteit kwantitatief en/of kwalitatief vergroten door benodigde verkeersmiddelen deels in gemeenschap met andere individuen te treffen. Hun gemeenschappelijke (im)materiële verkeersmiddelen gelden als infrastructuur.
[S]chriftcultuur als (mis)leidend paradigma [heeft] voor méér
verwarring over tekenverkeer, dwz gebrekkige tekenleer, gezorgd.
[…] Dat jij er met een teken op uit bent om iemand anders precies
hetzelfde te laten weten als jij doet, is een waanidee (waaraan veel
zgn disciplines mank gaan). Het gaat juist om verschil, te weten dat
jij een verzoek tot iemand anders richt voor gedrag dat jijzèlf niet
wil verrichten.
Zo gedragen wij ons in tekenverkeer over en weer. Dankzij wederzijdse
hulp is iedereen per saldo beter af. Er bestaat echter tevens risico
door eenzijdige uitbuiting. Wie kennis van tekenleer daarvoor benut,
gedraagt zich asociaal en zo door naar amoreel. Daarentegen hoop ik bij
te dragen aan evenwichtiger verhoudingen; wie beseft dat elk teken een
verzoek tot inschikkelijkheid is, heeft alweer minder slecht inzicht in
waaraan zij toegeeft resp. wat zij afwijst inclusief gevolgen van
daarop afgestemd gedrag. Kortom, de implicaties van tekenleer op basis
van motivationele variëteit zijn aanzienlijk … […]
Met de semiotische enneade als grondslag verschaft die modelleermethode
annex —taal, Metaptroon (Engels: Metapattern), een algemener
geldig perspectief op tekenverkeer dan o.a. zgn algemene taalkunde
(lees ook: linguïstiek). Doordat gangbare taalkunde overwegend geënt
lijkt op schrift, komt context niet integraal èn integrerend aan de
orde, evenmin als betekenissenvariëteit door verschillen in samenhang
(lees: interdependentie). Dat is dan nog geen serieuze tekenleer.
in: Gevorderde tekenleer voor beginners
Uitgangspunt moet informatieverkeer zijn, nog beter gezegd facilitering van deelnemers aan zulk verkeer. Dat leidt tot (infra)structurele opzet van verkeersmiddelen. [… O]p elk, zeg maar, punt in de, zeg maar, informatieruimte (lees ook: ruimte van/voor informatieverkeer) moet elke deelnemer zich eenduidig kunnen oriënteren volgens betekenissen[.]
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
De visionaire crux voor de thans onafzienbare toekomst is wat mij betreft informatieverkeer. Wat kan ik als verantwoorde bijdrage méér doen dan serieuze voorstellen voor […] Metapatroon resp. subjectief situationisme? Dat is alvast maar gebeurd.
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
Voor infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer is slechts een stelselmatige ontwerpbenadering enz. passend. Met verkeer, stelsel e.d. komt de noodzaak van gemeenschappelijkheid tot uitdrukking. Een individu is maatschappelijk-verkeersdeelnemer en dat relativeert individualiteit. Kortom, subjectief situationisme.
Gedrag van het ene individu kan bijdragen tot wat hijzèlf en/of een ànder individu relevant acht als situatie. Verkeer beschouw ik als noemer voor intra- en interindividuele betrekkingen middels gedrag.
Uitgaande van teken lijkt een tweetrapsonderscheid resp. -samenhang
aan de orde. Allereerst veronderstelt een teken … betekenis.
Vervolgens veronderstelt betekenis … besta(a)nd. De Saussure
dacht voor taalkunde genoeg te hebben aan de eerste trap. Peirce ging
het vooral om — begrip van — wat bestaat, in het besef dat
er altijd teken staat tùssen — bemiddelend, noemde hij dat
— betekenis en bestand. Die samenhang geldt volgens hem overigens
niet absoluut, maar steeds volgens een bepaalde — zoals hij dat
noemde — grond.
Mij gaat het om — facilitering van — informatieverkeer. Ik
vind teken géén productief uitgangspunt voor… betekenis ervan,
enzovoort. Volgens mij komt daarvoor individu-met-variabel-gedrag in
aanmerking. Daarbij dient een teken gedragsafstemming. De (dia-)enneade
als basismodel daarvoor omvat (lees ook: is rijker dan) wat Peirce
veronderstelde, en zo door naar het nòg beperktere basismodel van De
Saussure. Aldus is evident dat (dia-)enneadische semiotiek tevens tot
gewijzigd inzicht leidt voor o.a. ontologie en taalkunde.
[E]en maatschappelijk verkeersperspectief [is] onmisbaar […]. Dàt bepaalt immers wat geldt als infrastructuur. Dankzij daadwerkelijk maatschappelijke insteek komt nadruk te liggen waar het hoort, en wel op reële variëteit van informatieverkeer c.q. informatie in verkeer. Dat is in taalkundige termen — dus — met voorrang een opgave van pragmatiek, vooruit, populairder gezegd van semantiek. Zo’n feitelijk gedragsmatig vraagstuk vergt methodische aanpak op relevante schaal van verkeer.
Voor een aparte toepassing zijn betekenissen als het ware vanzelfsprekend. Want zulke apartheid gaat gepaard met sterke beperking van het doel waarvoor de toepassing in kwestie als middel dient. Zelfs kenmerkend voor zo’n beperkt kader (lees hier ook: context) is zoiets als gespecialiseerd taalgebruik. Meestal volstaat slechts een enkel woord (algemeen: teken) om ‘iets’ aan te duiden. Kortom, doeltreffendheid en -matigheid met zulke, vooruit, namen is impliciet geborgd door de correlatie van een enkele toepassing met een — zeer — beperkt kader. Met de uitwisseling van informatie worden respectievelijke kaders doorkruist die feitelijk verschillend gelden voor ongelijksoortige toepassingen. Er valt voor eenduidige betekenissen niet langer te vertrouwen op enkelvoudige naamgeving.
in: Stelselmatige oriëntatie op meervoudig informatiegebruik
Voor informatiekunde is het onderwerp informatieverkeer. Dus, informatieverkeerskunde. Andere aanduidingen voor wat hetzelfde vak ìs, zijn civiele informatiekunde, maatschappelijke informatiekunde, … Zulk verkeer dient afstemming van gedragingen door (verkeers)deelnemers. Dat hoort er allemaal ònlosmakelijk bij. […] Kortom, (ook) informatiekunde is sociale psychologie. Als verklarend basisschema ontwierp ik de semiotische enneade. Inderdaad, die kan netzogoed sociaal-psychologische enneade heten. [… D]e axioma’s die ik voor subjectief situationisme voorstel [zijn] door-en-door betrekkelijk. […] Anders blijft reële, dwz ook nogeens veranderlijke betekenissenvariëteit in informatieverkeer buiten bereik van formalisering. (Pas) met Metapatroon kunnen ‘we’ er voor facilitering met digitale technologieën daadwerkelijk wat mee.
Dergelijke verbijzondering is nu nèt de crux van wat ik als enneadische semiotiek voorstel, en een modelleermethode, Metapatroon, met zgn contextuele verbijzondering als beginsel. Klopt, dat betreft kritiek op het idee van absoluut gelijk hebben. Voor opbouwende verhoudingen tussen deelnemers aan maatschappelijk verkeer vergen hun verschillen erkenning, waarbij het nodig is dat ze voldoende samenhangen. Dat is niet bepaald een populaire kijk, helaas, maar iets anders kan en wil ik er niet van maken.
Nu ben juist ik vóórstander van ruimer bereik, fanatiek zelfs, maar dan moet je wèl weten wat je doet. Dus, verkeersparadigma, stelselmatige betekenissenvariëteit, enzovoort. De ervaringen met die vooralsnog eigen systemen beloven daarentegen slechts een mislukking op nòg grotere schaal.
Aan differentieel belang geeft een — teken met —
karakteristieke betekenis nu precies uitdrukking. Op stelselschaal
komen ‘we’ er niet omheen om die verschillende betekenissen
zowel van elkaar te onderscheiden als van samenhang te voorzien.
Vergeet anders maar dat het ooit lukt om zelfs […] ook maar de
minste vordering te maken. De deelnemers moeten, en nota bene kùnnen,
gerustgesteld worden dat hùn belangen vaak zelfs beter gediend zijn met
infrastructuur voor variëteitsfacilitering. Waarom zouden ze er dàn nog
tégen zijn?
Zolang iedereen over en weer blijft denken dat de hele wereld
kwalitatief hetzelfde is als haar of zijn — vermeend —
eigen hoekje ervan, maar slechts wat groter, wordt het met collectieve
goederen annex infrastructuur voor informatieverkeer natuurlijk niets.
Hoe meer infrastructuur daarentegen ontworpen is voor gebruik door
willekeurige verkeersdeelnemers met willekeurige betekenissen, des te
minder gaat ’ie ook nog eens kosten in aanleg en onderhoud. Dat
lukt dus door met uniformiteit op de stelselmatig (!) relevante orde te
mikken, te weten van reële verschillen in samenhang.
[V]oor een daadwerkelijke oplossing, wat ’ie ook kost, is allereerst een integrale verkeersopvatting nodig. Ik zit daarvoor dus op het spoor, dat verbijzondering tot situationele rol zelfs principieel geldt als verkeersmaatregel. Ja, dat is een pleonasme, situationele rol, want in het rolbegrip ligt natuurlijk reeds de situatie besloten waarvoor hij geldt.
Hoe dan ook, aan verkeersoriëntatie is géén ontkomen meer …
Het is onmogelijk om géén maatschappelijk verkeer te hebben, het gaat principieel altijd dóór. Verandering van infrastructuur gebeurt niet momentaan, maar tijdens verandering ìs er doorlopend infrastructuur[. …] Dat houdt voor een ordeningsmethode voor inherente variëteit in dat het model van samenhangende betekenisverschillen principieel open is voor — verdere — veranderingen. Daarop is Metapatroon inderdaad berekend.
[D]e ontwerpopgave [is] allang kwalitatief ànders […] mede als gevolg van alom beschikbare communicatiemiddelen. Dat maakt ordening van (informatie)verkeer immers tot primair ontwerp- tot en met inrichtingsobject. Vroeger was dat kleinschalig het aparte informatiesysteem met, vooruit, als eventueel vervolg de koppeling van verschillende van zulke systemen. En zo gaat het overal nog steeds … precies verkeerd. Dat is vergelijkbaar met stedenbouw volgens huizenbouw. Vanaf alweer wat ruimere schaal is stedenbouwkunde nodig als èxtra discipline, uiteraard met gevolg van dien voor huizenbouwkunde. Wat informatieverkeer op maatschappelijke schaal betreft pleit ik dus voor zo’n aanvullende discipline, enzovoort.
[I]nformatie [vergt] primair voorzieningen voor verkeer […], met prioriteit voor ontwerp enz. van dien. Dat moet leiden tot onderscheid tussen infrastructuur (algemeen) en overige middelen (apart), met uiteraard daartùssen samenhang. […] Voor relevant verkeersbereik telt één infrastructuur, punt.
Indeed, there is a growing need for such codified signs where people are still unacquainted — or lack the time for mutual recognition — when they could benefit from coordinating their behaviors. In Dutch, the term “verkeer” has the general meaning of, say, interactivity (likewise in German: Verkehr). Only one of its more specific meanings is what in English is “traffic.” An equivalent English term, similarly general as “verkeer,” I don’t know. So, I’ve merely tried to suggest one by mentioning interactivity.
in: note 56.4
[L]outer pluriformiteit lukt met verzuiling. Daarmee staan de verschillen echter — blijvend — vergaand lòs van elkaar. Weliswaar hebben bewoners van de ene zuil geen làst van wie allemaal de andere zuilen bewonen, maar met zulk isolement ontzeggen zij zich ook, klopt, op voorhand onzekere voordelen. Wat we willen, nou ja, dat vind ìk dan het noodzakelijke verhaal, is op willekeurige schaal juist wisselwerking tussen verschillen met over èn weer voordelig ervaren uitkomsten, inclusief potentieel nòg weer vruchtbaarder verhoudingen, enzovoort.
Praktisch gebruik begon ooit als rekentuig. Maar alweer sinds enkele decennia bieden [zgn digitale] technologieën vooral karakteristieke mogelijkheden — met navenante risico’s — voor communicatie, zeg ook informatieverkeer. Tegenwoordig valt onder digitalisering dus typisch inzet van, nota bene, verkeerstuig te verstaan.
in: Dringende Oproep
Informatie bewaren we in registers, wisselen we uit met berichten. Wij zijn deelnemers aan informatieverkeer. Dat verkeer vergt ordening van informatie, zeg ook maar structuur. Zònder adequate ordening valt het ons immers moeilijk, zo niet onmogelijk, er zinvol betekenis aan te verstrekken resp. ontlenen en zo onze gedragingen gericht(er) op elkaar af te stemmen.
in: Gedragsmatig ordeningsbeginsel voor stelselmatige informatiemodellen
Ik beschouw verkeer als verzamelbegrip. Allemaal deelnemers, allemaal onderweg van hun respectievelijke a’s naar b’s. Dat zijn allemaal verschillende … onderweggingen, zeg ook maar (verkeers)bewegingen. Daarmee vergelijk ik taal(gebruik), nota bene inter- èn intrasubjectief. Dus, allemaal unieke bewegingen in tekenverkeer.
in: aantekening 61.1
Vroeger was het zo, dat een organisatie […] eigen, bijzondere voorzieningen trof. Volgens het inmiddels geldige verkeersparadigma is dat juist óók voor de eigen organisatie contraproductief. Op die manier raakt isolement immers versterkt, terwijl de crux bevordering van bereikbaarheid over en weer is.
Informatiekundig gezien bestaat de huidige “wanorde” uit vooralsnog apart opgezette, gefixeerde informatiesystemen, dus zònder — aandacht voor — samenhang ertussen, laat staan dat veranderlijkheid op die schaal is gefaciliteerd[. …] Daarentegen vergt orde verkeersoriëntatie, nota bene paradigmawissel, en daarom met voorrang een methode, Metapatroon, met passende variëteit voor — veranderlijke — ordening van reële betekenissenvariëteit. Dat is methodisch c.q. logisch overigens ook door-en-door formeel, maar ànders[. …] Onder de noemer van maatschappelijk verkeer is het dus de opgave om reële verschillen te erkennen èn in hun veranderlijke meervoudigheid te laten samenhangen.
[E]en computer [moet] beschouwd blijven als hùlpmiddel van een mens, tegenwoordig vooral als middel voor informatieverkeer tùssen mensen. Daarvoor moet een computer c.q. digitale informatie- communicatietechnologie enzovoort natuurlijk de menselijke pragmatiek vòlgen. Dat lukt met een passende tekenleer, en concreet is dat enneadische semiotiek met [Metapatroon als] bijbehorende modelleermethode[.]
Voor passende oriëntatie is de gewijzigde aard van de technologie uiteraard wèl relevant. Omdat de desbetreffende technologie intussen […] vooral communicatie kan faciliteren, moet het primaire onderwerp van bezinning dus de inrichting van informatieverkeer zijn.
Hier geldt het perspectief van iemand als verkeersdeelnemer. De
vraag is dan, of z/hij zichzèlf als ding van plaats verandert resp. een
ànder ding-als-zodanig, bijvoorbeeld een brood, laat bezorgen? Òf
stuurt z/hij een teken op weg? Inderdaad zijn er combinaties mogelijk;
een meegebrachte verjaardagstaart dient ook en vooral ter
felicitatie.
Verplaatsing van tekens vergt op haar beurt ‘natuurlijk’
óók verplaatsing van dingen, zoals elektronen in het geval van zgn
digitale technologieën. Naarmate zulke teken- annex informatiedragers
minder overeenkomst vertonen met dingen die, zeg maar even, als
zichzèlf worden verplaatst, wordt infrastructuur voor verkeer ook
verschillend benut. Stel dat voor een boodschap een forse steen met een
beitel moet zijn bewerkt. Voor het overbrengen van een lange boodschap
komt dan dezèlfde route in aanmerking als voor stenen als
bouwmateriaal. Digitale tekenoverdracht volgt echter een compleet
àndere weg dan iemand op de fiets. Abstraherend van de dingen die wel
degelijk óók volgens digitale technologieën worden verplaatst, de
totale infrastructuur raakt aldus sterker gekenmerkt door ver(der)gaand
gescheiden onderdelen voor dingverkeer òf tekenverkeer (maar zònder
adequaat overzicht e.d. kan tijdens aanleg van een fietspad een kabel
beschadigd worden).
Of? Het is maar wat telt als wisselwerking. Zoals gezegd veroorzaakt
gedrag volgens informatieverkeer verdere gedragingen door deelnemers.
En gedrag volgens dingverkeer doet dat uiteraard óók. Bijvoorbeeld
uitgaande van informatieverkeer kunnen dat weer deels gedragingen met
dingverkeer zijn, die op hùn beurt weer leiden tot … Aldus
veranderen behoeften aan zowel — het onderdeel
—infrastructuur voor dingverkeer als — het onderdeel
— infrastructuur voor informatieverkeer, enzovoort.
Er moet het zoveelste aparte informatiesysteem komen. Dat blijkt
waardeloos, omdat het uiteraard niet apart is, maar als knooppunt in
een netwerk voor informatieverkeer moet functioneren. Dat komt later
wel, blijven ‘ze’ echter maar ‘verkeerd’
denken.
Het is ook moeilijk om van paradigma te wisselen.
in: aantekening 63.2
Gaat digitalisering volgens verkeersoriëntatie niet ten koste van
beheersbaar bereik (Engels: scope) voor veranderingsproject? Nee!
Algemeen geldt uiteraard dat ònterecht veronderstelde beperking
neerkomt op valse schijn van beheersbaarheid. […] En dan is er
het specifieke karakter van digitale technologieën. Die middelen lenen
zich bij uitstek voor variabele werking (lees ook: parameterisering).
Daarvoor benodigde abstrahering, noem het ook patroonherkenning, is
juist gebaat bij (ver)ruim(ing) van bereik. Er is geen sprake van een
paradox. Want voor wie informatiekundig weet wat z/hij doet, is het dus
juist eenvoudiger om één algemener toepasbare functie te ontwerpen
enzovoort, dan om voor elk apart geval domweg een netzo aparte
voorziening te treffen (waartussen vervolgens ook nog eens aparte
verbanden moeten worden aangebracht).
Welke schaal is feitelijk ònbeheersbaar? Nota bene, passende
verkeersoriëntatie pakt prompt zelfs véél goedkoper uit, èn is véél
flexibeler (als het op de fragmentarische manier al lukt om ter
facilitering van informatieverkeer überhaupt iets stelselmatig
bruikbaars gedaan te krijgen).
in: aantekening 63.6
Zodra zgn digitalisering van informatievoorziening annex -verkeer aan de orde is, blijft principiële erkenning van heterogeniteit echter nog steeds uit. Variëteit van betekenissen geldt zelfs als een fout om te herstellen. Mis! Dat lukt natuurlijk niet. Inderdaad […] blijkt het telkens de beste manier om digitalisering faliekant te laten mislukken om naar uniforme betekenis te streven. […] Als oplossingsrichting voor informatieverkeer werkt dat zo mogelijk nòg averechtser (tenzij het inderdaad de bedoeling is om aldus het bereik van verkeer sektarisch te fragmenteren; dat gaat echter ten koste van dynamiek op ruimere, maatschappelijke schaal, en zo door tot en met internationale verhoudingen). Wat wèrkelijk verschilt, laat zich immers niet “wegpoetsen,” integendeel, nou ja, niet duurzaam.
Want wat is cultuur? Uitgaande van communicerende subjecten hebben zij elk steeds eigen interpretaties van situaties. Daartussen bestaat dus altijd verschil. Volgens de noemer van cultuur, zo is kennelijk het idee, zijn dergelijke verschillen met deelnemers aan dezèlfde cultuur kleiner dan wanneer zij behoren tot … verschillende culturen. Oh ja? […] Maar wat is dan een … groep? […] Wat mij betreft moet èlk contact, zowel inter- als intrasubjectief, als intersituationeel worden opgevat. […] Wat volgens mij met communicatie telt, is de afstemming van gedragingen ermee: èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid. Zoiets als een cultuur manifesteert zich voor een subject dan als verzameling aangeleerde hoedanigheden; ook en vooral aangeleerd is haar/zijn vermogen om situaties te duiden om per situatie dienovereenkomstig te handelen. Wanneer subjecten elkaar ontmoeten die niet zijn voorbereid op wederzijds vlotte afstemming van hun nota bene verschillende gedragingen, moeten zij dat alsnog … leren. Daarvoor moeten zij alom open staan, en dàt is dan helaas nog maar de, vooruit, interculturele vraag.
Ik geef de voorkeur aan de aanduiding maatschappelijk verkeer. Onder de noemer van verkeer kan aandacht nader gericht zijn op gevarieerde betrekkingen tussen allerlei verschillende deelnemers, waarbij de ene betrekking als voorwaarde kan gelden voor een andere betrekking, enzovoort. Op die manier raakt tevens duidelijker waarom burgers voorbereid moeten worden voor deelname aan maatschappelijk verkeer. Maar voor hun opleiding e.d. zijn zij uiteraard reeds verkeersdeelnemers.
Dat is […] preciès de indeling volgens vragenstellende actor, antwoordgevende actor en soort interactie resp. verkeersgeval.
[C]ontingentieleer [is] ook informatiekundig belangwekkend. Naar
mijn idee dient infrastructuur voor informatieverkeer ter bevordering
van evenwichtige maatschappelijke verhoudingen. Pluriforme,
veranderlijke verhoudingen tussen deelnemers aan maatschappelijk
verkeer in hun onderling gevarieerde hoedanigheden naar wisselende
omstandigheden vergen dito veranderlijke infrastructuur[. …] Dan
verzekert een methode het verband tussen doel en middelen. Als methode
(!) voor ordening van betekenissenvariëteit heb ik Metapatroon
ontworpen/-wikkelt.
Metapatroon faciliteert beheerste veranderingen. Tja, voor wie niets
wil veranderen, is Metapatroon radicaal. En voor wie àlles wil resp.
meent te moeten veranderen, niet radicaal genoeg.
In het geval van zgn informatieverkeer vervangt verplaatsing van informatie (lees ook: berichten) de verplaatsing van burgers (en, als het ware achteràf aangeduid als, niet-informatieve ge- en verbruiksgoederen). Maar het blijft een kwestie van contact — willen — aangaan. En er blijft verplaatsing aan de orde, in dit geval van informatie. Nogmaals, informatieverkeer.
Ik begin met [de] kanttekening dat ruimte in de context van stad
vooral verkeersruimte betekent. Om ergens lichamelijk te verblijven
voor onderling, maatschappelijk, verkeer moeten passende
verblijfsruimten voor mensen en hun verblijfsverkeer ingericht zijn.
Gelet op variëteit van maatschappelijk verkeer moeten mensen om ergens
te kunnen verblijven, van de ene naar de volgende verblijfsruimte,
netzo lichamelijk ernaartoe respectievelijk ervandaan kunnen bewegen:
verplaatsingsverkeer.
Wanneer mensen digitale technologieën gebruiken voor hun communicatie,
dichten zij lichamelijk hun onderlinge afstand juist niet. Zij treffen
elkaar niet in een gemeenschappelijke verblijfsruimte. Sterker nog, met
mobiele communicatiemiddelen zijn hun respectievelijke lichamelijk
bemeten verblijfsruimten zelfs willekeurig voor hun maatschappelijk
verkeer. En dáárvoor hoeven zij dus ook geen verplaatsingsverkeer te
ondernemen.
Zo beschouwd is stedebouwkunde voor op maatschappelijke schaal
lichamelijk georiënteerde verblijfs- èn verplaatsingsruimte
complementair aan civiele informatiekunde. Dit biedt de mogelijkheid
van wisselwerking, en noodzaakt tot overkoepelend … ontwerp.
Daarvoor komen dan weer op ruimte, maar alweer algemener opgevat.
Digitale technologieën, oeps, daar is dat woord weer, gebruiken ‘we’ echter allang niet meer voor louter onderling gescheiden toepassingen. Ze dienen vooral als communicatiemiddel, dwz ter facilitering van informatieverkeer. Dat noodzaakt toch ècht tot een vervolg op Wittgensteins ideeën over differentiële gebruiksbetekenis. Prima aanzet, daar niet van, maar gebruikers doen immers niet ieder voor zich ‘iets’ met informatie, maar met elkáár! Bijvoorbeeld, A koopt een bank van B en betaalt daarvoor per bank. Het komt weliswaar niet zo vaak voor, maar wat A van B koopt, kan een geldverkeersbank, een investeringsbank oid zijn. :-) Hoe dan ook, voor samenwerking moet voor deelnemers-aan-samenwerking elk teken dat zij gebruiken nodige en voldoende context omvatten. Wanneer slechts de code ‘bank’ beschikbaar is, resulteert verwarring.
Via informatieverkeer dient informatie gedragsafstemming tussen gebruikers. Daarvoor moeten zij in voldoende mate op de hoogte zijn van elkaars interpretaties of, beter gezegd, van de gedragsmatige resultaten ermee. Nogmaals, daarvoor is explicitering van context in kwestie noodzakelijk. Dat moet gebeuren overeenkomstig de schaal van het verkeersbereik. De schaal van zulk bereik blijft met een aparte toepassing beperkt tot — wat daardoor valselijk lijkt op — strikt zelfstandig werkende gebruikers. Op zo’n uiterst beperkte schaal lijkt informatie contextloos te kunnen blijven, maar contextloos kàn een teken principieel niet zijn, punt. Feitelijk wordt met een klein(st)schalige toepassing in context voorzien op àndere manier. Maar de gebruiker zèlf is géén context, netzo principieel niet. Volgens motief interpreteert z/hij daarentegen context als ònderdeel van een teken (lees ook: informatie).
Je kunt dat ‘herkennen’ aan de volledige, opzettelijke àfwezigheid van overheid als typerend resp. categoriserend begrip in toelichting en model. Nee, dat is niet paradoxaal, althans niet op reële stelselschaal. Ook een — medewerker van een — overheidsinstelling is ‘gewoon’ een deelnemer aan informatieverkeer in een of andere nadere hoedanigheid; daarvoor zijn vooral géén bijzondere voorzieningen nodig, maar is netzogoed een kwestie van parameterisering geworden, klaar.
Veel organisatorische grenzen kunnen door digitalisering van informatieverkeer veranderen. Want kenmerkend voor informatie is dat het verkeer ermee als het ware haaks op zulke grenzen staat. Als je mij pamfletterige veralgemenisering toestaat, met ònterechte klacht over sommige personen van dien, bestuurders menen abusievelijk dat informatie vàn hun organisatie is, en de ict-ers die ze inschakelen denken er evenmin over na; die gaan liefst meteen aan de slag en voelen zich niet verantwoordelijk voor wat te krap bemeten resulteert (en daarom onbruikbaar is).
[D]ynamiek van variëteit verdient status als aanname.
Waar het mij als informatiekundig ontwerper om gaat, is een passende taalopvatting voor eenduidige modellering van reële variëteit. Want bruikbare infrastructuur voor informatieverkeer moet verschillen-in-samenhang faciliteren.
[V]ervòlgens [is er] pas onder de noemer van infrastructuur aandacht voor informatieverkeer, en dat gebeurt ten dienste van zgn (proces)ketens. Dat kan en moet allang òmgekeerd worden opgezet. Vergelijk het met voorrang voor stedenbouwkundig ontwerp, en dat dient als kader voor het ontwerpen van wat aldus stedelijke elementen zijn zoals de aparte gebouwen.
[N]oem het relevante onderwerp ter oriëntatie ajb gewoon: maatschappelijk verkeer. (Want) daardoor ligt de veronderstelling voor de hand van infrastructuur voor zulk verkeer nota bene inclusief voor informatieverkeer als ònlosmakelijk, constituerend aspect van maatschappelijk verkeer.
Er is — verloop van — maatschappelijk verkeer, en […] maatschappelijk verkeer heeft, het woord informatiemaatschappij zegt het al, vergaand het karakter van informatieverkeer.
Maar waarom is samenhang niet ònlosmakelijk gesteld, zelfs principieel dus? […] Aan — wat ik maar noem — stelselschaal valt voor optimale facilitering van informatieverkeer inderdaad niet te ontkomen of, opbouwend uitgedrukt, daarop liggen — pas resp. vooralsnog — nieuwe mogelijkheden en kansen.
Mijn diagnose is dat vrijwel iedereen er géén idee van heeft dat de
aard van de opgaven verkeersmatig is. Met verbetering van —
voorzieningen voor — verloop van maatschappelijk verkeer valt er
voor een deelnemer eraan in bijbehorende hoedanigheid ook zèlf pas
structureel (!) voordeel te behalen. (Want) daarvoor is bevordering van
evenwichtige(r) verhoudingen onontbeerlijk. Andersom lukt het
structureel natuurlijk nooit. Ja, als het ‘goed’ is,
ondervinden andere maatschappelijk-verkeersdeelnemers daarvan dus óók
voordelen.
Zgn managers en — doorgaans zèlfbenoemde — leiders gaan
echter uit van concurrentieverhoudingen waartoe zij investeren.
Daardoor bestaat een voordeel voor henzèlf uitsluitend middels een
nadeel voor anderen (die vroeg of laat overigens, herstel, feitelijk
het geld voor de investering leveren). De eis van ander nadeel
tegenover eigen voordeel maakt en houdt een, zeg maar, infrastructurele
insteek ònbegrijpelijk voor wie zich principieel in concurrentie waant,
alle retoriek van klantgericht c.q. burger-centraal te spijt. En wie
aldus concurrerend succesvol gelooft te zijn, moet tevens menen
‘het’ beter te weten[.]
Waar was ik? Oh ja, het betekenisaspect van informatie wordt klakkeloos bekend verondersteld. Laat staan dat, zeg maar, informatieposities van deelnemers aan maatschappelijk verkeer in hun onderling relevante hoedanigheden stelselmatig wordt overwogen op de reële verkeersmatige schaal. Om dat wèl te — over kennis gesproken: kunnen — doen vergt dus allereerst een (paradigma)wissel naar verkeersoriëntatie.
[I]t will just not work to model and so on to deliver information from a particular organization out, and especially not enforcing so-called standardized meanings. [… F]or necessary and sufficient differentiation covering all stakeholders with their varied interests et cetera, first of all modeling should be done from the outside-in, with the[m] participating equitably in information exchange at the much wider scale. [… A]n enlightened organization will take the lead for such a, say, infrastructural approach, it already on the short term very much being in its own interest, too (if not especially in its own interest for whatever period of time).
in: note 71.2
The metaphor of a roundabout I find quite apt since digital technologies are no longer only used for processing information locally, i.e., separately facilitating single applications/systems, but more and more for information exchange, too. In an order(ing) sense, information therefore has also very much become a matter of — regulating — traffic.
in: note 71.8
Traditionally, at least that is how I see it, putting digital technologies to our practical use is about programming so-called applications, with information and especially what it is supposed to mean largely taken for granted. That is an outdated approach, as digital technologies nowadays facilitate instantaneous interconnection of information resources. The crisis in digitization is therefore due to people remaining blind to the both limited and limiting nature of the application programming paradigm. More of the same never helps when problems have become qualitatively different from what they were.
in: note 71.40
Vrijwel àlle informatie die voor uitvoering van een taak nodig is, komt immers ergens ànders vandaan. En wat een gedane taak aan informatie oplevert, moet doorgaans ergens ànders naartoe. Dezèlfde digitale technologieën dienen ook zulk informatieverkeer. Daarom moet informatiekundig het zgn verkeersparadigma leidend zijn.
in: aantekening 72.8
Ipv ecosysteem vind ik het […] wat praktischer om over maatschappelijk verkeer te spreken. [… D]aarvoor kunnen mensen zich alweer wat minder moeilijk — de noodzaak van — maakbare voorzieningen voorstellen. Op die schaal betreft het zowat per definitie infrastructuur. Met alsmaar toenemende intensiteit van communicatie, alweer decennia aangejaagd door digitalisering, neemt het belang van informatieverkeer als onlosmakelijk aspect van maatschappelijk verkeer toe. Voilà, infrastructuur voor digitaal informatieverkeer. […] Ik vind de aanduiding als infrastructuur dan weer als voordeel hebben, dat de associatie met openbaarheid, gelijkheid e.d. […] voor de hand ligt[. …] Neem de openbare weg voor fysieke mobiliteit. In beginsel (!) is die ‘weg’ er voor iederéén om zich over te verplaatsen. Datzèlfde beginsel, van zulke openheid dus, telt m.i. voor infrastructuur voor informatieverkeer. Maar omdat het informatie betreft, laat zich wèl meteen de noodzaak van beperkingen herkennen (zoals uiteraard ook de fysieke verkeersmogelijkheidheden beperkt zijn door materiële aanleg, door verkeersregels met —borden, enzovoort; daarvan zijn wij ons als weggebruikers echter niet of nauwelijks bewust: het paplepeleffect). Zònder — schaalbare aanzet voor — dekkende autorisatievoorziening als integraal/integrerend ònderdeel van die infrastructuur heeft het geen zin om er zelfs maar aan te beginnen. […] Daarom benadruk ik de noodzaak van — zoiets als — een variabel hoedanighedenplatform dat aldus geschikt is voor willekeurige informatie-procescombinaties[.]
Om innovatie niet te belemmeren, zo mogelijk zelfs te bevorderen, moet een doel zo ònafhankelijk mogelijk van middelen ervoor opgesteld zijn. Daarom is met zoiets als stroomlijning van informatieverkeer het doel vergaand duurzaam uitgedrukt. Dat blijkt dan niets nieuws. Sinds duizenden jaren is de facilitering van informatieverkeer telkens verbeterd dankzij daarvoor beschikbaar komende middelen. Het paard als nutsdier voor koeriers, scheepvaart, treinverkeer en luchtvaart voor briefpost, vergeet de postbode op zijn fiets niet, ja, toen allemaal mannelijk, telegraaf, telefoon. En sinds enkele decennia zijn zgn digitale technologieën een alsmaar belangrijker hulpmiddel voor informatieverkeer. De infrastructuur is dus aan vaak sterke veranderingen onderhevig, terwijl het doel òngewijzigd blijft. Dat is ideaal om op te mikken voor, zeg maar, hulpmiddelinnovatie. Daarvoor moeten ‘we’ ons niet blind staren op techniek in de enge zin van dat woord. Digitalisering van communicatie heeft geleid tot — de noodzaak van veronderstelling van — een ènkele ‘informatieruimte’ met dynamiek van onderling afhankelijke betekenissen van dien. (Natuurlijk was die ene informatieruimte er altijd al, maar het beperkte bereik van hulpmiddelen dwong als het ware tot aparte voorzieningen. Daardoor leek het alsof er géén betekenissenvariëteit was om rekening mee te houden. Maar nù moet de werkelijkheid van die variëteit door het wegvallen van de beperking van communicatiebereik dus praktisch worden aanvaard; anders blijft het prutsen.).
Het idee dat sectoren elkaar niet doordringen is überhaupt verkeerd. Op het allerhoogste abstractieniveau voor overheidsbeleid lijkt dat misschien zo, maar operationeel is verwevenheid aan de orde en dat geldt zelfs versterkt voor — de noodzaak voor — informatieverkeer. Er is een daarvoor passende modelleermethode nodig, en die is er door informatie te beschouwen als telkens — ook recursief mogelijk voor ònbeperkt modelbereik — unieke configuratie van signatuur èn context: Metapatroon.
Als hoofdprobleem zie ik gebrekkig structureel begrip van maatschappelijk verkeer in de ruimste zin van die aanduiding. Als nota bene begripsmatig probleem vergt dat m.i. zeer grondig een begripsmatige oplossing. Dat is dus een kwestie van, tja, filosofie. Techniek? Dat komt dan wel, als er überhaupt — nog — een technische opgave overblijft. Ja, dat is nog eens wat anders dan uitgaan van techniek. […] Mijn idee is dat, indien dat begripsmatige ordeningsprobleem stelselmatig — alweer wat beter — valt op te lossen, zich pas ermee dus erná laat ontdekken wat er dienovereenkomstig aan o.a. technische problemen vraagt om oplossing.
De paradigmawissel van geo- naar heliocentrisch wereldbeeld was
stellig zo moeilijk, omdat er ipv één, zeg maar, factor twee factoren
relevant zijn. Het is dus niet recht-toe-recht-aan een kwestie van
vervanging van middelpunt, dus de zon voor de aarde. Er hoort
ònlosmakelijk een factor bij, te weten dat de aarde ook zèlf draait (en
dat heet dan om z’n eigen as).
De vergelijking is inderdaad nogal gezocht, vooruit, maar
informatiekundig is er niet alleen een praktische schaalverruiming aan
de orde. Daar hoort eveneens ònlosmakelijk bij dat voor voorzieningen
voor informatieverkeer niet langer verondersteld kan zijn dat
informatie om programmatuur draait; het is noodzakelijk om gelet op
grenzeloze verkeersschaal van de veronderstelling uit te gaan,
òmgekeerd dus, dat programmatuur om informatie draait.
Wat de aanduiding stelsel betreft volg jij blijkbaar nog het sectoraal beperkte woordgebruik. Zo van, elke sector telt een stelsel. Ook dat is verwarrend. Want de opgave is juist om o.a. sectorale grenzen die organisatorisch gelden niet (!) te laten opgaan voor informatieverkeer. Sterker nog, dankzij informatieverkeer over organisatorische grenzen heen kunnen verschillende organisaties c.q. organisatieonderdelen hun bemoeienissen — pas — op elkaar afstemmen. Dat was altijd al zo, maar moet inderdaad — veel — beter. Er is daarom een term nodig voor die overkoepelende schaal, en wat mij betreft luidt die: stelsel. Ik zou geen ànder passend Nederlands woord weten (en in het Engels ontbreekt tot dusver zelfs een woord ervoor). Nogmaals, met de aanduiding stelsel komt het reële bereik van informatieverkeer overeen. Dat was ooit een aparte zgn toepassing, en is thans … feitelijk de gehele wereld.
Door stelselmatige mogelijkheid van digitaal informatieverkeer komt
voorheen toepassingsgericht strikt gescheiden informatie als het ware
plotseling in één, allesomvattende bak terecht. Dan volstaat
ènkelvoudige informatie niet langer voor eenduidige betekenis. De
theoretische vernieuwing voor digitalisering van informatieverkeer
bestaat er uit om àlle informatie tevens expliciet context te laten
omvatten. […] Volgens stelselmatig bemeten contextuele
verbijzondering kan het pas lukken om ook op stelselschaal voor
digitalisering praktisch bruikbare voorzieningen te treffen.
Hetzelfde informatiekundige verbijzonderingsbeginsel staat toe om
verbeteringen geleidelijk, dus optimaal beheersbaar te realiseren.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Informatieverkeer doorkruist juist zo’n organisatorische scheiding.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Van een stelsel zijn er geen complete versies. Het informatieverkeer moet immers dóór. Om het zo min mogelijk te onderbreken, moet een structuurwijziging daarom met precisie doorgevoerd kunnen worden. Maar ook moeten de achtereenvolgende structuren voor informatiegebruik beschikbaar blijven. […] Tenzij vernietiging-als-gebruik is toegestaan, moeten in stelselmatig bemeten registers niet alleen de achtereenvolgende ‘vormen’ van informatie volgens hun respectievelijke geldigheidsperioden — en registratiedatums — bijgehouden zijn, maar op die manier dus tevens de achtereenvolgende structuurbepalingen.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Voorts lijkt de [ene] organisatie er nog vanuit te gaan, dat het slechts gaat om háár informatiesystemen/toepassingen waarvan ànderen dan eventueel gebruiker zijn. Maar op stelselschaal is het duidelijk, herstel, zou eindelijk duidelijk moeten zijn, dat d[ie] organisatie op haar beurt gebruiker is van informatiesystemen/toepassingen van — een aantal van — die anderen. Kortom, (ook) medewerkers van d[ie] organisatie zijn in allerlei hoedanigheden deelnemers aan allerlei situaties van informatieverkeer. Dat verkrijgt noodzakelijk stelselmatige structuur middels relaties tussen actoren.
Van een ruimte meen ik dat hij niet virtueel kàn zijn. Wat sommige communicatiemiddelen wèl faciliteren, is zoiets als ruimtelijke ontkoppeling. Dankzij briefpost, bijvoorbeeld, kunnen de afzender en ontvanger zich immers in verschillende ruimten bevinden. Tamtam, rooksignalen … Dat ontkoppelingsbeginsel is dus niets nieuws, maar met gebruik van digitale communicatiemiddelen kan uitwisseling van informatie zowel ònvertraagd als stelselmatig selectief gebeuren, en die combinatie is er anders aan. En door zulke ontkoppeling vergt — uitdrukking van — onlosmakelijk benodigde context èxtra aandacht als voorwaarde voor zgn eenduidigheid (en dat is weer iets anders dan gelijke betekenis voor zowel zender als ontvanger; vanwege het verzoekkarakter van informatie heerst zelfs principieel asymmetrie mbt betekenis).
Wat voor informatieverkeer dus juist niet of nauwelijks telt, zijn fysieke beperkingen en mogelijkheden van locatie. Maar zoals gezegd ontkomt ook informatie niet aan materialiteit. Zoals de term in-form-atie suggereert, is een vòrm aan de orde. Een ènkelvoudige vorm, bijvoorbeeld een aparte term, is echter niet bemeten op “het combineren van een veelheid” van betekenissen op de reële schaal van maatschappelijk informatieverkeer. Een samenhangende ordening van (betekenis)verschillen vergt erkenning van context als onlosmakelijk onderdeel van informatie (lees ook: elk teken); dat lukt stelselmatig pas met Metapatroon als modelleermethode.
in: aantekening 74.9
[O]verheid is ‘ons’ middel voor afweging van belangen. Als er iets voorop staat, is het daarom een voorstelling van verhoudingen tùssen belanghebbenden. Ofwel, overheidsbemoeienissen zijn erop gericht verhoudingen te faciliteren. Voilà, verkeersoriëntatie.
Erkenning, zelfs bevordering van meervoud, pluriformiteit e.d., is daarom slechts de ene kant van de spreekwoordelijke medaille. Vanwege vervlechting (lees ook: verwevenheid, afhankelijkheden over en weer) toont de àndere kant de noodzaak van zorg voor samenhang. Nogmaals, daarvoor dient volgens mij bij uitstek (het) infrastructuur(begrip). Dat biedt zoiets als operationalisering van — de voor samenleving noodzakelijke fictie van — het algemeen belang.
Het is juist voor voorzieningen voor informatieverkeer dan weer eenvoudig om alvast vergaand rekening te — kunnen — houden met vooralsnog onbekende ontwikkelingen. Dat lukt door uit te gaan van waarvoor informatie dient. Dat is afstemming van situationeel gedrag. Daaruit volgt dat informatie contextueel verbijzonderd moet zijn voor eenduidige betekenis ervan. Het is vooral — de mogelijkheid van — variëteit van contexten waarmee de opzet van infrastructuur van informatieverkeer kan blijven stroken met relevante betekenissen. Andere context, andere betekenis.
Zo stel ik informatie voor als middel voor gedragsafstemming.
Algemener kan ik me een betekenis ervan niet voorstellen.
Met haar (lees ook: zijn) afgestemd gedrag is iemand verkeersdeelnemer.
Verkeer bedoel ik eveneens in een algemene betekenis. Het betreft
omgang.
Een verkeersgeval omvat dan zoiets als een verzameling samenhangende
gebeurtenissen tijdens welke dezèlfde deelnemers ‘met elkaar te
maken hebben.’
Ook deelnemer vat ik ruim op. Niet alleen wie bepaalt wat er tijdens
een verkeersgeval gebeurt, telt als deelnemer. Tevens wie er minder of
zelfs in het geheel niet actief bij betrokken is, maar wèl eraan
onderhevig, beschouw ik als zodanig. Tot deelnemers behoren m.i. daarom
óók wie zoal betrokkene, belanghebbende e.d. genoemd worden.
in: Maatschappelijk informatieverkeer en gegevensbescherming
De crux is dat ook een teken (lees ook: informatie) op zijn beurt een middel is, te weten van deelnemers aan verkeer binnen het relevante bereik — en dat is dus maatschappelijk verkeer — voor hun gedragsafstemming. Aan de betekenissenvariëteit ligt dus de gedragingenvariëteit van deelnemers aan het maatschappelijk verkeer ten grondslag.
Volgens subjectief situationisme kàn een doel zelfs niet altijd en
overal voor iederéén hetzelfde zijn. Daarom moet het doel als het ware
een orde verspringen, nou ja, dat helpt uitstel van tegenstrijdigheid,
heel praktisch. (Want) wat wèl voor iederéén hetzelfde doel kàn zijn,
en dat heet nu dan gauw een metadoel, is inrichting van een samenleving
voor ontplooiing van zulke wederzijds optimaal uitwerkende
gedragsverschillen. Zeg ook maar dat met inspanningen voor
infrastructuur voor maatschappelijk verkeer als het ware vanzelf de
voorwaarden bestaan voor optimale, vooruit, individuele levensloop.
[…] Kortom, het ene doel dient samenhangende verschillen. En
omdat het ene tot het andere verschil leidt, enzovoort, is niet zozeer
dat doel veranderlijk in algemene zin, maar natuurlijk wèl wat
‘we’ concreet ervoor al dan blijven inrichten. Daarop
moeten àlle deelnemers aan het maatschappelijk verkeer invloed op
— kunnen — hebben. Voilà, een vorm van democratie (die nota
bene ònderdeel van — optimalisering tot — de infrastructuur
voor maatschappelijk verkeer is).
Wat mij betreft is dat juist niet elitair, want moet emancipatorisch
(in)gericht zijn. Maar vanwege de verspringing naar de gemeenschapsorde
ervoor kan ik me voorstellen dat het maar moeilijk te begrijpen is. Dat
vind ik echter geen reden om dan maar te propageren wat weliswaar tot
begrip doordringt, maar sociaal pertinent niet werkt.
[O]p reële verkeersschaal is de gebruiksvariëteit uiteraard véél groter en feitelijke veronachtzaming ervan kàn ook alleen maar tot mislukking leiden; van het ontwerp van verkeersverloop kan pas het ontwerp àfgeleid worden van het construct ter facilitering ervan; het eerstgenoemde vergt een àndere ontwerpdiscipline dan het laatstgenoemde.
[K]arakteristiek voor informatie is nu net dat hij zich niet beperkt tot één verantwoordelijkheidsbereik, maar zich ‘beweegt’ tùssen zulke bereiken. Verkeer, nietwaar?! En om informatieverkeer stelselmatig alweer soepeler te faciliteren zijn thans digitale technologieën beschikbaar.
[Dat] zou m.i. aanleiding kunnen zijn om een informatiekundig kwalitatief àndere grondslag met bijbehorende methode op z’n minst eens nader te onderzoeken. Die grondslag annex methode is nota bene stelselmatig bemeten. Waarom is juist dàt van belang? Kenmerkend voor ict is allang dat zich alles met alles laat verbinden voor informatieverkeer ertussen. Is het dan niet logisch, stelselmátig logisch, bedoel ik, om zulk verkeer betekenisvol eenduidig te faciliteren? Begrijpt dan ècht nog niemand dat daarvoor een uitbreiding nodig is van wat voor informatie doorgaat? Wat is er zo moeilijk aan om in te zien dat zich daarvoor, heel praktisch, nodige en voldoende explicitering van context aandient?
Vooruit, voor zo’n ènkel(voudig) verwerkingsbereik volstaat
een oriëntatie volgens absolute geldigheid. Nee, dat is niet
paradoxaal. Waar het niet klopt, valt immers buiten het feitelijk zeer
nauw (aan)genomen bereik in kwestie. En zolang er géén verbinding
tussen dergelijke bereikjes mogelijk was, kon iedereen ook rustig voor
haar/zijn systeempje de schijn van absolute geldigheid eisen. Maar
feitelijk zijn ertussen stellig allerlei verschillen.
Onder de noemer van verkeer worden de strikt aparte bereikjes geacht te
kunnen worden opgeheven. Maar dan blijkt dat de her en der absoluut
geldig veronderstelde betekenissen daadwerkelijk verschillen vertonen.
In termen van verkeer, ze botsen. Het is dan precies verkeerd om
verschillen te willen opheffen. Ze zijn er niet voor niets. Wat met
voorrang moet veranderen is de veronderstelling. Op verkeersschaal kan
digitalisering pas slagen door betekenis niet absoluut maar relatief te
beschouwen.
Metapatroon helpt betekenisverschillen op willekeurige schaal eenduidig
bepalen èn samenhangen. (Pas) op die manier is digitale techniek
bruikbaar voor opgaven met alweer grootschalig(er) bereik. Schakel
daarvoor dan wel een bekwame ontwerper in; anders blijft het uiteraard
prutsen.
Wat dus telt, is de reële variëteit van betekenissen. Kijk daarvoor
naar de — potentiële — gebruikers van de gedigitaliseerde
voorzieningen die je helpt treffen. Is variëteit van betekenissen
kenmerkend voor hun gebruik als deelnemers aan informatieverkeer?
in: aantekening 76.7
Ook voor infrastructuur, of voor welke voorzieningen dan ook, voor informatieverkeer moet de variëteit van verkeersbehoeften van deelnemers voorop staan, met o.a. technische uitvoering daarvan afgeleid.
in: aantekening 76.9
Daarom vind ik dat informatiekundig tegenwoordig — wat ik noem — verkeersoriëntatie gevolgd moet zijn. Zeg ook maar dat de opgave infrastructureel is. […] Bijgevolg heeft semiotiek belang als grondslag voor het ontwerp(en) van — infrastructurele — verkeersvoorzieningen. […] Zo geldt volgens Metapatroon als stelselmatig eenduidig geordende in-form-atie dat een signatuur onlosmakelijk gepaard is met nodige en voldoende context.
in: aantekening 76.9
Digitale technologieën bieden allang mogelijkheden voor grenzeloos informatieverkeer. Daardoor valt aan het stelselmatig karakter van ontwerpopgaven niet te ontkomen.
Wat samenhangend als relevante betekenissen uitdrukking verdient, betreft gedragingen van deelnemers aan — hun — maatschappelijk verkeer.
Wat talloze mensen thans vaak klakkeloos benutten als digitale voorzieningen voor informatieverkeer kent volgens mij een ernstig democratisch tekort. Daarvoor moeten ‘we’ infrastructuur beschikbaar stellen. […] Ik herhaal dat daarvoor verkeersoriëntatie helpt.
in: note 77.72
De aanname van slechts één situationele hoedanigheid voor — de
gedragingenregeling voor — een maatschappelijk-verkeerssituatie
is een ontkenning van het verkeerskarakter, en daarom onzin.
De typering als verkeer kan voorts verduidelijken dat gedragingenregels
er doorgaans juist toe dienen deelnemers vooral hun eigen doelen te
laten nastreven. Voor de openbare weg luidt een regel: rechts houden.
Waarvandaan een burger vertrekt, waarheen z/hij zich verplaatst, dat
heeft de wetgever voor haar/hem in beginsel niet bepaald, integendeel.
Het ’doel‘ blijft aldus beperkt tot ordelijk verlopende
verhoudingen tussen deelnemers. Welke verkeersregels daarvan geschikt
zijn, varieert van situatie tot situatie.
Informatievoorziening is een verkeersvraagstuk.
De vergissing is echter onverminderd wat van oudsher aparte
toepassingen kenmerkt, dwz om zulke betrekkingen volledig als ònderdeel
van de sector in kwestie te blijven beschouwen. Welke sector aan de
orde is, geldt daardoor impliciet. Daarom is die opzet nog steeds
òngeschikt voor — facilitering van verkeer met —
stelselmatig bereik.
De crux van stelselmatige voorzieningen is dat verkokering van
maatschappelijk-verkeersverloop volgens domeinen, sectoren e.d. moet
zijn opgeheven. Het is niet anders. Als ze er ooit al waren, er zijn
bijvoorbeeld toch ook allang geen aparte verkeersborden meer per
dorp?!
Nota bene, maat- resp. naamgevend voor wat telt als een sector is
traditioneel de ‘hoogste’ overheidsinstelling waar de
uitvoering mbt een onderwerp van zorg aan opgedragen is. Sector
weerspiegelt aldus vooral een indeling van een gedeelte van de
overheidsorganisatie (en voedt de illusie dat er voor een sector mbt
persoonsidentiteit apàrt iets moet gebeuren). De belanghebbenden bij
zorg ‘staan’ echter juist buiten die organisatie(s). Ofwel,
het maatschappelijk (informatie)verkeer voor overheidszorg staat als
het ware haaks (!) op de overheidsorganisatie. Bijgevolg pakt sector
averechts uit als schakelelement tùssen persoon en haar/zijn
situationele hoedanigheden. Gewoon weglaten, klaar.
in: aantekening 79.9
Deelnemers moeten, zeg ook maar, vrijheid van betekenisvorming hebben. Aldus is betekenissenvariëteit kenmerkend voor de reële schaal van informatieverkeer. […] Met de nadruk op open moet een informatie(verkeers)stelsel veranderende betekenissenvariëteit faciliteren. Metapatroon is een modelleermethode voor praktisch beheersbare ordening. De kwalificering als open geldt echter nota bene niet absoluut. Zo zijn vrijheidsbeperkingen o.a. door — regelingen voor — eigendomsverhoudingen geïnstitutionaliseerd. Voor regeling van informatieverkeer vergt dat dienovereenkomstige maatregelen onder noemer van autorisatie. De uitwerking daarvan moet integraal onderdeel zijn van de stelselmatig op variëteit berekende opzet.
Wie denkt dat er maar één — soort van — orde is, dat de overheid tot taak heeft die ene orde te handhaven en dat kwalitatieve veranderingen daarom moeten worden bestreden, vooràl veranderingen die — facilitering van — pluriformiteit bevorderen, begrijpt de reële dynamiek van maatschappelijk verkeer kennelijk niet.
De noodzaak komt voort uit schaalvergroting van gebruik van digitale technologieën. Sinds zulke technologieën vooral voor communicatie wordt gebruikt, zeg ook maar ter facilitering van informatieverkeer, kunnen willekeurige verkeersdeelnemers gebruiker zijn voor afstemming van willekeurige gedragingen. Wat betekenissen betreft is daarmee zelfs veranderlijke variëteit aan de orde. Dat vergt een uitdrukkingsmiddel voor eenduidige ordening van bedoelde betekenissenvariëteit. Dat lukt uiteraard niet volgens een vàste verhouding van een informatie(drager) met een betekenis. Als modelleermethode kent Metapatroon het beginsel van recursieve contextuele verbijzondering. Daarmee kan betekenissenvariëteit op willekeurige schaal — van informatieverkeer — geordend zijn èn blijven.
Verkeer in de algemene betekenis van omgang heeft deelnemers.
Organisaties stellen digitale voorzieningen beschikbaar. Als
gebruikers waren aanvankelijk slechts eigen medewerkers gedacht.
Dat is ingrijpend veranderd sinds digitalisering van
informatieverwerking ook en vooral digitalisering van informatieverkeer
kan omvatten, zelfs met willekeurig bereik (lees: Internet). Daardoor
bestaan immers mogelijkheden om betrokkenen van buiten een organisatie
‘direct’ gebruikers te laten zijn. Sterker nog, daarop
berust het verdienmodel van zgn sociale mediabedrijven. Zo stelt iemand
als klant zèlf een (bestel)order op, verkrijgt als belanghebbende
antwoord op een vraag, enzovoort, enzovoort. Overigens is zgn externe
administratieve integratie niets nieuws, maar ligt door communicatieve
digitalisering inmiddels pràktisch voor de hand. […]
Eigen medewerkers blijven uiteraard gebruikers, maar kunnen ivm
afstemming volgens […] (proces)verhoudingen beter eveneens (!)
nadrukkelijker worden opgevat als deelnemers aan informatieverkeer.
Daarvoor moeten dus allereerst samenhangende verschillen eenduidig
kunnen worden uitgedrukt, wat een stelselmatig (lees ook: op
facilitering van informatieverkeer) georiënteerde informatiekundig
ontwerper lukt met Metapatroon als modelleermethode; met KnitbITs is
overigens ook een passend programmatuur-/programmeerplatform
beschikbaar.
Wat telt, is stelselmatigheid. […] Nota bene, dat mag géén
samenvatting volgens standaardisatie resp. uniformering zijn, wèl
ordening voor — dynamiek van — samenhangende verschillen.
Daaraan ontbreekt het — niet alleen — in Nederland nog
steeds als het gaat om infrastructuur voor digitalisering van
informatieverkeer. Alle retoriek ten spijt mikken overheidsorganisaties
met hun vergaand aparte digitaliseringsprojecten onverminderd op
verbetering van eigen doelmatigheid. Dat werkt dus niet, integendeel,
omdat ze doeltreffendheid vergeten. Daarvoor is nodig dat
overheidsinstellingen, ipv feitelijk te volharden in apartheid, met
voorrang respectievelijke bijdragen aan bedoelde infrastructuur
leveren, waarvan zij dan uiteraard ook zèlf gebruik maken voor o.a.
wèrkelijke doelmatigheid. […] Daarop moet de infrastructuur voor
maatschappelijk verkeer berekend zijn, en wie niet beseft dat het
verkeersaandeel — sterk — groeit dat langs digitale
‘weg’ verloopt met bijbehorende zorgtaken voor de overheid
zit al een tijd lang niet op te letten. […] Zolang politici en
bestuurders bang voor diversiteit zijn, wordt het dus niets. […]
Let wel, “standaardisatie” betreft de infrastructuur en
‘dient’ aldus juist beheerste variëteit van gebruik ervan.
Onder de noemer van verkeer in de zin van omgang moet verschillend
gebruik van (verkeers)infrastructuur principieel samenhangend —
kunnen — zijn. […] Dat mag, herstel, moet óók van
informatiekunde worden verwacht. Daarvoor moet informatiekunde echter
veranderen, zich richten naar een verkeersparadigma. Als praktische
voorwaarde zullen politici en bestuurders (en hogere ambtenaren) ècht
bewust moeten raken van verantwoordelijkheid óók voor voorzieningen
voor maatschappelijk informatieverkeer die wèrkelijk infrastructureel
zijn.
in: aantekening 83.8
En waarom is Metapatroon dan bij uitstek geschikt voor ontwerp(en) van informatiekundig stelselmatige opzet van verkeersvoorzieningen? […] Hebben ‘we’ nu ècht een bouwkundige nodig om ‘ons’ dat als eveneens onmisbare voorwaarde voor levensvatbare informatiekunde te verklaren?
[E]en gebouwkundige opgave [telt] àltijd stedebouwkundige aspecten […]. Dat inzicht lijkt nog steeds niet voor opgaven onder de noemer van — digitalisering van — informatieverkeer doorgedrongen. De insteek betreft onverminderd apàrte informatiesystemen waartùssen vervolgens pas verbindingen worden overwogen. Met voorrang voor (informatie)verkeersoriëntatie worden belemmeringen door apartheid principieel vermeden. [… S]telselmatige opzet van voorzieningen voor informatieverkeer[, … m]et Metapatroon als methode voor ordening van betekenissenvariëteit[,] blijkt […] voor in-form-atie zelfs véél eenvoudiger voor zelfs open bereik van informatieverkeer mogelijk. […] Daarop is Metapatroon berekend door typering van zowel verschillen als samenhang ertussen principieel veranderlijk te veronderstellen. Dat valt met informatie natuurlijk pràktisch veel eenvoudiger te realiseren dan met zgn gebouwde omgeving voor zover daarvan de materialiteit letterlijk zwaar weegt.
[B]etrekking telt als de bruikbare maatvoering voor gedragingen en [moet] daarom, vooruit, onder de noemer van architectuur, […] dienen als grondslag voor voorzieningen. […] Eenvoudig, dat helpt deelnemers hun verkeersaandeel telkens volgens verhoudingen evenwichtig(er) te kiezen en zich daadwerkelijk ernaar te gedragen.
Tja, informatie dient juist àfstemming van gedragingen. Voor àlle deelnemers vergt een voor èlk als optimaal ervaren resultaat in wèlke situatie van maatschappelijk verkeer dan ook — facilitering van — evenwichtige verhoudingen, ofwel erkend eerlijk verdeeld. Wat informatie voor en door zulk verkeer betekent, moet dienovereenkomstig kunnen verschillen èn samenhangen. […] Daarvoor is erkenning van (betekenissen)variëteit noodzakelijk.
[D]ie vergissing [is] onverminderd gangbaar, en belemmert alweer
decennia volwassen voorzieningen, zeg ook maar infrastructuur, voor
informatieverkeer met bereik van maatschappelijke verhoudingen.
Hoe zit het volgens mij dan wel? Subjecten wisselen tekens uit ter
afstemming van hun resp. gedragingen. Nogmaals, èlk teken is een
verzoek tot inschikkelijkheid. Daardoor verschilt de betekenis als
bedoeling van de verzoeker nu eenmaal zelfs principieel van de
betekenis van de geadresseerde als beoogd middel. Hun onderlinge
afstemming kan op allerlei manieren, neutraal gezegd, afwijken van wat
de verzoeker zich er in eerste aanleg bij voorstelde, vooral ook omdat
het geadresseerde subject — dat met het teken tot bepaald gedrag
wordt opgeroepen — zo zijn eigen bedoelingen heeft die allereerst
al ‘uitmaken’ òf hij een teken opmerkt en, zo ja, wàt dan
wel en zo door naar hoe hij dat interpreteert tot, wederom enneadisch
uitgedrukt, focus met motivationeel begrip.
Wanneer iemand met een teken een min of meer expliciete beschrijving
van, eh, werkelijkheid probeert te bieden, doet hij dat ter precisering
van het gedrag waartoe hij de geadresseerde wil bewegen. Ofwel, het
schetsen van zoiets als dè werkelijkheid is nooit doel op zichzèlf. Het
gedragsmatige afstemmingskader verklaart waarom er zoveel
werkelijkheidsschetsen in omloop zijn; ze dienen de dynamische
variëteit van — òntelbare momenten van —
gedragsafstemming.
Wat digitalisering betreft stellen stelselmatige verhoudingen ‘ons’ voor een gewijzigde opgave.
Ziedaar, de zgn pluriforme samenleving met informatieverkeer door en voor betekenissenvariëteit. De passende verkeersvoorzieningen vergen de stelsellogica van Metapatroon.
Hoe dan ook leven ‘we’ volgens “verhoudingen.” Die zijn niet zozeer waar òf vals, maar zijn veeleer (on)evenwichtig in de mate waarin deelnemers eraan hun respectievelijke belangen over een weer gediend ervaren. Wie een verhouding eenzijdig wil bepalen, doet dat stellig niet ònnadenkend, integendeel. Voor evenwichtige(r) verhouding moet z/hij ànders denken, enzovoort.
Wat pas wèrkt, stelselmatig pas kàn werken, zijn voorzieningen voor … willekeurige verkeersdeelnemers in willekeurige situationele hoedanigheden (met dergelijke hoedanighedenverbijzondering als aanknopingspunt voor gebruiksregeling: autorisatie).
[D]at […] prijzenswaardige streven [gaat] eveneens wat mank […] aan de politieke verwarring als gevolg van New Public Management […]. Okee, als een wet al doelgroepen heeft, dan zijn dat niet doelgroepen vàn de aangewezen uitvoeringsorganisatie, maar behoort die organisatie tòt de doelgroepen, dwz is er één van. Alleen op die manier kan ook — en nota bene vooral — de uitvoeringsorganisatie in passende situationele hoedanigheid expliciet als deelnemer aan een verhouding in maatschappelijk verkeer zijn aangemerkt, worden aangesproken, enzovoort. Als knuppeltje gooi ik er in het hoenderhok maar achteraan, dat daarmee bestuursrecht ook ‘gewoon’ civiel recht is, wel zo duidelijk.
Dat kàn evenwichtiger verhoudingen opleveren, maar wie bepaalt wat universeel als sociaal enzovoort geldt? Onder verschillende noemers zijn pogingen ontspoord. Dat ligt aan de valse veronderstelling van absolutisme resp. universalisme. Subjectief situationisme is kwalitatief ànders door erkenning van variëteit van verhoudingen èn van hoedanigheden per verhouding. Het huidige gemodder volgens zgn sociale democratie is daarom wellicht zo gek nog niet, zolang de noemer van democratie zoiets als openheid voor variëteit borgt[.]
Je wil toch zeker wel begrijpen waarom [men alom] voor informatiekundig stelselmatige opgaven nog steeds op een dwaalspoor zit resp. waarom Metapatroon in elk geval in theorie stelselmatig wèl geschikt is?! Ik verzoek je dringend je te verdiepen :-) in beginselen, opdat je kunt beoordelen welke al dan niet geschikt zijn voor stelselmatige opgaven van informatieverkeer.
in: aantekening 86.4
Kenmerkend voor stelselmatige voorzieningen is dat ze verkeer, zeg
ook maar verhoudingen, evenwichtig (!) dienen. Digitalisering betreft
dan informatieverkeer waarmee verkeersdeelnemers hun resp. gedragingen
coördineren.
En omdat ook elke organisatie zoiets als een omgeving heeft waarvan zij
afhankelijk is, moet een organisatie voorzieningen die zij treft dus
allereerst mikken op facilitering van ‘haar’ externe
verhoudingen. Strikt genomen bestaan interne verhoudingen zelfs niet;
wat zo lijkt, is feitelijk van externe verhoudingen àfgeleid.
Er hoort erkenning bij dat een organisatie haar omgeving weliswaar
beïnvloedt, maar dat ook en vooral de invloed telt van de omgeving op
de organisatie. (Stel dat de omgeving volledig onder invloed van de
organisatie zou staan, dan zou er géén … omgeving zijn, maar
alles gelden als ‘eigen’ organisatie, ofwel
‘intern’). Vanwege onzekerheid over omgevingsinvloed moet
een organisatie stelselmatige voorzieningen zgn open houden, maw voor
zover valt te … voorzien bemeten op wijzigende
verhoudingen.
Waarom zijn wèrkelijk stelselmatige voorzieningen, in elk geval onder
de noemer van digitalisering, nog zo zeldzaam?
Wat stelselmatige oriëntatie heet, betreft maatschappelijk verkeer.
Verkeer telt deelnemers volgens verhoudingen. Verhoudingen gelden
situationeel, met zonodig dienovereenkomstig geregeld deelnemers in
situationele hoedanigheden ter afstemming van hun resp. aandelen aan
verkeersverloop.
’Schriftelijk’ informatieverkeer ontbeert
‘persoonlijk contact’ met impliciet beschikbare
aanwijzingen van dien over relevante situatie plus resp. situationele
hoedanigheden van deelnemers. Als voorwaarde voor eenduidige
interpretatie ‘ondanks’ zulke afstandelijke uitwisseling
moet informatie over de passende situatie enz. als context zijn
toegevoegd. Dat geldt dus óók voor digitalisering, indien daarmee
‘schriftelijk’ informatieverkeer wordt gefaciliteerd. Nee,
in dàt opzicht is digitalisering niets nieuws.
Deelnemers en hun resp. belangen laten zich onder die noemer [van situatie] alweer veel concreter interpreteren. Een duiding àls situatie laat zich wijzigen.
in: aantekening 87.8
Ik zie dat nog ruimer. Wat m.i. telt, is dat A een motief heeft om B tot bepaald gedrag te bewegen. Voor A is B trouwens meestal A zèlf. Om op kwalificering van abnormaal terug te komen, dat betreft de mislukte (!) weigering om tekens met verzoeken tot inschikkelijkheid van dien te (h)erkennen; er vòlgt zelfs aan het verzoek tegenovergesteld gedrag van afwijzing dat kan uitlopen op uitsluiting, vernietiging …
Onder de noemer van informatiekunde is zulke verdringing zelfs — veel — méér dan vervelend. Zonder consequente toepassing van een situationistisch gedrags- annex betekenisbeginsel schieten ook digitale voorzieningen voor informatieverkeer onvermijdelijk tekort voor — bevordering van — maatschappelijk evenwichtige(r) verhoudingen tussen — potentiële — deelnemers.
Een … model voor subjectief situationisme heb ik met de semiotische enneade opgesteld[. …] Of dat model ‘waar’ is? Tja, mijn voorstel is eveneens een teken, maw een verzoek tot inschikkelijkheid. Ervan afgeleid geldt een stelselmatige modelleermethode, Metapatroon. Door dat, deskundig, dat wel, als ontwerpmiddel te benutten voor digitale voorzieningen met allang noodzakelijkerwijs stelselmatig bereik, dus voor infrastructuur voor informatieverkeer, moeten (verkeers)deelnemers geholpen zijn hun (verhoudings)gedragingen evenwichtiger op elkaar af te stemmen. Dat vind ik nogal praktisch.
Klopt, wederzijds vertrouwen is óók nodig voor zelfs allereerst het
overwegen van óók een transactie die uitwisseling betreft van wat resp.
betrokken partijen associëren met wat voor èlk van hen aanzienlijke
(geld)waarde vertegenwoordigt. Maar behoefte aan vertrouwen geldt
natuurlijk véél ruimer. [… H]et bereik van het Internet biedt de
mogelijkheid van zakelijke transacties tussen willekeurige partijen.
Internet is en blijft echter — vooral? — geschikt voor
allerlei andere contacten, enzovoort. Rara, hoe kunnen deelnemers
— ertoe worden gebracht om — elkaar dáárvoor, nota bene
afhankelijk van hun verhouding in kwestie, voldoende te vertrouwen? Dat
is algemeen uiteraard altijd al de, eh, toegevoegde waarde van een
tussenpersoon geweest, maw iemand die namens de ene als het ware borg
staat voor de andere (transactie)partij. Weet jij soms een goede
tandarts? […]
Indien èxpliciet zoiets — zo iemand? — als een
vertrouwensmakelaar praktisch dus onmisbaarder dan ooit is, moet de
vraag daarentegen luiden wèlke instelling(en) daarvoor optimaal
geloofwaardig in aanmerking komen. Ik weet dat wel. In resp. voor een
rechtsstaat blijft naar mijn idee daarvoor onder de noemer van het
algemeen belang resp. infrastructuur de overheid … over.
(Allereerst) verdient een m.i. principiëler onderwerp voor stelselmatige ordening aandacht. Ik pleit voor erkenning van situatie als noemer voor verkeer in de zin van omgang met elkaar van deelnemers. Het bereik waarop deelnemers hun resp. gedragingen op elkaar afstemmen is dus telkens situationeel, dwz met wisselingen (lees ook: aanpassingen) van — wat elk individu momenteel ervaart als — situatie tot situatie. Als nadere noemer voor het passende gedragsaandeel pèr deelnemer geldt, doorgaans overigens vergaand ònbewust, steeds een — situationele — hoedanigheid. Daaruit volgt dat informatie … betekent, wat deelnemers in resp. situationele hoedanigheden van een teken opvatten als relevant voor hùn verkeer in kwestie. Het ene (!) teken heeft dus zelfs per situatie verschillende (!) betekenissen, te weten voor èlke verkeersdeelnemer passend voor zijn gedragsaandeel. Zo is een bepaald getal voor een debiteur een geldbedrag dat hij geacht wordt te betalen, terwijl de ‘bijbehorende’ crediteur dat bedrag wil ontvangen.
Inherent aan situatie is echter verhouding met bijbehorende verdeling onder deelnemers eraan van, vooruit, respectievelijke (lees ook: perspectievelijke :-) vrijheden.
Verschillen zijn […] niet allemaal harmonieus, maar ze zijn evenmin allemaal conflictueus. Het hangt àltijd er maar weer vanaf hoe resp. subjecten èlk hun verhouding opvatten. Ze kùnnen met elkaar samenwerken, maar elkaar ook tegenwerken, enzovoort. De ene deelnemer kan eenzijdig voordeel proberen te behalen, waar een andere deelnemer zich tegen probeert te verzetten, enzovoort.
Wat allemaal computer heet, bestaat in soorten en maten. Besef van
die variëteit ontbreekt helaas vaak. Dat kan ertoe leiden dat, àls
iemand ze overigens al heeft, ideeën over de ene geldig worden geacht
voor een andere computersoort resp. -maat. Dat pakt weleens, eh,
averechts uit.
Het grofst vind ik onderscheid relevant tussen één- en
méérpersoonsvoorziening. Als een éénpersoonsvoorziening communiceert de
— ene — gebruiker van een computer er slechts met zichzèlf
mee, en doorgaans telkens voor een specifieke opgave. Wat informatie
betekent, gaat dan exclusief de gebruiker in kwestie zèlf aan. Dat
… betekent dat er meestal geen noodzaak is tot problematisering
van betekenissenvariëteit. De gebruiker meent voor de ene ná de andere
opgave waarvoor zij (lees ook: hij) haar (lees ook: zijn) hulpmiddel
benut, precies te weten wèlke betekenis bepaalde informatie voor haar
(lees ook: hem) heeft. Het speelt geen rol dat informatie voor haar
voor een andere opgave een andere betekenis heeft, laat staan wat die
informatie voor — de opgaven van - anderen betekent. Terwijl
semantiek resp. pragmatiek natuurlijk onverminderd van belang zijn,
hoèft zij er niet stil bij te staan, nogmaals, althans meestal niet.
Kortom, het hulpmiddel lijkt louter tèchnisch te functioneren.
Meteen vanaf twee gebruikers van eenzèlfde voorziening voor een
gezamenlijke opgave zou semantiek/pragmatiek echter niet mogen worden
veronachtzaamd. Dat gebeurt echter voortdurend. Mis! Nota bene, als
deelnemers communiceren verschillende gebruikers met elkáár. Synchroon,
asynchroon, dat maakt principieel niet uit. Daarvoor moet rekening
worden gehouden met verschillende betekenissen die zij aan informatie
kunnen, en zelfs moeten, toekennen. Zij stemmen met die informatie
immers hun resp. gedragingen af. Vanwege hun verschillende bijdragen
aan gezamenlijk resultaat ‘doen’ zij dat volgens
betekenissen die onderling zowel verschillen als samenhangen. Om te
bepalen hoe het hulpmiddel tèchnisch moet functioneren, vergt in het
geval van een méérpersoonsvoorziening daarom met voorrang een
pragmatische insteek inclusief semiotiek, sociale psychologie,
enzovoort. Informatiekunde is dan de (ontwerp)discipline die vooral
daarmee rekening houdt. Er ligt gauw functiescheiding voor de hand
tussen informatiekundig ontwerper en o.a. (computer)programmeur,
overigens alweer zo’n dertig jaar geleden door Jaap van Rees
publiekelijk geagendeerd met de benamingen informatiearchitect en
systeemaannemer.
Een méérpersoonsvoorziening is aldus een door-en-door sociaal medium.
Wat echter zo is gaan heten, komt veeleer neer op commerciële
exploitatie van betekenissenvariëteit ipv facilitering van evenwichtige
verhoudingen.
Wie van een méérpersoonsvoorziening meent dat er kwalitatief géén
verschil met een éénpersoonsvoorziening is, en bijgevolg géén aandacht
schenkt aan betekenissenvariëteit, vergist zich ernstig.
Het bovenstaande wijst er overigens nog vergaand vanzelfsprekend op dat
ook ideeën over wat communicatie heet in soorten en maten bestaan. Door
informatie resp. communicatie ervan als middel vàn deelnemers voor
afstemming van hun gedragsbijdragen aan interactie te beschouwen is
pragmatiek van samenhangende betekenisverschillen aan de orde. Een
andere opvatting gaat van de veronderstelling van een bepaalde …
opvatting àls absolute waarheid uit, met informatie als middel om wat
de één reeds als zgn waarheid kent ook een ànder te laten kennen.
Wie informatie als waarheidsmedium wil begrijpen, maar feitelijk dus
gebruikt als middel om er allemaal dezèlfde opvatting op na te gaan
houden, te weten telkens die van haarzèlf, ontgaat het kwalitatieve
verschil tussen één- en méérpersoonsvoorziening. Zij beschouwt een
méérpersoonsvoorziening domweg als een hoogstens wat grotere
éénpersoonsvoorziening.
Kenmerkend voor omstandigheden waarin/-voor digitalisering wordt
ondernomen, is allang meestal afstemming van gedragsaandelen door
verschillende deelnemers. Daar hoort erkenning van
betekenissenvariëteit bij. Dat besef lijkt — in
‘onze’ cultuur? — echter moeilijk, zo niet
onmogelijk, op te brengen door mensen die de positie bereikt hebben van
opdrachtgever. Zij geven — zelfs alsmaar sterker? — de
voorkeur aan digitalisering op z’n éénpersoonsvoorzienings in de
valse illusie dat uniformiteit beheersbaarheid e.d. bevordert, zelfs
borgt. De bijbehorende opdrachtnemers zijn zgn ict-ers die overwegend
geen boodschap aan pragmatiek willen hebben, àls ze er al ièts van
weten. Door de verlammende combinatie van alom simplistische, elkaar
nog eens versterkende, opvattingen over computer en communicatie zijn
bruikbare méérpersoonsvoorzieningen onhaalbaar.
En er heerst zeker geen anarchie; het criterium voor orde resp. dynamiek bepalen deelnemers door tèlkens weer hun schattingen van de kans op inschikkelijkheid met de verzoeken die ze elkaar doen.
Mijn idee is dus dat er met een teken meerdere subjecten tellen. Een subject ‘in’ een teken, nee. Er is een subject dat een teken voortbrengt èn dat voor afstemming van resp. gedragingen richt aan (een) ander(e) subject(en) .
Grootschalige digitalisering mislukt, en blijft dat voorspelbaar
doen, door ontkenning van reële betekenisverschillen. Klakkeloze
betekenisstandaardisatie op basis van ènkelvoudige aanduidingen is
aldus onderdeel van het probleem, dat erdoor nòg weer groter wordt.
[…]
Hoe moet het wèl? De stelselmatig-eenduidige betekenissenordening moet
voorop staan. Dus, wat geldt als stelsel? Mijn praktische advies luidt
om het meteen maar zo ruim denkbaar mogelijk te veronderstellen.
[…] Stem de contextualisering af op de betekenissenvariëteit van
het mbt informatieverkeer realistisch (!) gekozen stelsel inclusief de
verwachte ontwikkeling ervan [met n]odige en voldoende
contextualisering [als] voorwaarde[. … Want] hoe ruimer een
stelsel voor informatieverkeer (kortweg: informatiestelsel) wordt
opgevat, des te onzinniger is het idee dat ’het‘ allemaal
met een ènkel informatiesysteem valt te faciliteren. Zo zijn er
verkeersdeelnemers alom, die èlk hun ’eigen‘ voorzieningen
— willen, moeten e.d. — treffen.
Er is dus wèl een overkoepelend betekenissenmodel. [… Stel] dat
[op] in samenspraak met — vertegenwoordigers van —
deelnemers. Dat stelselmatige betekenissenmodel helpt dan praktische
afstemming tussen de verschillende (!) informatiesystemen van naar de
aard van verkeer nu eenmaal verschillende deelnemers eraan. Die
verspreiding van informatie moet dan ook en vooral verdisconteerd zijn
in de opzet van autorisatie (wat ook weer gebeurt met, inderdaad,
deels, dezèlfde informatie).
Wie zulke afstemming coördineert, de regie heeft?
Wie zijn de feitelijke deelnemers aan bedoeld verkeer? Zo’n instelling volgens wat voor deelnemers telt als verhoudingen is — ook — voor een informatiekundig ontwerper onontbeerlijk.
[B]egrippen wijzigen[. …] Volgens het afstemmingsbeginsel is daarover zelfs geen … twijfel mogelijk. Deelnemers hebben telkens respectievelijke gedragsaandelen waarvoor zij èlk een passende betekenis, dienovereenkomstig subjectief-situationeel gedifferentieerd, dus, kennen. [… Zo] hebben deelnemers voor (wan)ordelijk verkeersverloop verschillende (!) perspectieven en (mis)kennen over en weer elkaars bijbehorend verschillende (!) betekenissen, enzovoort. [… V]olgens subjectief situationisme is natuurlijk niets minder “opmerkelijk.”
Kortweg, als iets een probleem veroorzaakt, lost meer van zo’n
oorzaak dat probleem nooit op, integendeel. Er zijn kennelijk grondige
veranderingen nodig. Dat vergt een principieel andere kijk, zeg ook
maar paradigma. […]
Informatieverkeer, zeg ook maar uitwisseling van tekens, dient
verhoudingen. En verhoudingen tellen deelnemers. En deelnemers gedragen
zich telkens verhoudingsgewijs. Op zulke variëteit moet dan uiteraard
ook — het paradigma voor passende — informatiekunde bemeten
zijn. […]
[E]en informatiekundig paradigma à la subjectief situationisme vind ik
[open] verhoudingendynamiek faciliteren.
Tja, er is nog steeds geen serieus begin … gemaakt met — tevens digitale — voorzieningen àls infrastructuur voor informatieverkeer met bùrgers als gebruikers voor vooral hun onderlinge verhoudingen.
[Ik verzoek te] overwegen dat […] o.a. mensen volgens verhoudingen verkeren. Verhoudingsgewijs kenmerkend (!) zijn hun dienovereenkomstig verschillende (!) betrokkenheden. Deelnemers hebben ònderling nota bene juist àfwijkende ideeën (lees dus ook: motieven) waarnaar zij hun respectievelijke gedragsaandelen leveren.
Ja, interdependente dynamiek betreft veranderende verhoudingen. En met subjecten als deelnemers is sociale verhouding wederom een pleonasme.
in: aantekening 92.3
Ik stel daarom een logica voor om verschillen-in-samenhang te erkennen. Wie zich op een troon waant, leeft zelfs bij uitstek vòlgens verschillen. Maar z/hij verkeert op zo’n vermeende afstand van ànderen, dat besef van verhouding met hen kennelijk volledig ontbreekt. En zònder idee van verhouding verabsoluteert z/hij zichzèlf, dwz alsòf er geen verschillen zijn en dus evenmin samenhang ertussen.
[A]an [zgn netwerksturing] zou het meteen — vooral? — daar weleens kunnen ontbreken, vooruit, mede omdat niemand een bruikbaar ‘middel’ kent. Wie de noodzaak niet beseft, weet ook niet waarnaar z/hij nieuwsgierig moet zijn. Ik vind een stelselmatig begrippenmodel zo’n middel bij uitstek, zelfs onmisbaar. Maar helaas is het ook weer moeilijk om het als zodanig erkend te krijgen (mede omdat vrijwel iedereen meent dat samenwerking ten koste van ‘eigen’ positie gaat en dus minstens achterdocht koestert tegen wie dat waagt). Nogmaals, zèlf vind ik dat dan juist géén argument ermee op te houden.
[S]inds digitalisering — mogelijkheden voor —
vernetwerking biedt, betreft zij verkeersvoorzieningen. […]
Verkeer! Dus, wie zulke voorzieningen nogal eenzijdig blijft opvatten
onder de noemer van wie inmiddels door vernetwerking
‘slechts’ één van talloze, wisselende enzovoort deelnemers
van alweer omvattender voorzieningen is geworden, kiest daarmee een
hopeloos dwaalspoor. Min of meer apart verondersteld, en daarom ook
dienovereenkomstig (be)stuurbaar, betreft “digitale
overheid” van meet af aan een averechtse “visie.”
Daaruit volgt dat het onzin is om voorzieningen die volgens dat
kennelijk onverminderd beperkte perspectief gedacht blijven,
infrastructuur te noemen. Dat onbenul blijkt voorts uit de toevoeging
“generieke.” Waarop/-mee zo beperkt gemikt wordt, is juist
niet generiek. En wie onder infrastructuur voorzieningen verstaat die
nota bene wèl algemeen bruikbaar — moeten — zijn, zeg ook
maar zònder onderscheid van deelnemer, beseft dat infrastructuur naar
haar aard generiek is. Laat die toevoeging ajb weg.
Infrastructuur voor digitale facilitering van informatieverkeer moet
daarom, volgens wat zoal onder infrastructuur wordt verstaan,
maatschappijbreed opgevat zijn. Wat geldt daarvoor als maatschappij? De
digitale vernetwerking is wereldwijd. Hoezo, noodzakelijke
standaardisatie?! […] Infrastructuur kan pas, eh,
maatschappijbreed enzovoort zinvol gelden. Dat vergt dus maatschappij-
ipv overheidsbrede coördinatie. Wat “overheidsbreed” heet,
is feitelijk overheidsnauw.
Het is prima, wanneer overheidsinstellingen, vooruit, generieke
voorzieningen treffen. Inderdaad, standaardisatie. Maar zùlke
voorzieningen vormen géén infrastructuur. De respectievelijke
overheidsinstellingen maken daarentegen met hùn voorzieningen gebruik
van infrastructuur, zoals èlke deelnemer aan informatieverkeer dat kan
doen.
Door infrastructuur op z’n ruimst te beschouwen, wordt pas
duidelijk hoe onmisbaar standaardisatie is. Maar dat is dus géén
standaardisatie als recept voor méér van hetzèlfde. Het is
standaardisatie als hetzèlfde van het ene als de prijs voor opbrengsten
— door dynamiek — van àndere verschillen. Ingewikkeld?
Waarom houden wij op de openbare weg ‘standaard’ rechts? Zo
verplaatsen wij ons allemaal vlotter, veiliger òngeacht (!)
verschillende plaatsen van vertrek resp. aankomst.
De noodzaak van afstemming tussen verschillen kenmerkt èlke verhouding van moment tot moment. […] Want iedereen verkeert zònder uitzondering in allerlei verhoudingen met verschillen èn noodzaak van afstemming ertussen van dien.
in: aantekening 95.8
Wat vind je van duiding als verkeer? Voor verkeersdeelnemers gelden regels. Ervan afgezien dat natuurlijk de weg het doel is, komen verkeersregels — trouwens, met verkeer algemeen opgevat, zijn er andere regels? — voort uit afweging. Karikaturaal gesteld, minimale bewegingsbelemmeringen voor individuele deelnemers tegenover minimale risico’s voor ongelukken die ze veroorzaken. Ongelukken zijn onmogelijk volledig uit te sluiten. […] Kortom, wat is nog enigszins evenwichtig (en als zodanig houdbaar)?
Verschillende subjecten blijven voor verschillende situaties (inclusief verschillende momenten) hun grenzen verschillend veronderstellen. Een kritisch-opbouwend gesprek gaat erover hoe deelnemers ze allebei ‘wat’ verleggen voor vervolgverhoudingen[.]
[E]en voorziening [wordt] vaak nog als apàrt gedacht enzovoort […]. Als pas ná voltooiing het ruimere verband aan de orde komt, en het Internet is exemplarisch voor dynamiek van netwerkverhoudingen, blijkt zo’n voorziening daarvoor tekort te schieten. Elke verdere poging om aanvankelijke apartheid in stelselmatigheid te wijzigen, is uiteraard tot mislukking gedoemd. Dat máákt dus zelfs onoverkomelijk … complex. Daarentegen moet tegenwoordig — vrijwel — elke voorziening van meet af aan àls element van relevant systeem annex stelsel (lees voor digitalisering: infrastructuur voor informatieverkeer) opgevat zijn. Dat is dankzij gròndig stelselmatig bemeten aanpak gericht op facilitering van dekkende betekenissenvariëteit helemaal niet zo ingewikkeld. En voor digitale in elk geval véél en véél minder dan voor zgn fysieke infrastructuur. Bijvoorbeeld de ‘ruimte’ die digitale voorzieningen vergen, is meestal verwaarloosbaar. Ofwel, ze zitten niet of nauwelijks in de weg, zodat er voor belanghebbenden in dàt opzicht minder redenen voor bezwaren ertegen zijn. Maar o.a. energieverbruik vergt eventueel juist èxtra aandacht, en informatiebeveiliging zeker.
Het is een ernstige vergissing, maar wordt helaas nog alom gemaakt, om dergelijke organisatorische scheidslijnen naar digitalisering dóór te trekken. Informatie dient immers ook en vooral … coördinatie. Vaak moeten juist activiteiten van verschillende (!) organisatiedelen op elkaar afgestemd worden. Dat noodzaakt tot samenhangende ordening van informatie. En dankzij de versmelting van informatie- met communicatietechnologie kan praktisch bereik van afstemming nog verder worden uitgebreid[. …] Digitalisering mikt dan op afgestemde facilitering van àlle deelnemers aan, zeg maar, […] informatieverkeer. […] Kortom, om voorwaarden voor afstemming/coördinatie adequaat te borgen is een overkoepelend model onmisbaar, punt. Dat is gelukkig ook prima te doen met een op stelselmatigheid bemeten modelleermethode zoals Metapatroon.
in: aantekening 97.2
Ja, een subject heeft àltijd een motief. Nee, met verschillende subjecten als deelnemers aan een verhoudingen hebben zij nooit hetzèlfde motief. Het ene subject ervaart zich àls deelnemer door gedrag àls — een — teken te beschouwen en het subject waarvan hij dat teken afkomstig acht bijgevolg als andere deelnemer. En omgekeerd. Zo geldt volgens mij èlk teken als verzoek tot inschikkelijkheid[. …] De één wil de ànder tot iets bewegen dat hij nota bene niet zèlf wil doen. Ziedaar, verschillende motieven. […] Daadwèrkelijk is er tèlkens afstemming van onvermijdelijk verschillende gedragsaandelen aan de (wan)orde, enzovoort. […] Ik herhaal dat èlk subject over vermogen tot situationele afstemming beschikt. Een subject behoort altijd, eh, zèlf tot wat hij doorgaans overigens ònbewust als momentane situatie ervaart, maar dat kunnen ook àndere subjecten zijn die dus op hùn beurt … en ga zo maar door. Daarin vind ik een mens althans principieel niet verschillen van welk zgn leefwezen dan ook, dus ook de zgn moderne mens niet van ‘zijn’ voorouders. Het lijkt mij wèl dat menigeen onderhevig is aan zowel meer als sterkere wisselingen van — wat hij ervaart als — situatie met (over)belasting van zijn afstemmingsvermogen van dien. Overigens pakt minder variëteit dan waarop een subject is ‘bemeten’ eveneens nadelig uit.
Wat valt er onder orde te verstaan? (Zoiets als) de werkelijkheid
verloopt volgens verwevenheid van wisselende verhoudingen. En een
verhouding telt deelnemers met per deelnemer … deelname in een
verhoudingsgewijze hoedanigheid, verschillend van de ene verhouding tot
de andere verhouding, enzovoort.
Aan dàt begrip van orde verandert dus helemaal … niets!
En het is àltijd zo geweest dat verhoudingen wijzigen met gevolgen voor
deelnemers. Maar óók dat ‘we’ bepaalde — soorten
— verhoudingen willen bestendigen, zo mogelijk versterken. Zgn
technologie is daarvoor àltijd al erkend resp. gebruikt.
Inderdaad, digitale technologie is deels weer iets nieuws. Het is
daarom volstrekt normaal dat er invloed vanuit gaat op orde als
verhoudingenstelsel. Het zou juist opmerkelijk zijn, als dat niet zo
was. De “bestaande ordening” als òngewijzigd handhaafbaar
is hoe dan ook een illusie. […]
Kijk, er is en blijft orde. Het idee, vooruit, de suggestie dat de ene
orde onderhevig is aan “vernielen en vernietigen” en
‘we’ daarom aan een he-le-maal nieuwe, àndere enzovoort
orde moeten werken, is onzin. Wat ‘we’ aan orde kunnen en
moeten doen, laat zich realistisch als onderhoud aanduiden. Daar zijn
‘we’ allang mee bezig. En nooit mee klaar.
Onderhoud vergt overzicht. En dankzij overzicht laten zich
daadwerkelijke aanpassingen telkens zo gericht (lees dus ook: beperkt)
mogelijk uitvoeren met — tijdelijk — minimale ontwrichting
van ruimere samenhang.
De vraag is dan waarop bedoeld overzicht met voorrang …
betrekking op moet hebben. In het geval van informatieverkeer begint
dat met erkenning van deelnemers eraan. Informatie als vorm moet voor
elke deelnemer — als inhoud — kunnen betekenen wat voor
haar in haar verhoudingshoedanigheid is kwestie relevant is —
voor afstemming — voor haar — verdere —
gedràgsaandeel eraan. [Zonder z]o’n informatiekundig beginsel
ontbreekt ook de eraan ontleende redenering mbt betekenissenvariëteit
die het stèlsel voor informatieverkeer kenmerkt.
(Maar) waar komt de … benodigde informatie vandaan? Zeg ruwweg
dat — ook — voor overheidsbemoeienis kenmerkend is dat
informatie wordt verwerkt tot … informatie. Verreweg de meeste
informatie die wòrdt verwerkt, over bereik gesproken, komt van
‘buiten.’ ‘De’ overheid doet zgn uitvraag. Als,
zeg maar, bronnen leveren burgers en bedrijven informatie. Verwerking
resulteert vooral in zoiets als verdichting; dat is informatie die een
burger e.d. als beschikking verkrijgt, enzovoort.
Onderling beperkt tot overheid is in elk geval informatiekundig onzin.
Dat is overheid als ènkelvoudig eveneens (zoals ook ‘de’
burger en ‘het’ bedrijf valse veronderstellingen
zijn).
Als noemer voor samenhang stel ik verkeer — in de zin van omgang
— voor, vooruit, maatschappelijk verkeer. Dat houdt inderdaad
niet bij de grens van een staat op. Hoe dan ook, dat verkeer is
gevarieerd. Voor — enigszins — ordelijk verloop gelden
‘territoria’ voor gezagsuitoefening en zijn er per
territorium, zeg maar, aspecten bepaald om verkeer dat tot één aspect
beperkt blijft nader te — kunnen — regelen (inclusief
eventuele overgang van het ene naar het andere territorium en/of
aspect).
Er is dus niet één overheid die verkeersregeling ‘doet.’
Dat zijn er een heleboel. En het niet zo dat een verkeersregelaar zèlf
buiten verkeer ‘staat.’ Zij neemt er ook àls
verkeersregelaar ònlosmakelijk deel aan. Dat gebeurt onder de noemer
van verzorgingsstaat nog eens versterkt. Ook weer volgens relevant
veronderstelde aspecten heeft iedereen recht op ondersteuning om
volwaardig àls deelnemer aan maatschappelijk verkeer allereerst te gaan
en vervolgens ook te blijven ‘bestaan.’
Waaruit de orde van het maatschappelijk verkeer dan … bestaat,
zijn talloze wisselende verhoudingen met wisselende deelnemers in
wisselende hoedanigheden.
Het is daarom ook altijd volgens een bepaalde — soort —
verhouding dat deelnemers eraan in hun respectievelijke hoedanigheden
informatie ‘uitwisselen.’ Elke deelnemer moet er betekenis
mee kunnen oproepen resp. aan kunnen ontlenen die voor háár (lees ook:
hèm) verhoudingsgewijs (!) telt.
Informatieverkeer verloopt dus volgens betekenisverschillen èn
samenhang ertussen. [… O]pheffing van verschillen […]
draait uit op beperking van maatschappelijk wenselijke, zelfs
noodzakelijke (!) diversiteit.