Doe deelnemers aan informatieverkeer geen geweld aan!

Pieter Wisse

De Nederlandse vertaling van het Latijnse zelfstandig naamwoord verum dan wel veritas luidt: waarheid. Bijgevolg is in wetenschapsfilosofie met verificatie doorgaans een toets op waarheid van een teken bedoeld.

Ik hang de stelling aan dat èlk teken – nota bene, inclusief context! – een verzoek tot inschikkelijkheid is (Engels: every sign is a request for compliance; zie Semiosis & Sign Exchange: design for a subjective situationism, Information Dynamics, 2002). Wat geldt dàn als waarheid resp. leugen?

Uit zo’n door-en-door communicatieve opvatting volgt dat objectieve duiding niet bestaat (toegegeven, óók van deze tekst uiteraard niet). Er zijn evenzovele subject(iviteit)en aan de orde als daadwerkelijke communicatiedeelnemers. En daarmee is betekenissenvariëteit allesbehalve uitgeput. Want wisselende – interpretaties van – omstandigheden zijn sterk medebepalend: subjectief situationisme.
Kortom, volgens subjectief situationisme is verificatie op z’n hoogst secundair. Het is zinloos om een bewering (Engels: proposition) in isolement te beschouwen voor een oordeel of ‘het’ al dan niet waar ‘is’ wat-er-staat.
Meteen al aan de voorwaarde van objectiviteit van wat-er-staat is niet voldaan volgens subjectief situationisme.

Zover als expliciete aanname van wat ik subjectief situationisme noem, is Isaiah Berlin (1909-1997) m.i. niet gegaan met zijn kritiek in zijn opstel Verification (1939, later opgenomen in: Concepts and Categories, The Hogarth Press, 1978, pp. 12-31). Hij komt er m.i. echter dichtbij. Nadat hij heeft afgeleid dat (p. 27)

verification [...] fails to perform its task,

volgt zijn constructieve wending:

I should like to add a few remarks on what this seems to suggest with regard to the question of the proper analysis of physical objects and other selves.

Berlin houdt het vooralsnog op, en let o.a. op de retorische meervoudsvorm van het bezittelijk voornaamwoord, (p. 27)

our concept of a given material object as a finite complex of sensible characteristics.

De – deelverzameling van – eigenschappen voor wat als een concept geldt stelt hij met de variabele m voor; die hebben ‘we,’ volgens Berlin,

selected more or less arbitrarily and unselfconsciously from the wider set of uniformly co-variant characteristics n.

Ofwel, het is nooit de complete n, maar altijd m als slechts een deelverzameling

which is constitutive of the object for a given observer, [and] it will differ for different individuals, times and cultures.

 Hoewel Berlin m benadrukt als een, en let nu op “personal” als enkelvoud, (p. 28)

personal selection out of n,

mist hij daar de pragmatische insteek die kenmerkend is voor subjectief situationisme. Maar pragmatisch beschouwd is waarneming niet zoiets als een nevengeschikte hoofdcategorie.

Het individu is met voorrang een gedrager, zoals dat woord pragmatisme al zegt. Dus, waarneming ‘dient’ gedrag (en vergt op haar beurt ook weer gedrag; door semiosis blijft oneindige regressie vermeden).

Zij het beperkt tot waarneming benadrukt Berlin echter wel degelijk de samenloop van, in mijn termen, subject èn situatie. En hij wijst op verhoudingen van individuen: (p. 27)

[A] certain minimum of overlapping common reference is needed for the possibility of communication.

(Ook) die eis verdwijnt met inschikkelijkheid als criterium.

Wie verificatie aanvaardt als relevant, van eventueel tot absoluut, dwingt zichzelf daarmee als het ‘ware’ tot zoeken naar – bewijs van – overeenkomst. Berlin analyseert dat zo’n zoektocht nooit overtuigend kan slagen.
Hij zet echter niet de stap, althans voorzover ik uit zijn opstel kan opmaken, om ‘dan maar’ verschil als hoogst relevant te veronderstellen. Mij leek dat ooit een poging waard ... Een paradigmawissel vergt altijd een sprong.

De modelleertaal annex –methode Metapatroon (Engels: Metapattern; voor – toegang tot – uitgebreide documentatie vanaf 1991, zie Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer) mikt op totale afwezigheid van overlapping. Maar wat bepaalt de geradicaliseerde verschillen? De grondslag daarvoor heb ik later formeel uitgedrukt met de semiotische enneade (eerste uitwerking in hoofdstukken 2 en 4 in: Semiosis & Sign Exchange).

Een object kent netzoveel situationele identiteiten als er verschillende (!) situaties zijn waarin het geconcipieerd is. Een conceptueel model is goedverbijzonderd, indien tussen situaties juist géén overlapping van eigenschappen verschijnt. Voor samenhang tussen gedragsmatig aldus disjunct gesitueerde deelobjecten ‘zorgt’ als kunstgreep een zgn nulidentiteit (zònder situationeel verbijzonderde eigenschappen annex gedrag).

Elke verbijzondering tot gesitueerd object kan op zijn beurt onder de noemer van situatie of nader te situeren object dienen als aanknopingspunt voor een verdere verbijzondering: recursiviteit. (Voor liefhebbers, voor verdere verbijzonderingen is daardoor ‘hun’ nulidentiteit relatief.)

Een situatie wordt in een model geacht te corresponderen met een context (en interpretatief resp. cognitief met motief). Een aanduiding van wat kenmerkend geldt voor Metapatroon is daarom: contextuele verbijzondering. De methodisch meteen volledig dekkende beschrijving gaf ik in Multicontextueel paradigma voor objectgerichtheid: naar de vijfde objectvorm voor flexibiliteit van informatievoorziening (1991). Wat sindsdien wijzigde, is tot enkele termen en onderdelen van toch al minimalistische modelleernotatie beperkt gebleven; zie o.a. Metapattern, development of notation.

Nee, in dit korte bestek valt Metapatroon onmogelijk adequaat te beschrijven (en vandaar mijn literatuurverwijzingen). Ja, ik ben het met Berlin eens dat (p. 28)

m is vague and n (for all we know) infinite.

Het recursieve verbijzonderingspotentieel met Metapatroon is erop gericht om gedragingen dan tenminste zo precies mogelijk toe te schrijven. De situationele positioneringen moeten zonodig aan ontwikkeld inzicht worden aangepast, maar dat ze situationeel/contextueel zijn verandert daardoor niet.
Wat de oneindigheid van gedragingen- met dienovereenkomstige betekenissenvariëteit betreft, wat iemand nog niet weet kan z/hij niet in een zgn conceptueel model opnemen. In die zin houdt Metapatroon elk model principieel open. Eventuele nieuwe situaties enzovoort kunnen overigens niet klakkeloos toegevoegd resp. verwijderd worden. Door de eis dat een model goedverbijzonderd (lees, nogmaals: met uitzondering van de nulidentiteit van een object zijn gedragingen van gesitueerde deelobjecten disjunct, dwz niet-overlappend) moet zijn, kan gewijzigd inzicht stelselmatig invloed hebben.

Voortbordurend op conceptualisering als “personal selection” geeft Berlin toch nog èxtra kritiek op “the verification principle.” Zoals ik hem begrijp, verklaart hij met zoveel woorden waarom inschikkelijkheid kan uitblijven. Dat gebeurt tùssen personen zodra volgens Berlin hun selecties-tot-concept onvoldoende overlappen. Maar wat is dáárvoor dan het criterium?

Metapatroon vraagt onder de noemer van situatie naar explicitering, zonodig tot en met gedetailleerde motivering van betrokken communicatiedeelnemers.

Aan het motief ‘achter’ het voortgebrachte teken meet de oorspronkelijke afzender af, en kàn z/hij pas afmeten, in hoeverre het gedrag dat hij als reactie erop meent te ervaren van wie hij als ontvanger ervan beoogde, inschikkelijk is.
Op zijn beurt meet de oorspronkelijke tekenontvanger aan de gedragingen die z/hij inclusief eventuele wijziging van motief als reactie erop ervaart, in hoeverre z/hij inschikt.

Volgens de semiotische enneade zou een motief daarvoor op zijn beurt als concept moeten gelden. Ofwel, zeg maar als motief zèlf blijft het principieel verstoken van (zelf)interpretatie. Dienovereenkomstig laat zich (ook) inschikkelijkheid onmogelijk onmiddellijk vaststellen door afzender resp. ontvanger van een teken (laat staan over hen).

Een leefwezen kan op zijn beurt opgevat worden als een samenleving waarin deelnemers tekens uitwisselen.

Ik haak nogmaals in op Berlins opmerking over communicatie. Volgens hem geldt als object van een bepaalde “proposition,” te weten (p. 13)

any sentence which conveys to someone that something is or is not the case,

een ... object. De semiotische enneade suggereert dat het – de signatuur van – een déélobject is, te weten een gesitueerd object. Dat levert dus niet één, maar twee propositionele ‘objecten’ op. Dat zijn de situatie in kwestie èn het daarin toepasselijke objectgedrag.
Hun samenhang is uiteraard onlosmakelijk, maar in geval van – vermoeden van – miscommunicatie kan er desondanks een verduidelijkingspoging van worden afgeleid, al is het maar door één van de deelnemers om alweer iets beter te begrijpen wat haar/hem eerder overkwam. Zo kan de nadere vraag allereerst de situatie betreffen. Uitgaande van het oorspronkelijk voortgebrachte teken is dat een vraag naar extra context.
Stel dat de communicatiedeelnemers (te) verschillend oordelen over wat voor de relevante situatie doorgaat. In dat geval is het zelfs volkomen ‘logisch’ dat als het ‘ware’ vervòlgens hun oordelen verschillen over wat zij als gedrag opvatten van aldus verschillende gesitueerde objecten.
Mochten zij daarentegen menen dat hun situationele oordelen wèl redelijk stroken, dan is hun meningsverschil voorzover daarvan nog sprake is kennelijk sterk beperkt. Want dat gaat over een alweer specifieker aangeduid gedéélte van objectgedrag (wat overigens de valse schijn van verificatie weleens zou kunnen versterken).

Berlin erkent dat het verificatiebeginsel gedurende enige tijd een (p. 12) “therapeutic influence” uitoefende. Maar zoals hij reeds in 1939 (!) aanbeval,

it needs to be abandoned [...], if it is to be prevented from breeding new fallacies in place of those which it eradicates.

Vergelijkbaar pleit ik alweer ruim twintig jaar voor het staken van het gebruik van modelleertalen/-methoden op/voor een schaal van informatieverkeer waarvoor ze m.i. evident de passende variëteit missen.
Ja, ik besef terdege dat ooit op zijn beurt ook Metapatroon stellig “needs to be abandoned.” Maar dat vooruitzicht mag natuurlijk geen (drog)reden zijn om er überhaupt niet aan te beginnen en (dus) achterhaalde theorie & praktijk voort te zetten met in toenemende mate averechtse resultaten van dien. Over zelfs dringend verzoek tot inschikkelijkheid gesproken, zeker zolang er voor conceptueel modelleren op reële stelselschaal niet een nòg beter alternatief dan Metapatroon is, bestaat àlle reden om er zsm op over te schakelen.

 

 

28 maart 2014, webeditie 2014 © Pieter Wisse