Metapatroon > stelseltaal > eenduidig gedrag op stelselschaal
[E]enduidige beheersing van grenzeloze betekenisvariëteit […] is noodzaak zodra voorheen gescheiden informatieverzamelingen in een stelsel opgaan, terwijl dat stelsel nogeens razendsnel blijft veranderen. Dat is precies wat er nu gebeurt.
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Hetzelfde object in een andere situatie: ander gedrag. En tegelijk omgekeerd, ander gedrag van hetzelfde object: andere situatie.
Het stelselmatig perspectief maakt pas duidelijk genoeg wat als enkelvoudig èn eenduidig èn consistent geldt.
in: Stelselmatige semantiek door Suwinet
Het lijkt ingewikkelder gemaakt. Wat levert deze ontleding op? [… Operationele betekenissen] zijn eenduidiger te positioneren.
in: Stelselmatige ontknoping van richtlijn
Metapatroon […] is een methode voor precieze verbijzondering van gedragsbeschrijvingen. Een bepaald object vertoont gedrag overeenkomstig een situatie. Dus, [als] het ene object verkeert in een àndere situatie: ànder gedrag.
in: Spelmaker
It’s all very well to refer to postmodernism or whatever, but of course precision is required for reliable computerized information systems. Now with interconnectivity, there’s actually no limit to what could, respectively should count as a system. Accordingly, a qualitatively different modeling method is required. Without it, it simply doesn’t work.
in: note 23.9
Grofweg komt het erop neer dat één object in allerlei situaties kan verkeren. Voor elke situatie is die situatie op haar beurt gedacht als een ànder gesitueerd object in een … situatie, enzovoort. […] Zulk verband valt òngeacht de schaal te herhalen. […] Qua opschaling laat Metapatroon letterlijk een streep trekken: horizon. […] Netzo pragmatisch moet detaillering/ontleding volgens dezelfde situationele ordening volgehouden blijven tot en met fijnmazigste gedragingen die als relevant tellen.
Metapatroon [verklaart] van meet af aan zowel data, als proces nadrukkelijk tot nota bene samenhangende onderwerpen van nodige en voldoende semantische variëteit […]. [Er bestaat] qua conceptuele verbijzondering geen verschil.
in: aantekening 33.8
Context à la Metapatroon is […] formeel gestructureerd voor […] open(eindige) variëteit. Voor praktische beheersing van informatieverkeer zit daar de crux.
Als begrip voor synthese geef ik de voorkeur aan gedrag. Onder die noemer komen data en proces productief samen. Want data blijkt niets anders dan proces zonder beweging. Een stabiele eigenschap is als het ware een uiterst geval van een dienst.
in: aantekening 33.8
Eerder hield elke logicus (metafysicus, ontoloog?) zich gevangen in
het idee […], dat context zoiets als 'omgeving' is. Dat is het
volgens een ruimtelijke metafoor 'natuurlijk' ook wel degelijk. Maar
wat wij nu au fond doen, is dat wij gedrag modelleren. En als, zeg
maar, gedragsbepalende factor bevindt context — met grotere
precisie noem ik het daar: situatie; het formele onderscheid tussen
situatie en context (en motief) bevat de semiotische enneade —
zich nièt rondom gedrag.
Nota bene, gedrag moeten we (ook) met tijdsverloop associëren. Dan is
situatie/context 'iets' dat in-de-tijd vooraf gaat aan gedrag;
situatie/context veroorzaakt gedrag. Daarmee is prima in
overeenstemming om context niet langer rondom, maar 'boven'
object(gedrag) te modelleren. Let op, zo is context meteen formeel
eenduidig ìn het model opgenomen. Via die opwaartse decompositie is
context een recursieve functie van object(gedrag). Dat is wel zo
compact (en flexibel).
Dankzij zulke verticalisering — excuus voor deze term —
zijn situatie/context en gedrag dus relatief. Het hangt er maar vanaf
welk uitgangs'punt' in het model je kiest. Uitgaande van een bepaald
punt is blijkbaar de enkelvoudige lijn naar boven, dwz naar de
(model)horizon, 'zijn' context. En alles dat eronder hangt is blijkbaar
de beschrijving van 'zijn' gedrag.
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Zodra de 'orde' van het informatiestelsel bestaat uit reële betekenisdifferentiatie heb je voor zo eenvoudig mogelijke opzet […] Metapatroon met bijbehorend gereedschap nodig.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 2
It certainly is how I view Metapattern, that is, as a language without qualities. […] It’s precisely because [it] radically disincorporate[s] qualities […] that such [a] nil-language […] afford[s] powerful synthesis of expression.
in: On "nil" modality and Metapattern
Voor stelselmatige betekenisordening komt er dus een methode bij, die door de meeste mensen netzo onbegrepen blijft als … ja, wees eerlijk, als de methode volgens welke huidige informatievoorziening haar gelimiteerde betekenisstructuur verkreeg.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Metapattern was indeed developed for the purpose of dealing with behavioral multiplicity while maintaining precision in information management.
Metapattern’s micro perspective allows real-world differences in behavior to be specified with ultimate precision [at macro scale]. After all, a particular context does not remain outside an information model (which, by applying such a procedure, is always relative as a whole). Context according to Metapattern is a variable to be valued within conceptual information models. It leads to the same information model to be able to support a great variety of contexts or, rather, context instances.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
[B]ehavior may even be typed at the extreme of singular nodes, the equivalent of each node having a singular context. More precision in differentiating behavior cannot possibly be supported.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Intext holds the description of the behavior of an object’s partial identity in its corresponding context .
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
The state of an overall object—with an overall object’s skeleton consisting of all nodes pointing to the same nil identity—is the collection of all object-part states. The question: is there any practical relevance in considering the overall object’s state? A good reason must exist to differentiate behavior. This leads to contextual states which (precisely because contexts are supposed to be disjunct) are largely independent.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
[H]ow to reconcile the […] irrefutable facts of identity and difference? I have removed the status of logical atom from the instance (object etc). In a situational approach to information modeling there are still logical atoms, though. As atomic counts an instance's behavior as preconditioned (also read: precoordinated) through a situation. In addition, situation, object (also read: instance) and behavior have become relative.
in: What is an instance in information modeling?
Waarin zo’n integratiemethode kwalitatief verschilt, is de expliciete modellering van situaties. In het informatiestelsel komen daarmee evenzovele contexten overeen. Elke context moet precies zo kleinschalig opgenomen zijn, dat bepaald objectgedrag ermee eenduidig vaststaat. Deze voorwaarde van puntige context geldt althans, wanneer het informatiestelsel met digitale technologie uitgevoerd wordt. In tegenstelling tot de mens, schakelt een geprogrammeerde computer nooit natuurlijk van de ene naar een andere betekenis van een teken.
in: Integratiemethode voor informatiestelsel
With its structuralist (as opposed to positivist) foundation, Metapattern offers great precision for conceptual modeling.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Any view of information is dependent on a particular point of view. As point of view changes, so do the contents of context and intext. Metapattern can therefore be considered an exhaustive procedure to assign a unique identity to every single point of view. […] With each and every (possible) point of view uniquely accessible, precision of behavior differentiation is optimized.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
De uitkomst van stelselmatige betekenisordening leidt tot expliciete positionering van wat strikt toepassingsgericht vrijwel altijd impliciete aannames/uitgangspunten blijven. Dat is kwalitatief anders en daarom vergt — borging van — stelselmatige semantiek een gewijzigde oriëntatie.
in: Taakoriëntatie: basisregistraties in de praktijk
Wat als lastige modelleeropgave beschouwd werd, blijkt door toepassing van contextuele verbijzondering stelselmatig recht-toe-recht-aan oplosbaar.
in: Modellering gerelateerdebegrip
Het idee met situatie à la Metapatroon is om gedragingen eenduidig toe te schrijven. Zodra gedragingen van een object als verschillend opgevat worden, ‘bestaan’ er verschillende objecten-in-situatie, dat wil zeggen ook evenveel verschillende situaties.
[R]eële betekenissenvariëteit [is] inherent […] aan — behoeften aan — informatiebetrekkingen op [verruim]de schaal […]. Voor adequate oplossingen schieten modelleermethoden en –technieken tekort, die nog uitgaan van — standaardisatie tot — enkelvoudige betekenis. Op stelselschaal zijn daarentegen meervoudige betekenissen relevant, zo niet karakteristiek. Voor passende (oplossings)variëteit komt een modelleermethode in aanmerking die consistente verbijzondering van context en tijd faciliteert.
in: Modellering werkgeversbegrip
De […] aanname van zgn disjuncte contexten per ‘object’ maakt contextuele (gedrags)verbijzonderingen onafhankelijk van elkaar. Dat is precies de voorwaarde voor flexibiliteit op stelselschaal. De verschillende verbijzonderingen (lees dus ook: betekenissen) van een en hetzelfde ‘object’ vertonen tegelijk samenhang dankzij een verbindingselement dat daarom … betekenislóós is.
in: Modellering werkgeversbegrip
Op stelselschaal is [dàt] nu juist […] de regel, [te weten] die meervoudigheid[, …] waar[voor] Metapatroon dankzij de recursieve contexttruc compacte precisie biedt.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 2
Zo'n informatiestelsel vergt een infrastructuur sui generis. Daarmee bedoel ik dat welke metafoor dan ook dus altijd tekortschiet. In dit geval zijn het de betekenisverschillen die voortaan ook op stelselschaal eenduidig beheersbaar moeten zijn, die de informatieve infrastructuur karakteristiek maken. Dat valt nooit met een minder rijke metafoor te verklaren.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
Het wordt een rommeltje als je zulke perspectiefwisselingen ogenschijnlijk samenvoegt. Het lijken details, maar zijn het niet. Vooral het vermijden van de valkuil van absolute standaardisatie is wezenlijk. De reflex van de leek is om de noodzaak van eenduidigheid te verwarren met absoluutheid. In methodisch opzicht is dat de hoofdreden voor stagnatie van stelselmatige ontwikkeling van informatievoorziening (en niet slechts in de openbare sector, maar overal in complexe omstandigheden). Dus, in onze samenleving hebben we onmiskenbaar met relatieve betekenissen te maken. Daarom is de ontrafeling van die relativiteit het centrale ontwerpprobleem: per situatie/context is betekenis wel degelijk eenduidig.
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Metapattern gives every single element control over keeping its proper place in a structure, rather than have a separate control object dictate structure. So, what seems anarchy is actually the precondition for order, while a cramped desire for order can only lead to anarchy.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 1
Please note that 'situated behavior' implies juxtaposing such behaviors (perspective of difference) for one and the same ´entity’ (perspective of identity). So, it is not only contexts that are explicitly expressed inside the model, but as a consequence a reconciliation between difference and identity also finds expression inside (!) the model.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Dus, mijn fiets heeft ook een identiteit. Nee, dat zeg ik verkeerd. Die ene fiets heeft een identiteit. En, nota bene, de relatie van mij met die fiets heeft dan op zijn beurt ook een identiteit. En eventueel zo door. En elke identiteit met verbijzonderd gedrag heeft een expliciete geldigheid(speriode).
in: aantekening 14.4
Dat is kenmerkend voor Metapatroon. Je zoekt naar de reële gedragdifferentiatie. Ben je die op het spoor, dan kan je vervolgens per afzonderlijke situatie onbekommerd eenduidig door.
in: aantekening 14.5
Met tijdbeheer voor èlk apart (informatie)knooppunt is langs die dimensie eveneens eenduidigheid gevestigd[.]
in: aantekening 15.5
[Het gaat er]om eenduidigheid gevestigd te krijgen in (informatie)variëteit. Dat lukt methodisch met […] Metapatroon [….], te weten verbijzondering van context — en, nota bene, tijd — als ònlosmakelijk onderdeel van informatie. Zo kan je met één hetzelfde informatiestelsel betekenis naar behoefte differentiëren. Voilá, eenduidigheid.
Informatiemodellering gaat […] niet primair om naamgeving, maar om gedrag(sbeschrijving). Pas wanneer je je consequent op gedrag oriënteert, kan het gaan dagen dat variëteit regel uitmaakt. […] Het is juist de overijverige, kortzichtige concentratie op absolute naamstandaardisatie die ònoverkomelijke problemen veroorzaakt. Want volgens die benadering dient de absoluut geldig verklaarde, externe naam onmiddellijk als dè kapstok voor een gedragsbeschrijving. Maar ja, wat blijkt als er sprake is van werkelijke gedragsvariëteit? Klopt, die ene kapstok kan ònmogelijk alle gevarieerde gedragsbeschrijvingen 'dragen' voor het object in kwestie. Inderdaad, zijn gedrag in de ene situatie kan zelfs tegenstrijdig zijn met wat het object 'doet' in een andere situatie.
Het blijft onvermijdelijk balanceren tussen conceptualisering en operationalisering. [D]e benodigde computerprogrammatuur moet het ook ontwerpmatig doén. Dat lukt niet met impliciete relaties, althans niet wanneer ze veranderlijk moeten zijn. In het licht van die technologiedwang is conceptualisering inderdaad maar weer betrekkelijk. Ik meen dat ook een relatie vaak, precies, contextueel verbijzonderd moet zijn. De aanleiding daarvoor moet natuurlijk gedragsdifferentiatie zijn.
[T]he semiotic ennead […] helps to distinguish, for example,
between situation and context. Correspondingly, behavior and concept
are different ... concepts.
Then, behavior concerns an object's specific situatedness, whereas
intext reflects a sign's specific contextuality. […] Mixing
dimensions of object and sign muddles information processing.
in: note 23.19
[M]et ambiguïteit, hoe modieus je er ook een gesprek mee kunt voeren, loopt het onherroepelijk in de soep. Het gaat er nu nèt om gevarieerde betekenissen in één omvattend informatiestelsel te 'adresseren,' zeg ook maar voor méérzinnigheid te bewaren. Daarvoor heb je per betekenis dus netzo expliciet de bijbehorende context nodig. Moeilijk? Ja, zelfs bijna onmogelijk te vatten voor wie opgroeide volgens het platte paradigma. Daarmee is het alom doormodderen weliswaar verklaard, ... maar natuurlijk zeker niet gerechtvaardigd.
Nota bene, èlke ènkele duiding uit het meervoud moet éénduidig zijn. Anders ontstaat juist verwarring door digitaal gefaciliteerd informatieverkeer.
Wat Metapatroon helpt inzien dat het zelfs contraproductief werkt om "definities bij elkaar" te willen voegen. Daarentegen werkt juist onderscheid productief. […] We moeten oppassen om het ene begrip niet tot het andere te reduceren.
Volgens de leer van de toegevoegde informatiewaarde met metapatronige opzet is vanzelfsprekend èlke informatie authentiek.
De ene, ware indeling bestaat niet. Omgekeerd, gedifferentieerder dan dat een specifieke indeling slechts geldig is voor een specifiek subject in een specifieke situatie [valt] het […] niet [te] verzinnen. Daarom moet volgens een passende modelleermethode context navenant variabel (kunnen) zijn. Aan de methode ligt het dan tenminste niet wanneer een adequaat (informatie)model ontbreekt.
Situationele gedragingen zijn afwijkend in de zin dat ze niet tot elkaar herleidbaar (hoeven te) zijn. Als dat zo is, onverenigbaar dus, kom je voor beheersing van variëteit niet onder dienovereenkomstig contextueel verbijzonderde eigenschappen uit.
[A]ls eis voor optimale betekenisordening [geldt], dat contextuele verbijzonderingen van één en hetzelfde object/verschijnsel disjunct zijn. Zolang twee of méér contextuele verbijzonderingen van hetzèlfde object nog dezelfde eigenschap bevatten, moet er aan het model nog verder worden gesleuteld om die redundantie te verwijderen. Dat vergt (dus) nog extra context(en), net zolang totdat er een plaats voor alles en alles op z'n plaats is. Per saldo kan het nooit eenvoudiger.
Overàl zijn meervoudige, tegelijk samenhangende betekenissenstructuren aan de orde en daarom laat juridische taal zich niet scherp onderscheiden van taal-in-het-algemeen.
Het [is gangbaar] de differentiatie als het ware ònder het object […] te verklaren. [… D]at keer[t Metapatroon] òm. Zeg […] wat de situatie is (à la enneade kenbaar als context en gekend als motief), dan is daardoor het gedrag bepaald.
[J]e [moet] juist de ruimte me[t Metapatroon] opzoeken, … opdat je reële toespitsing bereikt.
[Er is] zoiets als een asymptoot. Door contextuele verbijzondering kàn je weliswaar véél dichter in de buurt komen, maar (aan)raken moet een illusie blijven. Want als je dat zou kunnen, dekt het model de werkelijkheid. Dat is de omgekeerde wereld. […] Eigenlijk betekent elk nieuw motief weer dat je modelmatig op weg moet naar de asymptoot. Naarmate je met contextuele verbijzondering een aardig voorraadje opbouwt, kan je 'm vlotter dichtbij benaderen.
[G]edragingen/eigenschappen van één en hetzelfde object […] kùnnen onverenigbaar lijken. Hun ogenschijnlijke onverenigbaarheid los je (pas) op door contextuele verbijzondering. Voilà, eenduidigheid: verschillen in samenhang. Een criterium voor wat als geldige context doorgaat is o.a. dat erbinnen géén onverenigbaarheid ‘bestaat.’
De vereiste atomiciteit ‘verkleint’ een volle structuurorde van object-als-geheel naar gedraging-/eigenschap-van-object. Om meerdere, eventueel (ogenschijnlijk) onverenigbare gedragingen uit elkaar te houden is een ‘verschilsorteerder’ nodig: situatie (context). Omdat gedragingen atomair zijn, kan je op het ‘niveau’ van objecten eenduidig spreken van (hun) interdependentie.
Tot de verschillen die Metapatroon uitnodigt te erkennen, behoort óók ònlosmakelijk zulke onvertaalbaarheid.
[De aanname luidt], dat (verdergaande) verbijzondering-in-verbijzondering — lees: context valt op zijn beurt te ontleden volgens hetzelfde semiotische schema als waaruit het oorspronkelijk als element voortkwam; herhaling van dat formalisme optimaliseert hergebruik — de oplossingsrichting biedt voor praktische aspectenintegratie.
[Met] Metapatroon [kan, moet] het onderscheid tussen data en proces […] verdwijnen. Dat komt tot uitdrukking in de algemene(re) aanduiding: gedrag. […] Volgens subjectief situationisme [is] object juist synoniem met actor, entiteit enzovoort. De enige manier waarop een object (zijn) gedrag manifesteert, is situationeel. Een knooppunt in een Metapatroondiagram vertegenwoordigt een situationeel object. Daar hoort éénduidig bepaald gedrag bij. [… Z]onodig [kan je] expliciet aangeven, of je met gedrag vooral de mogelijkheid tot gedrag bedoelt, “capaciteit” dus, of louter een resultaat, enzovoort.
Ook dat ene geval is als apàrt bestempeld op grond van criteria. Bijvoorbeeld, stel dat ècht het enige verschil dat we kunnen ontdekken de persoon van de rechter betreft, dan moet (voortaan) blijkbaar óók de rechter in kwestie aanwijsbaar zijn voor modelmatige dekking van àlle gevallen.
in: aantekening 42.5
Wie 1. de ene èn de andere informatieverzameling opvat als gegeven en 2. er slechts een direct bericht tussen overweegt, … moet domweg, voor zover het lukt, dat bericht in kwestie specificeren. Voor èlk bericht opnieuw … Dat is voor weinig berichten nog overzichtelijk. Als gevolg van de a priori verbijzondering onder de noemer van een enkel bericht, blijft een stelselmatige opzet natuurlijk buiten bereik. (Ook) als het voorlopig om oefenmateriaal voor metapatroon gaat, is concentratie op één zo’n bericht zelfs contraproductief.
Bijvoorbeeld de gezagsverhouding die bij simpele semantiek nog erbuiten gedacht is, moet voor stelselmatige semantiek méé gemodelleerd zijn. Alleen op die manier gaan betekenissen integraal voor àlle aspecten over reële verhoudingen. Dus, alleen op die manier bestaat een praktische basis voor zgn semantische interoperabiliteit.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Publiekstaal is echter van nature ongeschikt voor precisie in structurele variëteit. Daar is dus de stelseltaal voor.
in: Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval?
Kenmerkend voor een informatiemodel à la Metapatroon is de uitwerking tot samenhangende verschillen.
in: Uit het moeras van stam- en basisgegevens
Met Metapatroon kan eenduidig een stelselmatig informatiemodel worden ontworpen. De crux bestaat uit reële verschillen in … samenhang. Dat lukt door ter specificatie van betekenis tevens context in het model op te nemen. Wanneer aldus ogenschijnlijk hetzelfde verschijnt in diverse contexten, gelden evenzovele verbijzonderde betekenissen.
in: Data en diensten op orde met Metapatroon (deel 1): algemene verkenning van stelselmatige oriëntatie
Als uitdrukkingsmiddel voor dergelijke open variëteit voor informatieverkeer op inmiddels reële, dwz maatschappelijke schaal ‘mag’ Metapatroon vervolgens zo min mogelijk … mogelijkheden uitsluiten. Daarom karakteriseer ik Metapatroon ook wel, vrij naar Robert Musil met zijn roman Der Mann ohne Eigenschaften als taal-zonder-eigenschappen. Ofwel, de taal zèlf is opzettelijk zo arm mogelijk ontworpen … opdat modellen zo rijk mogelijk ermee gevuld kunnen zijn.
Omdat Metapatroon a priori géén eigenschappen telt, althans geen algemeen geldige, helpt de modelleermethode annex -taal om variëteit van betekenissen open te — blijven — faciliteren.
in: Voor een stelselmatig open plan
Dan rijst de vraag of het een reëel verschil betreft. Zo ja, dan schiet de gemodelleerde stelselmatigheid nog tekort en vergt dùs aanpassing. Zo nee, waarom doorgaan met/volgens een irreëel verschil?
What makes a particular object’s behavior unambiguous is a particular situation. Then, given a situation and an object, they may be related as to yield the situated object with its specific behavior[.]
in: Open conceptual modeling with Metapattern
[O]rienting an object’s behavior through situation rather than at one or more other objects directly introduces an explicit invariant regarding all the objects involved. It is what makes Metapattern flexible, indifferent to modeling scope (also read: universe of discourse) and therefore more realistic.
in: Modifying Object-Role Modeling into Situated-Object-Behavior Modeling with Metapattern
Met Metapatroon ‘wil’ je niet op zoek naar absolute waarheid. Daarentegen erken je situationeel bereik van relevantie. In wat je laat tellen als een situatie zit ’m de voornaamste (ontwerp)originaliteit … opdat je de (situationele) gedragsaanwijzing zoveel mogelijk routineus kunt bepalen. Dat is contra-intuïtief volgens absolute objectgerichtheid (lees ook: essentialisme).
De crux van Metapatroon is het criterium voor wat geldt als situatie: gedrag van een aldus gesitueerd object wekt een eenduidige indruk.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
Volgens Metapatroon verdient vooral context aandacht. Daarmee laat zich als correspondentie o.a. veronderstellen: teken-in-context = object-in-situatie.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
[A]llereerst [moet] duidelijk zijn, dat ook situatie volgens Metapatroon zoiets als een functioneel begrip is: een situatie is iets waarin een object zich eenduidig verbijzonderd gedraagt (lees ook: zulk gedrag heeft, is …). Daaruit volgt op basis van enneadisch veronderstelde correspondentie o.a. dat contexten in een model onvoldoende verbijzonderd zijn, zolang verschillende informatieobjecten dezèlfde attributen (Metapatroon: intext) vertonen.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Maar wellicht verdient het nadruk dat een eigenschap ontbreekt. In dat geval moet juist dat gebrek uitgedrukt zijn als … eigenschap. Dan gaat het erom een situatie (in het model: context) te bepalen, waarin het aldus gesitueerde object (in het model: gecontextualiserde informatieobject) precies die (tekort)eigenschap heeft.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Waarmee Metapatroon helpt om geordende betekenissenvariëteit te vestigen, is zoiets als een metasysteem. Voor eenvoud op z’n stelselmatigs wijzigt de focus van object naar gedrag. En als eenvoudig geldt gedrag van a. object in b. situatie. Ander object en/of andere situtatie: ànder gedrag. Wat uit de combinatie van een object en een situatie resulteert als situationeel object met dienovereenkomstig gedrag, kan op zijn beurt dienen als — aanknopingspunt voor — object resp. situatie voor verdere verbijzondering, enzovoort: recursie. In omgekeerde richting geldt een zgn horizon als modelgrens, ofwel een kunstgreep ter vermijding van oneindige regressie.
in: Ontwerpbelang
As a matter of separation of concerns, in this case avoiding redundancy, such common behavior should be uniquely positioned, too.
in: Perspectivism in federated practice
[D]aardoor valt hopelijk èxtra op, dat Metapatroon als modelleertaal met recursiviteit van zgn contextuele verbijzondering zelfs in kort bestek reeds ruime variëteit eenduidig helpt ordenen.
Knowledge is never complete. As a situation for specific behavior can also be specified in more detail, odds are that incompleteness involves less risk. Situation should not be confused with scale, or scope. For some behavior, a ‘large’ situation may already be sufficiently specific.
in: Metapattern for complementarity modeling
Metapatroon maakt dat onderscheid […] overbodig door de aanname, nota bene scheermes van Ockham, dat àltijd (een) context aan de orde is. Daarvoor vormt de zgn horizon de grens(waarde). Zo’n modelleermethode annex –taal als Metapatroon, dus met één enkele, compleet dekkende systematiek, is uiteraard onmisbaar voor pràktisch daadwerkelijk stelselmatig bereik.
in: aantekening 50.5
De methodische kracht zit ’m in de strikt beheerste beperking van de reikwijdte van betekenis. Voilà, daardoor raakt betekenis eenduidig bepaald.
Methodisch borgt Metapatroon met situationele annex contextuele verbijzondering zoiets als een stramien. Het is altijd maar weer 3. gedrag van een 2. object volgens een 1. situatie. En dat als zodanig verbijzonderde gedrag kan voor vèrdere verbijzondering dienen als object òf situatie, enzovoort.
in: Mooi meegenomen
Het resultaat van verbijzondering vormt de grens, een kader waarbinnen wetmatig(end)heid mag tellen. Daarmee strookt de opzet van Metapatroon[.]
in: Differentiële informatiekunde
De situationele verbijzondering draagt naar haar aard een idiografisch stempel en levert een klasse van (deel)objecten op. Dat gebeurt wat de enneade en bijgevolg Metapatroon betreft nota bene zelfs vanuit de veronderstèlling dat het gedrag van die situationele objecten met dezelfde eigenschapsoorten, dwz nomotetisch, tot uitdrukking komt.
in: Differentiële informatiekunde
Upward differentiation (also read: decomposition) may sound paradoxical, at first. In fact, strictly from a first order perspective, and the one-sided conceptual hierarchy its entails, it is nonsense. The first order many is positioned at the bottom; through — subsequent steps of — abstraction, one is supposed to result. […] Characteristically, at least, that is my suggestion, the one of second order resides at the — metaphorical — bottom. There, behavior is not ambiguous, i.e. singular: one. The determinants of such behavior, though, are many. This plentitude may be conceived through — subsequent steps of — specification under the headings of a constituent situation and a constituent object. A horizon as boundary value summarizes this many of second order as … one, allowing for iterating […] between second and first order perspectives (and expressing results in a single overview, i.e. model) .
in: Invitation to contextualism
Eigenschappen (algemener: gedrag) ‘bestaan’ dus principieel situationeel. En dat zijn de eigenschappen van een aldus gesitueerd object. Op die manier laat zich variëteit pas eenduidig modelleren, dat wil zeggen met dienovereenkomstige contextuele verbijzonderingen.
in: aantekening 51.4
Metapatroon, daarentegen, reduceert niet(s) tot absoluut geldig geachte betekenis, maar waardeert juist, ik noem ze maar wederom, bijzonderheden. Ook Metapatroon telt slechts een ènkele regel. De verbijzonderingsregel mikt op eenduidig gedrag. De veronderstelling luidt dat gedrag vàn c.q. dóór iets (hoedanigheid: object) varieert al naar gelang van c.q. volgens iets (hoedanigheid: situatie). De axiomatische basislijn voor zulke verbijzondering is een zgn horizon; er overheen ‘kijken’ lukt nu eenmaal niet. Doe niet moeilijk, gewoon als (ken)grens aanvaarden. Tegen een horizon uitgaande van a en b, kan bijvoorbeeld b — nader — worden verbijzonderd tot b-volgens-a. Wat daarvoor als uitgangsobject resp. –situatie is genomen, laat de richting van de gevestigde relatie tussen a en b zien. In welke richting de pijl wijst doet er overigens niet toe, zolang het maar consequent gebeurt. Elk resultaat van een toepassing van de verbijzonderingsregel toont zich als extra knooppunt. Dat kan op zijn beurt dienen als object resp. situatie voor verdere verbijzonderingen, enzovoort. Ik merk op dat verbijzonderingen met de beeldtaal de richting volgen waarin wij — hier — gewend zijn te lezen, van boven naar beneden.
in: Wat is reële variëteit ook alweer?
Dat blijk ik radicaal òmgekeerd te hebben door èlk gedrag te plaatsen als subjectgedrag, nogeens stelselmatig verder verbijzonderd naar de duiding van de situatie volgens het subject in kwestie. Klopt, dat is eveneens vooringenomen. Daardoor sluit ik, met een kantiaans bijvoeglijk naamwoord, .pure objectiviteit uit. Hoewel, het is altijd ook maar waar de horizon gedacht is … In elk geval verdwijnt de kantiaanse beperking […] door het relativeringspotentieel inclusief recursieve werking van de metaregel zoals ik ‘m heb geformuleerd. Het is daardoor immers mogelijk om stelselmatig gemotiveerde concepten van zowel hetzelfde als van verschillende subjecten in één model op te nemen[.]
in: Motief en norm
Ik kan dat toelichten door het teken in kwestie als samengesteld te zien door signatuur en context. Als motief laat zich een situatie ‘kennen.’ Dat stelt de grens van het geldigheidsbereik van de gebruiksregels zoals ‘gekend’ als het bijbehorend concept.
in: Motief en norm
Absoluut genomen ontkent correspondentie inderdaad reële variëteit, maar door contextuele verbijzondering is de tekenvariëteit passend. En dáárom biedt de enneade nodige en voldoende axioma’s voor — Metapatroon als methode/taal voor — zgn conceptuele modellering van/voor infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
[T]he, let’s call it, modeling method/language for the purpose of flexibility is minimalist on metaconcepts. In other words, it is completely up to [the designer] to decide on relevant — variety of — concepts, and their interdependency. Of course, leaving it to a dogmatic modeler you’d still be in deep trouble.
in: note 53.15
[D]eveloping a structured view of the world takes more that assuming a set of worlds with each filled with objects as if they were atoms within that scope. Rather, its different behaviors establish situationally partial objects. What constitutes, then, some situation? And in, say, the other direction, what constitutes some behavior? I would say, more situationally partial objects in all directions. In the direction of situation a limit must be set: horizon. Ever more detailed [— specification of [— behavior may be left open. [Metapattern provides] schematic formalization of recursion, including cascading nil-identities.
in: Analytic philosophy for synthesis from early education on
Wat Bohr een verschijnsel noemt, heet op z’n Metapatroons een situationeel object. In het omvattende model gelden dienovereenkomstige beschrijvingen als contextueel verbijzonderd. Zonder tegenstrijdigheden is de gedifferentieerde gedragsbeschrijving eenduidig.
in: Met complementariteit uit de knoop
Het criterium voor deelverzamelingen van elementen is gedrag. Al naar gelang van — wisselende — situatie gedraagt het systeem zich. Welke elementen dáárvoor relevant zijn, maakt steeds het situationele systeem resp. object uit. Het is dus — pas — de samenloop van systeem (lees ook: object) met een specifieke situatie die selectief is.
Ik vind verschillen […] principieel tellen. En voor die verschillen zie ik dan weer nòg principiëler […] … overeenkomst, maar die is methodisch. […] Op stelselschaal vervalt […] herhaling echter. Van een stelsel is er … één. En zonder herhaling vervalt het nut van een patroon in de zin van sjabloon. In plaats van dat een eventueel verschil bestaat in de afwijking van een patroon, heeft èlk verschil volstrekt eigen betekenis. Dat vergt een kwalitatief àndere methode.
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Het kritieke ontwerpobject vind ik gedrag. Door de eis van eenduidigheid kom je vervòlgens op een geldig criterium en dàt is voor een object pas de situatie waarin het ‘verkeert.’
in: aantekening 54.3
Ik leg de nadruk op gedrag. Het gedrag van een object verschilt al naar gelang de situatie. Ofwel, situatie biedt het criterium voor indeling van een object. Een gedragsmatig relevant objectdeel is een situationeel object. Indien de indeling zodanig gemaakt is dat gedragingen van situationele objecten disjunct zijn, dan heet het object in kwestie goedverbijzonderd.
in: aantekening 54.9
Voor de modelleermethode/-taal Metapatroon (Engels: Metapattern) geldt context als situatiebeschrijving. Het situationeel verbijzonderde gedrag van een object kan — pas — dankzij nodige en voldoende context eenduidig uitgedrukt zijn.
Volgens de enneadische elementen verdwijnt de indruk van chaos; er heerst semiotische orde (die ontologie en epistemologie bemiddelt; daardoor verkrijgen ze ipv absoluut veronderstelde relatieve betekenissen). Voor de — subjectieve ervaring van — oneindigheid trekt de ontwerper bovenaan elk model een vette streep: horizon. En vanuit de delen raakt de meervoudigheid begrijpelijk, vice versa. Elke samenloop van een object en een situatie constitueert als situationeel object een eenduidige differentie. Op zijn beurt kan wat aldus gedifferentieerd is dienen als object resp. situatie voor verdere differentie, enzovoort.
in: In alle staten
Voor duurzame(r) registratie van tekens , en daarop is informatiekunde praktisch meestal uit, moeten […] ook en vooral contexten expliciet genoeg(zaam) bekend gemaakt enz. zijn.
Ik vind het […] onloochenbaar, dat concrete situatie een
voorname differentiërende (gedrags)factor is. Rara, hoe kan
abstractie-in-enkelvoud concreetheid-in-meervoud faciliteren? […]
Is er één methode voor eenduidige modellering van reële
betekenissenvariëteit? Zo ja, hoe luidt die methode?
De oplossing met Metapatroon gaat ervan uit, dat modellering gedrag
betreft. Er is iets dàt zich gedraagt: object (lees in dit verband ook:
subject). Het objectgedrag is altijd situationeel verbijzonderd. Ja,
altijd. Feitelijk gedrag vormt aldus steeds‘een’samenloop
van‘een’concreet object en‘een’concrete
situatie. Daarvoor komt dus‘een’abstractie in aanmerking.
Het dienovereenkomstig methodisch bereik groeit dankzij herhaalbaarheid
van verbijzonderingssamenloop voor gedrag. Als het resultaat
van‘een’verbijzondering geldt een situationeel object. Op
zijn beurt kan dat vervolgens dienen als — aanknopingspunt van
— object resp. situatie voor verdere verbijzondering. Kortom, de
methode is recursief. Er is geen (onder)grens gesteld aan —
verdere — verbijzondering. Als methodische bovengrens dient een
horizon, dwz zowel object als situatie voor eerste
modelleerverbijzonderingen.
Via oriëntatie op gedragingen raakt een object verdeeld volgens
relevante situationele (deel)objecten. Als evenzovele verbijzonderingen
vàn een object bestaat daartussen samenhang.
Volgens Metapatroon is een model goedverbijzonderd indien gedragingen van hetzelfde subject als zijnde onderling disjunct gemodelleerd zijn.
Met Metapatroon als modelleertaal komen we m.i. toch alweer verder. Herhaling (lees ook: recursie) van gedragsverbijzondering volgens object-in-situatie levert een gelaagd model op. De gedragsvariëteit van hetzèlfde object bestaat uit verschillende verbijzonderingen volgens evenzovele situaties.
[E]enduidige betekenissenordening inclusief samenhang [ontstaat] pas door relativering (lees ook: verbijzondering).
Metapatroon […] is een methode die eigenschappen/gedrag verbijzonderd tot eenduidigheid. Dat maakt situatie annex context tot grondslag van verbijzondering. […] Elk model kent een horizon, zeg maar zijn grens.
Voor informatiekunde is daarom de enneade resp. Metapatroon zeker niet het absoluut laatste woord (of, als axiomatisch schema, juist het eerste woord). Dat schema annex modelleermethode voldoet echter aan eisen — voor opzet van — van modern informatieverkeer. Daaraan is allang concreet behoefte (en dat is voorlopig genoeg). Wie alweer nòg passender veronderstellingen weet, moet het natuurlijk vooral zeggen.
in: De logica van moderne informatiekunde
Met een horizon trekt de informatiekundig ontwerper een grens. Daarmee kiest z/hij voor wat als stelsel geldt.
in: Stelselmatige oriëntatie op meervoudig informatiegebruik
Een alweer beter idee vind ikzèlf wat de semiotische enneade uitdrukt. Dat model maakt aannemelijk hoe een vàste metastructuur potentieel oneindige variëteit faciliteert. […] Het bereik van [o.a.] formule […] is nooit algemeen, maar situationeel. En subjectief, vandaar subjectief situationisme. Dergelijke subjectieve situering geldt echter wèl algemeen, voilà metaformule. Als afgeleide modelleermethode geldt Metapatroon. Dankzij zulke grondslagen is Metapatroon geschikt voor de opgave van ordening van veranderlijke betekenissenvariëteit. Die opgave manifesteert zich nogeens èxtra in modern informatieverkeer (maar betekenissenvariëteit hoort onlosmakelijk bij het vermogen tot variabel, dwz situationeel aangepast gedrag door/van een zgn subject). Op enneadische leest is [facilitering] — pas — mogelijk […] met voor informatieverkeer nodige en voldoende erkenning van reële variëteit[.]
In termen van Metapatroon gaat het om modellering volgens relevante contextuele verbijzonderingen. […] Metapatroon faciliteert modellering van verschillen in samenhang door-de-schalen-heen.
Wat mij betreft biedt subjectief situationisme begripsmatige grondslagen resp. Metapatroon een (modelleer)methode om zgn interdependentie ordelijk uit te drukken.
Het woord gedrag geeft […] aanleiding om de principiële vraag te stellen, of dat eigenlijk wel klopt, te weten de veronderstelling dat gedragingen van een ding overal en altijd (lees dus ook: absoluut) bestaan. Het antwoord is natuurlijk … nee! […] Maar als gedrag niet uitsluitend vàn een bepaald ding is, waartoe valt het dan wèl te rekenen? […] Er bestaat voor èlk gedrag zowel een actor als een factor. De actor is dan het ene ding dàt zich gedraagt, terwijl bepaalde omstandigheden (lees ook: situatie) de factor vormen waaruit resp. -náár het zich gedraagt. Zo beschouwd heeft gedrag niet één eigenaar, maar consequent (lees ook: stelselmatig) twee eigenaren, ofwel een ding èn een situatie.
in: Gedragsmatig ordeningsbeginsel voor stelselmatige informatiemodellen
Onder de noemer van gedrag is dat — dus — een schijnprobleem. Want één en hetzelfde object kan wel degelijk tegenstrijdige, beter en algemener gezegd, onderling verschillende, gedragingen vertonen. Dat is — mede — afhankelijk van de situatie. Bijvoorbeeld het zgn complementariteitsbeginsel van N. Bohr komt daarop neer[.]
in: aantekening 61.6
In theorie laat zich met Metapatroon in, zeg maar, àlle denkbare richtingen dóórmodelleren.
[V]oor de semiotische enneade als uitbreiding van de triade [ontwikkelde ik] niet zozeer Peirce’s grondbegrip […], maar [heb] er een heuse draai aan […] gegeven. Dat kwam stellig door mijn vooringenomenheid met context. […] Contextuele verbijzondering in een model bedoelt situationele gedragsverbijzondering van objecten uit te drukken. Gedrag geldt als — uitkomst van — samenloop van een object en een situatie. Voor bepaald gedrag van een bepaald object geldt een bepaalde situatie dus als grond. Bijgevolg behoort gedrag niet strikt tot een object (maar dus tevens tot de bijbehorende situatie). […] Zeg maar dat ik de volgorde radicaal omdraai. Uitgaande van een eigenschap c.q. gedraging benut ik altijd (!) de aanname dat daarvoor een samenloop van een object en een situatie geldt. Dus vraag ik me vervòlgens af wèlk object en wèlke situatie daarvoor in aanmerking komen. Maar ook zowel dat object als die situatie in kwestie laten zich beschouwen als een gedraging, enzovoort. Met een horizon wordt daarvoor in een concreet model een grens gesteld. In omgekeerde richting kan een gedraging worden opgevat als object dan wel situatie als samenlopend deel voor nog weer verdere gedragsverbijzondering, enzovoort.
De situationele verbijzondering van objectgedrag — waarmee contextuele verbijzondering van tekens in een model correspondeert — is een vorm van relativering. De beschrijving van gedrag is immers niet absoluut geldig verondersteld, maar wisselt voor een object van situatie tot situatie. De mogelijkheden voor zulke relativering zijn met Metapatroon praktisch ònbeperkt dankzij recursiviteit van metastructuur. Nogmaals, een situationeel object telt als samenloop van een situatie èn een object. Volgens Metapatroon kan elk aldus verondersteld resultaat op zijn beurt dienen als samenstellend element, dwz als situatie en/of object, voor daarmee nader bepaalde samenloop met bijbehorend uniek verbijzonderd gedrag, enzovoort. Als resultaat van samenloop loopt de relatielijn tussen enerzijds constituerende situatie anderzijds constituerend object dóór het situationele object met dienovereenkomstige gedragsverbijzondering. De relatielijn kan worden voorzien van een richtingspijl om aan te duiden welk knooppunt geldt als constituerende situatie dan wel constituerend object; meestal spreekt dat overigens vanzelf. In zijn constituerende hoedanigheid laat een knooppunt relatielijnen onderaan vertrekken resp. aankomen.
Volgens Metapatroon betreft — zoiets als — perspectief echter steeds feitelijk (!) een specifieke samenloop van object (lees ook: subject) en situatie; een ob- resp. subject kan in allerlei situaties verkeren, voilà, meervoudig perspectief (en voorts, over gelijkvormigheid gesproken, door veronderstelde recursiviteit van samenloop is zo’n conceptueel model in theorie grenzeloos).
De situationeel veronderstelde verbijzondering van ob-/subjectgedrag komt in een model à la Metapatroon met contextuele verbijzondering tot uitdrukking (en cognitief is daarvoor een gemotiveerd begrip aan de orde; zie de semiotische enneade voor samenhang volgens momenten/dimensies) .
in: aantekening 67.9
Het kan echter nòg vreemder, vooruit, vooralsnog moeilijker, voor wie tot dusver een modelleermethode gebruikt heeft die feitelijk slechts geschikt is voor — zeer — kleinschalige modellering (en dus al helemaal voor wie zelfs geen benul heeft van conceptuele modellering). Veronderstel een deelstructuur van samenlopen resulterend in situationeel (deel)object van type n. Er is sprake van recursieve ordening, indien n op zijn beurt geldt als voorwaarde voor bedoelde deelstructuur. In beginsel laat zich zulke herhaling eindeloos voortzetten. Want volgens diezelfde deelstructuur resulteert óók weer een situationeel (deel)object van type n, enzovoort. Nota bene, zó vreemd is dat overigens helemaal niet. Iedereen die ervaring heeft met een wat grotere (arbeids)organisatie weet ‘gewoon’ dat je medewerker bent en blijft wanneer je van functie wisselt. En je kunt pas lid zijn van de personeelsvereniging en/of deelnemen aan het collectieve pensioenplan e.d. op voorwaarde van medewerkerschap. En vaker dan doorgaans beseft, is toewijzing van de ene functie afhankelijk van het reeds vervullen van een andere functie, enzovoort. Dat gebeurt zelfs als regel indien iemand de ene organisatie vertegenwoordigt in een andere organisatie. De bestuurder van een sportvereniging kan eventueel worden benoemd als bestuurslid van de nationale sportbond, en wellicht zo dóór tot bestuurslid van de internationale bond. Wie er op reële stelselschaal op gaat letten, herkent prompt alom dergelijke deelstructuurherhalingen. Klopt, voor een model dat louter, bijvoorbeeld, pensioenaanspraken beschouwt, lijkt dergelijke voorwaardelijkheid geen belang te hebben (en kan daarom achterwege blijven). Dat houdt feitelijke samenhang echter onzichtbaar. En hoe ruimer de noodzakelijke (!) schaal van modellering, des te onontkoombaarder zijn modelleerconstructies volgens recursieve voorwaardelijkheid (omdat het ene resultaat de vòlgende voorwaarde met dezèlfde deelstructuur constitueert) .
Gedrag laat zich slechts eenduidig voor een dienovereenkomstige situatie verklaren, enzovoort. Indien zo’n beschrijving (lees ook: model e.d.) verschillende situaties dekt, zijn ze voor het gedrag in kwestie kennelijk … niet verschillend.
[I]nfrastructuur voor informatieverkeer [moet ruimer opgevat zijn] ter facilitering van verkeer-als-ontmoeting, met op haar beurt dus elke ontmoeting ter facilitering van gedragsafstemming door deelnemers eraan.
Het stelsel in kwestie is dus de samenleving (lees ook: maatschappij). Dat vergt een zgn betekenissenmodel op die — maatschappelijke — schaal. […] Dan volstaan enkelvoudige definities echter niet; eenduidige betekenis vergt configuratie van term (semiotisch: signatuur) èn context. Modelleermethode: Metapatroon.
A subject, that is, ‘something’ equipped with cognitive
capacity, entertains motives. Through a focus, and in so-called Gestalt
fashion, a motive is the necessary background for a concept, which is
irreducibly foregrounded. Through a concept that is motivationally
differentiated, a subject can behave in a situationally differentiated
manner. As Peirce suggests, a sign mediates between a subject’s
motivated concept and situated behavior. If so, a sign must be
differentiated accordingly. And that is what Metapattern helps to
express methodically at any scale. (Historically, I thought of such a
modeling method first, to supply it only later with an appropriate
theory. Isn’t that how innovations works? Idea first,
rationalization after.)
A model is a sign. So, a model doesn’t include purposes. Or
motives, for that matter. It can only include descriptions of
purposes and/or motives. As such, they appear as contexts.
Now, the purpose :-) with Metapattern is to eliminate
“overlapping contexts.” For it is only without overlap,
that a subject’s (also read: an object’s) situated
behaviors — or motivated concepts — can be taken for
unambiguous descriptions (vice versa).
in: note 71.20
Voor objectgedragingen die als tegenstrijdig ‘verschijnen,’ is vooralsnog kennelijk een ontoereikende situationele indeling gemaakt. Het idee is dat een passende indeling géén tegenstrijdigheid — meer — betreft. Klopt, dat is positivisme.
in: aantekening 72.7
Verschil tussen toepassingsschaal (context impliciet) en stelselschaal (context expliciet) moet dus algeméén geldig worden opgevat. Zònder contextuele verbijzondering op methodische grondslag is stelselmatig informatiebeheer onmogelijk, omdat de kritieke voorwaarde voor gebruikskwaliteit op verkeers- en dus stelselschaal ontbreekt.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Zodra variëteit optreedt, werkt — de veronderstelling van — atomisme prompt averechts. Wie echter niet eens beseft aannames te vòlgen, valt er onmogelijk vanàf te brengen. Dat doet er niets aan af, dat er voor beheersing van eenduidigheid ‘iets’ bij moet. Consequent is dat dus context. Want ‘iets’ blijkt alweer ruimer beschouwd niet ònveranderlijk zichzèlf (atomisme), maar kan telkens ànders zijn (situationisme, met context als relevante situatieduiding).
Informatie dient afstemming van gedragingen. Dat betreft dus mènsen
met respectievelijke belangen waarvoor zij hun gedragingen
voortbrengen. Daarom moet betekenis van informatie als het ware gelden
in termen van relevante gedragingen volgens differentiële belangen
(lees ook: motieven, interesses e.d.). Op de schaal van een samenleving
heerst bijgevolg variëteit van gedragingen. En de eerdere uitkomst kan
de volgende aanzet wijzigen; die variëteit is ook nog eens door-en-door
dynamisch.
Voor bijbehorende informatie moet dienovereenkomstige variëteit van
betekenissen zijn uitgedrukt (lees ook: gemodelleerd). Dat vergt een
passende modelleermethode, en dat is Metapatroon. Situationele
gedragsverbijzondering laat zich met contextuele
informatieverbijzondering eenduidig beschrijven.
Wat Metapatroon toestaat, is stelselmatige uitdrukking van verwevenheid van verschijnselen. […] Dat vergt nadere ontleding van zgn dingen in hun verschillende situationele gedragingen. Dat verruimt het bereik van eenduidigheid sterk, maar aan het hypothetisch karakter van een betekenissenordening valt nooit (!) te ontkomen (wat uiteraard ook weer geldt voor deze bewering als … hypothese […]).
De eerste aanname is dat gedrag geassocieerd moet zijn met een subject of, algemener gesteld, een object. De crux is — het inzicht — dat objectgedrag nooit absoluut ‘bestaat, ‘ maar principieel betrekkelijk. Wat telkens telt, is samenloop van het object in kwestie met een situatie. Dat resulteert in situationeel objectgedrag. Andere situatie! Dat ‘betekent’ ànder — immers situationeel — objectgedrag, enzovoort. Met een zgn signatuur als identiteitstelling van een object resp. een context als identiteitstelling van een situatie, is altijd een configuratie van signatuur en context nodig èn voldoende ter identificatie van een unieke gedragsbeschrijving. (Voor stelselmatig bereik laat Metapatroon voorts zowel betrekkelijk als recursief wat voor signatuur resp. context kan doorgaan.)
in: aantekening 76.1
Dat is […] geen onvermijdelijke verwarring. De gangbaar geraakte methoden voor tekenvorming zijn domweg niet berekend op borging van eenduidige “betekenisvorming” op feitelijk grenzeloze schaal. Zolang nodige en voldoende context impliciet bestaat, kunnen tekens inderdaad vergaand beperkt blijven tot wat feitelijk slechts een signatuur betreft. Overeenkomstig uitbreiding van het schaalbereik moet er voor eenduidigheid expliciet nodige en voldoende context bij. Voor zulke stelselmatige tekenvorming biedt Metapatroon de passende modelleermethode.
De gedragingen van een ob-/subject volgen uit samenloop met telkens een situatie, met èxtra verwevenheid omdat ob-/subject en situatie ook weer betrekkelijk gekozen kunnen zijn. Nota bene, samenhang is daardoor niet (!) als het ware direct gedacht tussen de “dingen” als — zoiets als — geheel (lees ook: atoom) maar m.i. fijnmaziger tussen situationele dinggedragingen. Ik beschouw een ding als een object; een subject vind ik dan een object dat beschikt over cognitief vermogen (en er voor gedragsbepaling gebruik van maakt).
Gedrag geldt voor een bepaalde samenloop van een — verondersteld — ob-/subject en een — veronderstelde — situatie. Het bereik van een gedragsbeschrijving is en blijft dienovereenkomstig beperkt.
Oriëntatie volgens gedragingen laat telkens een ‘bepaalde’ gedraging resulteren uit samenloop van subject en situatie, enzovoort.
Strikt voor getallen-mèt-een-waarde heeft immers iemand ooit bedacht, briljant, dat ze allemaal het eenduidigst betrokken kunnen zijn op het ene getal-zònder-waarde, te weten nul. Dat idee komt uitgedrukt als nul-identiteit prima van pas voor — veronderstelling van — verband tussen verschillende situationele ob-/subjectgedragingen.
Naarmate het bereik groter is, neemt de kans op structuurwijzigingen uiteraard sterk toe. Daarom ‘kent’ Metapatroon resp. KnitbITs naast controlespoor voor informatiewaarden tevens een controlespoor voor structuurwaarden. De combinatie ervan maakt willekeurige reconstructie mogelijk.
Daar is op z’n algemeenst het onzekerheidsbeginsel weer voor wie op absolute schaal blijft zoeken naar eenduidig gedrag. Dat schiet niet op en noodzaakt praktisch (!) tot — gebruik van — een methode die open is wat explicitering van situaties aangaat (en dienovereenkomstig van objecten en zo door van samenlopen ertussen tot specifieke gedragingen).
Tegenover de valse schijn van technische beheersing van een middel stelt Metapatroon de mogelijkheid van doelgerichte aanpassingen [volgens] opzettelijke openheid[.]
in: aantekening 82.7
Mijn voorstel luidt dat niet zozeer ob-/subjecten als “entiteiten” stelselmatig eenduidig kunnen worden geordend. Dat lukt met gedragingen wèl redelijk, en daaruit vòlgen dienovereenkomstig verschillende ob-/subjectduidingen. […] Ik herhaal dat Metapatroon een daarvoor passende modelleermethode biedt.
Wat aan een stelselmatig model met variëteit van dien moet opvallen, is dat wederzijdse afhankelijkheden door-de-schalen-heen verlopen. Nee, ik zou niet weten welke indeling in verschillende (sub)culturen verduidelijkend werkt. Het veronderstelde stelsel-als-geheel dan maar? […] Stelmatig houdbaar acht ik pas de òmgekeerde aanpak. Ga van verschillen uit en beschouw daarvoor verkeersgebeurtenissen in de zin van onderlinge afstemming van gedragingen door deelnemers; benadruk bijgevolg als reëel te duiden verschillen met samenhang ertùssen. […] Nogmaals, dat vergt erkenning van situationele verbijzondering. En daarom moet als corresponderend verbijzonderingsmiddel context als integraal onderdeel van elk teken opgevat zijn. Anders blijft eenduidigheid op reële stelselschaal onbereikbaar. En pas stelselmatig raakt herkenbaar dat een subject al naar gelang zijn ervaring van een àndere situatie zich ànders gedraagt (en dat geldt overigens óók voor objecten, die weliswaar niet over cognitief vermogen beschikken, maar waarvan eigenschappen situationeel variëren). En een subject leert van gedraging tot gedraging, met aldus veranderlijke invloed op zijn vòlgende gedraging, enzovoort (wat in zekere zin ook weer voor zgn objecten geldt). Uitgaande van consistent gedrag veronderstel ik daarom voor/van een ob-/subject per relevante situatie een deelidentiteit (lees ook: rolidentiteit of -hoedanigheid) met voor samenhang ertussen ‘zijn’ nul-identiteit (die als louter samenhangmiddel situatie- en aldus gedragloos is en moet blijven).
in: aantekening 83.7
Zodra je er methodisch ruimte voor kan laten, is variëteit daarentegen prompt vergaand … getemd. Aldus beheerst is meervoud wel zo eenvoudig.
Met Metapatroon geldt contextuele verbijzondering als beginsel, voor eenduidigheid altijd nodig en voldoende duidelijk uitgedrukt.
Gedrag is de maat van variëteit. Specifiek gedrag, dwz een gedraging, telt twee, niet meer en niet minder, (f)actoren: object en situatie. Zeg ook maar dat gedrag niet exclusief aan een object toegeschreven moet zijn, overigens evenmin exclusief aan een situatie, maar principieel aan een situationeel object.
Informatie over beide (f)actoren maakt onderdeel uit van de informatie over — de gedraging van — een situationeel object. In de zin van eigenschappen worden tevens ‘zijn’ beide constituerende (f)actoren gerekend tot de gedraging van het situationele object in kwestie. Sterker nog, nodige en voldoende normalisatie beperkt zoiets als de constitutieve gedraging van het situationele object tot verwijzingen naar beide (f)actoren.
Omdat de absoluutheid van objecten als veronderstelling vervalt,
volstaat een ènkele duiding van — dubbele — drieledigheid
voor feitbeschrijvingen niet. Er komt een te beschrijven soort van
feiten bij, als het ware als voorwaarde om de overgeleverde als de
andere soort te kunnen blijven benutten.
Nieuw, althans, buiten het vertrouwde en kennelijk onwrikbaar geraakte
redekundige kader voor een apart veronderstelde (woorden)zin, is de
constitutie van een situationeel object.
Ik herhaal dat èlke deelfunctie wordt bezet door een situationeel object, maar met een verschillend soort deelfunctie per situationeel object (en dus ook verschillend van de deelfuncties die redekundig gelden)[, in] de drieledigheid van de kleinste samenstelling voor constitutie van een — vèrder — situationeel object […]. […] De daadwerkelijke constitutief-drieledige samenstelling is overigens nòg weer fijnmaziger[.]
Hoe dan ook, zodra een situationeel object, zeg maar, exclusieve eigenschappen heeft, nou ja, wanneer de informatiekundige ontwerper annex modelleur dat zo bepaald, kan daarin òngewijzigd worden voorzien met een feitbeschrijving volgens de [overgeleverde] drieledige opzet […], zij het dat voor het ene object situationeel object moet worden gelezen en voor het andere object een dáár uniek geldige waarde.
Situationeel object is al een verkorte aanduiding, te weten van
zoiets als situationeel deelobject. Daarbij verwijst “zoiets
als” naar de veronderstelling die met de àndere veronderstelling
van situationele objecten nota bene òngeldig verklaard is, te weten de
veronderstelling van absolute objecten.
Ipv verkort aangeduid met situationeel object lukt dat voor
situationeel deelobject met één woord met situatiodeelobject. Nòg
korter is sitject. Het voordeel daarvan is o.a. dat die ene term zowel
situationeel deelòbject als situationeel deelsùbject omvat. (Immers)
willekeurig wàt resp. wie kan in een situatie, zeg ook omstandigheden,
zijn geworpen. Iacto — iactare is Latijn voor werpen.
Maar vergaand impliciet beschouwen ook [zij] een teken als enkelvoudig (lees hier: intern òngestructureerd), terwijl nota bene een teken als zgn intern gestructureerd, dwz met tevens context als onlosmakelijk onderdeel ervan, verondersteld moet zijn om verschillen eenduidig te kunnen ordenen.
Als modelleermethode gaat Metapatroon inderdaad algemener van de veronderstelling uit dàt er telkens een tweeledige samenloop aan de orde is. […] Ik geef overigens de voorkeur aan de aanduiding met variëteit ipv met complexiteit.
[E]en model strekt zich altijd beperkt uit tot een zgn horizon. De werkelijkheid loopt … natuurlijk verder door, maar telt voor de bedoeling met het model in kwestie als irrelevant. En als dat onverhoopt een vergissing blijkt moet de horizon, ook weer praktisch, worden verruimd. Ook dat lukt met Metapatroon.
Een ènkelvoudig beginsel helpt niet. Het beginsel van Metapatroon is daarom dat van samenloop. De veronderstelling van principieel tweeledige samenloop voldoet praktisch prima, mits netzo principieel geldt zowel de betrekkelijkheid van wat telkens als ob-/subject resp. situatie kan worden aangenomen als de herhaling (moeilijk woord: recursiviteit) van samenloop. Klaar.
in: aantekening 92.4
[E]en object — en een subject is een object dat voor gedragsbepaling cognitief vermogen … kent — gedraagt zich verschillend al naar gelang de situatie waarin het verkeert. Dat gedràg betreft telkens een verschijnsel. […] Daarom beschouw ik ob-/subjectief situationisme als verklarings- annex beschrijvingsbeginsel. […] Wat telt is tèlkens samenloop van — wat daarvoor wordt verondersteld als een — ob- dan wel subject met — wat daarvoor wordt verondersteld als een — situatie. […] En de situationele gedragsverbijzondering die mikt op eenduidigheid, noopt tot een contextuele beschrijvingsverbijzondering. Metapatroon is een modelleermethode op de grondslag van recursieve contextuele verbijzondering. Dankzij recursiviteit kan de schaal van situering willekeurig gelden met de verschillen, omdat volgens Metapatroon voorts betrekkelijkheid is wat als ob-/subject en/of situatie voor enige samenloop kan gelden, allemaal samenhang in een omvattend, vooruit, interdisciplinair model. […] Zoiets als “eenheid” van verschillen is onzin, “integratie” betreft samenhang tùssen verschillen. Er moet zijn voorzien in wederzijdse afhankelijkheden, zeg ook maar interdependentie[. …] Dat geldt in nog sterkere mate dan voor objecten voor zgn subjecten.
Dat betreft van het ene … één trouwens relaties tot ànder in meervoud. Ik noem dat ob- resp. subjectief situationisme[. … Want] over zoiets als een onderwerp zèlf valt zelfs niets te zeggen. Eigenschappen resp. gedragingen bestaan altijd situationeel. Samenhang tùssen de situationeel verschillende, zeg maar, verschijningsvormen van een … iets, kan logisch daarom slechts eigenschap- annex gedragloos gedacht zijn. Daarvoor veronderstel ik dat een … iets een nul-identiteit telt. En […] volgens situationele gedragsverbijzondering en uitgedrukt met contextuele beschrijvingsverbijzondering [lukt] wel degelijk “vaste[re] greep […] op [een] onderdeel” […] , maar ipv op een “afzonderlijk onderdeel” [gebeurt dat] op een door-en-door betrekkelijk verondersteld onderdeel zònder de illusie van volledige inventarisatie van zulke betrekkelijke verschillen.
in: aantekening 93.4
Een bepaalde gedraging van een bepaald situationeel object wordt uitgedrukt met een bepaalde waarde. Van gedraging tot gedraging kan allereerst het waardenstelsel variëren, vervolgens de vòlgens het geldig verklaarde stelsel toegekende waarde. Een tweewaardig stelsel omvat bijvoorbeeld ja en nee. Een stelsel is open wanneer — vergaand — willekeurige antwoorden mogelijk/toegestaan zijn.