Metapatroon > informatieverkeerskunde > wisselwerking
Maatschappelijk verkeer is voor een aanzienlijk deel informatieverkeer. Omgekeerd valt daarom te verwachten dat andere mogelijkheden (en belemmeringen) voor informatieverkeer tot verandering van maatschappelijk verkeer leiden (waarvan informatieverkeer immers samenstellend onderdeel uitmaakt).
Pas dankzij deugdelijke infrastructuur voor informatieverkeer wijzigen daarop gebaseerde toepassingen, informatiediensten e.d. op hùn beurt van opzet. Dergelijke samenhangende voorzieningen heten interoperabel en faciliteren aldus de informatiemaatschappij met alle verkeersdynamiek van dien.
in: aantekening 37.9
[Met] Metapatroon [kan] kan de eigen informatievoorziening van [een] organisatie meebewegen met het open, dynamische, m.i. zelfs onvoorspelbaar gevarieerde informatiestelsel.
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Dankzij infrastructuur à la Internet kan je informatievoorziening als het ware binnenste-buiten opzetten.
[Maar w]at 'we' nu nog alom doen om informatievoorziening op
stelselschaal aan de praat te krijgen, neemt als uitgangspunt
waarmee-we-vertrouwd-zijn. Dat zijn geïsoleerde informatiesystemen. Dus
slaan we ijverig aan het extrapoleren. Dat blijkt echter niet te
werken. Op stelselschaal speelt immers gevarieerde betekenisordening.
In semantisch opzicht is dat beslist een paradigmawissel.
Vervolgens heeft dat principieel stelselmatige paradigma voor —
beheersing van — betekenisvariëteit gevolgen voor de, zeg maar,
instrumentatie. […] Zoals een stelselmatige opvatting over
verkeersstromen stellig mede gevolgen heeft voor passende
vervoerstechniek, zo geldt dat verband tevens vanuit informatiekunde
naar informatica.
[I]nformatiemaatschappij is ànders dan informatiesysteem. Dat komt mede […], omdàt die maatschappij alsmaar vòller met systemen staat. Tegelijk verandert daardoor, blijft stellig ook toekomstig veranderen, wat voor zulke systemen geldt als optimaal. […]
in: Digitale architectuur door-de-schalen-heen: van informatiesysteem tot en met -maatschappij
[D]at [is] juist […] wezenlijk aan informatie […]: middel voor betrèkking. Daarom telt tevens betrekking/relatie als fundamenteel, kortom, moet interdependentie het uitgangspunt zijn. Dat vergt open (verkeers)ruimte voor iedereen in wisselwerking met ‘relatief’ gesloten ruimte pèr deelnemer.
in: aantekening 36.1
[Met Metapatroon kan] de gedragsvariëteit van de digitale hulpmiddelen een wezenlijke orde […] opschuiven in de richting van hoe gedifferentieerd èchte mensen zich gedragen. Sterker nog, de menselijke gedragsvariëteit/-differentiatie moet het uitgangspunt zijn voor zinvolle ondersteuning.
De overeenkomsten zijn […] geen toeval, maar berusten op identiteit. De zgn informatiesamenleving is immers geen aparte samenleving. Het woord zegt het al, er is en blijft één samenleving. Het voorvoegsel bedoelt een aspect te benadrukken, dat thans extra opvalt. De deelnemers aan het geïntensiveerde informatieverkeer hebben daarvoor echter nog altijd fysieke plaats, respectievelijk verplaatsingen nodig. Welke plaats(en) met verbindingen dat optimaal is (zijn), verandert mede onder invloed van beschikbare voorzieningen voor hun informatieverkeer.
in: Vermaatschappelijking; zie ook Agendering van informatieruimtelijke ordening
Zo veroorzaakt ruime infrastructurele capaciteit doorgaans intensiever gebruik. Komt dat even mooi uit! Voor informatieverkeer, nota bene, lijkt dat althans voorlopig precies wat we willen bereiken (en wie weet heeft dat gunstige invloed op het fysieke verkeersverloop … enzovoort, enzovoort).
in: aantekening 27.3
Het begint ermee om dergelijke factoren niet langer als complicerend te beschouwen. Want wat we ook doen, die factoren verdwijnen niet, nee, ze gaan niet wèg. Zij vertonen zelfs in toenemende mate wisselwerking. Daarom is hun reductie ònmogelijk, punt. [… We] moeten ons richten op methoden die zulke factoren zoveel mogelijk helpen beheersen, faciliteren. […] Nu moeten we dat ook gaan doen voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal.
in: Wondermiddel
[V]ooràl gaat het […] om de opbouwende spanning tussen de zgn differenties. Daardoor veranderen ze (pas) allebei! Dat gaat dus nota bene principieel verder dan co-existentie. Noem het dia-existentie, dialectiek. […] Dankzij wisselwerking (interdependentie) overstijg je pas […] een element-in-isolement. Zo [geldt] civiele informatiekunde juist als òpening voor de traditionele(re), toepassingsgerichte informatiekunde.
[F]ysieke ruimte en informatieruimte [moeten] als alsmaar sterker afhankelijk van elkaar (interdependent) opgevat […] zijn. Wat ooit begon als vergelijking, blijkt feitelijk steeds meer één en dezèlfde, dus integrale opgave.
in: Vermaatschappelijking; zie ook Agendering van informatieruimtelijke ordening
De extra moeilijkheidsgraad bestaat eruit dat het eerste thema ànders komt te liggen in het kader van het tweede.
Er valt pas orde in ontwerp, ontwikkeling, beheer èn nota bene gebruik te vestigen door onderscheid tussen enerzijds infrastructuur voor informatieverkeer, anderzijds specifieke verkeersmiddelen van deelnemers.
in: Wondermiddel
[De] ruimere benadering [is] geen kwestie van extrapolatie. [Je] heb[t] allebei de uitgangspunten tegelijk nodig als polen, waardoor je ook onmiddellijk hun wisselwerking productief krijgt.
Overigens vraag ik niemand om het traditionele(re) paradigma voor informatiekunde òp te geven. Het verandert natuurlijk wèl door wisselwerking. Uiteindelijk zijn er complementaire paradigma’s voor adequate dekking van het complete informatiekundige spectrum, dus vanaf de allerkleinste verwerkingsmodule tot en met de informatiemaatschappij. Eén ènkel paradigma kan naar mijn overtuiging niet voorzien in die reikwijdte. […] Dankzij zowèl toepassings- àls stelselperspectief, alsmede hun wisselwerking, klaart het beeld plotseling op.
De civiele informatiekunde richt zich op de infrastructuur voor […] informatieverkeer, dus zònder gedetailleerd aanzien van specifieke deelnemers en hun dienovereenkomstige informatiebehoeften. In ‘details’ moet iedereen als het ware aanvullend voorzien, zoals iemand zèlf eventueel een fiets heeft om ermee op de openbare weg te rijden. De verhouding blijkt eruit, dat een fiets geen enkele zin heeft zonder wegenstelsel.
in: Civiele informatiekunde: op weg naar infrastructuur voor informatieverkeer
[Enerzijds kan je] een knooppunt positioneren als (im)materiële locatie van extra verkeerscòncentratie, waarbij onderscheid nodig is naar allerlei soorten verkeer(sstromen). [… Maar] de individuele burger [bestaat] als in toenemende mate, zeg maar, vernetwerkt. [Anderzijds] betekent [dat] de individuele burger als knooppunt. [… Er is] een expliciete synthese nodig […] van beide opvattingen, die immers allebei relevant zijn. […] Voor de maatschappelijke reikwijdte van dergelijke opgaven noem ik dat civiele informatiekunde.
in: aantekening 24.9
Nota bene, de intra-organisatorische informatievoorziening pèr actor/deelnemer aan het publiek informatieverkeer verandert daardoor kwalitatief méé.
in: Anti-referentiearchitectuur
Dat is het perspectief, zeg ook maar een ontologie van wisselwerking. Àlle informatie telt als stelselmatig. Er moet daarom stelselmatige betekenisordening gevestigd zijn en onderhouden blijven.
Let op wat er gebeurt door radicalisering van modaliteit. Modale logica vervalt als gevolg van modaal ontwerp.
[Dankzij] civiele informatiekunde [of informatieverkeerskunde] is de
oorspronkelijke informatiekunde, zeg maar corresponderend met
(ge)bouwkunde ofwel architectuur, scherper herkenbaar als primair
toepassingsgericht. Enerzijds de civiele informatiekunde, anderzijds de
(toepassings)informatiekunde vormen de disciplinaire polen van het
nieuwe spectrum voor informatieverkeer. […]
Dankzij infrastructurele voorzieningen kunnen verkeersdeelnemers hun
respectievelijke toepassingen ook weer ànders opzetten. Kortom, er
bestaat wisselwerking tussen civiele informatiekunde en
(toepassings)informatiekunde.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
[I]nformatieverkeer [vormt] natuurlijk zowel een integraal, als een in toenemende mate integrerend aspect van het maatschappelijk verkeer in het algemeen.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
Op die schaal, dus de stelselschaal, blijkt vooral betekenisordening een infrastructurele opgave. Slechts met een methode die op die schaal berekend is, valt informatieve infrastructuur in optimale verhouding te brengen met specifieke(re) voorzieningen voor informatieverkeer.
in: aantekening 21.2
De volgende disciplinaire synthese dient zich inderdaad al aan, die van driedimensionale stedenbouw en de civiele informatiekunde.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
[Dat vergt d]e combinatie van het inrichten van binnen-naar-buiten
(‘eigen’ informatiemiddelen) en van buiten-naar-binnen
(hergebruik als infrastructuur)[. …]
Zo bestaat overal dynamische spanning tussen infrastructuur en
markt(werking).
in: Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger
Op maatschappelijke schaal is het onmogelijk om strikt vanuit klassieke, dus toepassingsgerichte informatiekunde een productieve verkeersinfrastructuur te realiseren. Zulke verschillende, maar tegelijk samenhangende oriëntaties, kortom, zijn onmisbaar.
in: Infrastructuur op een briefje
Van buiten naar binnen gekeken past een traditionele toepassing daarin (totaliteit) voortaan keurig als lokaliteit. Dat is echter niet langer een geïsoleerde, aparte lokaliteit, maar een interdependente. Er heerst onderlinge afhankelijkheid, wisselwerking.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
Not just the control side, but especially the risk side of identity management enters a new stage with — the use of — electronic media, i.e. digital information and communication technology.
in: Semiotics of identity management
Interdependency rules between an object’s security, a sign’s accuracy (also read: precision or rigor) and an interpretant’s relevance.
in: Semiotics of identity management
De toevoeging van infrastructureel perspectief vergt zgn. bipolaire
benadering:
gemengd gebruik van collectieve èn bijzondere voorzieningen.
Het blijft vooralsnog bij een traditionele benadering, te weten dat we via verbeterde huizen 'automatisch' een betere stad ontwikkelen. Zo werkt dat niet op maatschappelijke schaal. Er zijn onderling afhankelijke perspectieven nodig voor zulke variëteitbeheersing. Dankzij deugdelijke informatieve infrastructuur verandert wat dáárdoor aparte voorzieningen-maar-in-samenhang zijn.
in: aantekening 17.4
Zo komt er samenspel tussen de externe, zeg infrastructurele oriëntatie en de interne, intra-organisatorische oriëntatie. Informatievoorziening is voortaan altijd de resultante van beide oriëntaties.
[Dat] moet […] worden heroverwogen en wel stelselmatig. [He]t betekent allereerst erkenning van infrastructuur voor informatieverkeer en vervolgens wat precies, niet meer en niet minder, de optimale verkeersbijdrage is. Dat draait stellig uit op een bescheiden, want realistische bijdrage […], maar één die daarom wel werkt.
Het is […] niet zo dat de traditionele organisatiecentrische (lees algemeen: actorcentrische) benadering van informatievoorziening compleet achterhaald is. Die moet echter steeds explicieter uitgelijnd worden met een stelselmatige benadering.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
Developing software that will operate in isolation has fast become an exception. Increasingly, there is infrastructure for information management, too. As a consequence, a particular development is mainly ‘about’ applying such infrastructure (which itself is also developed as a consequence, and so on).
in: On metapattern and other themes in information management
Een contextueel verbijzonderde betekenis valt slechts vanuit “een overkoepelend semantisch kader” te bepalen, terwijl zo’n betekenis op haar beurt dat kader mede vormt ... enzovoort.
Zo’n contextmechanisme dat open-eindig werkt bedoelt de feitelijke schaal (lees ook: bereik) van informatieverkeer zowel te vòlgen als te bevorderen.
De ontwerper moet op zijn beurt kunnen aantonen dat de oplossing inderdaad in de gestelde behoeften voorziet. Verder moeten opdrachtgevers vertrouwen kùnnen hebben in de ontwerpdiscipline. Daaraan is voor informatievoorziening thans gebrek, terecht. Met hun idee dat ze het moeten snappen, maken opdrachtgevers het voor stelselmatige opgaven echter alsmaar erger. Zo blijven ?we? gevangen, nogmaals, in plaatselijke mislukkingen. Die vicieuze cirkel helpen we niet te doorbreken, nooit, zolang we hem zelfs blijven aanjagen. Met opleidingen van een nieuwe generatie ontwerpers ontkomen we er pas aan. Dat had Walter Gropius door, inspiratie, dus, toen hij het Bauhaus opzette.
De principiële ruimte voor differentiatie betekent dat een deelnemer aan informatieverkeer zijn aandeel aan het totale informatiestelsel zo eenvoudig mogelijk kan aanpassen. Dankzij bijbehorende nadruk op gemeenschappelijk-wat-gemeenschappelijk-is blijft dat aandeel tevens zo doelmatig mogelijk.
in: Even voorstellen, een stelselmatig experiment met informatieverkeer
Vergelijkbaar met samenhangende disciplines voor de gebouwde omgeving, van binnenhuisarchitectuur via (ge)bouwarchitectuur en stedenbouwkunde tot en met planologie, poneer ik diverse informatiekundige disciplines. Wat tot dusver gold als de enige, noem ik toepassingsgerichte informatiekunde. De aanvullende discipline voor stelselmatigheid gaf ik de — voorlopige — naam civiele informatiekunde of informatieverkeerskunde.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
De behoefte aan overzicht enz. is en blijft niet alleen reëel, maar wordt terecht zelfs sterker door groeiend besef van wisselwerking.
in: Stelselmatig overzicht via informatiesleutels
Met Metapatroon als zgn stelseltaal voor modellering kan met verschillende doelgroepen worden gecommuniceerd: enerzijds opdrachtgevers en belanghebbenden, anderzijds ‘aannemers. ’
Van een stelselmatig model kunnen allerlei uitingen in publiekstaal worden àfgeleid. Daarbij gaat onvermijdelijk stelselmatigheid verloren. Publiekstaal is daarom geschikt voor formulering van beleidsinitiatief, algemenere voorlichting, eventuele aanwijzingen voor beperkte handelingen e.d. Want dat lukt dus praktisch nooit met een stelseltaal. Een ontwèrp in publiekstaal vormt echter een tegenstrijdigheid. Dat onderscheid tussen stelsel- en publiekstaal hoort nu eenmaal onlosmakelijk bij de paradigmawissel naar informatieverkeer.
in: aantekening 51.7
Wat gaat er infrastructureel mis? Domweg omdat er nog altijd geen deugdelijk infrastructurele opvatting wordt gevolgd wat - voorzieningen voor - maatschappelijk informatieverkeer betreft.
Wat bepaalde informatie betekent voor iemand, zeg ook maar voor een subject, kan variëren per situatie (en tijdstip). Voilà, subjectief situationisme. Zonder mogelijkheid om daaraan voldoende nauwkeurig uitdrukking te geven, raakt samenleving ondermijnd.
in: Vernieuwing volgens Duivesteijn, lessen voor infrastructuur voor informatieverkeer
Zonder het oogmerk van synthese heeft analyse geen zin, terwijl synthese zinloos blijft zonder analyse. Dergelijke activiteit is door wisselwerking gekenmerkt. Moderne bestuurders verzetten zich er tegen, zo is helaas mijn ervaring. Zij verlangen rechtlijnigheid waarmee ze ten onrechte beheersing e.d. associëren. Aldus verergeren zij de toestand …
in: Hoelang blijven opdrachtgevende bestuurders blind voor reële betekenissenvariëteit?
Volgens semiotisch perspectief is elk psychisch systeem, subject dus, óók prima, herstel, zelfs bij uitstek toegerust voor communicatie. Met karakteristiek situationeel gedrag beïnvloeden subjecten op hun beurt de wereld, om zich vervolgens naar de aldus veranderde wereld te richten met eventueel aangepast situationeel gedrag, enzovoort. Conform de gedragsverbijzondering ligt het voor hand om de wereld volgens situaties te beschrijven. Dankzij recursiviteit volstaat één verbijzonderingsmethode. Als situaties doen o.a. sociale systemen interpretatiedienst. Als expliciete verkeersvoorzieningen geef ik de voorkeur aan de aanduiding infrastructuur. Infrastructuur communiceert niet, laat staan dat infrastructuur zichzèlf kan beschrijven, maar faciliteert communicatie door gebruikers ervan. Zij veranderen mede door dat gebruik … kip en ei.
Natuurlijk heeft iedereen hulp nodig voor veranderingen, zeker vanaf zelfs maar de minste maatschappelijke strekking. De hulpnood zit zelfs besloten in het begrip maatschappij, samenleving. Zo’n verandering raakt immers (ook) àndere mensen. Zij mogen er dus het hunne van vinden, nietwaar? Ja, de manier waarop de boodschap wordt gebracht, kan — veel — verschil maken. Zeker, hulp voor publicatie is nodig, maar nog lang niet voldoende. Leest iemand? Luistert iemand? Of überhaupt reactie volgt, hangt niet of nauwelijks af van de zgn inhoud, maar veeleer van de maatschappelijke positie die de boodschapper heeft volgens de geadresseerde. En dat is slechts een reactie. Actie is nog niet eens aan de orde.
Zelfs kenmerkend voor gedrag is verandering. Met andere woorden, verandering is allesbehalve revolutionair.
in: Neomarxistische pragmatiek voor informatieverkeerskunde
Het is in de eerste plaats niet de taal die oproept tot gedrag. Dat doet de taalgebruiker. Ten tweede roept hij juist niet tot hetzèlfde gedrag op, maar tot gedifferentieerd gedrag, dwz tot wat hijzèlf juist niet als gedrag wil voortbrengen.
in: aantekening 55.8
[I]nfrastructurele voorzieningen moeten gedragingen volgens allerlei perspectieven faciliteren en daarom telt tevens samenhang tussen zulke verschillen; er is nota bene wisselwerking gaande; samenhang beïnvloedt constituerende verschillen, en omgekeerd. […] Naar mijn idee geldt de regel van verbijzonderingen zònder uitzondering, waardoor voor samenhang de kùnstgreep (lees ook: irrationele zet) nodig is van een nul-verbijzondering annex nul-identiteit. […] Als een nul-identiteit al iets ‘is,’ gaat het in elk geval niet om een hogere orde, integendeel. Eventuele gelaagdheid van paradigma’s zie ik vertegenwoordigd door recursie van verbijzondering. Dankzij recursie geldt alom dezelfde methode, met een grenswaarde (Metapatroon).
De mogelijke hoedanigheden voor verkeersdeelname zijn niet statisch. Dynamiek bestaat erin dat de ene maatschappelijke handeling kan leiden tot — voorwaarden voor — hoedanigheden voor weer andere handelingen, enzovoort.
in: Reële variëteit van deelnemers volgens hoedanigheden in informatieverkeer
Dat schreeuwt om omkering van uitgangspunt, maar daar hebben we het effect van geleidelijke ontwikkeling weer. Dan blijkt de noodzaak van paradigmawissel moeilijk, zo niet onmogelijk te herkennen. Volgens het oorspronkelijke uitgangspunt blijft het een kwestie van aanpassingen van ‘systeem’ aan ‘omgeving.’ Dan zijn ze onverminderd als verschillende objecten gedacht, èlk met eigen gedrag (waartùssen dan de noodzaak blijft van controle e.d. op afgestemde uitvoering). Dat verandert radicaal door uit te gaan van samenlopen van ‘systeem’ en ‘omgeving’ met steeds enkelvoudig verbijzonderde gedragingen.
[D]e schaal van de oplossing moet overeenkomen met de schaal waarop zich het probleem — respectievelijk de kans — voordoet.
Het probleem van wisselwerking, wederzijdse afhankelijkheid e.d. (lees ook: interdependentie) blijft … […] Reële variëteit valt niet te reduceren tot zgn logische atomen. […] Metapatroon volgt de òmgekeerde strategie, te weten van erkenning van (gedrags)afhankelijkheid. Daartoe dient het beginsel van situationele annex contextuele verbijzondering.
[S]erieuze theorie [moet] altijd praktische theorie […] zijn voor wisselwerking tussen handeling en verklaring.
Een bestuurder legt de nadruk op productieve … bestuurlijke
verhoudingen om over en weer isolement te doorbreken. Geen discussie.
Klopt, samenwerking is immers hoognodig.
Mijn toevoeging bestaat er uit om te pleiten voor kortcyclische
wisselwerking tussen, zeg maar, bestuurs- en informatiekundige
aanzetten. Negatief uitgedrukt, met louter bestuur met netwerkachtig
oid karakter komen we nog steeds nergens, zolang het zgn
informatieverkeer niet dienovereenkomstig stelselmatig is ingericht,
vice versa.
Dat vergt echter niet alleen een ànder soort bestuurskunde, maar tevens
een ànder soort informatiekunde dan voor de traditionele opzet volgens,
alle architectuur- en netwerkretoriek ten spijt, tòch telkens maar weer
een apart informatiesysteem. Tja, àlle bestuurlijke wil tot
samenwerking laat dergelijke au fond lòsse systemen vervòlgens nooit
passend tot een informatiestèlsel rijmen.
Dat moet dus principieel andersom, zoals we voor grootschaliger
bewoning allang prioriteit geven aan een stedenbouwkundig plan dat
aldus o.a. de voorwaarden bevat waaraan gebouwen moeten voldoen opdàt
ze een stad-als-stelsel mede constitueren. Er is nota bene bestuurlijk
allang niemand — meer — die daar serieus tegenin gaat. Je
kunt je echter voorstellen dat stedenbouwkundige pioniers het moeilijk
hadden om bijdragen aanvaard te krijgen volgens een voorheen onbekende
discipline (waaraan eerder ook geen behoefte was).
Enigszins vergelijkbaar noodzaakt het gebruik alom van digitale
technologieën tot een informatiekunde voor informatieverkeer. Civiele
informatiekunde (lees ook: informatieverkeerskunde) verschilt
kwalitatief van de overgeleverde informatiekunde die traditioneel mikt
op toegespitste informatieverwerking, zeg maar een applicatie c.q.
informatiesysteem. Het is natuurlijk een probleem dat zgn it-ers, of ze
zich daarbij nu ten onrechte architect noemen of niet, er geen benul
van hebben dat zij werken op de achterhaalde, inmiddels dus averechtse
aparte systeemschaal, terwijl er alsmaar dringender oplossingen nodig
zijn — voor digitale facilitering van informatieverkeer —
op stelselschaal.
Uiteindelijk gaat het natuurlijk om — erkenning van — interdependentie van gedragingen in/door maatschappelijk verkeer. Sterker nog, de opgave is politiek en moet daarom òmgekeerd opgevat zijn. Voorrang heeft antwoord op vraag naar onderlinge gedragsafhankelijkheden. (Pas) vervolgens moet infrastructuur daarop/-voor ingericht worden.
Wat is een koers eigenlijk? Daarvoor moet een bestemming (B) bepaald
zijn. Ook geldt een uitgangs- annex vertrekpunt (A). Een koers betreft
dan een plan voor de manier om van A naar B te komen.
De optimale manier is afhankelijk van — perspectief op —
middelen en omstandigheden. Daarom geldt wisselwerking. Vaak —
altijd? — zijn verander(en)de middelen en/of omstandigheden
aanleiding om een àndere bestemming te kiezen, met koerswijziging van
dien.
Een schets van de bestemming heet ook wel een visie. Zonder visie kan
er — nog — geen sprake van een koers zijn. Het is daarom
onzin om het opstellen van visies, dus zelfs in meervoud, tot ònderdeel
van een — het volgen van een — koers te verklaren. Daarvoor
past de aanduiding verkenning oid. Klopt, ook voor een verkenning kan
een koers uitgezet zijn (wat echter slechts zoiets als een metavisie
vergt).
In eerste aanleg helpt duiding van situationele hoedanigheid voor het bepalen van gebruikskwaliteit. Vervolgens draagt selectief informatiegebruik eraan bij dat gebruikskwaliteit voor bevoegde gebruikers in bijbehorende hoedanigheid behouden blijft (want daar hebben zijzèlf belang bij en ònbevoegde gebruikers kunnen er niet mee knoeien).
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Informatiegebruik gebeurt — vrijwel? — nooit op zichzèlf. Er bestaat doorgaans een aanleiding toe. Een andere deelnemer, of z/hijzèlf, heeft in een bepaalde hoedanigheid een verzoek aan haar/hem in een hoedanigheid gericht tot verdere handelingen door haar/hem. En op haar/zijn beurt kan z/hij als zodanig een vèrder verzoek tot iemand, waaronder zichzèlf, richten, enzovoort. Op z’n ruimst beschouwd houdt zulk informatieverkeer nooit op.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Nergens blijkt zelfs maar het geringste besef [ervan], dat […] reële verschillen van betekenis kenmerkend zijn. Let wel, zo groot hoeft een project daarvoor overigens niet eens zijn. Sterker nog, overheidsbemoeienis betreft naar haar aard afweging van belangen volgens het — daarvoor fictief — veronderstelde algemeen belang. Afweging? Dus allereerst verschillen! Vervolgens leiden gevarieerde afwegingen op hun beurt tot, inderdaad, verschillen, enzovoort.
Juist die ruime taalopvatting laat zich uiterst beknopt uitdrukken: èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid (Engels: every sign is a request for compliance). Waar de nuance gebleven is? Grenzeloze mogelijkheden voor variëteit zijn vervat in de negen (!) grondslagelementen door hun samenhang, waarbij ik hier hun recursieve toepassing nog in het midden laat.
Wat ik aan de semiotische opvatting van Charles Peirce ontleen, is
de orde van drieledig ipv tweeledig verband. Dat noodzaakt […]
tot onderscheid tussen architectuur-als-object en
architectuur-als-teken. Het teken dient voor iemand met cognitief
vermogen, maw een subject, als voorstelling van inhoud. Peirce oppert
betrekkelijkheid volgens — wat hij noemt — grond. Ik heb
voor èlk van de drie elementen van Peirce’s schema een
dienovereenkomstige (achter)grond verondersteld. En vervolgens heb ik
èlk van aldus resulterende paren op hun beurt van een bemiddelend
element voorzien. Zo ben ik van Peirce’s vier elementen, te weten
triade plus grond, gekomen tot een negental, een enneade.
[…]
Overeenkomstig het verdere, zeg ook maar Peirceaanse, onderscheid
waarop ik hierboven wees, moet tevens architectuur-als-object voor
gedragingen ervan ònlosmakelijk met situaties geassocieerd zijn.
Daarmee correspondeert dat telkens een context ònlosmakelijk als
onderdeel van een architectuur-als-teken geldt. En wat als doel
relevant is, hangt altijd af van — wisselwerking met — het
subject in kwestie met haar/zijn momentane motief. Inderdaad, voor
zover architectuur-als-object invloed op gedragingen door subjecten
heeft, en dat is natuurlijk in menig opzicht het geval, is òmgekeerd
ook bouwkunde vergaand … informatiekunde. En is daarom gebaat bij
enneadisch bemeten veronderstellingen.
Toegegeven, zoals ik het probeer voor (im)materiële infrastructuur voor informatieverkeer blijkt evenmin succesvol. Daarvoor heb ikzèlf als verklaring dat ik in die zin antirevolutionair ben, dat evenwichtig houdbare — sociale — verhoudingen m.i. slechts — alweer wat meer — bereikt kunnen worden langs de weg van zulke verhoudingen. Ofwel, als middel veronderstel ik dat het doel reeds bereikt is. Maar dat gaat natuurlijk niet op onder heersende machtsverhoudingen. Mislukking staat volgens mij echter zelfs op voorhand vast door een beroep op eenzijdige macht als zodanig te doen om die eenzijdigheid op te heffen. Rara, hoe krijgen ‘we’ met voorrang een machthebber tot het inzicht dat ook en vooral z/hij beter af is met evenwichtiger verhoudingen?
in: note 77.42
Volgens mij dient taal(gebruik) afstemming van gedragingen, vanaf
één en hetzèlfde subject ’met‘ zichzèlf van moment tot
moment (intrasubjectief) tot en met tùssen verschillende subjecten
(intersubjectief). Samengevat, èlk teken is een verzoek tot
inschikkelijkheid.
Opzettelijk schrijf ik subject, en dus niet mens. Wie een huisdier
’heeft,‘ weet dat ook en vooral ’zijn‘ dier
haar/hem tekens geeft om daarmee hun onderlinge omgang (lees dus ook:
verkeer) te structureren. Voor een type van verkeerssituatie gelden
over en weer hoedanigheden; voor elk betrokken subject telt een
bijbehorende rol (lees ook: status). Zo’n situatietype is dan wat
er institutioneel aan is.
in: aantekening 78.3
Je kunt er ook volgens het algemenere perspectief van verhoudingen
tegenaan kijken. Een tweeledige opzet is vaak statisch, waarbij de ene
deelnemer kan — blijven — parasiteren op de andere.
Statisch, want daarin valt moeilijk verandering te brengen. De
parasitaire deelnemer doet het immers voorkomen alsof z/hij de gastheer
van dienst is. Zowel de gastheer als de parasiet is zich daarvan
overigens niet eens bewust. Alom retoriek van goede bedoelingen. Dus,
wie als buitenstaander wijst op de voor de gastheer nadelige verhouding
wordt door hen allebei (!) niet begrepen en prompt door hen gezamenlijk
àf- en uitgewezen.
Uitbreiding met slechts één deelnemer zorgt reeds voor dynamiek. (Veel)
gelegenheid voor parasitair gedrag door één van de deelnemers lost
daardoor op. Op de schaal van staatsbestuur kan je de zgn trias
politica beschouwen als erkenning van op z’n minst drieledigheid
voor evenwichtigere verhoudingen.
Nu ik je op zulke drieledigheid heb gewezen, valt het je hopelijk op
dat met zgn digitalisering verhoudingen meestal door tweeledigheid
gekenmerkt zijn. Er zijn slechts een opdrachtgever en een
opdrachtnemer. En die opdrachtnemer, zeg ook maar de uitvoerder, laat
zich dan kenschetsen als aannemer. Zo’n aannemer meent dat een
digitaliseringsopdracht gaat om het leveren van
(computer)programmatuur. Daar voeren die aannemers hun parasitaire
propaganda voor, zodat ook — en vooral? — opdrachtgevers
dat zelfs graag geloven. Ofwel, de noodlottige beperking tot
tweeledigheid heerst. […] Zoals ik je zei, voor
digitalisering(sprojecten) moet er een informatiekundig ontwerper
tùssen de opdrachtgevende bestuurder en o.a. de — indien nodig
— aannemer(s) voor programmatuurontwikkeling.
Onvermijdeljik rijst de kip-ei vraag. Volgens welke wettekst is een actor tot wetgever verklaard. Dat heeft de als hoogste wetgever erkende actor dus zèlf gedaan. Zo’n (wet) tekst heet een statuut. Internationale organisaties tot en met plaatselijke verenigingen hebben statuten. Wat bereik van ’wet- en regelgeving betreft zitten voor Nederland landelijk, provinciaal, gemeentelijk en deelgemeentelijk, oh ja, en waterschappelijk bestuur er — in hun onderlinge samenhang — tussenin.
Een subject besteedt veel van zijn gedrag eraan om een ànder subject tot gedrag te bewegen. Het ene subject bepèrkt zich daarvoor tot gedrag dat de ànder als een teken ‘moet’ opvatten, enzovoort via diens daardoor aangespoorde motivationele begrip tot met daadwèrkelijke gedraging. Volgens mij heeft tekengebruik ook slechts één functie: èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid.
De naam Metapatroon voor een stelselmatig bemeten methode voor betekenissenordening is inderdaad zo gek nog niet … Het bereik van — geldigheid van — een bepaalde eigenschap annex gedraging neemt àf van altijd-en-overal tot een bepáálde situatie èn periode.
Stelselmatig is een methode uiteraard pas bruikbaar die praktisch allereerst (h)erkenning bevordert van — relevant geachte — wederzijdse afhankelijkheden door-de-schalen heen om ze vervolgens eenduidig te kunnen beschrijven. Dan blijkt de veronderstelling van onderscheid volgens onderling vergaand verschillende “niveau[s]” doorgaans niet houdbaar …
Volgens zulke logica dient het aparte woord als eenheidsvorm. Uit de veronderstelling dat die logica algemeen geldig is, vòlgt dan als conclusie dat zo’n woord altijd en overal dezèlfde betekenis heeft. En dat is inderdaad onzin. De aanhoudende populariteit ervan laat zich volgens mij zelfs beter als wisselwerking begrijpen; omgekeerd voedt “verbality” in de zin van een apart woord als absoluut geldige “reference” reductionistische logica.
Het is wel zo dat de paradigmawissel tot kwalitatieve verbeteringen kan leiden, en dus nog eens èxtra indien daardoor valse idealisering volgens absolutisme wordt verlaten. Zo biedt Metapatroon, heel praktisch, als modelleer- annex “kenmethode” stelselmatig voorheen ònbereikbare mogelijkheden voor samenhangende ordening van betekenissenvariëteit[, …] waarbij de enneade m.i. kan helpen om het belang — ooit? — óók voor “andere gevallen” resp. door-de-vakdisciplines-heen te leren duiden.
Volgens dat stelselmatige(r) perspectief [laat zich] vrijwel onmiddellijk herkennen, wanneer een digitaliseringsproject wat betreft relevante betekenissenordening — en waarvoor houden we anders informatie bij, enzovoort? — principieel nooit kan slagen. [… Dus] helpen zou het wèl als méér mensen zich vóór informatiekundige stelselmatigheid zouden uiten. Wie kritisch-opbouwende bijdragen wil leveren, doet er m.i. met voorrang verstandig aan om dat stelselmatige(r) bemeten informatiebegrip te leren kennen. Dat verduidelijkt de wisselwerking met gevoel voor maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Wie heil verwacht van systeemgedreven inrichting, beschouwt slechts dat systeem als … context. Ja, voorzieningen […] kunnen zó beperkt worden ingesteld, strikt intern bepaald, dus, dat ze onverminderd slechts als het ‘eigen’ systeem worden gebruikt. Daarmee blijft facilitering en aldus zo mogelijk bevordering van verkeersverhoudingen met noodzakelijkerwijs open bereik belemmerd: inkapseling. Over regels gesproken, systeemgedreven beperking en aldus ontkenning van contextgedreven verruiming staat vaak met zoveel woorden uitgedrukt onder de noemer van, met een Engels woord, governance. […] Resultaten? Zolang systeemgedreven opvatting volgens zgn interne oriëntaties — zelfs nog alsmaar sterker — overheerst, is erkenning van aanpak volgens contextgedreven opvatting kansloos. […] Het kàn contextgedreven überhaupt geen kwestie zijn van òf zèlf zgn centraal staan, òf de ànder die centraal staat. Er zijn verschillende deelnemers. Het enige dat voor evenwichtige verdeling van belangen enz. ‘centraal’ kàn staan, is daarom hun … verhouding[. …] Zolang systeemgedreven criteria praktisch exclusief voor beoordeling gelden, blijft elke contextgedreven aanzet zelfs heftig bestreden. […] Metapatroon helpt helemaal niets onder een systeemgedreven regime. Contextgedreven heroriëntatie kan onmogelijk ‘in’ een (modelleer)methode zitten. Wij moeten zèlf […] betekenissen volgens wederzijdse verhoudingen erkennen. Zulke verschillen voorzien van verhoudingsrelevante samenhang laten zich met Metapatroon eenduidig uitdrukken. Maar er moet veranderkundig aan veel méér voorwaarden voldaan zijn voor stelselmatige opzet voor zgn semantische interoperabiliteit. Inderdaad, zònder zo’n methode lukt het ook weer niet.
Mijn opvatting luidt dat reële verschillen erkenning verdienen. Voor wat als reëel geldt, komen belangen van deelnemers aan maatschappelijk verkeer in aanmerking. En wat daarvoor telt zijn verhoudingen tùssen deelnemers volgens een situatie; de verdeling van aandelen moeten zij als evenwichtig — kunnen — ervaren resp. aanvaarden. […] Het gaat [echter] meestal zo, nota bene over verschillen gesproken, dat de machtiger deelnemer(s) aan een situatie voor henzèlf zulke complexiteit verminderen met als gevolg vermeerdering van complexiteit voor de verhoudingsgewijs ònmachtiger deelnemer(s). Wat telt, is emancipatie.
in: aantekening 87.8
Zoiets heb ik onder de noemer van situationisme ook veronderstelt.
Ik ga echter vooral uit van wisselwerking volgens een algemeen
veronderstelde structuur. In plaats van wisselwerking geef ik overigens
de voorkeur aan samenloop.
Er zijn m.i. altijd twee ‘eenheden’ als samenlopend
aanwijsbaar, de ene geldt als object, de andere als situatie.
Zo’n samenloop resulteert in een derde ‘eenheid,’ een
situationeel object. De situationele objectverbijzondering vestigt de
nodige en voldoende voorwaarde voor eenduidige gedragsbeoordeling.
Verkeer, in de zin van omgang, betreft wisselwerking. Deelnemers zijn ervoor afhankelijk van elkaar. Zgn interdependentie is dus kenmerkend voor verkeer. En omgangsverkeer omvat altijd tekenverkeer. Deelnemers wisselen tekens (lees ook: informatie) uit. De ene deelnemer probeert met een teken de gedragingen van overige deelnemers afgestemd te krijgen op hoe hij (lees ook: zij) zich vervòlgens wil gedragen, enzovoort. Voor passende voorzieningen voor — facilitering van — teken- annex informatieverkeer moet er dus met interdependentie rekening gehouden zijn.
Je kent wellicht het gezegde dat de vis de laatste is die kan
begrijpen wat water is. Wie zèlf deelnemer is aan een bepaalde
verhouding, heeft het nu eenmaal moeilijk om wisselwerking waarin z/hij
dienovereenkomstig aandeel heeft onpartijdig(er) te duiden. Want elke
deelnemer geeft ‘natuurlijk’ voorrang aan eigen
perspectief, met bijbehorend grenzen aan empathie e.d. van dien. Het is
niet anders, evolutionaire psychologie en zo.
Een idee van en voor wat er eventueel werkelijk evenwichtig(er) zou
kunnen, vergt echter resp. daarom overzicht. En dàt vergt vergaand
àfzien van deelname aan de verhouding in kwestie. Je kunt dat wel het
voornaamste criterium noemen van wat professionaliteit heet. Klopt,
daarvoor gaat een professional onvermijdelijk óók verhoudingen aan,
nota bene met haar-/zichzelf dan als deelnemer, maar tot
professionaliteit behoort dat z/hij zulke, zeg maar, hùlpverhoudingen
iedereen inclusief haar-/hemzelf ànders laat ervaren dan de verhouding
die z/hij als het ware van buitenaf probeert te beïnvloeden.
Klopt, aan tegenstrijdigheid valt niet te ontkomen. Kenmerk van
buitenstaander is immers het ònvermogen om ‘binnen’ invloed
te hebben. Goede vraag, hoe wil je daar dan tòch invloed krijgen? Dat
lukt dus vrijwel nooit.
Er zijn uitzonderingen. Als iemand ernstig persoonlijk lijden ervaart,
kan z/hij aan een zgn hulpverlener invloed toestaan. Het is cultureel
aanvaard geraakt om daarvoor juist wèl een ‘betrekkelijke’
buitenstaander — en dus tijdelijk — in te schakelen. En het
is ook geen toeval dat zoiets als het therapeutische dilemma, lees
algemener dus het veranderkundige dilemma, het meest expliciet is
geproblematiseerd onder de noemer van psychoanalyse; doorwerking van de
oorspronkelijke verhouding op de hulpverhouding staat voor de zgn
cliënt bekend als overdracht, voor de therapeut als
tegenoverdracht.
Erkenning van eigen onvermogen doet zich volgens organisatorische
verhoudingen echter zelden voor, althans niet door wie erover kan
beslissen een buitenstaander in te schakelen. Integendeel, wie een
positie — bereikt — heeft met invloed over verhoudingen, is
er doorgaans van overtuigd — geraakt — dat juist
haar/invloed gunstig is. Z/hij heeft die positie helemaal aan
haar-/hemzelf te danken, nietwaar? Hmm, dat ligt wel anders. Of het is
dus — meestal? — domweg angst voor ontmaskering waarom
menig manager — nog? — elke poging tot verhoudingsgewijze
hulpverlening prompt afwijst.
Zowel opdrachtgevers als -nemers van digitalisering blijven er —
overigens vrijwel altijd zònder dat te beseffen, en daarom is er nog
moeilijker verandering in te brengen — van uitgaan, dat
informatie lòs staat van hoe verhoudingen verlopen. Dat is een
principiële misvatting, maar wèl een misvatting in hùn voordeel. Want
informatie is zelfs middel bij uitstek voor deelnemers aan een
verhouding voor afstemming van hun resp. gedragsaandelen. Wie
daarentegen meent dat informatie zoiets als een vaste, neutrale (lees
ook: objectieve) betekenis heeft, legt daarmee feitelijk haar/zijn
voorkeursbetekenis op en stuurt bijgevolg hoogst eenzijdig de
verhoudingsgewijze omgang tussen deelnemers. Ofwel, z/hij doet afbreuk
aan wisselwerking, enzovoort. […]
Kwalitatief verschil houdt wijziging van gedragsaandeel in door wisselwerking met — voor een subject: mede door ervaring van — veràndering van situatie. En ik doe alsof een object, dus ook een subject, een nul-identiteit ’heeft‘ om zijn als verschillend opgevatte “levensmomenten” — desondanks ook — “verenig[d]” te weten. Mijn opvatting acht ik daarmee operationeel alweer praktischer.
Omdat zij regels als primair beschouwen, gelden regels voor hen als
object van modellering. Data zijn dan telkens slechts gevòlg van
regelverwerking. Het belang van een datamodel erkennen ze aldus niet of
nauwelijks. Vraag een moderne ict-er om een datamodel en er gebeurt
… niets.
Tja, waarop heeft — verwerking van — een regel betrekking?
Wat als bijbehorende data erkend zijn, worden opgevat als ònderdeel van
de regel in kwestie. Dat versterkt veronachtzaming van, vooruit,
regeloverstijgende ordening van data. Hoezo, datamodel?
De verdwazing onder de noemer van kunstmatige intelligentie acht ik er
verder debet aan. Je zet een algoritme ‘gewoon’ een bak met
van-alles-en-nog-wat-door-elkaar voor en, presto, er komt iets
bruikbaars uit. Wat er allemaal in die bak gaat? Nogmaals, dat gebeurt
nogal willekeurig, zo luidt althans de mythe. Nee, een vooropgezette
structuur zit er niet in. Hmm. Dus gaat de drogreden verder, nee, zulke
ruwe grondstof verdient geen data te heten; die aanduiding is pas
… toepasselijk nadat het algoritme ‘zijn’ orde
gevestigd heeft. Uiteraard is dat eveneens misleidend; zo’n,
vooruit, lerend algoritme veronderstelt zelfs initieel wel degelijk
structuur van waarop het los gaat.
Ja, ik besef dat mijn kenschets èrg kort-door-de-bocht is. Ik wil er
vooral mee zeggen dat ik de absolute regelfixatie onzinnig vind (en
geheid tot verspillende mislukking geleid heeft èn alsmaar verder leidt
van digitalisering die ervan uitgaat).
Wie mij ervan wil beschuldigen er een ouderwetse opvatting van
verwerking op na te houden, gaat haar/zijn gang maar. Die opvatting
werkt echter … wèl. Ik vind verwerking nog steeds
‘iets’ dat uitgaat van bepaalde data èn eindigt met
bepaalde data. Daarom beschouw ik data als primair. Met voorrang moet
dus een èxpliciet datamodel worden opgesteld/ontworpen. En dat moet
dekken waarover verwerkingsmodules met -regels als grondstoffen kunnen
beschikken èn wat zij als hun resultaten kwijt kunnen, enzovoort. Het
ontwerp van bedoelde verwerkingsmodules met -regels volgt als het ware
secundair.
Ja, er is stellig wisselwerking. Zo vormen (on)mogelijkheden van
verwerking wellicht aanleiding tot herziening van het datamodel. Het
datamodel is en blijft m.i. echter referentiekader. […]
Zowel regels als data zijn cruciaal. Het zijn als het ware polen die op
elkáár georiënteerd moeten zijn, maar met de datapool dus telkens iets
voorop. De òmgekeerde verhouding werkt niet, en ontkenning van
onderscheid volgens data en regels door louter erkenning van regels
(lees ook: proces) al helemáál nooit. […]
Wat telt is niet welles-nietes, maar afstemming. Ofwel, regels komen
ècht wel aan de beurt, ict-ers met programmatuurinsteek kunnen …
gerust zijn. Maar regels komen wat later. En vooral àfgeleid.
In combinatie met andere factoren krijg je — pas — relevante verschillen. Een normatief stelsel is dan niet het vertrekpunt voor inventarisatie maar telkens de uitkomst van een combinatorische analyse. Zoveel combinaties, zoveel zgn stelsels.
Nou ja, ik dacht, àls taalwetenschappers context als onlosmakelijk ònderdeel gaan propageren, wellicht dringt dat ooit eens door tot zgn ict-ers. [… Want] bepèrking van informatie tot impliciet ènkelvoudige context pakt rampzalig uit voor wat stelselmatige coördinatie moet dienen.
Wat telt is situationele variëteit. […] Er is […] niet een ènkele omgeving, maar dat zijn er willekeurig veel èn inclusief onszelf onderhevig aan verdere verandering, enzovoort. [… O]ntkenning van variëteit is uiteraard geen reële optie (hoewel zgn populisme die valse voorstelling geeft). Een overheidsinstelling die inzet op variëteitspotentieel loopt nog zo min mogelijk achter en, wie weet, soms zelfs wat vóór.
[D]ergelijke veranderingsprocessen blijven […] zelfs ònoplosbaar ingewikkeld door een strakke fasering te volgen, en eraan vast te houden.
Of is de opgave […] juist om óók nog tot een dergelijk ontwerp te raken? Tja, voor een — aanvankelijk — ingewikkelde opgave lukt dat vaak slechts volgens, eh, ontwikkelend ontwerp, zodat ook ontwerp dan pas àf is wanneer ontwikkeling dat is.
Wat voorzieningen voor informatieverwerking inclusief -verkeer deelnemers moeten bieden is, ingewikkelder is het niet, informatie. Wèlke informatie moeten zij — kunnen — uitwisselen ter facilitering van hun verhoudingen? (Pas) met — gedegen aanzet tot — het stelselmatige model ervan is informatiebeleid en zo door naar -ontwerp een solide basis.
in: aantekening 97.4
[Z]o’n m.i. nodeloos specifiek begrip […] verhult de opening naar methodische dekking van ruimer bereik door meervoud onder de noemer van situatie. Ik maak er daarom achtereenvolgende situaties van. En het is dus vaak … ingewikkelder. Verwevenheid wijst op wisselwerking[.]
O.a. daarmee vind ik mijn aan Charles S. Peirce (1839-1914) ontleende schema stroken dat denken en doen cyclisch verbindt met (be)teken(en) ter bemiddeling. Voor uitbreiding van Peirce’s triade tot een enneade heb ik elk van zijn drie elementen expliciet van “Bedingtheit” voorzien en vervolgens èlk van de aldus ontstane paren op hun beurt van een bemiddelingselement. Aldus telt de enneade, vandaar de naam, negen elementen. [… Samenhang] zet zich dus dóór van denken via (be)teken(en) tot zowel uitvoering van als interpretatie vóór(afgaand aan) doen. Cyclisch verband verloopt dus in, zeg maar, twee richtingen. […] En explicitering van “Bedingtheit” verduidelijkt dat verbijzondering vèrder gaat dan het individu (lees ook: subject) in kwestie. Volgens de enneade is dat wisselend tèlkens een situatie in doen, een motief in gedachte en, nòg verdergaand, ertùssen een context in teken.