Metapatroon > interdisciplinaire grondslagen > stelsellogica
[A]chteraf beschouwd [is] het idee voor eenduidigheid door contextuele verbijzondering natuurlijk weer doodsimpel […].
in: aantekening 15.5
[V]erbijzondering volgens relevante context [is] allesbehalve
ònlogisch. De logica ervan is echter ànders, maar dienovereenkomstig
formeel enzovoort. [… D]ie stap naar zgn stelsellogica
[…] is structureel annex formeel met Metapatroon gelukt.
[…]
Nogmaals, stelsellogica kent met Metapatroon eveneens een formalisme.
Dat facilieert eenduidige, samenhangende verbijzonderingen volgens
context (en tijd).
in: Semantische kans door financiële crisis?
[Volgens] een semiotische relativiteitstheorie […] gaat het niet […] puur om reële verschillen, maar tegelijk om reële samenhang ertussen. Wij leven in één wereld. [… Nadruk] op reële verschillen […] is inderdaad nodig, maar dus niet voldoende. De crux is voorts om reële samenhang er als het ware in dezelfde beweging bij te ‘betrekken.’ Pas bijelkaar is dàt […] precies de hoognodige paradigmawissel.
Mijn idee over conceptuele modellering en logica is dat ze ooit — wederom? — tot een eenheid gevoerd moeten worden. [..] Metapatroon-als-logica kan ik slechts volgens eigen merites formeel presenteren.
in: Aantekeningen over semiotiek
Het wereldbeeld achter Metapatroon leidt tevens tot karakteristieke logica, te weten (een) stelsellogica. Zie o.a. Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management. De gedragsbeschrijving is slechts waar binnen de bijbehorende context, punt. Wie gedragsbeschrijvingen uit verschillende contexten volgens een waarheidscriterium wil vergelijken enzovoort, mist domweg de betekenis die waarheid stelselmatig (hooguit) heeft. Het contextuele waarheidsbereik houdt overigens tevens positivisme in, zij het dus … pèr context en dus nooit ruimer.
[E]r [i]s een axiomatisch stelsel aan de orde, zolang de stellingen (lees dus ook: uitkomsten of aankomstpunten) volgens passende logica volgen uit die uitgangspunten. Valt dat bewijs onmogelijk te leveren, dan blijkt het axiomatisch stelsel gebrekkig. Nota bene, als zodanig is elk axiomatisch stelsel tegelijk samenvatting van gevolgtrekkingen. De reële ruimte voor zulke uitkomsten bepaalt nodige en voldoende passende variëteit van het fundament, ofwel axiomatisch stelsel/paradigma.
in: Axiomatische informatiekunde
Informatie over een object is […] zodanig contextueel verbijzonderd, dat geen ènkele verbijzondering enige àndere verbijzondering van het object in kwestie overlapt. Dat is uiteraard een krankzinnige veronderstelling voor wie blijft uitgaan van vergaand, zo niet strikt gescheiden òpgezette en vervolgens beheerde systemen. Maar met ruimte voor stelselmatige opzet is dat niet alleen realistisch, maar herkenbaar als volstrekt logisch … volgens stèlsellogica. En dan geldt inderdaad netzo volstrekt consequent (stelsel)logisch, dat diensten uiteraard conform precies hetzelfde niet-redundante (Meta)patroon voor informatie moeten zijn ingericht voor wèrkend stelselmatig resultaat.
A logic rules interdependency, too, but it is a new logic. The old logic of independency, that is, of ontological atomism, is insufficient to explain it. Hence the requirement for a paradigm shift.
in: Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management
Metapatroon gaat conceptueel een volle (structuur)orde verder, te weten contextualisering van context: actieve interdependentie. Dat lukt door de samenhanglogica.
In the semiotic ennead, formal correspondences rule between dimensions.
in: Semiotics of identity management
De verbijzondering (lees ook: ontleding) pèr context gaat gepaard met samenhang tùssen contextueel afwijkende verbijzondering. Aanhangers van logisch atomisme vinden dat stellig géén logica. Dat is het natuurlijk wèl, een logica, maar een ... essentieel àndere, te weten een logica van structurele onderlinge afhankelijkheid.
The open scope for behavior including inquiry, necessary for responsibly living in our modern network society, is shown to correspond with radicalizing Aristotles’ precondition for syllogism’s validity.
Ontology is not independent from logic. I rather hold that a particular logic is by definition the expression of a particular ontology.
in: The ontological atom of behavior: toward a logic for information modeling beyond the classics
De uniciteit zit 'm qua betekenis/gedrag niet zozeer in de primitieve bouwstenen, maar steeds in hun karakteristieke samenvoeging. Zeg ook maar dat het uitgangspunt al combinatorisch is. Dat veronderstelt inderdaad kleinere eenheden voor hun ... combinaties. Maar aan die componenten moet je dus letterlijk niet teveel betekenis toekennen. Want pas op het 'niveau' van de combinatie/configuratie is feitelijk van betekenis 'sprake.'
in: aantekening 36.3
De maat voor eenduidigheid is niet het gehele object, maar het
situationele objectgedrag. Voor samenhang tussen ‘zijn’
verschillende gedragingen schiet louter hiërarchie als metamodel
tekort. Dat verklaart kortweg waarom die aanpak mislukt.
Waarnaar je als zgn definitie zoekt, moet je vooral niet op een enkel
punt proberen te vinden. Daarentegen is betekenis een
structuurverschijnsel. Vestig relaties, voilà, over en weer allemaal
betekenissen.
[A]n ontology such as subjective situationism is required for handling variety in information management. [… We should] regard […] subjective situationism as a behavior-oriented logical atomism. It is therefore a logic, too.
in: The ontological atom of behavior: toward a logic for information modeling beyond the classics
Contextuele verbijzondering dient zonodig eveneens om de ene logica van een andere te onderscheiden.
Het is ingewikkeld, omdat niet alle informatie klakkeloos hetzelfde is. Dat is informatie praktisch nooit.
in: Kan het eigenlijk anders? Metapatroon voor kwaliteitssprong naar informatiestelsel
Er zijn allerlei kaders/paradigma's denkbaar, met dienovereenkomstig evenzovele rationaliteiten. Uiteindelijk geldt een paradigma met bijbehorende rationaliteit pèr combinatie van subject en situatie. […] Wanneer je vervòlgens dat ene paradigma zo goed en zo kwaad als het lukt consistent hanteert, ben je pas bezig op een manier die je rationeel kunt noemen. Een ander woord voor rationeel is dan logisch.
Nu is elke logica/systematiek betrekkelijk, maar dat is des te meer reden zo'n grondslag te expliciteren.
in: Aantekeningen over semiotiek
Op stelselschaal geldt geen universele, maar situationele logica. Het geldigheidsbereik van een definitie is daarom principieel beperkt tot een bepaalde situatie. In een informatiemodel correspondeert een context met zo’n situatie. Tegelijk moet samenhang geborgd blijven tussen per definitie … verschillende situationele definities. Dat lukt via wezenlijk òngedefinieerde verwijzingsbasis, dat wil zeggen een volkomen betekenislóze identificatie (die juist daardoor in alle relevante contexten zonder risico van verwarring herhaald kan verschijnen).
[H]et variëteitparadigma voor informatieverkeer […] vraagt nu eenmaal zijn eigen logica, inderdaad, stèlsellogica. Ja, dat kan natuurlijk behoorlijk lang duren voordat zo’n vernieuwing aanslaat. Naar de aard van een nieuw paradigma is het niet anders. Per saldo is en blijft het […] de kortste weg, zoals enig historisch besef van paradigmawissels leert. Lees ook; [er is] géén zinvol alternatief. Dat betekent dat we qua methode moeten toelichten hoe precies óók context onlosmakelijk gestructureerde informatie is.
The semiotic ennead/Metapattern helps […] balancing relativism. For what a person takes as a particular situation, all that’s inside appears with an absolute value. Please note that the scope of such positivism is limited. On the other hand, what is relative pertains to switching from one situation to another.
in: On "nil" modality and Metapattern
De formele logica [van zgn eerste orde] is onzin, omdat het uitgaat van contextloosheid. Je kunt ook zeggen dat formele logica slechts geldig is en blijft, zolang er één vàststaande context aan de orde is. Feitelijk nooit, dus. Er zijn uiteraard pogingen ondernomen om de logica te, zeg maar, flexibiliseren. Die komen er maar niet los van, […] dat algemeen geldige waarheid het ideaal blijft.
Inmiddels staat digitale techniek instant-informatieverkeer met ruim bereik toe. Zo ontstaat reëel een nieuwe 'klasse' van problemen. Hoe verzoenen we evidente betekenisverschillen binnen een en hetzelfde stelsel? Dat was tot voor kort geen reëel probleem, want het potentieel van deelname van uiteenlopende actoren aan een verbindend stelsel bestond domweg niet. Dat gold eeuwenlang, die beperking, en daarvan draagt de huidige formalisatie'techniek' begrijpelijkerwijs een zwaar stempel. Kortom, je kunt er prima een strikt lokaal probleem mee te lijf; daarbij wil lokaal eigenlijk zeggen dat betekenisvariatie daar niet speelt (of met macht beslecht is ten faveure van de ene, overheersende betekenis). Maar voor de zich nu ontwikkelende, zeg maar, translokale problemen blijken overgeleverde formalismen niet toegerust. Bijna niemand heeft het nog door, maar vanuit de informatiekunde komt nu de impuls voor vernieuwing van formalisatie (nota bene, dus niet omgekeerd!).
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 2
Het methodisch, zeg maar, naar-binnen-gekeerde formalisme vind ik […] van ondergeschikt belang (maar wel degelijk belangrijk). [… P]assende variëteit [verdient] prioriteit […]. Ofwel, is het model relevant? Natuurlijk is precisie op te vatten als aspect van relevantie. In zoverre is formalisme als waarborg van precisie uiteraard ook wezenlijk. Maar zonder relevantie heb je aan formalisme niets. Formalisme als doel-op-zich is onzin.
in: Aantekeningen over semiotiek
Voor eenduidige gedragsverbijzondering moeten we […] zijn bij relaties. Zij leveren de reële maat voor variëteit. Elke relatie komt neer op een situatie/context, dus eventueel nog verder te splitsen indien deelnemers voor hun relatie asymmetrisch gedrag vertonen (wat eigenlijk altijd aan de orde is, want anders was die relatie er niet: asymmetrie van gedrag is gedrag van asymmetrie). Nu het konijn: door het binnen elke situatie/context qua gedragsverbijzondering helemaal apart te laten kloppen, gaat het ertussen ook meteen kloppen. De goocheltruc bestaat eruit om stelselmatigheid als criterium te hanteren voor wat geldt als situationeel 'apart.' Dat kan daarom nooit conflicteren.
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Metapattern/semiotic (dia-)ennead offers a framework for helping to explain principles applied more implicitly elsewhere. And, now given such an explicit method/tool, order may be established in an even more rigorous fashion. For you can rely on an experience-relevant formalism.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Diachronically, […] a concept such as identity […] maintain[s] continuity despite differences […]. While […] classical philosophy has tended to concentrate on a synchronic concept of identity (where it establishes a tautology)[, i]t turns out that identity, too, means different 'things' in correspondingly different contexts.
in: On metapattern and other themes in information management
Het enige betekeniselement dat voor het totale bereik van een informatiestelsel uniform (lees ook: als gestandaardiseerd) geldt, is een unieke identificatie (signatuur). Nota bene, dat betreft een aanduiding die strikt door stelseltechniek gevestigd is (en daarom ook door diezelfde middelen onderhouden enz. kan blijven). Dit verklaart hoe de zgn signatuur haar verbindende functie overigens slechts naar behoren vervult dankzij een paradoxale eigenschap: de betekenis van een signatuur is nihil.
in: aantekening 18.2
Als we het erover eens zijn dat onze motieven verschillen, moeten we begrijpen dat onze concepten dienovereenkomstig logisch afwijken. Dat geldt natuurlijk volgens enneadische logica.
[D]e crux [is] juist dat gedrag en identiteit (en situatie) zoveel mogelijk òntkoppeld zijn voor hun optimale samenhang.
in: aantekening 19.7
[D]e ruime schaal die metapatroon voor een informatiestelsel mogelijk maakt, [vergt] methodische aandacht voor (conceptuele) emancipatie […]. […] De ene bestaat niet zonder de andere, en omgekeerd. […]. En pas […] hun nevenschikking vestigt een expliciete relatie[. … D]e stelselschaal noodzaakt om er steeds een professionele ontwerpafweging over te maken. […] De conceptuele emancipatie […] is echter pas het zoveelste moeizame stapje op weg naar stelsellogica voor methodische professionaliteit.
In een metapatroonmodel zijn de verhoudingen precoördinatief vastgelegd, terwijl — voorzover ik het althans begrijp — [zij] — nog wanhopig — zoeken naar een postcoördinatieve logica. Zinloos, wat mij betreft. Zo ‘zit’ taal volgens mij ook helemaal niet ‘in elkaar.’ […] Intussen, zo zie ik dat althans, blokkeren ze wèl de weg voor-wat-gewoon-werkt.
in: aantekening 42.8
Maar ipv als eigenschap is het op stelselschaal productief om context als vóórwaarde te beschouwen: een dienovereenkomstige eigenschap geldt strikt volgens een bepaalde context. En daardoor verandert van alles en nog wat méé. En dat lukt compact, flexibel e.d. dankzij een relatief contextbegrip […].
Er heerst bijvoorbeeld niet de eenvoud volgens hiërarchie. Daarentegen bestaat wederzijdse afhankelijkheid. Met de naïviteit van zgn eerste-orde logica e.d. valt die onmogelijk te ontrafelen, laat staan productief te faciliteren. Dat vergt een stelselmatige aanpak.
in: Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval?
Daar kan eerste-orde logica inderdaad niets mee, maar zo reëel is variëteit nu eenmaal. Praktische operationalisering vergt zoiets kwalitatief ànders als stelsellogica, respectievelijk Metapatroon voor (re)presentatie van samenhangende verschillen.
in: Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval?
Dit roept de vraag op, wat in aanmerking komt als primaire ontwerptaal. Dat moet de taal zijn, die formeel de reële betekenissenvariëteit faciliteert. Daarvoor schiet natuurlijke taal tekort. [… H] hetzelfde [geldt] voor talloze pogingen met allerlei varianten die wortelen in traditionele logica. Wat daaraan ontbreekt, is het taalconstruct van verschillen-in-samenhang.
in: Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval?
[Z]gn stelsellogica omvat positieve logica. Dat past echter per context. […] Wat als context geldt, valt principieel buiten het positivisme in kwestie. Dat betreft keuzes die beter als ethiek kunnen worden bestudeerd […]. Slechts wat verbijzonderd binnen een specifieke context valt, staat open voor een positivistische kijk.
in: Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval?
In de stelseltaal bestaat zo’n grammaticale regel niet a priori, màg daar zelfs niet bestaan.
in: Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval?
[M]et kip en ei in eerste aanleg existentieel náást elkaar moet je een expliciete relatie leggen als je tevens iets over hun verband kwijt wilt. Met één of meer van zulke relaties kan je dat precies modelleren. Volgende generaties van kip-ei kan je op die fictie baseren.
[H]et lijkt erop dat hij (nog) zoekt naar ‘harde logica’ met, zeg maar supra-, trans-, intersituationele — of hoe je het maar wilt noemen — strekking, terwijl je voor productief gebruik van Metapatroon moet doen alsof juist dàt een illusie is, vergeten dus.
Een manier om dit model te interpreteren is dat elk knooppunt propositioneel ontstaat. En dat kan vervòlgens weer dienen als één van de samenstellende delen van een andere propositie, enzovoort.
in: Stelselmatige syllogistiek met Metapatroon
Een onoplosbaar manco van zgn eerste-orde logica voor stelselmatig modelleren is het ontbreken van zelfs iedere expliciete verbijzonderingsoriëntatie.
in: Stelselmatige syllogistiek met Metapatroon
Met de eerste-orde benadering van betekenis loopt informatieverkeer hopeloos vast. De betekenis van wat ‘iets’ betekent, laat zich domweg niet standaardiseren tot absolute geldigheid. Daar moeten we zo gauw mogelijk van àf op de inmiddels reële schaal, te weten van informatieverkeer in de open netwerksamenleving die qua informatie niet of nauwelijks meer grenzen kent en al helemaal geen organisatorische.
in: Infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer
De grondslagen van Metapatroon staan bekend als subjectief situationisme. Dat verschilt kwalitatief sterk van zgn naïef realisme met zijn logisch atomisme. Waarop het […] aankomt, kort gezegd, is dat het uitgangspunt van enkelvoud onverenigbaar is met praktijk van meervoud.
in: Opdrachtbeheersing volgens variëteitenanalyse
Maar […] ‘betrekkelijk’ simpele wetten schieten tekort, zodra inhoud volgens een vòlgende grens (pas) ontstaat uit de ontmoeting van inhoud volgens de ene grens met een àndere grens, enzovoort. Dat vergt expliciete kwalificering van zowel grenzen, als inhoudswaarden.
in: Metapatroon met rijkere vormwetten voor conceptueel modelleren op stelselschaal
Nee, dat is geen pleidooi voor een middelpunt dat wèl geldig is en blijft voor alsmaar ruimere cirkels. Integendeel, stelsellogica is informatiekundige relativiteitstheorie.
in: Kringloop zonder middelpunt
Het gaat om een verschil dat m.i. stelselmatig noodzakelijk gemaakt moet worden.
En zo zie je op wat voor extra onzin zgn logica uitdraait die blind, doof enz. (lees ook: absoluut) o.a. ervan uitgaat c.q. stelt dat de ontkenning van een ontkenning slechts een bevestiging is.
Er moet ‘als het ware’ subjectiviteit ‘tussen.’ Over een losse bewering valt nauwelijks iets zinnigs te zeggen. Stel dat u de lezer bent van het zinnetje “Het regent.” U (het ene subject, in een situatie) dient zich af te vragen wie (het andere subject) de schrijver ervan is en waarom z/hij dat zinnetje juist daar schreef (ook een situatie). Als u zo’n zinnetje leest in een verhandeling over logica, weet u bijna zeker dat de auteur er een veel te simplistische opvatting over … logica op na houdt […, t]enzij de auteur er problematisering mee illustreert[.]
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
[Kritiek op de stelling van de zgn uitgesloten derde:] Uit de radicalisering à la semiotische enneade volgt zelfs dat het tweede niet kan gelden … in/voor een bepaalde situatie. Op stelselschaal is op voorhand echter niets uitgesloten: stelsellogica. Met dat open bereik geldt, zeg maar, de wet van subjectief-situationeel meervoud, dus twee, drie, enzovoort.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
Omdat — methoden van — formele logica naar hun aard géén passende variëteit bieden voor behandeling van gevarieerde betekenis qua inhoud, zijn ze ongeschikt voor [[…] informatiekundige ontwerpopgaven. Daarvoor is semiotische logica nodig, dwz een betekenissenlogica ipv een vormenlogica. Zo’n methodische betekenissenlogica is Metapatroon (Engels: Metapattern) .
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Het ontbreekt een atomaire bewering à la formele logica zelfs naar haar aard aan een situatieschets. Wanneer een atomaire bewering een stukje tekst is, zeg ook maar een bepaald teken als signatuur, noem ik de — tekens van de — bijbehorende situatieschets haar context. Pragmatische ontleding van een atomaire bewering vergt explicitering volgens context. Het onderwerp (subject) blijkt pas als zodanig te gelden, àls onderwerp dus, volgens de context in kwestie. Daarvoor is het, zeg maar, àfgeleid van een — alweer wat — algemener … iets. Dergelijke zgn contextuele verbijzondering vormt de grondslag van Metapatroon, een methode/taal voor eenduidige modellering van betekenissenvariëteit.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
[E]r [valt] niets zinnigs over o.a. de waarheidswaarde van een atomaire bewering [[…] te … beweren zolang — beweringen over — de ietsexemplaren onbekend zijn die impliciet kennelijk gelden als a. situatie, b. tot subject (lees ook: gesitueerd object) te verbijzonderen object èn/òf c. tot subjectgedrag te verbijzonderen object.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Het idee van de existentiekwantor is (ook) alomtegenwoordig in een model à la Metapatroon, zelfs expliciet voor wie beseft waarvan een gesitueerd object afhangt. Neem twee knooppunten. Het ene staat voor een situatietype, het andere voor een objecttype. De relatie ertussen betreft de bewering dat sommige exemplaren van wat in dit geval als objecttype geldt als het ware nader bestaan, dwz als gesitueerd object met dienovereenkomstig specifiek gedrag, in een exemplaar van wat in hetzèlfde geval doorgaat voor situatietype. De universele kwantor is van toepassing, indien àlle exemplaren van het als uitgangspunt genomen objecttype volgens het dito situatietype verbijzonderd zijn tot bijbehorend — exemplaar van — gesitueerd objecttype. Maar als dat zo is, is die verbijzondering overbodig!
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
In kwantitatief opzicht is de universele kwantor voor Metapatroon zoiets als het verdwijnpunt. Daarmee strookt de aanname van een horizon als (de) grens van een informatiemodel. Slechts voor de horizon is de uitzondering gemaakt, opzettelijk, dat hij uitputtend verbijzondering is vàn zichzelf vòlgens zichzelf.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Dankzij expliciete contextualisering tot een goedverbijzonderd model verdwijnt de behoefte aan — noodzaak tot? — ontkenning (logische negatie) .
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Voor èlke situatie is gedrag van bijbehorend gesitueerd object positief bepaald, dwz in de zin van gedrag dat wèl bestaat. Ontkenning van bepaald gedrag is dan niet erkenning van omgekeerd gedrag, maar van afwezigheid oid ervan. Dat is (dan) de grenswaarde, waarover óók een positieve bewering valt te maken in dáárvoor relevante context.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Indien een model goedverbijzonderd is, vertegenwoordigt èlk knooppunt inhoudelijk (lees ook: betekenisvol) een waarheid onder de horizon in kwestie. Daarbij borgt het criterium goedverbijzonderd, dat àlle knooppunten als zulke waarheden weliswaar door samenhang bepaald zijn, maar als van elkáár verschillende verbijzonderingen ònafhankelijk van elkaar gelden. Ofwel, als zodanig zijn ze allemáál inhoudelijk/betekenisvol waar.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Op basis van een goedverbijzonderd model is [[…] zowel logische disjunctie als logische conjunctie triviaal. Met disjunctie is volgens formele logica bedoeld dat het ene òf het andere geldig is. Dat is zo voor èlke deelverzameling knooppunten uit een goedverbijzonderd model, als ze met de of-operator een samengestelde bewering vormen. Dat behoeft geen bewijs. De trivialiteit volgt uit de axioma’s voor wat goedverbijzonderd is. Logische conjunctie houdt in dat het ene èn het andere geldig is. Ook dat gaat axiomatisch op voor èlke deelverzameling knooppunten uit een goedverbijzonderd model waarmee met de en-operator een samengestelde bewering ontstaat. Ook gecombineerde toepassing van of- en en-operatoren handhaaft geldigheid. Nogmaals, een goedverbijzonderd model houdt geldigheid in van elke bewering waarvoor een knooppunt staat.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Hoe valt verdwijning te verklaren van wat met formele logica in de sfeer van reële betekenissenvariëteit juist alsmaar problematischer wordt? Dat ligt naar mijn idee aan de illusie dat onder de noemer van formeel zinvol valt te ontsnappen aan (betekenis)inhoud. Dat verleidt beoefenaren van formele logica tot handhaving van simplistische aannames. Ze lijken logisch, zoals atomaire bewering als onwrikbaar uitgangspunt, maar betekenis laat zich niet onderdrukken voor … betekenis.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Als het ware achteraf moet formele logica voorzieningen treffen. Maar dat blijft noodlottig te laat, zolang de aannames (lees ook: paradigma, axioma’s) niet op de reële variëteit zijn toegesneden. De belofte met hun eenvoud is vals.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Metapatroon kiest de zowat tegenovergestelde koers. Terwijl formele logica doet alsof het er niet of nauwelijks toe doet wàt er staat, verdient volgens Metapatroon interpretatie juist voorrang. Louter wàt er daadwerkelijk staat (of wordt gezegd, getoond, enzovoort), is doorgaans meerduidig. Eenduidige interpretatie blijkt pas haalbaar door te letten op wat er wel degelijk nog veel méér staat: context. Maar vervolgens, althans, met een goedverbijzonderd model, blijft er voor logica ter beschrijving c.q. facilitering van oordeelsvorming helemaal niets meer over. De nodige en voldoende betekenisvolle verbijzonderingen zijn reeds aangegeven.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Ook Metapatroon verdient het etiket van een logica. Daarmee volg ik C.S. Peirce (1839-1914) die zijn theorie van semiosis reeds als zodanig bestempelde. Wat hij systematiseerde als semiotische triade plus grond breidde ik uit tot een enneade, wat het logische uitdrukkingsvermogen vergroot tot passende variëteit voor modelleeropgaven op reële stelselschaal van informatieverkeer. En een semiotische logica is uiteraard óók formeel, maar anders.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
De modelleertaal Metapatroon biedt recursieve contextuele verbijzondering. Dat borgt open bereik van formeel-eenduidige ordening van betekenissenvariëteit. Maar antwoord op àlle vragen geeft — het minimalistische formalisme van — Metapatroon beslist niet!
in: De bedoeling met informatiekunde
[S]telselmatigheid [is] geen kwestie […] van, oh ja, achteraf op-elkaar-betrekken, maar van inherente betrekkelijkheid waarin (dus) van meet af aan ‘voorzien’ moet zijn (en daardoor kan blijven).
in: Ontwerpbelang
Vergroting van variëteit blijft ook niet beperkt tot een enkele, verticale dimensie, maar omvat differentiële uitbreiding alom onder waarborg van samenhang.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
Indien ze als zgn contextuele verbijzonderingen redelijk zijn, is inconsistentie zelfs ‘totaal’ niet aan de orde. Als (meta)model voor dergelijke variëteit stelde ik de semiotische enneade op[.]
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
As modelers/designers, we need to realize that abstract and concrete have become treacherous ideas. For it all depends on scope/scale. […] What has to operate at a large scale (broader perspective), may seem abstract when viewed from a much smaller scale (narrower perspective). But, in fact, everything must be exhaustively concrete at its relevant scale (from its relevant perspective), period. Otherwise, it simply doesn’t … work.
in: Perspectivism in federated practice
Behaviors can be explained as regular when they can be attributed to — an object behaving in — different situations. What appears contradictory, and therefore remains baffling, when a so-called independent object is required to produce behavioral variety, simply dissolves into complementary behaviors of different situated objects. In other words, real differences are a matter of metaphysical acceptance, et cetera.
in: Metapattern for complementarity modeling
And then complementarity has this special quality. It defies all claims and expectations of complementary behaviors being explainable in a way that is overall “logically consistent.” For if that were possible, such behaviors would not need to be — taken as — complementary.
in: Metapattern for complementarity modeling
Remember that it is discontinuity which makes impossible consistent, exhaustive explanation as behavior(s) of an independently existing object. It is the very problem that made Bohr think of complementarity as a solution. [… T]aken as different phenomena, […] discontinuity has simply dissolved. And without that burden, classical concepts apply, albeit limited to a particular phenomenon. In fact, explaining complementary behaviors has logically become far more simple; conditions have been moved to the situation in question, leaving behavior of the situated object to be explained strictly in positive terms.
in: Metapattern for complementarity modeling
Ja, het naïeve, dus ook onbewuste enzovoort idee is overheersend dat (een) informatie (lees: teken) enkelvoudig een voorstelling … voorstelt. Volgens die aanname behoeft betekenis géén problematisering, kritiek e.d. Aldus staat hèt teken immers eenduidig, absoluut voor dè betekenis. Daardoor laat betekenissenvoorziening zich vervangen door ver- en bewerking van tekenvòrmen. Op elk moment laat zich een vorm als het ware terùgvervangen door inhoud, nietwaar? Meer dan techniek voor vormpjes hebben we daarom niet nodig, toch? Wie iets anders beweert, doet nodeloos moeilijk, is maar lastig …
Volgens de enneade verenigt zo’n gedachte via (een) focus altijd een motief met een concept en gaat over gedrag van een object in een situatie. […] Het is echter onmogelijk dat een gedachte het complete object betreft, dus zijn gedragingen in verschillende situaties tegelijk kent.
in: William James als voorbeeldige randfiguur
Het vermogen tot — eigen bijdrage aan — gedragswisseling is resultaat van evolutie. […] Het is voordelig om gedrag dat niet langer past te kùnnen staken en het door ànder gedrag te vervangen. Wat dat betreft is discontinuïteit een positieve voorwaarde voor aanpassing, flexibiliteit. Maar de verschillende gedragingen staan netzo positief ‘in dienst’ van voortbestaan van de ene ‘maker’ van die verschillen; als zodanig zijn ze vanuit èn voor samenhang bestemd.
in: Humanistische grondslag van samenhang
Wie ervan blijft uitgaan dat een bepaald woord een vàste betekenis heeft, met eventueel enkele uitzonderingen voor zoiets als bijzondere gevallen, is gauw geneigd om voor een model die zgn uitzonderingen te vermijden. Volgens Metapatroon is èlke betekenis echter uitzonderlijk, in de zin van slechts toepasselijk op situationeel objectgedrag en dáárom is context altijd onontbeerlijk. De overgang van zgn essentialisme naar het radicale anti-essentialisme van subjectief situationisme is wèrkelijk een paradigmawissel, en lukt daarom pas met de spreekwoordelijke sprong. Een eventuele vàste betekenis is zelfs geen uitzondering, maar bestáát gewoon niet. Wat voorheen als marge resp. uitzondering gold, telt voortaan als regel. Dat is de achteraf eigenlijk logische uitkomst[.]
Voor een formalisme voor, èn uitbreiding van, signifische semiotiek heb ik van de veronderstelde uitzondering een regel gemaakt.
in: Signifische onlosmakelijkheid met passende formalisme(n)
Starting out from the opposite end — which is only productively possible after having unrooted and aligned organicism, mechanism and formism — it is not a matter of truth in an absolute sense that can be claimed for the semiotic ennead (mechanism) and Metapattern (formism). What counts is pragmatic consistency. How far is variety explained? How optimally is behavior varied between situations? Whatever improvements should be of primary interest?
in: Invitation to contextualism
Volgens mij is primaat van business logic, business rules e.d. een rampzalige misvatting die voortkomt uit — doorgaans impliciete — toepassing van logisch atomisme. Want dat ‘maakt’ data domweg tot aparte etiketten van netzo aparte objecten. Voor het eveneens apàrt manipuleren van zulke etiketten zou (pas) intelligentie nodig zijn, en daarvoor moet dan zgn logica dienen.
De consequentie van — consistente — contextualisering is immers dat logica als het ware integraal verwerkt is in het conceptuele model. Waarop dat dan met het putten van informatie uit verschillende registers uitdraait, is slechts een … informatierotonde, voilà.
Fuzzy logic is een — mislukte — poging om het ònbegrensde bereik te sparen door een alomvattende kunstgreep op betekenissenvariëteit. Van één onverminderd vaste betekenis geldt weliswaar niet langer dat zij in absolute zin (lees dus ook: onbegrensd) wel òf niet … geldt, maar zo’n ènkele betekenis blijft oriëntatiepunt. Erkenning van variëteit gaat niet verder dan een uitdrukking van zoiets als de mate waarin die bepaalde betekenis geldt (die dan òmgekeerd is aan de mate waarin zij niet geldt). […] Met reële betekenissenvariëteit heeft dat echter onmiddellijk vanaf de allereerste valse veronderstelling helemaal niets te maken, integendeel. Die variëteit verklaren [traditionele] logici buiten hun orde.
in: Snoeiwerk
Elke suggestie van tegenspraak tussen die opvattingen is vals, gelet op de verschillende opzichten die ervoor gelden. Dat laat zich allemaal eenduidig verklaren volgens het ene tegenspraakbeginsel zoals Aristoteles dat opgeeft.
Onder de nota bene immateriële noemer van formele logica heeft zich de misvatting gevestigd dat aparte symbolen evenzovele absolute betekenisdragers kunnen zijn, dwz van dito geïsoleerde betekenissen.
[V]anwege verwaarlozing van zgn bijzonderheden vind ik het ook uitgesproken contraproductief om dergelijke logica tegenwoordig op informatiekunde van toepassing te verklaren. Ik maakte al eerder principieel bezwaar tegen — reductionistische — logica als informatiekundig paradigma. Ik pleit voor stelsellogica.
in: Wat is reële variëteit ook alweer?
Dia-enneadisch gezien vallen de antwoorden […] prompt eenvoudig samen: een gemotiveerd concept betreft situationeel gedrag. Dat laat zich duiden als evolutionair ‘antwoord’ op de opgave van — omgang met — variëteit. Een gevolg dáárvan is dan weer prompt een wedloop, omdat variëteit daardoor groeit.
in: Motief en norm
[Door] het recursieve relativiteitsbeginsel […] kan het (pas) een metaregel heten (en vestigt wat ik stelsellogica noem). Wie dàt voor absolute waar(heid) houdt, en ik doe dat dus maar liever niet, genereert de paradox dat hij dient ter relativering à la subjectief situationisme. […] Op die metaregel ben ik niet gekomen vanwege noodzakelijkheid. Ik zocht naar een manier om ònbegrensde variëteit te beschrijven. Daardoor kwam ik op het idee van context en vervolgens op dat van herhaling van contextuele verbijzondering. Dat blijkt prima te voldoen, dus waarom niet?
in: Motief en norm
De enneade verbeeldt dat één en hetzelfde woord, of welk teken-als-signatuur dan ook, in verschillende contexten leidt tot verschillende betekenissen. Zulke hercontextualisering komt neer op wisseling van perspectief[.]
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
In de enneadische veronderstelling van het situationele object ligt objectieve gedragingenvariëteit besloten. Dat helpt om simplisme te vermijden[.]
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Die fout om logica te verwarren met semiosis — dat gebeurt onuitgesproken, vandaar de verwarring — wordt overigens alom gemaakt, vandaar het voortdurende gepruts met wat infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer moeten zijn.
Het probleem met verstokte logici is dat zij denken dat logica ergens anders over gaat. Dat zou tot daar aan toe zijn, wanneer andere mensen niet van weeromstuit door onnavolgbare formalismen geïntimideerd zouden raken. Die andere mensen slikken aldus klakkeloos dat logica iets voor ze is. Als de spreekwoordelijk ijdele keizer geven ze logici alle ruimte voor schijnweverij. Maar omdat logica helemaal nergens ànders over gaat dan over haarzelf, wat dat ook is, betaalt de keizer slechts duur voor … niets. En dat doet hij niet op zijn eigen kosten.
It affords to consider one and the same sign(ature) multicontextually, corresponding to consider one and the same object multisituationally. Let me proceed — trying to explain the comprehensiveness claim of contextualism/situationism — along the ennead’s dimension of (f)act, that is, involving the triplet of situation, object, and behavior. The object may be taken to exhibit behavior in any situation. Situations may be — interpreted as — changed, added, deleted, whatever. There is no end to interpretation.
in: note 53.13
Already differentiating between relevant situations for an object’s behaviors in one and the same world makes the distinction between actual and possible worlds unnecessary. For possibility may be taken to exist in the [— actual [— world, too.
in: Analytic philosophy for synthesis from early education on
I don’t see any other necessity, and of course this one is contingent upon the axioms that have been set. Other necessities are derivative.
in: Analytic philosophy for synthesis from early education on
Differentiating between situations to the extent that behaviors can be unequivocally attributed shifts much of traditional logic. For myself, after having drawn up a well-differentiated model, by which I mean the stage at which an object’s behaviors are situated as disjunct for which Metapattern may be applied for modeling, I don’t see relevance of [— other [— formal logic.
in: Analytic philosophy for synthesis from early education on
[D]e ontwerper [moet] zonodig de knoop — helpen — doorhakken. Het is zaak om situaties zodanig te verbijzonderen, dat het object voor zijn verschillende gedragingen in evenzovele deelobjecten opgesplitst geldt waarbij die situationele objectgedragingen elkaar nèrgens overlappen. Een object ‘heeft’ dus geen situatieloos gedrag, ofwel géén zgn essentie (maar slechts een nul-identiteit ter facilitering van situationele gedragsovergangen). Ook het bereik van wat als waar geldt, krimpt navenant (tot een bepaalde situatie). […] Het aantal relevante situaties voor een object kan […] praktisch oneindig zijn …
in: Met complementariteit uit de knoop
Algemener geldt als één van de lessen, aanvankelijk stellig contraintuïtief, van het verschaffen van ruimte voor reële betekenisverschillen, dat nodeloze verschillen eerder opgemerkt kunnen worden, en opgeheven.
in: Onvooringenomenheid is geen optie
Mijn insteek is dat èlke verbijzondering volgens hetzèlfde patroon verloopt, vandaar Metapatroon. Daar ben ik dan qua grondslagen gauw klaar mee (wat nu nèt de bedoeling ervan is). De rest is toepassing. Bieden de gekozen grondslagen voldoende variëteitspotentieel, en zijn ze daarvoor ook allemaal nodig?
Voor voorzieningen voor informatieverkeer moeten tevens verschillen met eventuele samenhang tùssen subjecten tellen, terwijl tekengedrag (lees ook: taalgebruik, in de ruimste betekenis van taal … en van gebruik) de insteek moet vormen.
in: Semiotische bewegingsleer voor maatschappelijk informatieverkeer
Volgens mij is het met variëteit precies òmgekeerd. Het middelpunt of, liever, scharnier, is er niet om verschillen gaandeweg op te heffen, maar om ze zonodig te bevorderen. Dat helpt immers het (voort)leven van het subject onder — vaak alsmaar sterker — wisselende omstandigheden. Daar dreigt inderdaad een wedloop. Dankzij variabel gedrag schept een subject steeds in een situationele hoedanigheid op zijn beurt nieuwe situaties, waarop hij zich met nieuw gedrag probeert in te stellen, enzovoort. Nogmaals, wij verkeren op dat evolutionaire pad. Als wij beter willen leren ontwerpen, moeten wij dat beter proberen te begrijpen ipv de kop in het zand steken.
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Waarom is het zo moeilijk om een insteek te verlaten die ooit prima voldeed (losstaande, betrekkelijk simpele toepassingen waarvoor dito enkelvoudige context impliciet — en daardoor onopgemerkt — kon blijven), maar op de schaal van variabel informatieverkeer contraproductief is? Als iemand er al over nadenkt, vermoed ik dat een computer — het woord zegt het immers — nog typisch als rekentuig geldt. Algoritmen, logica, … Klopt, dat wàs zo’n apparaat destijds ook vooral, een rekentuig. Maar tegenwoordig zijn digitale technologieën vooral in gebruik als communicatiemiddel (inclusief opslag voor overbrugging van tijd). Daaruit volgt dat ‘we’ voor ontwerp, ontwikkeling enz. een passend taalbegrip moeten volgen, met omgang met concrete (!) betekenissenvariëteit van dien. Wie daarvoor vasthoudt aan traditionele logica e.d. begrijpt helemaal niets van levend taalgebruik. Wie op die achterhaalde manier zgn informatiesystemen ‘bouwt,’ blijft geld verspillen en verergert problemen.
Wanneer je er volgens Metapatroon over denkt, zijn die begrippen niet — meer — zo ingewikkeld en verschijnen ze zelfs op z’n stelselmatigs volkomen logisch. [… A]ch, je beheerst de stof, of niet. Ik doe het maar eens zó, omdat toch niemand geïnteresseerd is in de zoveelste demonstratie van de analytisch-synthetische mogelijkheden met Metapatroon (gebaseerd op subjectief situationisme).
Er is wel degelijk een vòlgorde aan de … orde. Die betreft gedrag. Een subject leert gedragingen door situationele verbijzonderingen. Met steeds een patroon voor gedrag in een bepaalde soort situatie, is er één … metapatroon voor verbijzondering. Daarbij verbijzondert het subject niet louter uit zichzelf, maar voor èlke gedraging uit samenloop met situatie. Dàt is teleologische logica. Ik veronderstel zgn recursiviteit van verbijzondering. Een subject kan voor gedrag niet slechts ‘kiezen’ uit meest gedetailleerde verbijzonderingen. Alle intermediaire verbijzonderingen komen eveneens in aanmerking, al naar gelang zijn duiding van situatie.
Overeenkomstig evolutionair (ontwikkel)stadium kan een organisme (lees ook: individu) gedrag variëren. Dat gebeurt mede naar omstandigheden (lees ook: situatie). In zoverre is relativering van ‘zijn’ gedrag aan de orde. Noem een organisme een subject. Dan is voor gedrag steeds de samenloop van subject en situatie relevant; subjectief situationisme. Verkeert hetzelfde subject in een andere situatie? Dat levert ànder gedrag op. Let wel, axiomatisch is dat een tautologie, want gedrag geldt principieel als situationeel verbijzonderd. Zo overleeft een organisme. Kenmerkend is de overgang van situatie tot situatie met resp. door dienovereenkomstig wisselend gedrag. Wat een organisme op enig tijdstip resp. tijdsduur gedragsmatig voor een situatie houdt, ervaart het dankzij cognitief vermogen. Dat vermogen borduurt voor de ene ervaring mede voort op vorige ervaringen. Daardoor verschilt elke vòlgende ervaring van voorafgaande ervaringen (en bijgevolg verandert het cognitief vermogen van het organisme in kwestie; een organisme leert). Aldus is verschil principieel. Maar verschillen zijn niet absoluut verschillend. (Want) voor de gedragsmatige overgang tussen situaties leidt het ene verschil tot een vòlgend, enzovoort. Voor samenhangende gedragsverschillen op situationele basis komt — nota bene, variëteitslogisch — slechts een gedragsmatig lege verbinding in aanmerking: nul-identiteit.
in: In alle staten
Wat telt als context, nota bene als ònderdeel van teken, kàn niet absoluut, dwz algemeen geldig, duidelijk zijn. Er heerst daarentegen variëteit. Volgens de enneade bestaat daarin echter wel degelijk orde en is semiosis dienovereenkomstig formaliseerbaar. Zoals gezegd, met Metapatroon laat zich variëteit formeel uitdrukken, dwz volgens subjectief-situationele regels.
Maar juist over dieptestructuur heb ik wèl concreet iets te zeggen. Vruchtbare grondslagen betreffen niet louter taal, maar taal als middel en strekken zich zodoende naar twee kanten uit, zoals Peirce reeds aangeeft. […] Volgens traditionele taalkunde — en dat is dus eveneens grondig mis met informatiekunde voor reëel verkeersbereik — wordt echter slechts naar een zéér beperkt gedeelte van het wèrkelijke teken gekeken, met de onmogelijke opgave daarmee een omvattende verklaring te geven, een passend ontwerp te maken, enzovoort. Alsmaar vernauwing van bronmateriaal heeft uiteraard geen enkele zin.
Vergelijkbaar, vind ik althans, hebben zgn informatiekundigen géén belangstelling enz. voor … informatie, maar veeleer voor digitale technologieën. Waar dat mis gaat, is door de aanname van [atomaire eenheden]. Wat volgens en voor die oriëntatie ontwikkeld wordt, is voor kwalitatief ruimere opgaven verkeerd, dwz wiskunde op z’n naïef-atomistisch, formele logica op z’n naïef-atomistisch, enzovoort. […] Daarom is er behoefte aan open varianten nodig. De bewering dat het dan géén wiskunde, géén logica e.d. is, is onzinnig. Er bestaat orde van veranderlijke verschillen in samenhang. Zulke interdependentie is tot op zekere hoogte formaliseerbaar. Wie zijn uitgangspunten niet wijzigt, herkent dat natuurlijk nooit. Als methode houdt Metapatroon door formalisering […] weliswaar een vertaling in, maar als het goed is géén verlammende reductie van reële variëteit. Dat is er open aan, in èlk geval principieel veel minder gesloten. Sterker nog, met Metapatroon moet het — een vakkundige ontwerper — opbouwend lukken om die variëteit alweer preciezer uit te drukken (lees: modelleren).
[V]eronderstellingen golden nog als absolute en aldus onwrikbare waarheden. Daarentegen moeten veronderstellingen aan omstandigheden aangepast kunnen worden. Nogmaals, Metapatroon volgens subjectief situationisme beantwoordt radicaal — en daardoor zo consequent mogelijk — aan die moderne behoefte.
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
Over afwijkende betekenissen gesproken, wat mij betreft volgt
Metapatroon voor abstractie een wiskundige opzet. Dan is een formule
(lees ook: formalisering tot methode) abstract door concrete variëteit
met zgn variabelen te — proberen te — dekken. Met zulke
abstractie gaat nota bene géén concreetheid verloren, althans dat is
niet de bedoeling ermee. Integendeel nodigt wiskundige abstractie uit
tot alsmaar verdere verkenning van concreetheid. Overzicht kan groeien.
[…]
De oplossing volgens Metapatroon is inderdaad op het eerste gezicht
contraintuïtief, paradoxaal. […] Dat zit‘m in situationele
verbijzondering. Volgens Metapatroon moet juist zulke verbijzondering
ècht serieus gelden, omdat dáárdoor pas de netzo reële samenhang valt
te vestigen. Eigenlijk is dat door-en-door logisch, te weten
stelselmatig. Want samenhang op zichzèlf is natuurlijk niets, netzomin
als verschil dat is. Enerzijds moeten de nodige en voldoende
verschillen zijn gemaakt om ze te laten … samenhangen. Anderzijds
moet samenhang leiden tot verschillen. Metapatroon is ervoor om hun
wisselwerking opbouwend, praktisch, uit te drukken.
Op stelselschaal is het niet zo, dat het begin volgens iets ongeremd leidt tot alsmaar méér van datzelfde iets. Er bestaat daarentegen zgn interdependentie, nou ja, mits deskundig ontworpen, ook voorstelbaar als allerlei regelkringen waarbij het ene als het ware in toom gehouden wordt door het andere.
Een subject kan ònmogelijk asituationeel handelen. […] De logica van semiosis is […] subjectief-situationeel, zeg ook maar sociaal-psychologisch. Zoals de semiotische enneade schetst, een motief met bijbehorend begrip van het subject vòrmt de noodzakelijkheid van zijn situationele gedrag.
Voor moderne informatiekunde, ik bedoel op de allang reëel maatschappelijke schaal van — digitale infrastructuur voor — informatieverkeer, […] valt [dat] onmogelijk te corrigeren ànders dan met van meet af aan een àndere taalopvatting. Daar hoort nota bene ook een andere logica bij[. …] Wat mij betreft komt daarvoor stelsellogica volgens enneadische semiotiek in aanmerking.
in: aantekening 57.7
Ik beantwoord de vraag naar “the character of logic” stelselmatig, met Metapatroon als formele methode van/voor stelsellogica. [… D]e empirische oriëntatie met Metapatroon is semiotisch. In navolging van Peirce vind ik dat met teken een bemiddelde correspondentie aan de orde is. Daarvoor heb ik Peirce’s begrip van grond verbijzonderd tot elk van zijn triadische elementen van semiosis. Met vervolgens nog eens drie elementen er bij, kwam ik tot een semiotische enneade. De veronderstelling over feitelijkheid luidt dan dat objectgedrag naar situatie verbijzonderd is. Aldus is gedrag per definitie éénwaardig. Voor Metapatroon is relevant “material” dus gedrag, en dat laat zich eenduidig bepalen door unieke samenloop van object (lees ook: subject) en situatie. Daarom noem ik dat axiomatisch systeem: subjectief situationisme.
Subjectief situationisme op basis van het schema voor enneadische dynamiek van semiosis is echter wel degelijk óók een formele logica[. … Daarbij] gaat het […] praktisch — en — algeméén om interpretatie en beschrijving volgens situationele verbijzondering van objectgedrag.
Metapatroon als modelleermethode/-taal biedt een formalisme. Vanwege de oriëntatie op ordening van reële betekenissenvariëteit is dat formalisme noodzakelijkerwijs kwalitatief ànders dan wat — impliciet — afgeleid is van naïef atomisme èn zulke naïviteit van weersomstuit bevordert.
Hoe ruimer de relevante werkelijkheid telt, des minder eigenschappen heeft een ding die op desbetreffende schaal algeméén geldig zijn. Als verbindingsschakel — voor samenhang — tussen reële verschillen blijft gauw slechts een eigenschapsloos ‘ding’ over. Voor zijn verschillende gedragingen verkeert een ding in dienovereenkomstige gedragsruimten, zeg liever situaties. Via situationeel verbijzonderde gedragingen is het bestaan van een ding (lees ook: object en, in geval van cognitief vermogen, subject) door-en-door relationeel.
Wat [menigeen voor formalisering] parten speelt, is dat hij een compleet teken [ten onrechte] verwart met wat op z’n enneadisch slechts een signatuur is. Het potentieel van betekenisvolle eenduidigheid resulteert pas door combinatie van signatuur èn context. Daarbij gaat het niet om werkelijkheid als objectief bestaand, maar om intersubjectieve wèrking. [… En] het momentane motief van een subject verschilt van eerdere resp. latere motieven. En omdat motieven wijzigen, veranderen tekens dienovereenkomstig. O.a. dezèlfde signatuur in een àndere context levert een ànder teken op. [… K]arakteristiek […] voor subject […] is situationeel gedrag, waarbij het subject zichzelf met situatie motiveert tot specifiek gedrag met navenante kans op succes ermee (en, natuurlijk, tegelijk risico). De enneadische combinatoriek betreft aldus een andere logica.
Volgens subjectief situationisme resp. Metapatroon verschuift — ervaring c.q. interpretatie van — identiteit feitelijk van een object op z’n atomistisch naar een specifieke gedraging (lees ook: verschijnsel) als de samenloop van een object en een situatie. (Slechts) als aansluiting op traditionele opvatting, naïef atomisme dus, geldt dat nog steeds als gedrag vàn een object, maar in afwijking van naïef atomisme dan principieel van een verbijzondering ervan vòlgens een situatie. Die logica geldt echter ook precies omgekeerd, dwz dat gedrag vàn een verbijzonderde situatie volgens een object aan de orde is. Hoe dan ook, voor gedragsvariëteit wijzigt een subject onder de noemer van samenloop haar/zijn motivationeel-conceptuele verbijzonderingen van object resp. situatie.
Het dia-enneadische model is formeel. Daaruit blijkt dat “discourse” van een andere orde is dan “context.” Onderscheid ertussen moet dienovereenkomstig geduid zijn. In het geheel van tekenverkeer zijn subjecten betrokken met pas daarin via context elk hun eigen situationele interpretatie: motief.
[G]angbare termen dragen aan stagnatie van informatiekunde bij.
Neem: tekst. Tja, wat is context? Het ligt zo voor de hand om er géén
tekst onder te verstaan. En als context categorisch juist iets ànders
dan tekst is, wat is het dan wèl? Zo geredeneerd wordt context synoniem
verklaard met situatie, omstandigheden.
Het is conceptueel dus nogal een ingreep om context wèl tot tekst te
rekenen, zelfs integraal. En dat noodzaakt tot een nadere indeling van
tekst (lees ook: teken). Indien context een ònderdeel van teken is, wat
is (zijn) dan het (de) andere onderde(e)l(en)? [M]ijn voorstel luidt,
dat een teken gestructureerd is volgens context, signatuur en intext.
Wat traditioneel als het totale teken wordt opgevat, vind ik dus
slechts een — meestal zelfs zéér beperkt — ònderdeel ervan:
signatuur.
Deze drie tekenelementen verhouden zich tot drie feitelementen resp.
drie interpretatie-elementen. Alles bijelkaar komt dat neer op de zgn
enneade. Ik noem ’m semiotisch omdat ik teken als kenmerkende
oorzaaksoort aanwijs (maar dat is vanwege onderlinge onlosmakelijkheid
van alle enneadische elementen inderdaad willekeurig).
Volgens de semiotische enneade, dwz het formele schema voor subjectief situationisme, is een teken nooit enkelvoudig, maar een configuratie van signatuur en context (en intext). Daardoor wijzigt natuurlijk wat telt als correspondentie resp. representatie.
[V]an/voor relativering is uiteraard ook precisie vereist, sterker nog, contextuele verbijzondering faciliteert precisie die door de veronderstelling van absolute geldigheid illusoir is.
[E]en primitieve opvatting van formele logica beperk[t] wat als methode voor informatiemodellering in aanmerking komt. Aan Metapatroon ligt — daarom — een kwalitatief ànder begrip van logica ten grondslag. De verdediging volgens primitieve logica luidt voorspelbaar dat zgn stelsellogica helemaal géén logica is. Dat is het natuurlijk wel degelijk, alleen geen primitieve. Wie dat domweg niet wil weten, de aanduiding primitief zegt het al, laat zich er ook nooit van overtuigen.
Overdrachtelijk gesproken vind ik rizoom is toch vooral een ander
woord voor netwerk. En dan is vlechtwerk m.i. nog sprekender, omdat
daardoor de associatie met verdere, veranderende verknopingen
duidelijk(er) is. De enneade vestigt een vervlechtingsbeginsel. Enig
beginsel lijkt in de opvatting van Deleuze enz. nog te ontbreken. Maar
volgens mij is de, zeg maar, ontwikkeling van een rizoom niet
willekeurig.
Onder de noemer van graaf typeer ik een rizoom als een zgn gerichte
graaf (Engels: directed graph). Afhankelijk van de dimensie (lees ook:
het moment) van semiosis is de richting ter constituering van een
knooppunt bepaald door situationele gedragsverbijzondering, contextuele
intextverbijzondering resp. motivationele begripsverbijzondering.
Een gestileerd model van die dynamiek is de enneade. Hoe dat wèrkt, laat zich grofweg voorstellen door een opstelling van twee enneades[. …] De ene doorgang van semiosis resulteert in situationeel gedrag. Uit intra- c.q. intersubjectieve opvatting als teken volgt de andere doorgang, enzovoort. Voor de voortgezette afwisseling staat een Möbius-ring symbool.
With digital technologies supporting human interaction, it should come as no surprise that modeling requires the turn to applied social psychology (and actually adding a rigorously situational logic to it).
in: note 56.5
Dat proces betreft principieel samenloop van subject en situatie. Tegelijk zijn het subject situationeel en de situatie subjectief.
Het idee van verbijzondering is nu net, dat je definitie als het ‘ware’ uitstelt. […] Telkens als je een zgn goedverbijzonderde samenloop modelleert, nou ja, indien je — overigens altijd maar weer voorlopig — meent daarin te zijn geslaagd, heb je daarmee feitelijk een definitie gemaakt.
in: aantekening 61.1
Wat mij betreft bestaan er geen tegenstrijdigheden. We kènnen ze slechts. Ze lossen netzo gekend op door situationele verbijzonderingen van objectgedrag. Dat komt neer op erkenning van reële verschillen. Verschillende gedragingen van hetzèlfde object in dezèlfde situatie zouden uiteraard nog wèl tegenstrijdig zijn. Maar volgens mij kunnen situaties naar behoefte van eenduidigheid worden ingedeeld. Daarvoor biedt Metapatroon de passende methode. […] Dat betekent dus een àndere logica, ik noem dat ook wel stelsellogica of logica van interdependentie.
in: aantekening 61.5
Indien een object (lees ook: subject) zich in een situatie als x gedraagt, doet het object in kwestie het op die manier in geen enkele andere situatie. Zou dat wèl zo zijn, dan betreft het immers bij nader inzien dezèlfde situatie. Ofwel, wat gedragsmatig positief geldt voor een bepaalde situatie, doet dat negatief voor overige situaties.
in: aantekening 61.6
[Hiervoor] verwijs ik graag naar mijn oplossing van eventuele tegenstrijdigheid. Veronderstel iets met gedrag. Dat gedrag verschilt van situatie tot situatie (waarbij òmgekeerd wat telt als verschillende situaties strookt met de verschillende gedragingen van het iets in kwestie; zo’n cirkelredenering is typisch voor een axiomatisch stelsel). Per situationele gedragsverbijzondering is tegenstrijdigheid aldus op voorhand uitgesloten. Zie verder: subjectief situationisme.
in: aantekening 61.7
(Vooral) met de aanname van nul-identiteit lossen de tegenstrijdigheden op[.]
in: aantekening 61.7
[Volgens] gangbare opvattingen van persoonlijkheid [lijkt d]e associatie met duurzame eigenschappen […] onontkoombaar, zeg ook maar wat in essentie geldt als … essentialisme. :-) Daarmee vind ik de reële gedragingenvariëteit van een subject echter niet stroken. Daarom veronderstel ik zgn persoonlijkheid juist volkomen gedragloos met nul-identiteit.
in: aantekening 62.5
Opnieuw helpt de geleding volgens de enneade aan nodige en voldoende precisie. In het geval van ònlosmakelijke elementen schiet èlk element op zichzèlf genomen — voorzover dat überhaupt mogelijk is — tekort ter eenduidige bepaling. Zo is het volstrekt logisch dat louter een signatuur lijdt aan vaagheid, nou ja, dat een subject ermee in het vage blijft over betekenis. Daar moet dus context bij[. … Pas e]en teken als configuratie van signatuur èn context is allesbehalve vaag. Taal voorziet in de voorwaarde voor nauwkeurigheid met structurering van elk teken, dwz een teken is altijd méér, véél maar dan slechts een signatuur. Uitgaande van steeds dezelfde signatuur kunnen de contextueel bepaalde betekenisverschillen overigens zeer sterk uiteenlopen […]. Hoe nauwkeurig dat intra- resp. intersubjectief werkt, blijft uiteraard totaal ònbegrijpelijk door met zgn theorie volledig van context te abstraheren.
Volgens de enneade is een concept principieel betrekkelijk volgens een motief, waarbij zo’n gemotiveerd concept ook weer betrekkelijk een moment vormt in de cyclus van semiosis, dus corresponderend met contextuele intext (tekenmoment) resp. situationeel ob-/subject (gedragsmoment). Dergelijke enneadische verhoudingen zijn eveneens door-en-door logisch, want formeel opgesteld, maar kwalitatief ànders dan atomistische logica. Ik noem de logica volgens relativiteit à la enneade ook wel stelsellogica. Het gaat immers niet alleen om relevante verschillen, maar tegelijk om samenhang ertussen. Met Metapatroon als modelleermethode/-taal laat zich betekenissenvariëteit logisch nauwkeurig ordenen. Het formalisme c.q. de logica in kwestie is daarbij slechts een hulpmiddel om volgens gekozen axioma’s (lees ook: een paradigma) eenvoudiger, betrouwbaarder e.d. tot uitwerkingen te komen. Aan formalisme of logica zèlf valt betekenisvol juist niets te ontwikkelen. Dat moet gebeuren door wijziging van veronderstellingen, waar dan aanpassing van formalisme enz. op vòlgt.
[T]erwijl de uitroep van een naam de ene keer opgevat dient te
worden om naderbij te komen, kan de bedoeling ermee onder àndere
omstandigheden juist zijn om de ànder meer afstand te laten nemen. Er
valt algemeen domweg niets over te zeggen.
Hoe gespecialiseerder formele logica ontwikkeld raakt volgens
communicatief onhoudbare uitgangspunten, des te minder valt ervan te
begrijpen, om nog maar van praktisch gebruik te zwijgen.
Ook voor semiosis op z’n enneadisch geldt zo beschouwd — wiskundige — functie inderdaad als exemplarisch. Zgn dia-enneadische dynamiek is er één van doorlopende betrekkingen[.]
Als dat wiskundig resp. logisch is, dan is ook Metapatroon dus door-en-door wiskundig èn logisch, zij het dat de passende logica ànders is, te weten interdependent (lees ook: stelselmatig) ipv atomistisch.
[O]nder de noemer van informatica blijft het perspectief overheersend technologisch resp. —cratisch. […] Informatiekunde vind ik dan weer hetzelfde als semiotiek, vooruit, praktisch gericht op facilitering van communicatie met digitale technologieën, informatica, dus. Maar vooralsnog algemener onder de noemer van semiotiek zou — erkenning van — de omgevingsfactor […] logisch moeten zijn. Sterker nog, ik wijs […] op een àndere logica voor het vestigen van een véél ruimer bereik voor samenhang.
Wat Metapatroon […] onderscheidt van, vooruit, visueel perspectivisme, is dat er nòg minder sprake is van, zeg maar, fysieke overeenkomst. Daardoor kunnen met Metapatroon allerlei perspectieven in één en hetzelfde model benut zijn. Daar heeft kubisme wel wat van weg, maar onder de dwang dat de afbeelding enigszins moet lijken — wat dat ook is — gaat meervoudig perspectief op een object ten koste van bijbehorende meervoudigheid van situatie. Kortom, de visueel-analytische weergave à la Metapatroon biedt véél ruimer bereik […], te weten via strikt symbolische aanduiding van situaties. […] Nogmaals, Metapatroon heeft situationele gedragsverbijzondering van ob-/subjecten als recursief methodisch beginsel. In een model komen die gedragsverbijzonderingen tot uitdrukking met dienovereenkomstig veronderstelde contextuele verbijzondering; voor correspondenties, zie verder het metamodel van de semiotische enneade.
[S]ubjectief situationisme [is] een door-en-door pragmatische theorie […]; onder de noemer van verbijzondering is een stelselmatige verfijning aan de orde met ruimte voor — verklaring van — interdependentie. […] Op z’n enneadisch geldt een andersoortige logica[.]
En pogingen om wat nieuw is met oude logica c.q. volgens achterhaald paradigma te begrijpen, moeten wel falen[.]
Een vergelijkbare vraag staat open naar informatiekundig vakmanschap. Daaraan doet vooralsnog afbreuk, aan zulk noodzakelijk vakmanschap, dat onveranderd de misvatting heerst dat productieve inzet van computers géén betekenisverschillen duldt. Die ernstige vergissing komt door digitale technologie strikt als verlengstuk van overgeleverde, eerste-orde formele logica te beschouwen. Onzin! Computers kunnen prima voor verwerking volgens àndere logica worden benut, in èlk geval voor de zgn stelsellogica volgens Metapatroon. Voor informatiekundigen die op verkeers- annex stelselschaal verantwoord ontwerpwerk kunnen afleveren, vergt dat opleiding volgens andere grondslagen. Zo’n paradigmawissel is echter moeilijk.
[D]e analogie is, vrees ik, niet besteed aan wie hardnekkig volhoudt
dat digitalisering zich niet verdraagt met betekenissenvariëteit. En
evenmin aan wie meent dat maatschappelijke orde slechts op eenheid
— van identiteit — kan zijn gebaseerd ipv op over en weer
opbouwende verschillen met samenhang van dien. Nota bene, samenhang
… verschilt principieel van eenheid, is er vanwege erkenning van
verschillen zelfs zowat het tegenovergestelde van.
Omdat samenhang op haar beurt eveneens — een — verschil is,
maar tegelijk ook weer niet, kent Metapatroon daarvoor een apart
axiomatisch begrip: nul-identiteit. Via nul-identiteit zijn positieve
verschillen verbonden. Hiermee is die zgn stelsellogica gevestigd, en
dankzij resulterende eenduidigheid valt er dus met digitalisering prima
mee te werken.
Zo is de enneadische ordening van […] elementen logisch, terwijl als geheel de enneadische dynamiek psychologisch is, en wel berekend op gedragsmatige interdependentie (over variëteit gesproken). Eén van de elementen is motief en dat ‘staat’ dus voor ònlosmakelijk ethisch perspectief.
Ook logica betreft tekengebruik. Dat kan slechts de valse schijn van “objectiveren” wekken. En “buiten de taal” is daarvoor ònmogelijk. Het waanidee is feitelijk om de taal te ontkoppelen, ofwel buiten pragmatiek te plaatsen. Nogmaals, dat is principieel onmogelijk, aangezien èlk teken …
Zo’n logica noem ik dan stelsellogica. Volgens — die logica van — subjectief situationisme is o.a. géén gedeelde opvatting over de dialogische situatie aan de orde. Wat een subject als situatie interpreteert, is natuurlijk eveneens … subjectief. Verder beschouw ik het verklaringsbereik véél ruimer. Het gaat erom willekeurig gedrag te verduidelijken met — analyse van — talig gedrag.
Naar mijn idee behoort ook en vooral context in formalisering uitdrukking te krijgen. Daarvoor heb ik Metapatroon (Engels: Metapattern) als stelsellogische modelleermethode annex —taal ontworpen.
Het is een misverstand dat een methode met stelselmatig bereik […] niet formeel kàn zijn. Het formalisme (lees ook: de logica) is echter noodzakelijkerwijs kwalitatief ànders. Aldus betreft Metapatroon een stelsellogica (met nul-identiteit als één van de constituerende begrippen).
Maar is er eigenlijk een algemenere vraag denkbaar dan die naar de
verhouding tussen éénheid en veelheid? Over drieledigheid gesproken,
maar dat doe ik dan voor de zoveelste keer categorisch, denk ik
‘iets’ tussen enerzijds éénheid, anderzijds veelheid. Want
éénheid betreft principieel géén veelheid, zoals veelheid principieel
géén éénheid betreft. De aldus noodzakelijke dèrde, vooruit, categorie
duid ik met nul-identiteit aan. Nota bene, dit is een metatheorie, dwz
met drieledigheid van zgn metabegrippen.
Zonder zulke metabegrippen acht ik geen logica van daadwerkelijke
verhoudingen mogelijk.
Dat noodzaakt tot een axioma, ofwel een irrationele veronderstelling
als kunstgreep om éénheid met veelheid te rijmen: nul-identiteit. Voor
alle duidelijkheid, het zijn van éénheid is voorzover wij naar
veelheids- annex verbijzonderingsbeginsel — kunnen — weten
… niets.
Het maakt logisch geen … verschil, waarvoor veelheid wordt
ervaren, verondersteld, enzovoort. Met veelheid gaat nu eenmaal éénheid
gepaard.
When you require a formal logic to meet, say, flexibility of identity, indeed, Metapattern is a serious contender. […] Of course, with currently predominant logics, identity somehow even contradicts flexibility[. …] Shifting the emphasis for identification to particular(ized) behavior, the question is what makes behavior … particular, i.e., specific, unique. I assume it is where and when object and situation meet (with both object and situation appearing as relative concepts, allowing for recursion). From this assumption of linking particular behavior with identity, and with an object’s so-called nil identity taken for its nonbehavioral base (or, as I believe you might say, core), adaptive, emergent or whatever different behavior simply entails yet another situational identity, and so on. For any object (and, equally crucial, its nil identity to make Metapattern consistently work as a logic of interdependency), there is in principle no limit to adding situational identities: the space for emergence and adaptation is open(ed).
in: note 56.23
[D]ynamics of identity revolve around nil identity. [… O]n that basis a different logic has been launched.
in: note 56.24
Objectgedrag verschilt per situatie. Ofwel, gelet op uniek gedrag geldt steeds een situationeel (deel)object met dienovereenkomstig situationele (deel)identiteit. Kan een object verkeren in meerdere situaties, dan heeft ‘het’ dus meerdere identiteiten (die samenhangen volgens wat ik veronderstel als nul-identiteit). […] Mijn idee is dat een grondiger aanpassing nodig is, te weten van ontologie überhaupt.
in: aantekening 67.3
[I]n wat ik als nul-identiteit van een ob-/subject veronderstel, zit
juist géén vermogen tot aanpassing, emergentie, of noem maar op. Wat
mij betreft is nul-identiteit niet het allerabstractste
‘ding,’ maar een noodzakelijkerwijs irrationele aanname om
samenhang — verder — logisch te krijgen. Er kàn niets
uitkomen, en er gaat evenmin iets in. Dat maakt inderdaad het ontstaan
van de allereerste situationele identiteit mbt een nul-identiteit tot
een raadsel. Wat daarná gebeurt, is daardoor echter verklaarbaar
geraakt. Elke vòlgende situationele identiteit resulteert — op
één of àndere manier, ja, dàt begrijpen we nog steeds niet — uit
het dynamische mengsel van gemotiveerde concepten (wat Charles S.
Peirce nog algemener aangeeft als “cognitive mass”).
Dus, ja, èrgens is een aanname ònvermijdelijk. Als Ockams scheermes is
bekend de vuistregel om het aantal aannames zo beperkt mogelijk te
houden èn wat ermee redelijk valt te dekken zo uitgebreid mogelijk.
Einsteins variant van Ockams scheermes luidt: “Everything should
be made as simple as possible, but not simpler.”
Je zoekt vergeefs naar een redelijke verklaring van wat het getal één
onderscheidt van het feitelijke non-getal nul. Maar dànkzij dat
veronderstelde onderscheid kunnen we met getallen oneindig vooruit,
herstel, alle richtingen op. Ingewikkelder is het niet, maar dat is pas
zo ná die aanname.
Omdat [men] destijds nog niet voor die informatieverkeerskundige opgave staat, ziet [men] nog geen noodzaak tot formalisatie van zulke logica resp. tot ontwerp van een passende modelleermethode met ruimste dekking.
in: aantekening 68.4
Waar [men] qua logica echter niet op doorgaat, is dat uitgaande van
zgn Eenheid er nu eenmaal géén ding-op-zichzelf bestaat (met
uitzondering van de ene … Eenheid). Zo gaat [men] eraan voorbij,
dat het feitelijk onzin is om verschil van het ene ding-op-zichzelf met
een ànder ding-op-zichzelf te veronderstellen.
Maar wat maakt verschillen dan wèl begrijpelijk? Daarvoor heb ik
mijzelf maar eens radicaal serieus genomen met de aanname van
situationele verbijzondering van ob- c.q. subjectgedrag. Indien èlke
gedraging situationeel is, vertoont een ob-/subject gedragsmatigs dus
niets, zeg maar, ònsituationeels. Wat gedragingen van/door één en
hetzèlfde ob-/subject om te beginnen onderling ‘doet’
verschillen, zijn dan de verschillende situaties (waarbij een subject
met zijn cognitief vermogen beïnvloedt wat voor hem als vòlgende
situatie telt, enzovoort; voor, bijvoorbeeld, een bliksem die hem
treft, is hij overigens een object, of het moet zijn dat hij zich
‘opzettelijk’ tijdens zwaar onweer in het vrije veld
begaf). Daarbij gaat de ene situationele gedraging over in de volgende,
enzovoort. Maar hoe hangen ze samen? Daarvoor komt op zijn beurt dus
vooral géén situationeel ob-/subject in aanmerking. Anders zou voor
samenhang óók weer daarmee immers nòg een situationeel ob-/subject
moeten verschijnen, enzovoort. Telkens wanneer zulke zgn oneindige
regressie dreigt, verdient het aanbeveling om die zo vroeg mogelijk te
vermijden. Dat vergt een kunstgreep. Ik heb daarvoor weliswaar —
zoiets als — ding-op-zichzelf erkent, maar heb dat prompt
volledig ontdaan van wat traditioneel wezen heet. Zoals er pas een
stèlsel van getallen geldt dankzij de veronderstelling van nul dat als
zodanig zowel een getal als géén getal is, beschouw ik wat er
ònsituationeel aan een ob-/subject als zijn nul-identiteit. Zijn
situationele ob-/subjectidentiteiten hangen dan via die nul-identiteit
samen. Let wel, omdàt het een kunstgreep geldt, gaat het met
nul-identiteit niet om iets-dat-bestaat. Het is veeleer zo, dat
‘we’ zo’n nul-identiteit er bij kunnen denken, opdat
verschillen als het ware ordentelijker begrijpelijk raken. Daarbij gaat
het zowel om verschillen mbt één en hetzèlfde ob-/subject als om
verschillen tùssen ob-/subjecten.
in: aantekening 68.4
[O]m ‘worden’ van enige orde te voorzien c.q. (stelsel)logisch consistent duidbaar te krijgen vergt desondanks veronderstelling van iets-dat-is. Opzettelijk minimalistisch ‘is’ dat, nogmaals, een nul-identiteit.
in: aantekening 68.4
[Wie] de mogelijkheid van een “beginsel” principieel afwijst, ontgaat […] de mogelijkheid van systematisering. Middels een kunstgreep valt zo’n beginsel wel degelijk te vestigen; doordat een nul-identiteit géén “handelen” betreft, dient het voor samenhang tussen “een verscheidenheid van […] relaties en functies.” […] Als onderlinge verschillen zijn ze volgens verschillende situaties eenduidig geordend. Wat nog lijkt op tegenspraak e.d. is domweg een kwestie van nog onvoldoend gedifferentieerde situering.
in: aantekening 68.4
De enneadische opvatting luidt […] dat een gemotiveerd begrip geen veralgemenisering betreft, maar juist een verbijzondering. Daarmee mikt het subject in kwestie steeds op situationeel verbijzonderd gedrag (dat aldus veranderlijk is). Hoe ruimer een situatie als gedeelte van de gehele werkelijkheid kan doorgaan, des te algemener geldig is het bijbehorend gedrag. Dat komt erop neer, dat een subject ‘zoekt’ naar zo algemeen houdbare betekenis van het contextaandeel van tekens. Voor het signatuuraandeel geldt daarbij zelfs het tegenovergestelde van wat [men vaak] … denkt. Er bestaat gedragsmatig géén algemeen houdbare betekenis van het signatuuraandeel. Om een logisch systeem te vestigen associeer ik signatuur daarom met een nul-identiteit. Daarmee hangen contextuele verbijzonderingen samen, en betekenis heeft pas … betekenis volgens dergelijke verbijzondering.
in: aantekening 68.5
Ter logische verklaring van gedragsvariëteit vind ik daarentegen de aanname van subjectief motief onontkoombaar. Klopt, ook die aanname is … subjectief. Is zij daarmee wetenschappelijk òntoelaatbaar? Gedragsmatig zie ik ook geen principieel onderscheid tussen wetenschap en, vooruit, niet-wetenschap. […] Wat er aan èlk begrip systematisch is, vind ik op hoofdlijn met de semiotische enneade geschetst. [… Nogmaals,] zulk onderscheid [zaait] slechts verwarring. Ik herhaal dat volgens enneade èlk begrip motivationeel verbijzonderd is. Een motief correspondeert — hoe dat precies ‘zit,’ weet ik ook niet, maar ik heb tenminste een idee van alweer omvattender structuur — met situatie resp. context. Op z’n enneadisch slordig gezegd […] geldt een betekenis nooit abstract (lees ook: algemeen), maar àltijd situationeel (lees ook: concreet).
Om dit paradigma aannemelijk te laten zijn, dwz geschikt voor logische verklaringen enzovoort, moet er wel een oplossing zijn voor hoe de situationele gedragsverschillen samenhangen van wat immers òndanks zulke verschillen als één en hetzèlfde object blijft gelden. […] Mijn voorstel omvat de veronderstelling van de nul-identiteit voor een object. […] Per relevante situatie heeft dat object dan telkens een dienovereenkomstig nadere identiteit voor zijn gedrag als unieke resultante van samenloop.
Zo is complementariteit à la Bohr dus een uiterst beperkt geval van situationisme. En volgens situationisme is zoiets als een onzekerheidsbeginsel zelfs triviaal. Want het is nu net de veronderstelling van situationele verbijzondering van objectgedrag, die ‘maakt’ dat op grond van het objectgedrag in de ene situatie ònmogelijk zekerheid kan bestaan over de gedragingen van dat object in andere situaties; mocht die zekerheid er wèl zijn, dan klopt de gevolgde indeling volgens situaties niet.
Mijn voorstel, klopt, volstrekt onzinnig volgens atomistische objectgerichtheid, luidt: nul-identiteit. Wat een andere veronderstelling een … verschil kan maken.
De crux is echter om wat-er-zoal-gebeurt niet tot één situatie beperkt te zien. De indruk van tegenstrijdigheid is vals. Een object lijkt tegenstrijdige eigenschapswaarden annex gedragingen te (ver)tonen zolang voor samenloop een verkeerde, te ruim genomen e.d. situatie geldt. Volgens verschillende situaties, allemaal adequaat bemeten, bestaat géén tegenstrijdigheid. Van hoe meer relevante situaties het bijbehorende objectgedrag — dus eenduidig — bekend is, vooruit, des te completer is dat object bekend. Maar kennis van situationele objectgedragingen is niet als het ware optelbaar. Elke situatie is immers … ànders. Vandaar steeds een àndere samenloop met hetzelfde object zoals blijkt uit ànder objectgedrag. Dus niet èn, maar òf. Verder […] tellen netzoveel verschillen als voor een object kunnen worden toegeschreven aan verschillende situaties.
Dat vergt een stelsellogica, met als algemene eigenschap van een subject (of van een object) slechts een zgn nul-identiteit. Daadwerkelijk gedrag is altijd situationeel.
[H]et zijn ‘natuurlijk’ de onderling verschillende omstandigheden die de tegenstrijdigheid opheffen. […] De grondslag van logica is echter gewijzigd naar situationele verbijzondering. […] Sterker nog, er is vereniging noch tegenstrijdigheid aan de orde. Elke (gedrags)verklaring heeft nu eenmaal haar plaats.
Dat resulteert in kortzichtige weerstand tégen allang noodzakelijke verandering van ontwerpdiscipline. Wel degelijk heeft een informatiekundig ontwerper tegenwoordig met Metapatroon als stelselmatige modelleermethode gereedschap beschikbaar voor — uitoefening van — haar/zijn […] onderscheidingsvermogen. Ik herhaal dat die methode òngeacht schaal pas consequent logisch is dankzij de kunstgreep van — de aanname van — nul-identiteit. Dat maakt van èlke betekenis immers een verschil. En dàt maakt een methodische uitdrukkingsvorm van situationele ob- c.q. subjectverbijzondering van gedrag mogelijk, te weten volgens contextuele signatuurverbijzondering.
Indien een subject — of object — zich altijd mede naar omstandigheden gedraagt, heeft het in wezen géén … wezen. Er is gedragsmatig in beginsel immers niets ònveranderlijks aan een sub- of object. Maar situationeel verschillende sub- c.q. objectgedragingen willen (!) we intussen wèl toeschrijven aan één en hetzèlfde sub-/object. […] Daarvoor heb ik de veronderstelling van de nul-identiteit gedaan. […] Dankzij de kunstgreep van nul-identiteit heeft elk — ook weer verondersteld — sub- resp. object weliswaar een wezen, maar dat wezen is nota bene … wezenloos in de zin van gedragsloos. […] De nul-identiteit dient ter verbinding van àlle situationeel verbijzonderde identiteiten van het sub-/object in kwestie, met per situatie eenduidig gedrag. [… F]ormeel-logisch is de paradox van [daarmee] opgelost[; …] met — de aanvullende aanname van — de nul-identiteit en kunnen verschillen tussen situationele identiteiten van het desbetreffende sub-/object daardoor tevens eenduidig samenhangend worden geordend.
Subjectief-situationeel gezien gaat het met cognitie altijd om gedragsbepaling. Als zodanig geldt er principieel één en hetzèlfde type. Dat acht ik evolutionair … plausibel. [… Zo] koppelt de enneade cognitie principieel via teken aan gedrag. Die dynamiek betreft nota bene … overgangen, maar aldus van het ene enneadische moment (lees ook: dimensie) naar het volgende, enzovoort. […] Dat geldt overigens al volgens Peirce’s triade, en dus ook voor de enneade met overeenkomstige dynamiek.
Indien gedrag zelfs principieel situationeel verbijzonderd aangenomen is, zoals ik doe, valt op één en hetzèlfde tijdstip tùssen zulke gedragingen door één en hetzèlfde ob-/subject niets (!) te regelen. Voor eropvòlgend situationeel gedrag doorloopt een subject een cyclus van semiosis. Voor samenhang tussen — beschrijvingen van — gedragsverschillen helpt de veronderstelling van niets-als-iets: nul. Zo vestigt de aanname van nul als óók een getal, maar ànders, een systeem van als normaler ervaren getallen. Een vergelijkbare nul-veronderstelling ‘maakt’ een formeel systeem van subjectief situationisme à la enneade en zo door naar Metapatroon als bijbehorende modelleermethode van/voor variëteit[.]
Voor digitalisering is aan — formele — schematisering […] géén ontkomen. Maar voor zgn stelselschaal is dus een ànder paradigma (lees ook: metamodel) nodig dan naïef volgehouden atomisme. Wat mij betreft laat zich de onmogelijkheid om een vàst begin resp. een vàst einde te bepalen uitdrukken met een Möbiusband c.q. het wiskundige symbool voor oneindig. Dat kan vervolgens symbool staan voor zoals ik semiosis opvat; daarvoor heb ik de triade-plus-grond à la Charles Peirce (1839-1914) tot een enneade uitgebreid […]. Door de Möbiusband te projecten op een dia-enneadische opstelling probeer ik een beeld te schetsen van oneindige dynamiek van variëteit […]. Langs de zgn tekendimensie van semiosis verschijnt dan telkens een (tussen)stand. Om daarvan stelselmatig een model op te stellen, nou ja, te benaderen, kan Metapatroon dienen als modelleermethode annex -taal.
Nogmaals, met de aanname van nul-identiteit per ‘ding’ is die knoop doorgehakt, en kunnen we logisch verder.
With all relevant contexts made explicit, and a human modeler is indispensable for proper interpretation, ‘afterwards’ it ‘only’ becomes a matter of identifying the relevant context (rather than expect some ‘logic’ to perform the interpretation).
in: note 71.21
Integrated order requires a qualitatively different logic; a key (meta)concept is nil-identity for connecting an object’s contextual identities (each giving access to a positive description of that object’s behavior ‘within’ the corresponding situation) .
in: note 71.21
With contexts lacking, so-called artificial intelligence wouldn’t ‘know’ how to differentiate responsibly, while as soon as contexts are properly included no intelligence is artificially required. There is no replacing a good design(er) or, as you would probably say, a good analys(t).
in: note 71.25
[M]any people […] mistakenly believe that meanings are static and should be unambiguously related to unitary data. By implication they consider so-called formal logic as the paradigm case for programmed processing of ‘data,’ i.e., as if meanings don’t matter (which is clearly nonsense, but still not recognized as such).
in: note 71.40
Enneadisch opgevat beweegt tevens verànderlijke identiteit door drie momenten, te weten als signatuur in tekenconfiguratie, als focus in interpretantconfiguratie en als situationele objectidentiteit in gedragsconfiguratie (telkens samenhangend met bijbehorende modus van nul-identiteit). Dankzij explicitering van scharnier(werking)en valt samenloop m.i. eenduidig te … duiden.
in: aantekening 72.7
Indeling, grenzen … Volgens een bepaald motief is er via een focus een bijbehorend begrip. Eigenlijk is dat positief noch negatief. Vooruit, het is er daardoor wèl, dus positief. Al naar gelang andere motieven is er een feitelijk oneindig veelvoud aan verschillen. Dat is dus géén kwestie van òf positief òf negatief, maar van zoiets als vergaand open variëteit (en daarom geldt volgens enneadische c.q. stelsellogica de zgn wet van de uitgesloten derde niet).
in: aantekening 72.7
Slechts de aanname van veranderlijkheid (lees ook: gedrag) alom vind ik consequent vruchtbaar, dwz zònder tegenstrijdigheden. De uitweg biedt de veronderstelling van nul-identiteit van/voor een ob-/subject. Wat als niet onderhevig aan gedrag geldt is daardoor niet maximalistisch de situatie, maar daarentegen juist minimalistisch zoiets als nu net precies het ob-/subjectscharnier dat àls scharnier principieel niet aan gedrag onderhevig is.
in: aantekening 72.7
[J]uist h[et] begrip van zoiets als wezen [raakt] tegenstrijdig […], zolang het idee is om het met betekenis te vullen. Ik vervang wezen door nul-identiteit. Dat maakt van begrip principieel iets-volgens-samenloop, dialectisch dus. En van samenlopen kunnen er méér zijn, wat van pas komt omdat de stelselmatige modelleeropgave immers luidt om de relevante veelheid aan verschijnselen in hun principieel interdependente samenhang te begrijpen resp. beschrijven.
in: aantekening 72.7
Een veronderstelling is echter naar haar aard, maw onvermijdelijk, … speculatief. Daarop vormt het idee dat een ding een wezen heeft géén uitzondering. Wat zo’n wezen, zeg maar, aan eigenschappen annex gedragingen inhoudt, blijft echter alom onduidelijk. Ik heb daar dus wèl een gerichte veronderstelling voor. In termen van — een — wezen beschouw ik het, nogmaals, wezenloos, dwz zònder eigenschappen dan wel gedragingen: nul-identiteit. Uiteraard betreft een wezenloos wezen (lees ook: eigenschapsloze eigenschap resp. gedragsloos gedrag) een tegenstrijdigheid. Daarin lijkt tegenstrijdigheid echter geconcentreerd te kunnen worden en maakt vervolgens verklaringen enz. stelselmatig alweer beter mogelijk zònder tegenstrijdigheden, nou ja, alweer beduidend minder ervan.
in: aantekening 72.7
[W]ezen als atomistisch opgevat […] ondermijnt immers prompt een dialectisch verklaringssysteem, en dat is er met zo’n antidialectisch grondbegrip natuurlijk ook nooit meer van te maken […], omdat zij samenloopfactoren vergaand atomistisch blijven opvatten (ipv op hun beurt tevens àls samenloop, enzovoort).
in: aantekening 72.7
Voor stelselmatig houdbare dialectiek zorgen niet zozeer de beide samenlopende factoren, maar telkens wat verondersteld kan zijn als zoiets als een scharnier ertùssen. Met de nul-identiteit van een ob-/subject is eerst en vooral een zo zuiver mogelijk betrekkingsmiddel verondersteld; daardoor kunnen willekeurige (!) factoren samenlopen als enerzijds ob-/subject, anderzijds situatie.
in: aantekening 72.7
[Met] het begrip van nul-identiteit van een subject — of een object — […] vestig ik, over operationalisering gesproken, een logica voor interdependentie en zo’n stelsellogica acht ik o.a. methodisch onmisbaar voor eenduidige modellering van dynamiek van betekenissenvariëteit. De veranderlijke verschillen-in-samenhang vormen (!) een netwerk […]. Inhoudelijk is dat netwerk open mede dankzij […] recursiviteit. De gedragsmatige samenloop van verondersteld subject — maar dat geldt tevens voor object — met veronderstelde situatie laat zich herhaald veronderstellen; op zijn beurt kan de eenduidige gedragsresultante voor verdere eenduidigheidsverbijzondering dienen als dáárvoor samenstellend ob-/subject en/of situatie, enzovoort. Volgens de enneade als zoiets als metamodel zijn corresponderende interdependenties aan de orde voor gedrag, begrip èn teken.
in: aantekening 74.1
[A]anduidingen zoals tegenstrijdig en inconsistent [gelden] niet meer […] volgens een werkzame variëteitsveronderstelling. Een ènkel woord (enneadisch: signatuur) heeft slechts de schijn van tegenstrijdige betekenissen. Die verdwijnt met nodige en voldoende context; één en dezèlfde signatuur met een àndere context heeft dan gewoon een àndere betekenis.
Nogmaals, volgens situationisme bestaat géén enkelvoudige duiding van werkelijkheid. Die verschilt nu juist van situatie tot situatie. En situationisme is ook nogeens subjectief, dwz elk subject geeft ‘eigen’ duiding aan wat op enig … moment voor gedrag telt als uitgangs- resp. uitkomstsituatie, enzovoort. Ondanks “verrassingen” en het daardoor zelfs principiële gebrek aan “zekerheid” staan de factoren subject en situatie wel degelijk “systematisering” van verschillen-in-samenhang toe. Toegegeven, contingent en voorlopig. En met de zekerheid van onzekerheid in het vooruitzicht is het èxtra gunstig om over leer- en verandervermogen te beschikken.
Nota bene, op z’n enneadisch is er géén sprake van dat logica verdwijnt. Voor atomistische logica komt — wat ik noem — stelsellogica of logica van interdependentie in de plaats.
Er is m.i. immers één grondslag resp. —houding: èlk teken is … Dat is er, vooruit, ecologisch aan. Ik noem dat liever pragmatisch. Zulke pragmatiek vind ik wel degelijk formaliseerbaar, maar ànders. Dat formalisme moeten we uiteraard benutten voor de opzet van voorzieningen voor, over ecologisch resp. stelselmatig bereik gesproken, informatieverkeer (en verkeer constitueren wij met onze gedragingen).
in: aantekening 76.1
Als ik zeggen mag, op z’n wiskundigs is het … logisch om tevens (!) situatie als variabele te erkennen. Dat is precies wat met de enneade verondersteld is. Voilà, ecologisch formalisme :-) à la Metapatroon.
in: aantekening 76.1
Nogmaals, het idee dat een teken ‘iets’ is als uit één stuk, blijkt daarvoor achterhaald. […] Ik vind èlk teken dus een samenstelling. Enfin, zònder formalisme voor open differentiatie (lees ook: verbijzondering) blijft overkoepelende ordening onbereikbaar.
in: aantekening 76.9
Wat vrijwel alom voor logica moet doorgaan, heeft stelselmatig
slechts eenduidig betekenis indien variabelen beperkt blijven tot èlk
de … betekenis van hun nul-identiteit. Dat betekent dus nog
steeds niets.
Voor — mijn opvatting van — situationele logica biedt de
veronderstelling van nul-identiteit de mogelijkheid van eenduidige
ordening van relevante (betekenis)verschillen.
Maar verschillen zijn vaak helemaal geen tegenstellingen, maar allemaal — slechts — geldig voor telkens een bepaalde situatie. […] Dergelijke variëteit helpt nu eenmaal gedragingenoriëntatie […] zolang situaties als het ware nevengeschikt duidbaar zijn.
Ik heb ook geen idee of het cognitief vermogen van een subject
‘werkt’ via zoiets als nul-identiteiten. De aanname ervan
vind ik als kunstgreep … nuttig ter ordening van — dynamiek
— van betekenisverschillen. […] De nul-identiteit van
‘iets’ is … niets. In positieve zin is de
nul-identiteit opzettelijk (!) ònwerkelijk. Nogmaals, het is een trucje
om wat allemaal evident géén “kern” is op hun pràktische
waarden, dwz mede volgens motieven gedifferentieerd, als verschillende
verschijningsvormen te erkennen. Er bestaat géén, vooruit, werkelijke
nul-identiteit.
Ik herhaal dat de nul-identiteit — daarom — kwalitatief
volstrekt leeg verondersteld is. Dit beginsel ligt ten grondslag aan
Metapatroon als stelselmatige modelleermethode. Anders zou oneindige
regressie het immers logisch onmogelijk maken om kwalitatieve
verschillen (!) met dynamiek van dien tevens consequent samenhangend op
te vatten.
in: note 77.2
Dat neemt niet weg, dat voor zo’n netwerk wel degelijk consequent een grondslag geldig verklaard kan zijn. Die behoefte aan een samenhangbeginsel is voor — het vak van — literatuurbeschouwing wellicht niet zo dringend, maar facilitering van digitaal verloop van maatschappelijk informatieverkeer lukt onmogelijk met noodzakelijke stelselmatigheid van dien zònder zowel erkenning als praktisch bruikbare vervulling ervan. Voor zoiets als stelsellogica verschaft de — aanname van de — nul-identiteit het unieke verbindingsbeginsel. Nota bene, van stelsellogica is er ‘maar’ één, omdat de vermeende tegenstelling tussen rationeel en irrationeel — met bijgevolg verschil van (il)logica — volgens de semiotische enneadische is vervangen door ònlosmakelijk verband.
in: note 77.51
Een object is wat een subject als verbindingsfactor benut tussen verschillende verschijnselen. Gedragsmatig kan zo’n factor daarom … niets te betekenen te hebben. Strikt logisch geldt voor een object-als-geheel slechts zijn nul-identiteit, een noodzakelijke kunstgreep[.]
in: note 77.96
Wanneer als beginsel geldt dat een ob-/subject
situationeel-verbijzonderd gedrag vertoont, blijft er gedragsmatig voor
zijn ‘wezen’ niets over (want dat zou dan asituationeel
zijn, en aldus strijdig met de aanname). Maar behalve ervaringen van
situationele gedragsverschillen, heeft een subject daarbij óók ervaring
van continuïteit van het andere ob-/subject (en zichzèlf). Ofwel,
ondanks die verschillen bestaat er kennelijk samenhang. Als —
teken van — niets meer èn minder dan verbindingspunt tussen
situationele (deel)identiteiten van een ob-/subject dient
‘zijn’ nul-identiteit. […]
Ik herhaal dat in elk geval tegenwoordig prompt verwarring dreigt door
de tem wezen resp. wezenlijk. (Gedrags)kenmerken heeft een ob-/subject
slechts situationeel. Ja, beperkt tot dàt bereik zijn die kenmerken
dan, vooruit, essentieel. Maar met essentie wordt doorgaans juist dat
bedoeld wat ònveranderlijk bestaat. Zodra er maar het geringste
verschil gemaakt is, komt m.i. daarvoor niets meer in aanmerking.
in: note 77.102
Dankzij nul kunnen we — pas — verband herkennen tùssen de relevante verschijnselen. In elk geval heb ik dáárvoor — het begrip van — de nul-identiteit van een ob- of subject bedacht.
in: aantekening 78.2
Volgens mij valt er praktisch […] niet aan telkens zoiets als een uiterste grens te ontkomen, maar die beschouw ik dan zoveel mogelijk afhankelijk van het ’eigen‘ standpunt en daarmee veranderlijk: horizon. En wat eigendom betreft is mijn idee zo mogelijk nòg radicaler. Want als het enige dat helemaal van een subject zèlf is, beschouw ik — tja, de fictie van — zijn nul-identiteit.
Klopt, helemaal niets. Ik heb het daarbij echter niet kùnnen laten zitten. Ja, een ob- resp. subject kent/heeft slechts situationele gedragingen, dwz onderling verschillend al naar gelang de situatie van samenloop. Maar wat zijn situationeel verschillende gedragingen aldus gemeen hebben is hetzèlfde … ob-/subject. Als noemer komt echter geen èxtra situationele gedraging in aanmerking; dat zou leiden tot oneindige regressie. Ik heb als voorwaarde voor stelselmatig logisch verband de knoop doorgehakt met de veronderstelling van de nul-identiteit van een ob-/subject. […] Nul-identiteit biedt een formeel samenhangbegrip voor ob-/subjectief-situationele variëteit.
[D]e kunstgreep van nul-identiteit als zo’n verbindingspunt [biedt] tegelijk een onderscheidingspunt [—], dat de (bepalings)verschillen als het ware ontdoet van tegenstrijdigheid.
in: aantekening 79.1
Wat onderscheid volgens situaties helpt om te verduidelijken, is dat weliswaar elke tegenstrijdigheid een verschil is, maar dat omgekeerd niet elk verschil een tegenstrijdigheid is. Voor zover situaties redelijkerwijs gedacht kunnen zijn gelijktijdig en/of achtereenvolgens ‘naast’ elkaar te bestaan, verschillen ze immers … gewoon van elkaar.
Daarvoor kunnen er, zo luidt mijn taalontwerp, aan ‘iets’ géén algemeen geldige eigenschappen toegeschreven zijn, slechts situationeel verbijzonderde. Die situationele deel-ietsen worden voorts verondersteld bijelkaar gehouden te zijn door de nul-identiteit van het iets in kwestie; als noodzakelijke uitzondering is iets als nul-identiteit eigenschaps- resp. gedragsloos.
De negatieve ruimte biedt geen soelaas. Dat doet nul als … punt wèl. Voilà, nul-identiteit met de noodzakelijke [leegte]. Nu was Musil wiskundig allesbehalve een leek. Waarom heeft hij die aanname van nul-identiteit niet gedaan? Vergelijkbaar opmerkelijk vind ik het dat Charles Peirce het grondbegrip niet splitste volgens de drie vooropstaande elementen van semiosis als tekendynamiek; voor zover ik weet is dat mijn toevoeging, ja, die ten nauwste samenhangt met die van nul-identiteit. […] Een zgn zwaartepunt zèlf moet als zodanig juist zònder … ‘gewicht’ zijn. Inderdaad, nul-identiteit.
Een oplossing is uiteraard zelfs principieel onmogelijk, indien “perspectieven” onderling strijdig zijn. Hun strijdigheid verdwijnt echter door het ene “gezichtspunt” op variëteit in te richten met o.a. perspectief als variabele waaraan allerlei waarden kunnen worden toegeschreven. Dàt biedt de semiotische enneade als verzameling van onlosmakelijk met elkaar samenhangende (verschil)elementen. Wat gedrag betreft telt situatie als zulk perspectief. Als ònderdeel van teken is dat context, en als ònderdeel van interpretant telt motief dan als perspectief. Alle negen enneadische elementen bijelkaar faciliteren in hun nodig en voldoende meervoud combinatorische mogelijkheden. Klopt, dat is enigszins vergelijkbaar met het beperkte aantal alfabetische letters — of welke schrijfelementen dan ook — om allerlei woorden enzovoort mee te vormen.
[D]e kwalificatie als “contradictory” […] stamt [nog] van het paradigma dat variëteit veronachtzaamt; het verschil tussen situaties heft de tegenstrijdigheid als het ware op, want pèr situatie past de dienovereenkomstige eigenschap/gedraging, klaar.
Wat willen ‘we’ ook alweer met digitalisering bereiken? Als we er relevant informatieverkeer stelselmatig mee willen faciliteren, moeten de verkeersvoorzieningen berekend zijn op reële betekenissenvariëteit. Of? Ja, en dat vergt dat o.a. een kwalitatief àndere logica. […] Moet iedereen die omvattender stelsellogica inclusief ethiek beheersen? Nee. Maar dat moeten informatiekundigen die voorzieningen op stelselschaal ontwerpen nadrukkelijk dus wèl. Zulke informatiekundigen ‘komen’ er echter nooit, zolang beroepsperspectief ontbreekt. Dat vergt dan weer voldoende opdrachtgevers die met voldoende stelselmatig gevoel voor verantwoordelijkheid ruimte bieden voor ontwerp(en) ter bevordering van evenwichtiger verhoudingen. Tja, dat is moeilijk[. …] Er klinkt alom luid innovatieretoriek, maar die blijkt vooral weerstand tegen en/of onvermogen tot kwalitatieve veranderingen ter erkenning en zo door naar bevordering van opbouwende variëteit te verhullen. En academisch ontbreekt eveneens zelfs maar de aanzet voor een stelselmatige informatie(verkeers)kunde waaraan opdrachtgevers vertrouwen zouden kunnen ontlenen. […] Als vaak impliciete grondslag schieten absolutisme en bijbehorend traditionele logica ernstig tekort voor opgaven die onloochenbaar door betekenissenvariëteit gekenmerkt zijn[. …] Zo van, het klopt op zichzèlf prima, maar we hebben er alleen helemaal niets aan. Het lijkt … logisch om er eens mee òp te houden[. …] In werkelijkheid gedraagt ‘natuurlijk’ niemand zich naar bedoelde abstraheringen, maar suggereren algemene geldigheid, onpartijdigheid, omvattender gezag e.d. als onderdeel van hun verzoeken tot inschikkelijkheid om de werking ervan te versterken. En wie ergens in is gaan geloven, komt oprechter over met grotere overtuigingskracht van dien. […] Maar iemand die betrekkingen ontkent, kàn dat uiteraard slechts doen volgens de aanname van betrekkingen (of z/hij ontkent in een moeite door zichzèlf). [… I]k begrijp wel hoe nuttig een beroep erop kan zijn als (verhullings)middel voor bestendiging resp. versterking van eigen positie volgens ònevenwichtige verhoudingen. […] Dat is verleidelijk voor wie betrekkelijkheid eenzijdig ten gunste van zichzèlf nastreeft, ofwel het gedroomde overheersingsmiddel van een dictator [… en maakt de opbouwende kritiek […] overigens nòg relevanter.
[O]nder de noemer van logica [is] de “betekenissfeer” volslagen irrelevant […] gaan gelden, wat natuurlijk zulke logica irrelevant maakt. […] De enneade veronderstelt verband volgens een, zoals de term enneade aangeeft, negenledig kader. Dat draait om situationeel gedrag van een ob- of subject. […] Of mijn ‘theorie’ begrijpelijker is? Ik meen in elk geval niet van alles door elkaar te halen[. …] Een redelijk consequent antwoord vind ik dus niet moeilijk. Een subject ervaart “de wereld” als verschijnselen. Door een verschijnsel als een gedraging op te vatten, kan algemeen als verklaring(sschema) dienen dat het ‘kennelijk’ een ob- òf subject is dat zich gedraagt (lees ook: eigenschappen vertoont) onder bepaalde omstandigheden. Daaruit volgt (!) dat een ob- resp. subject als het ware situatieloos niet met gedrag valt te associëren. Wat een ob-/subject ònveranderlijk, zeg maar, door-de-situaties-heen kenmerkt, is … niets. Daarom veronderstel ik voor zo’n wezenlijk kenmerk van — wat een subject als eenzelfde ob-/subject wil kunnen blijven kennen — iets … ònwezenlijks, te weten de nul-identiteit ervan.
[O]nder de noemer van recursieve contextuele verbijzondering [geldt] zo’n omvattender tekenbegrip [en d]aaruit vòlgt o.a. een àndere logica. Die noem ik stelsellogica. […] Wie echter blijft denken dat het dezèlfde logica is als waarvan de logisch-filosofische positivisten uitgingen — en feitelijke opvolgers zijn er nog steeds in overvloed — heeft het grondig mis.
Peirce is zich volgens mij terdege bewust van betekenisverschillen, zoals Aristoteles dat eerder is. Ik vind dat evident door de kwalificatie “in some respect or capacity.” Daaraan heb ik […] de enneade ontleend als grondslag voor de modelleermethode Metapatroon (die ik eerder als het ware nog vergaand op zichzèlf staand had bedacht). Om “something” aan “somebody” tot en met “some respect or capacity” voor nodig en voldoende eenduidige betekenis tot uitdrukking te brengen, vergt … context als ònderdeel van het teken in kwestie. [… N]alatigheid door géén rekening te houden met differentiatie “in some respect or capacity” [is] exemplarisch voor de vlucht van semantiek in simplistische logica (hoe ondoorgrondelijk de symbolische weergave er voor oningewijden ook uitziet; feitelijk ontbreekt enige differentiële … grond). Ik stel niet voor niets semiotiek op enneadische grondslag voor.
Een omgeving (lees dus ook: situatie) is nu eenmaal een àchtergrond. Als zodanig […] kan zij ònmogelijk als — figuur op — de vóórgrond waargenomen worden. Maar àls achtergrond maakt zij ‘natuurlijk’ onderdeel uit van het waargenomen teken, waarbij voor- en achtergrond nota bene samen — pas — nodige en voldoende voorwaarden bieden voor eenduidige interpretatie (lees ook: betekenis). […] Voor begrijpelijkheid blijkt samenhangende waarneming inclusief (!) omgeving nodig.
Maar het is juist zo’n verkrampte behoefte aan
“zekerheden” die tot een “krisis” leidt.
[…Wie] veronderstellingen als zodanig [probeert] te […]
verhullen, […] vergroot slechts ònzekerheden. […] Volgens
mij bestaat er helemaal géén bereik dat — impliciet — de
aanduiding met algemeen verdient omdàt “de algemene regels der
logica” er geldig zijn. Bijgevolg is er dus evenmin “een
zekere grens.” Het bereik van geldigheid is
subjectief-situationeel. […]
Tegen “verderf” is daarom uitsluitend bestand wat niet (!)
werkelijk bestaat. Zo kwam ik erop om zijn nul-identiteit te
veronderstellen als bruikbare fictie voor wat nog het minst ònduurzaam
aan een ob- resp. subject is. Dankzij die kunstgreep valt het mee
[…,] want ob-/subjectief-situationele gedrags- annex
betekenissamenloop biedt nodige en voldoende criteria voor erkenning
van verschillen. De indruk van strijdigheid ontstaat doordat de
verbijzondering van samenloop nog niet ver genoeg is uitgevoerd, en
verdwijnt prompt zodra dat wèl het geval is geworden. […]
Het is volgens mij dus zelfs zó, dat er geen “midden” is
met ernaast “uitersten,” maar situaties alòm met
“gevolgtrekk[ing]en” verschillend voor samenloop van èlke
situatie met een ob-/subject. […] Als aanvulling merk ik op, dat
methoden daarom per subject verschillen al naar gelang van samenloop
met — wat z/hij ervaart als — situaties. Dat maakt van
ob-/subjectief situationisme als veronderstelling zoiets als een
metamethode (wat o.a. verklaart waarom ik de naam Metapatroon gaf aan
een stelselmatige bemeten modelleermethode). […] Een
modelleermethode zoals Metapatroon volgens de grondslag van
ob-/subjectief situationisme als combinatie van zijns- kennis- èn
tekenleer wijst zoiets als hèt midden resp. centrum àf. Dat valt
voorspelbaar slecht bij wie zichzèlf waant àls midden/centrum.
[…] Dat kan dus ook anders, dynamischer èn gevarieerder. De
toekomst van situaties is … open, en daarmee de ontwikkeling van
een subject in wisselende samenloop ermee.
Om zo’n gedragsloos mogelijk gehouden (informatie)punt — en daar zit dan de veronderstelling van een nul-identiteit van een object nog weer àchter — draait als het ware allerlei informatie over feitelijke eigenschappen en gedragingen.
Door verschillen tùssen situaties is het prompt onzin om te verlangen dat bijbehorend verschillende ob-/subjectgedragingen — nog — stroken.
Ontdaan van principiële tegenstelling geldt volgens subjectief situationisme dat de momentaan juist principieel motivationele redelijkheid van het ene subject vrijwel ‘zeker’ verschilt van die van een ànder subject (èn van die van hemzèlf op verschillende momenten) […:] in verschillende situaties [zijn] nu eenmaal verschillende gedragingen door en voor het subject in kwestie passend […]. Strijdig zijn zulke verschillen dus juist niet. Dat heeft slechts de valse schijn volgens een ènkelvoudig absoluut geldig verondersteld beginsel.
Daarentegen veronderstel ik bescheiden tèlkens zoiets als een gedachte. Dus nota bene niet als het ene theoretische eind- en als zodanig duurzaam heilborgend doel, maar altijd pràktisch als middel. Als cyclisch moment dient een gedachte m.i. voorbereidend telkens een gedragsmoment, allemaal ònlosmakelijk zowel beperkt tot een situatie als intersituationeel samenhangend. De aanname van de nul-identiteit per ob-/subject vermijdt de formele tegenstrijdigheid tussen zowel en als. En van de ene enneadische momentencyclus komt een andere, enzovoort.
[G]edragingen […] verschillen zoals resulterend uit samenloop van enerzijds subject of object, anderzijds situatie. [… M]et zulke verschillen [zijn dus] géén tegenstrijdigheden aan de orde[, i]ntegendeel[. …] Als stelselmatige modelleermethode helpt Metapatroon zulke ordening uit te drukken, nota bene altijd voorlopig èn onvolledig.
Ik heb bedacht dat voor relativering als het ene principe tweeledigheid voldoet in combinatie met het andere principe van herhaling (lees ook: recursiviteit) van het ene principe. Dat is logisch óók formeel, maar ànders.
Uitgaande van meervoud, zeg ook maar variëteit inclusief dynamiek, gaat het praktisch om ordening. Welke betekenisverschillen zijn relevant, en hoe hangen ze samen? Daarvoor veronderstel ik van/voor elk — op zijn beurt verondersteld — object dan wel subject een nul-identiteit [waarmee] de voorwaarde [is ge]schept voor veranderlijke ordening van meervoud.
[De reclamemededeling door] de barbier van Sevilla […] lijkt een paradox voor wie niet (h)erkent dat er gewoon twee situaties zijn. Want wat hetzèlfde werkwoord lijkt, in dit geval “scheren,” is het niet. In de ene situatie past de reflexieve variant, en dus niet de niet-reflexieve variant. In de andere situatie is het precies andersom (en dat maakt beide situaties eenduidig begrijpelijk als verschillend; er is dus niets ònoplosbaars aan, integendeel).
Wellicht geldt dat volgens een (pre)moderne logica, maar een postmoderne logica (lees ook: stelsellogica) à la semiotische enneade is principieel ànders. Dus ook als iemand beweert “Ik ben,” verwijst de enneade naar de vraag wat z/hij daarmee probeert te bereiken. Vermoedelijk zoekt iemand erkenning àls individu. Ja, wanneer iemand überhaupt iets kan zeggen, is z/hij stellig … iemand. Zulke erkenning is eenvoudig, maar als iemand “Ik ben” blijft zeggen, moet z/hij misschien toch eens een psychotherapeut consulteren.
[D]e persoonlijke oriëntatie, wat mij betreft vèrder gedifferentieerd volgens wisselende situaties waarin verschillende personen in kwestie allemaal komen te verkeren, [levert] een dynamisch veelvoud aan inzichten op […], enzovoort. Voor samenhang ertùssen dient de veronderstelling dat iets gedragsmatig géén wezen (lees ook: essentie) heeft; ik veronderstel daarvoor een nul-identiteit.
In wat doorgaat voor dè logica, geldt o.a. de Wet van identiteit,
ook wel uitgedrukt als a = a. In elk geval die uitdrukking is echter
ònlogisch volgens wat ik hier maar even pragmatische logica (ook:
stelsellogica) noem. Daarbij gaat het dus om gedrag.
Een geval van gedrag, zeg ook maar een bepaalde gedraging, beschouw ik
als — voortkomend uit — samenloop van een, eh, ding èn een
situatie.
In de uitdrukking a = a ‘staat’ de letter a
‘voor’ een ding, nota bene niet voor een gedraging ervan.
Wat daarvoor ontbreekt, nota bene voor verbijzondering tot gedrag, is
— telkens met een context — aanduiding van de situatie in
kwestie.
Aldus nader beschouwd blijkt de uitdrukking a = a twee situaties voor a
te dekken. Dat zijn voor a de situatie links van het is-gelijk teken èn
voor a de situatie rechts van het is-gelijk teken. Die situaties kunnen
met dienovereenkomstige contexten aangegeven zijn, bijvoorbeeld L en
R.
In termen van gedrag moet de uitdrukking a = a dus uitgebreid worden
tot a.L = a.R. Maar door het verschil tussen L en R zijn ook de
samenlopen a.L en a.R verschillend.
Daarom geldt volgens pragmatische logica daarentegen a ? a.
Het helpt ook niet door te eisen dat L = R. Want ook al staat er a.L =
a.L, dan blijft er verschil tussen situatie links en situatie rechts
met ter verduidelijking de uitbreiding tot (a.L).L = (a.L).R.
Enzovoort.
Er heerst situationeel verbijzonderd tot gedragingen juist
òngelijkheid.
Die aanvullende eis van L = R is volgens pragmatische logica overigens
meteen al onzin. Inderdaad, het is stelselwetmatig dàn immers zelfs
prompt L ? R.
Voor een bereik waarop gedragsmatig a ? a als logische wet geldt, en
dat is kenmerkend voor een zgn stelsel, hoeft het niet te verbazen dat
pogingen volgens de slechts dingmatige veronderstelling van a = a
falen.
(Pas) volgens a ? a lukt het daar wèl.
Een situationeel object kan inderdaad als een (onder)deel worden opgevat, maar dan zowel van het object als van de situatie. Beide hebben constituerend aandeel. Als, zeg maar, delen van — wat in elk geval lijkt — één en hetzèlfde object geldt samenhang tùssen de verschillende (!) situationele (deel)objecten. Die samenhang laat zich volgens een nul-identiteit bijhouden; daar[voor] blijft er […] gedragsmatig noodzakelijkerwijs … niets over. En vanwege recursiviteit — wat een krachtiger veronderstelling is dan louter hiërarchie — kan elk situationeel object op zijn beurt dienen, voor zowel object- als situatie-aandeel, in nadere samenloop, enzovoort. Het samenloopkarakter sluit autonomie à la atomisme uit.
in: aantekening 86.9
Daarentegen levert m.i. zowel ob-/subject als omgeving (lees hier dus ook: situatie) als het ware kenmerkend gedragsaandeel (en levert de situatie dus niet hoogstens ‘pas’ een aandeel via een ob-/subject met gedrag principieel exclusief vàn het ob-/subject in kwestie). Daarom ‘verklein’ ik het passende structuurelement tot telkens de combinatie van — een — ob-/subject èn — een — situatie, voilà, situationeel ob-/subject. Zo ‘ontstaat’ de nodige en voldoende voorwaarde van eenduidige toe- resp. beschrijving van gedragingen.
Dat is er dus onlosmakelijk subjectief aan, en nota bene van denken
komt m.i. doén. […] Ook en vooral via taalbegrip ben ik gekomen
op — verband met — daadwerkelijke gedragingen. Als schema
van alweer ruimere samenhang stelde ik de semiotische enneade op.
Dankzij negen onlosmakelijk samenhangende elementen laten zich
uiteraard meer verschijnselen eenduidig(er) verklaren dat volgens de
drie (triade) plus één (grond) die Charles Peirce voorstelt. Heb je nog
even?
Hoe dan ook pragmatisch … denkend kàn het dus ook niet om dè mens
gaan; die betekenis moet als valse abstractie zijn àfgedaan. Wat,
herstel, wie pràktisch telt, is telkens een mens als individu (lees dus
ook: subject). […] Waarvàn een subject op enig moment allemaal
afhankelijk is, en dat is inclusief waarvan z/hij zich afhankelijk
waant, vat ik samen onder de noemer van situatie. Overigens geef ik ipv
afhankelijk ter kwalificering van samenloop vàn subject mèt situatie de
voorkeur aan onderhevig. Voorts beschouw ik, zeg ook maar, invloed als
wederzijds werkend. Ofwel, volgens hun samenloop verandert niet alleen
het subject door de situatie, maar óók de situatie door het subject.
Noem het ook maar dialectiek: subjectief situationisme.
Als veranderlijk resp. veranderend zèlf doorloopt een historisch
subject … samenlopen met wisselende situaties. Voor wat een
subject achtereenvolgens onvermijdelijk (!) subjectief-situationeel
gedifferentieerd denkt en bijgevolg doet, kent z/hij in absolute zin
dus géén wezen (lees ook: essentie, kern). Maar òndanks denk- en
bijbehorend gedragsmatig(e) variëteit(svermogen) kent een subject
zichzèlf existentiële continuïteit toe. Althans, ik doe dat wèl. Wie er
anders over denkt, moet het vooral zeggen.
Niemand? Vandaar, historisch. Maar hoe kan — zulke —
samenhang consistent (lees ook: logisch) … gedacht zijn tùssen,
haha, voor een methode waag ook ik me aan abstrahering, haar/zijn
situationeel nu eenmaal verschillende gedachten en bijbehorend
verschillende gedragingen? Als, zeg maar, verbindingsschakel heb ik dus
— zoals we bespraken — per subject de noodzakelijkerwijs
(!) ònlogische aanname … bedacht van haar/zijn nul-identiteit.
Daarmee heb ik ‘de rest’ wèl logisch samenhangend gekregen,
te weten met wat ik als stelselmatige logica voorstel; gangbare logica
acht ik ònstelselmatig, want onbruikbaar voor stelselmatige opgaven,
omdat daarmee methodisch géén rekening is gehouden met veranderlijke
betekenissenvariëteit.
Ik benadruk dat ik die kunstgreep met nul-identiteit trouwens ook per
historisch object vind gelden. Nota bene, evenwichtige verhoudingen
tussen subjecten raken prompt verstoord door valse objectivering.
Waarin een subject zich onderscheidt van een object, reken ik toe aan
cognitief vermogen waarover een subject beschikt voor àctief
gedragsaandeel aan samenloop met situatie. En niet wie, maar wàt
situationele invloed daarentegen passief ondergaat, geldt m.i. als een
object; ook daardoor wijzigt … natuurlijk op haar beurt de
situatie in kwestie. Een subject aan wie ruimte voor gedragsaandeel
wordt ontzegt, ervaart zich onderdrukt.
Maar waar … is de formalisering dan? Wat verschillende gedragingen van een subject, nota bene overigens óók van een zgn object, samenhangend laat uitdrukken veronderstel ik als — de kunstgreep van — een nul-identiteit.
Ja, logisch, zodra géén rekening — meer — met een evidente factor wordt gehouden, wat mij betreft geldt algemeen gesteld tevens situatie als zodanig, verliest verklaring prompt betekenis. Wat telt is telkens samenloop van daardoor telkens veranderend subject en situatie, enzovoort.
Wie denkt dat met informatie(vorm) uitgebreid tot recursieve contextuele verbijzondering de voorwaarde voor gebruik van digitale technologieën is geschonden, vergist zich ook daarin danig. Want die uitbreiding kent evengoed een formalisering, die vestigt zoiets als een stelsellogica, en daarmee is informatie òngeacht verkeersbereik — pas — wèl betekenisvol eenduidig te krijgen.
[D]ezèlfde verklaring [kan] nooit […] opgaan vàn wat evident
telt als verschillen. Ik vind dat er wèl een verklaring vóór
verschillen, nota bene samenhangend, bestaat. [… I]k veronderstel
dan ook een kwalitatief àndere logica. […] Het gebrek van
atomistische logica raakt pas duidelijk door het in absolute zin
geldige atomistische “postulaat” te verlaten. Uit
situationistisch postulaat volgt situationistische logica (en
omgekeerd), ofwel een àndere logica.
Wat als logica geldt, kortom, hangt er maar van af. Dat geldt echter
ook voor wiskunde, herstel, voor welk(e) weten(schap) dan ook. Althans,
ik … weet er géén houdbare verschillen tussen.
Nee, het is niet zo dat er volgens situationistisch perspectief geen
verklaringen vàn gevallen annex verschijnselen meer mogelijk zijn.
Volledig betrouwbare verklaring moet echter telkens tot een bepaald,
uniek geval beperkt blijven en komt aldus overeen met beschrijving
ervan. [… S]trikt genomen volgens situationistische logica
doordringen ze elkaar. Het is dus maar weer volgens welk onvermijdelijk
(meta)referentiekader een oordeel volgt.
in: aantekening 89.8
Voor wat op z’n Engels Law of identity heet, dient vergaand
impliciet kennelijk logisch atomisme als grondslag. Volgens
situationisme in gedragsmatig opzicht ’bestaat‘ er
daarentegen de, vooruit, eveneens op z’n Engels uitgedrukt, Law
of difference. Ik veronderstel echter eveneens dat er als het ware
door-de-verschillen-heen … iets desondanks hetzèlfde is en
blijft. Anders ontbreekt de voorwaarde voor samenhang. Dat gelijkzijnde
annex -blijvende moet dus gedragsloos opgevat zijn, zeg ook maar als
een gedragsmatigs niets, en daarom noem ik ’het‘
nul-identiteit. Situationistisch geldt aldus tevens de Wet van de
nul-identiteit.
Dat maakt de principiële vergissing begrijpelijk met de atomistische
Wet van de identiteit, inclusief de weergave ervan als a=a. Het symbool
a biedt immers géén nadere beschrijving van situationeel verbijzonderd
gedrag van enig voor- dan wel onderwerp, maar slechts een algemener
geldende aanduiding ervan, verwijzing ernaar. ’Zijn‘
nul-identiteit, dus.
Wat mij betreft is Metapatroon ook een modale logica, maar dan een recursief-relativistische modale predicatenlogica. Als het ware vanuit een horizon als algemeenst geldig veronderstelde situatie raakt de predicatieve modaliteit van het subject gekwalificeerd. En zo’n situationeel-predicatieve subjectmodaliteit kan op zijn beurt dienen als subject en/of situatie voor een daarmee nader verbijzonderde situationeel-predicatieve subjectmodaliteit, enzovoort.
Nu valt er, zeg maar, begripsmatig … dus … niet aan
enige periodisering annex segmentering te ontkomen. Daarom houd ik het
in, vooruit, materialistische zin op abstractie volgens situaties. Met
momentane duiding van — iets als een object (lees hier ook: ding)
gaat dienovereenkomstige duiding van iets — ànders als situatie
gepaard. Dat ònderscheid is echter àfgeleid, en wel van een
verschijnsel (procesmatig: gedrag). De afleiding dient verklaring (lees
ook: begrip) resp. voorbereiding (lees ook: plan) ervan. Met gedrag
aangenomen als … resultaat van … samenloop tussen object en
situatie kunnen ze, omgekeerd, àls samenlopende (aan)delen worden
aangewezen. En beide samenlopende (aan)delen veranderen dóór hun
samenloop. Enzovoort.
Door absolute abstractie verkrijgt een object abusievelijk een aparte,
duurzame (bestaans)status. De eenvoud van dat (waan)idee blijkt
verleidelijk en [… d]at leidt dan tot de (veronder)stelling van
een wezen ervan, maw ònveranderlijke eigenschappen.
Van samenloop tot samenloop kan een object zelfs volledig veranderen,
terwijl ‘we’ er door dat verloop toch als hetzèlfde object
over willen kunnen denken, enzovoort[. Maar a]ls ‘het’ geen
wezen heeft, hoe zit dat — materialistisch dan wèl? Ik
veronderstel dat een subject, en dat vind ik een object toegerust met
cognitief vermogen, een nul-identiteit veronderstelt van een object
(inclusief aan zichzèlf, dwz àls object). De Wet van identiteit vind ik
daarom slechts geldig als Wet van nul-identiteit. Ofwel, niet als a=a
uitgedrukt, maar ‘slechts’ als (nul-identiteit van a)=
(nul-identiteit van a).
Ik heb de zgn Wet van identiteit dus verbijzonderd tot Wet van
nul-identiteit. Dat heb ik gedaan om tot uitdrukking te brengen dat
gedrags- resp. betekenisvol slechts — verschillen gelden.
Overigens is ook wat ik een wet noem uiteraard … bedoeld als
… een veronderstelling (lees ook: axioma e.d.). […]
[Wat doorgaat voor de Wet van identiteit] is een veronderstelling voor
logica volgens atomisme. Maar zo dènkt volgens mij echt niemand. Als
veronderstelling voor hoe denken verloopt, komt m.i. daarentegen A ? A
alweer dichter in de buurt. Noem het maar de Wet van verschil. Als
uitzondering stel ik de kunstgreep voor van A(nul-identiteit) =
A(nul-identiteit), ziedaar de Wet van nul-identiteit.
in: aantekening 90.56
Een [principieel ànder] idee […] is [dan] … erkenning
van … gedragsmatige dynamiek van wat àls object verondersteld kan
worden. In, zeg maar, historische zin doorloopt een object
veranderingen van tijd en ruimte (kortweg: situaties) met vertoon van
aangepast gedragsaandeel met verschil van dien in èlk van
‘zijn’ situationele samenlopen. Vooral gelet op
tijdsverloop is èlke situatie uniek. Daarmee is èlke samenloop van
(een) object met (een) situatie òngelijk aan enige àndere samenloop,
enzovoort. Een ènkelvoudig identiteitsbegrip is daarom wèl geldig voor
zgn samenloop en bijgevolg voor de resp. het gedragsaandelen van zowel
het deelnemende object als de deelnemende situatie.
Geredeneerd vanuit een object heerst de Wet van situationeel verschil
van objectgedrag(saandeel). Maar om tòch doorlopend als het ware van
eenzèlfde object te kunnen … blijven … spreken geldt tevens
de Wet van nul-identiteit. [Wie daarentegen] vasthoudt aan de
feitelijke abstractie onder de noemer van A, mist […]
differentiële concretisering volgens situationeel gedragsaandeel van A
[en] schieten ‘we’ daar niets mee op[. …] (Slechts)
over nul-identiteit is van tautologie m.i. geen sprake. Met …
vermelding van slechts … een nul-identiteit zegt iemand nog niets
van betekenis(verschil). De nul-identiteit betreft immers juist géén
verschil, maar dient verband tussen de verschillende (!) situationele,
eh, objectverschijningen. Daarvoor is de nul-identiteit als het —
zèlf als (mede)veronderstelling — zèlf èlke verschijning enz.
ontzegt. Anders is het samenhangend niet — logisch te krijgen.
[… Door] verklaring voor verschillende gedaantes als het ware
buiten het object (lees hier ook: het zelf) in kwestie te zoeken,
[…] kom ik tot … veronderstelling van …
nul-identiteit. Slechts de nul-identiteit is algemeen geldig, maar
daarvoor geldt zij gedragsmatig (lees ook: qua betekenis) volstrekt
leeg. Dat maakt de … ene … nul-identiteit van een object
geschikt als middel voor samenhang tussen ‘zijn’
situationele identiteiten. […]
Nogmaals, nul-identiteit veronderstel ik opzettelijk leeg. Aldus omvat
nul-identiteit, eh, zèlf geen betrekkingen, maar faciliteert samenhang
tussen de verschillende, zeg maar, situationele objectidentiteiten. Bij
gebrek aan onderscheid tussen … de begrippen van …
situationele identiteit en nul-identiteit zie[n we ons nog] gedwongen
om àlles onder een ènkele identiteitsnoemer te ordenen, [en dat lukt
dus niet.]
Ik geef toe dat het idee van identiteitssplitsing even wennen is, maar
begripsmatig verschil tùssen nul- en situationele identiteit levert
op/voor willekeurige schaal van variëteit de mogelijkheid van
expliciete structuurmodellering op.
in: aantekening 90.56
Ik … concretiseer die abstractie met … veronderstelling van de … nul-identiteit van/voor een object.
in: aantekening 90.56
Maar wat geldt als een zijnde als — zodanig? Ik verklaar een
object als hetzelfde :-) als een zijnde. Tellen daarvoor, dwz als
gelijk, objectgedragingen (lees ook: objecteigenschappen) mee? Ik vind
dus van niet, want een object ‘gedraagt’ zich verschillend
(!) al naar gelang de situatie waarin het verkeert (lees ook: waarmee
het samenloopt). Er bestaat aldus gedragsmatig juist géén gelijkheid
annex identiteit. Zo’n algemeen geldige identiteit laat zich
redelijkerwijs slechts veronderstellen door daarvoor van èlke
gedraging/eigenschap àf te zien. Voilà, nul-identiteit. Daarover klopt
de stelling wèl, […] dat … de aanname van … de
nul-identiteit past voor èlk object als zodanig, dwz voor wat àls
object aangenomen — is, en dat slechts voor zo’n
nul-identiteit wèl geldt dat het een gelijkblijvende (!) eenheid met
zichzelf vormt (omdat het immers — niets is). […]
Een zijnde/object veràndert van — zijn. Dat laat zich bij
benadering (be)denken door de veronderstelling van het samenlopen met
achtereenvolgende situaties met de identiteit van het zijnde/object in
kwestie telkens beperkt (!) tot bijbehorend situationele identiteit.
Het verband ertùssen vergt dan zoiets als een begrip van tijd àls
— tijdloos (lees ook: met grenswaarde nul voor
ònveranderlijkheid). Dat helpt aan een ànder identiteitsbegrip, te
weten dat van nul-identiteit. Zònder verdiscontering van tijd(sverloop)
is en blijft dat één, niet meer èn niet minder, identiteit per
zijnde/object. En dàt is dan de nul-identiteit. Wat dan telt, is
‘natuurlijk’ de verhouding tussen d(i)e ènkele nul- ofwel
identiteit en het open meervoud van situationele identiteiten.
[…] De tijdloos veronderstelde nul-identiteit van een object
verbindt alle situationele verschillen van ‘zijn’
objectbestaan met èlk ‘zijn’ situationele identiteit. Wie
… het zijn van … zijn resp. zijnde volledig onder de noemer
van nul-identiteit wil begrijpen, ìs feitelijk nog helemaal nergens.
Netzomin geeft het ene situationele objectbestaan/-zijn uitputtend
uitsluitsel over enig ander situationeel bestaan/zijn van
‘datzelfde’ object. […] Mijn idee is dat aanspraak
tweeledig is volgens evenzovele identiteitsbegrippen, waarvan zeg ook
maar het ene statisch en het andere dynamisch. Als het ware
onmiddellijk gaat het om een situationele identiteit. Dat gaat gepaard
met ‘plaatsing’ volgens een nul-identiteit, en
‘leidt’ zo tot andere betrekkingen met omvattender
interpretaties van dien en zo door tot ruimer bemeten
gedragsbepaling.
in: aantekening 90.56
Ik vind het aan een object principieel ‘eigen’ dat het aandeel heeft aan samenloop met een situatie, van de ene situatie naar de andere situatie, enzovoort. Als uitdrukking van dat situationeel eigenlijke telt de situationele identiteit van het object in kwestie.
in: aantekening 90.56
Dat bedoel ik met samenloop. En om samenlopen van elkaar te … kunnen … onderscheiden kan/moet overigens van èlke samenloop wèl een ‘eigen’ identiteit verondersteld zijn. Een object verkeert er tèlkens — in, samenlopend van de ene naar de andere situatie, enzovoort. Daarom volstaat voor een object een enkele identiteit juist niet.
in: aantekening 90.56
[V]erhouding annex samenloop [telt] principieel […]. En op z’n algemeenst laat zich verhouding volgens mij aangeven tussen enerzijds een ob-/subject, anderzijds een situatie. En dàt vergt per ob-/subject dan weer twee identiteitsbegrippen.
in: aantekening 90.56
Mijn idee is dat niets een zgn wezen heeft, en identiteit al helemaal niet. Daarentegen beschouw ik identiteit pràktisch als ordeningsbegrip en zoals een subject variëteit alweer overzichtelijker wil ervaren vraagt bijbehorend logisch om twee verschillende identiteitsbegrippen. Daarvan heeft nul-identiteit in zoverre nog iets wezenlijks, dat zij opzettelijk gedragsmatig leeg en daardoor ònveranderlijk geldig verondersteld is. [Wie] zoek[t] naar onverminderd ènkelvoudig begrip[, v]ergeet het maar.
in: aantekening 90.56
Aan gesitueerdheid valt gedragsmatig, nota bene, door niemand te ontkomen. […] Oh ja, voor samenhang tussen de zgn situationele identiteiten van een ob- resp. subject veronderstel ik ‘zijn’ nul-identiteit. Dan klopt het logisch ook, maar natuurlijk relativistisch ipv absolutistisch logisch.
in: aantekening 90.57
[V]oor eenduidige ordening [zijn] twee identiteitsbegrippen nodig […]. Wat [’men’] onder “identiteit” verstaat, veronderstel ik als nul-identiteit. Al naar gelang van omstandigheden is een zijnde (lees dus: een ob-/subject) telkens ànders. Dat — verschil laat zich per situatie met ‘zijn’ bijbehorend situationele identiteit aangeven. Met ‘zijn’ nul-identiteit hangen ‘zijn’ alsmaar bijkomende situationele identiteiten samen.
in: aantekening 90.69
Mijn idee is dus dat de enneadische (meta)structuur als logische grondslag alweer dekkender geldt.
Toegegeven, het begrip dat ik ervan/-voor bedacht is nogal ònlogisch door wezen als iets ònwezenlijks aan te nemen. Daarmee zijn ‘we’ overigens voor een consistent getallenstelsel allang zó vertrouwd, dat het moeilijk is erbij stil te staan dat het stelsel ‘draait’ om nul als getal dat géén getal is. Achteraf herkenbaar als min of meer vergelijkbaar veronderstel ik dat ‘een’ iets in verschillende situaties dienovereenkomstig verschillende gedragingen resp. eigenschappen … vertoont, dwz verschillende verschijnselen … is. Er … bestaan géén ònveranderlijke gedragingen/eigenschappen als het ware door-de-situaties-heen. Een dèrgelijk zgn wezen ‘heeft’ een iets dus niet, maar zijn verschillende situationele gedrags-/eigenschapsvormen ten spijt ‘willen’ we er tevens continuïteit aan — kunnen — toekennen. Als we ons daarvoor kennelijk niet op ònverandelijke gedragingen kunnen beroepen, komt daarvoor slechts afwezigheid-van- gedrag in aanmerking. Daarom veronderstel ik dat — een — iets een nul-identiteit heeft. […] Zonder zo’n doorbraak blijven verschillende veronderstellingen onvermijdelijk door elkaar heen lopen. Er valt praktisch verantwoord nog steeds niets mee te beginnen.
[A]ls voorwaarde voor eenduidigheid [moet] situatie als onlosmakelijk ònderdeel (!) van een verschijnsel opgevat […] worden, met ob- resp. subject als ‘ander’ onderdeel. Een verschijnsel is, nou ja, dat meen ik, gedrag volgens hun samenloop. Een eenduidig interpreteerbaar teken omvat m.i. daarom niet slechts ob-/subjectaanduiding, maar netzo ònlosmakelijk eveneens context (en een interpretatie ònlosmakelijk motief; […]. Principieel drie- ipv tweeledig onderscheid ontleen ik aan het triadische schema dat Charles S. Peirce (1839-1914) van semiosis schetst. Dat heb ik tot een semiotische enneade uitgebreid, waarmee formeel onderscheid ook nader/verder valt te maken zoals tussen situatie, context en motief. Wat Peirce als — drie — elementen aangeeft, veronderstel ik met de enneade als evenzovele — èlk drieledige — dimensies/momenten. Dus — ook — een teken (lees: informatie) is drieledig gestructureerd en pas door zulke expliciete structurering kan informatie passend … gevormd zijn voor nodig en voldoende borging van eenduidige interpreteerbaarheid op allang reële (stelsel)schaal van digitaal gefaciliteerd informatieverkeer.
Wat mij betreft geldt er echter ook een wiskunde resp. logica tot en met — juist! — digitale techniek volgens/voor subject situationisme met Metapatroon als (ontwerp)methode.
De veronderstelling van nul-identiteit is een kunstgreep om meervoud met eenheid te laten rijmen. Zo’n als het ware doorlopende identiteit borgt dan eenheid in de zin van samenhang tussen meervoud van zelfs willekeurige verschillen.
De nul-identiteit van een object kent bij wijze van uitzondering géén samenloop. Want slechts opgevat als volstrekt ònsituationeel en bijgevolg gedragsloos helpt een nul-identiteit om de verschillende situationele gedragsaandelen van het object in kwestie zònder tegenstrijdigheid te laten samenhangen.
In het begrip van nul-identiteit probeer ik de veronderstelling van — een — niets te verenigen met de veronderstelling van iets dat slechts àls niets helpt om willekeurig wat, vooruit, eventueel alles dat met situatie als differentiële factor van elkaar verschilt, te laten samenhangen. En dat werkt.
(Met) de kunstgreep van de aanname dat je een nul-identiteit hèbt,
wil (je) niet zeggen dat je een nul bènt. Integendeel. Wie dat ervan
maakt, let niet goed op. Oh ja, en mist daarvoor stellig benodigde
vooropleiding. Neem de reeks van zgn gehele getallen. Hoe lukt het om,
bijvoorbeeld, het getal 87 eenduidig op te vatten? Dat werkt met
stappen van 1. Voor de beginstap moet je echter doen alsof nul als
getal bestaat nota bene zònder eraan ten grondslag liggende stap. Je
kunt dat zuiver theoretisch vinden, maar ik vind het vermogen om
samenhangend te kunnen tellen nogal praktisch.
Dus, als je op enig moment een identiteit hèbt, hoe lukt het om die
eenduidig in ruimer verband opgenomen te zien? Dat werkt volgens mij
het meest praktisch met stappen ter … grootte van wat telkens als
een bepaalde situatie kan gelden. En/maar voor de beginstap moet je dan
doen alsof er een situatieloze identiteit bestaat, zeg ook maar
nul-identiteit.
Zoals voor het getal 87 vanaf het nul-getal stapsgewijs tevens àlle
eraan ‘voorafgaande’ getallen, dus 1 tot en met 86, zijn
verondersteld, is een subject op enig moment met bijbehorende situatie
niet niets, maar daarentegen zoiets als de resultante van wat z/hij
in/door/voor eerdere situaties doorgemaakt heeft.
Tja, op welk moment gaat, eh, iets van volstrekt situatieloos over op
onlosmakelijk situatiegerelateerd? Is dat voor een subject haar/zijn
geboorte? Of eerder nog bevruchting? Of juist later? Of? Een absoluut
geldig criterium … bestaat niet. Ook de keuze daarvoor is,
wederom altijd heel praktisch, een kunstgreep. Werkt ‘ie voor wat
je als relevante opgaven erkent?
[W]at maakt een averechtse theorie uit? Let wel, zodra ‘we’ ernaar handelen, gaat het gauw mis. [… Maar wat menigeen] niet durft, is de wissel naar een ànder paradigma. […] Nee, […] behoud van overgeleverde veronderstellingen kàn niet tot kwalitatief àndere veronderstellingen leiden, dwz [tot] een logica die passend is voor interdependente dynamiek, een logica die de eerdere logica ‘van’ een enkele, statische verhouding vervangt èn omvat.
in: aantekening 92.3
Of systemen van logica [die] multisituationeel niet voldoen […] al dan niet aristoteliaans — zijn gaan — heten, doet er niet toe. Dat ernstige gebrek kleeft er […] zelfs al zgn objectief aan. Want een object heeft bepaalde eigenschappen al naar gelang van omstandigheden. Dat geldt dan — vaak — sterker voor een zgn subject, dwz een object dat uitgerust met cognitief vermogen een actief gedragsaandeel heeft.
[D]oor differentiëring volgens opzicht, grond e.d. denkt een subject een object feitelijk voortdurend situationeel verbijzonderd, ofwel met telkens een bijbehorend gedifferentieerde situationele identiteit. Dat gebeurt vergaand ònbewust, vandaar. En een subject dat over zichzèlf denkt, kàn dat slechts … doen als over zichzèlf in een situatie verkerend, dwz àls object. Daar vind ik dus helemaal geen àndere logica voor nodig, dan een logica die èxpliciet berekend is — gemaakt — op Aristoteles opzichtelijkheid resp. Peirce’s grondigheid.
Maar ik geloof helemaal niet dat cognitief vermogen, eh, bestaat uit bewustzijn, laat staan volledig. En evenmin dat cognitief vermogen, eh, bestaat òm waarheid vast te stellen. Waaròm dan wèl? Het subject dat erover beschikt kan er, tèlkens situationeel passend geacht, een actief gedragsaandeel mee bepalen èn uitvoeren. Daardoor verandert zowel het subject als de situatie. En daarom ‘doet’ een subject dat van situatie tot situatie, enzovoort. Ziedaar, meerwaardigheid met waarde dus tèlkens met betrekking tot de … betrekking (lees ook: samenloop) tussen subject en situatie.
Nota bene, er is helemaal géén èxtra taal nodig[. …] Een subject is zich er doorgaans alleen maar niet van … bewust [dat w]at z/hij abusievelijk voor een teken houdt, […] veel en veel ruimer [is]. En hoort ònlosmakelijk context bij. Dus niet telkens het ene, bijvoorbeeld, woord telt, maar in het geval van spreken tevens welke woorden er eventueel voor èn na kwamen/komen en vaak vooràl de omstandigheden van ‘gesprek.’ Wie aldus opgevatte context veronachtzaamt, mist de onmisbare factor voor eenduidige interpretatie. Wie zònder explicitering van context de opgave van zgn meerduidig- annex meerwaardigheid probeert op te lossen, blijft erin hangen.
Ik doe er hier een beknopte les pragmatiek voor gevorderden bij.
Daaruit komt tevens een véél algemener regelbegrip naar voren. Dat is
pràktisch. Want hoe algemener geldig een begrip houdbaar is, des te
ruimer is een daarop bemeten (meta)standaard bruikbaar. En dat zou je
niet willen?
Aan Metapatroon ligt een tekenleer (lees ook: semiotiek) ten grondslag.
De hoofdstelling luidt dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid
is. Aldus geldt een teken als afstemmingsmiddel. Er is àltijd een
verhouding. En een verhouding telt deelnemers. De ene deelnemer brengt
een teken voort om de andere deelnemer(s) ermee tot bepaald gedrag te
bewegen. Zeg ook maar dat z/hij probeert zulk gedrag vóór te schrijven.
Of het haar/hem ook lukt, is natuurlijk nog maar de vraag.
Voorschrijven? Inderdaad, zeg ook maar regelen. Zo beschouwd laat zich
èlk teken als regel opvatten. Deugdelijk begrip van een teken in de zin
van afstemmingsmiddel […] vergt daarom gedragskundige ontleding.
Resultaten kan je voor willekeurige — verzameling —
verhoudingen en deelnemers eraan met Metapatroon kwijt, stelselmatig,
dus.
Het is stellig wennen aan de kunstgreep van — iets als — een betekenisloze … betekenis, maar o.a. rekenkundig doen we niets anders dan ‘feitelijk’ herleiden tot resp. afleiden van nul als … getalloos getal. Zo geldt algemener een betekenis nooit absoluut, maar altijd betrekkelijk.
Ben ik bezig om statistiek […] als flauwekul af te doen? Nee, ik relativeer. Want zonder relativering geen beheersbare afstemming. Maar hoe vertel je dat aan … iedereen die er wèl absoluut geloof aan hecht?
I find especially the axiom of nil-identity most productive for unambiguously ordering further concepts (comparable to null for the number system, and extending it for/with arbitrary concepts).
in: note 80.7
Voor een algeme(e)n(er) geldige verklaring vormt vooringenomen
kwalificering […] een belemmering. Ik geef daarom voorkeur aan
duiding volgens — een — gedrag(ing). Dan ‘is’
een gedraging àls verschijnsel dus resultaat van andere verschijnselen
annex gedragingen. Omdat een, zeg maar, configuratie van verschijnselen
“tijdelijk” … bestaat, geldt dat … bijgevolg
voor het resulterende verschijnsel annex gedraging, enzovoort. Maar de
gedraging vàn zo’n configuratie, maw het verschijnsel in kwestie
àls gedrag, is niet (!) “leeg,” integendeel.
Terwijl ook dat ene verschijnsel op z’n gedragsmatigs tijdelijk
is, kan je stèrk de indruk hebben dat het aldus het … bestaan
voortzet van een, zeg maar, object. Illusie of niet, wat verschillende
verschijnselen als het ware verbindt tot hetzelfde object laat zich op
zijn beurt echter — te weten, om zgn oneindige regressie te
vermijden — juist niet (!) gedragsmatig veronderstellen. Dat
noodzaakt tot een — verdere — kunstgreep. Mijn voorstel
daarvoor luidt — de veronderstelling van — de
nul-identiteit van een object. Nul? Vooruit, “leeg.” Met
‘zijn’ nul-identiteit beschikt een object ònveranderlijk
over een essentie-zònder-essentie.
De omschrijving “tijdelijk en leeg” houd ik voor
tegenstrijdig voor louter fenomeen annex verschijnsel. Dat gaat —
dan — tevens op voor louter object. Daarvoor helpt onderscheid
tussen object en verschijnsel. Andere termen? Ook goed, zolang gedrag
geldt als waarom het ‘allemaal’ draait. Het ene begrip
(hier: verschijnsel) betreft gedragsmatig verschil met tijdelijkheid
van dien, terwijl het andere begrip (hier: object) samenhang tùssen
zulke verschillen laat volgen met gedragsmatige leegte van dien voor,
eh, zichzèlf.
Weliswaar is het nul-begrip ooit in Indië bedacht, maar de voorwaarde
voor het idee van nul-identiteit is kennelijk de radicale
gedragsoriëntatie met daarvoor onderscheid tussen object en
verschijnsel. Als axiomatisch stelsel heb ik […] het idee van
nul-identiteit en wat eraan ‘vast’ zit overigens nog
nergens kunnen slijten.
Ik heb dat […] pràktisch bruikbaar gemaakt […] door
gedragsaandelen aan èlk verschijnsel consequent tweeledig te
beschouwen. Er is enerzijds het object waarvan de bestaansvoortzetting
in overweging wordt genomen, anderzijds overige objecten met invloed op
wat als verschijnsel/gedraging resulteert. Voor die overige objecten
gebruik ik situatie als verzamel(igs)begrip. Slechts enkelvoudig is
zo’n tweeledige configuratie uiteraard volstrekt onvoldoende voor
dekkend omvattende(r) gedragsbeschrijvingen met variëteit van dien. Als
kunstgreep (lees: praktisch) biedt recursiviteit daarvoor de oplossing.
De tweeledige samenstelling van gedragsduiding kan willekeurig worden
herhaald door het resulterende verschijnsel op zijn beurt te laten
figureren als object en/of situatie voor aldus alweer nader bepaalde
gedraging, enzovoort. […]
Volgens het onderscheid tussen object en verschijnsel [gelden] evenzo
verschillende identiteitsbegrippen […]. Want een verschijnsel kan
je — let wel, volgens mijn veronderstellingen — opvatten
als de situationele gedaante van een object. Aangezien een
object-als-geheel gedragsmatig helemaal … niets inhoudt, kàn er
algemeen geldig slechts een nul-identiteit voor aangehouden worden.
Gedragsmatig is een object echter situationeel ‘pas’
eenduidig. ‘Zodoende’ telt een object voor èlke relevante
situatie een netzo verschillende situationele identiteit.
In hoeverre is simplisme noodzakelijk voor bestrijding ervan? […] Welke criteria willen we aanhouden voor wat we voor verantwoord houden? [… M]oeten dat geen differentiële criteria zijn om aan simplisme annex fascisme te ontsnappen? Wie louter verschillen voorstelt, komt op het nihilisme van het netzo absolutistische relativisme uit[. …] Relevante verschillen moeten daarom netzo relevant samenhangen. […]Consequente voortzetting heet interdependentie[.]
Should you want to arrive at rules for logically/mathematically ‘computing ’ relevant ‘real ’ differences from differences, [ …] I don ’t believe it is possible.
in: note 80.10
Dat is precies waar(mee) — modellering — met Metapatroon
kan helpen. Intellectueel resp. cognitief geldt èlk motief als
zo’n — nader — raamwerk. Zulke motivationele
verschillen laten zich tevens samenhangend uitdrukken. […] Mijn
stelselmatig bemeten voorstel, dat aldus ook aan Metapatroon als
methode ten … grondslag ligt, is de semiotische enneade. Volgens
d(i)e enneade strookt contingent idee (motivationeel verbijzonderd
begrip annex betekenis) via contingent teken (contextueel
verbijzonderde intext) met contingent gedrag (situationeel
verbijzonderd ob- resp. subject). Het … idee om teken principieel
als bemiddelend te beschouwen heb ik aan het actieve tekenbegrip van
Charles S. Peirce ontleend. Hij is er blijkbaar niet aan toegekomen om
wat hij als grond aangaf dienovereenkomstig te verbijzonderen. Voor de
uitbreiding tot een enneade heb ik voorts identiteit volgens
Peirce’s idee van bemiddeling verbijzonderd volgens
Peirce’s driedeling naar object, teken en interpretant. Gelet op
verschil komt dat neer op àfwijzing van essentialisme. Want aan gedrag
bestaat niets gemeenschappelijks door-de-situaties-heen, en dat geldt
dus dienovereenkomstig voor begrip door-de-motieven-heen resp. intext
door-de-contexten-heen. Verschillende gedragingen van wat
‘doorgaat,’ althans, die indruk kan bestaan, voor hetzèlfde
ob-/subject tellen èlk een … identiteit, te weten een
situationele. Gelet op — de behoefte aan — samenhang
‘kent’ het desbetreffende ob-/subject echter niet slechts
evenzovele deelidentiteiten als situaties waarin het verkeert, maar
eveneens een, prima, overkoepelende identiteit. Die identiteit moet als
het ware lòs van welke situatie dan ook zijn opgevat. Er is géén gedrag
aan ‘verbonden.’ Daarom noem ik dat nul-identiteit. Voor
samenhang tùssen verschillen blijft er zoiets als een, vooruit,
essentie resp. wezen per — verondersteld — ob-/subject
over, maar dat is feitelijk … ni ets. […] Er moet …
samenhangend verschil worden gemaakt tussen samenhangidentiteit en
verschilidentiteit. Anders valt er stelselmatig geen
betekenissenvariëteit enzovoort beheersbaar te ordenen. […]
Ik kan iemand echter niet van het werkelijkheidsgehalte van Metapatroon
overtuigen, zolang z/hij traditioneel essentialistisch denkt (en zich
vaak niet eens bewust is van wat ik dus voor stelselmatige opgaven voor
door en door ònrealistisch houd). […]
Het gaat … stelselmatig mis, […] indien de grondslag niet
‘voorziet’ in relevante — dynamiek van —
variëteit. (H)erkenning dat ‘het’ daar al meteen
ònvermijdelijk … grondig fout gaat, kàn niet doordringen zolang
besef ontbreekt àltijd volgens veronderstellingen te denken enzovoort.
Of ‘het’ gaat voor iemand juist goed, nou ja, dat vindt
z/hij dan zèlf, omdàt het voor anderen fout gaat; om dat zo te houden
kan iemand in een zgn machtspositie ‘domweg’ weigeren te
reageren op verzoek(en) om heroverweging van grondslag.
in: aantekening 95.4
De enneade verbindt drie sóórten gezichtspunten, ontleend aan het
idee van Charles S. Peirce dat een teken bemiddelt tussen object en
interpretant. Verbinding? Het zijn, eenmaal gevestigd, géén apart te
vervolgen perspectieven. Ze dienen elkaar, over en weer, als het ware
functioneel. Zeg ook maar dat wat het ene gezichtspunt oplevert,
begrijpelijker raakt door de dynamiek in, daar is het weer, verhouding
tot overige gezichtspunten erbij te … betrekken.
Weliswaar vermeldt — ook — Peirce grond als differentiële
factor, maar nadere duiding laat hij achterwege. Daarin meen ik
voorzien te hebben door voor èlk van Peirce’s drie elementen een
bijbehorende grond te veronderstellen. Dat levert dus voor de drie
soorten gezichtspunten evenzovele tweetallen op. En voor èlk tweetal
heb ik vervolgens op zijn beurt een bemiddelingselement bedacht. Dat
zijn bijelkaar drie maal drie is negen elementen: enneade. Het
gezichtspunt dat Peirce als object(ief) beschouwt, noem ik feit(elijk).
Dan geldt àls een feit, zeg ook maar verschijnsel, dat een object
verkeert in een situatie met hun samenloop resulterend in gedrag. Een
object dat voor differentiële, ik noem het maar even, sturing van zijn
gedragsaandeel over cognitief vermogen beschikt, vat ik nader als een
subject op. Voor samenhang moeten de drieledig gedachte configuraties
volgens de drie soorten gezichtspunten met elkaar stroken. Op z’n
enneadisch behelst een eenduidig teken ‘van’ een
situationele objectgedraging dan een contextuele signatuurintext. Dat
klinkt inderdaad nogal ingewikkeld, maar de intussen meest
conservatieve wetenschapsfilosofie annex —methode […], dat
is de empirisch-analytische, komt er allang op neer. […] Aldus
mikt een experiment zelfs bij uitstek op situationele verbijzondering
van objectgedraging[. … O]verige gangbaar geraakte
wetenschapsfilosofieën […] veronderstellen … feitelijk
annex gedragsmatig nòg nadrukkelijker situationele
object-/subjectverbijzondering met navenant … belang van tekens
(lees ook: informatie) inclusief contextuele verbijzondering. Omdat
willekeurige informatie tevens moet — kunnen — samenhangen
om uitdrukking te geven aan onlosmakelijke verwevenheid van
verschijnselen, dat heet dan interdependentie, kàn slechts een ènkele
grondslag dienovereenkomstig stelselmatig pràktisch bruik- en houdbaar
zijn. Iets anders is volstrekt ònlogisch.
in: aantekening 95.7
De inherente veranderlijkheid met interdependentie (lees; wederzijdse afhankelijkheden) van dien valt optimaal — want nog enigszins redelijk — te duiden, volgen e.d. door erkenning van samenstellende (f)actoren als zgn variabelen. Dat zijn er m.i. dus, nota bene recursiviteit inbegrepen, twee: subject èn situatie.
[Ik beschouw als] vals [d]e veronderstelling dat een subject een zgn
wezen heeft, of zelfs is. Nee, in tegenstelling […] veronderstel
ik een subject niet apàrt, ònveranderlijk (nog afgezien van de
moeilijkheid om van zo’n … wezen begin resp. einde aan te
geven). […] Tja, ik probeer praktisch tòch wat verder te komen.
Als een subject in haar/zijn inherente betrokken- en veranderlijkheid
àls zgn wezen niet … bestaat, kan z/hij er als zodanig zelfs
ònmogelijk iets van weten, laat staan àbsoluut zeker. ‘We’
doen er dus verstandig(er) aan op te houden met ernaar raden. Mijn idee
is dat juist de kortzichtig volgehouden wezensvraag een subject
abusievelijk de indruk geeft dat z/hij [autonoom bestaat.]
Natuurlijk ‘heeft’ iedereen betrekkingen. In de valse
veronderstelling van volslagen isolement ervaart een subject ze stellig
als ònevenwichtig. […] Nogmaals, mijn idee is dat subjecten, en
dat zijn niet alleen zgn mensen, volgens wisselende motieven blijven
veranderen door in wisselende hoedanigheden in wisselende betrekkingen
(lees ook: situaties) te verkeren, enzovoort. Een ònveranderlijk motief
‘kent’ een subject niet, wèl telkens een motief[. …]
Wat een subject in een momentane situatie … wil, heeft z/hij mede
door eerdere ervaringen ‘geleerd.’ Inherent
gemotiveerd-zijn kan dan, geabstraheerd van welk concreet motief van
welk concreet subject ook, vooruit, het metawezen van èlk subject
heten.
Als ik me tot subject … beperk, wat als subject telt verandert van samenloop tot samenloop. […] Daarom onderscheid ik twee soorten identiteit. Een samenloop ‘maakt’ gedrag uniek. Dat vergt een identiteit(stelling) voor èlk situationeel subject [… e]n dat [subject] verschilt […] van moment tot moment. Onder de noemer van een subject geldt echter voortbestaan van de ene naar de andere situatie. Maar dat verband moet nota bene lòs van enig gedrag opgevat zijn (want anders is er sprake van nòg een situationeel subject, enzovoort). Er loopt als het ware een àndersoortige identiteit van een subject door-de-situaties-heen. Dat noem ik ‘zijn’ nul-identiteit, met nul in de zin van gedragloos, zeg ook maar een wezenloos wezen[. …] Pas met beide soorten van identiteit laat zich een differentiële logica resp. stelsellogica consistent(er) vestigen en beoefenen met Metapatroon als methode voor ordening van betekenissenvariëteit[.]
Algemeen uitgedrukt geldt er blijkbaar een nader criterium volgens welk verschil gemaakt moet — kunnen — worden. Dat vergt uitbreiding van het aantal, zeg ook maar, parameters om telkens de keuze in kwestie van àf te leiden.
[D]aarentegen [ligt] aan Metapatroon de veronderstelling ten grondslag dat zgn op zichzèlf niets bestaat. De veronderstelling is wèl dat alles — afwisselend — situationeel bestaat. En wat zich laat veronderstellen als — een — iets dat van de ene in de andere situatie verkeert, verandert daardoor. Zulke veranderlijkheid laat zich logisch echter slechts volgehouden begrijpen, door principieel àf te zien van veronderstelling van — een gedeelte van — iets dat vàst, ònveranderlijk is. Het enige vàn iets — mits je dáár van uitgaat, natuurlijk — dat door ‘werkelijk’ àlle situaties heen begrijpelijk hetzelfde kàn blijven, is daarom … niets. Rara, hoe maak je van iets dat niets is tòch — een soort — iets. Daartoe dient voor getallen het ‘getal’ nul. En laat nu nèt die ene van irrationaliteit zwangere veronderstelling, eh, èchte getallen als elementen van een systeem doen … verschijnen. Met mijn idee van de nul-identiteit van — een — iets (zeg ook maar: ding, object) lukt dat, vooruit, enigszins vergelijkbaar eveneens voor situationele differentiaties, sterker nog, ook het zgn getallensysteem zelfs omvattend. Dankzij de kunstgreep van — toevoeging van — ‘zijn’ nul-identiteit kunnen dergelijke verschillen worden gemaakt èn kan ertùssen samenhang gevestigd zijn.
Daar heb je het weer. Voor dekkende syste(e)m(atiek kom je daar pas uit door veronderstelling van een iets met een nul-identiteit met ‘werkelijke’ gedragingen (lees ook: eigenschappen) gedifferentieerd volgens situatie.
De reductie tot een niet-situatie, zoals gebeurt met/voor
essentialistisch atomisme, is onzin. Door de millennia heen zijn er
uiteraard pogingen ondernomen om systematiek te verruimen. Wie aan het
idee van essentiële eigenschappen vasthoudt, komt er echter nooit uit.
Zo heeft Aristoteles het idee van toevallige eigenschappen, maar houdt
daarmee als maatstaf wat er als niet-toevallig aan ten grondslag moet
liggen; met de aanduiding als toevallig zegt hij met zoveel woorden dat
hij géén … idee heeft van een ruimere systematiek waar tevens
zùlke eigenschappen in passen. Ludwig Wittgenstein beseft dat het idee
van vàste, ònveranderlijke eigenschappen weleens vals zou kunnen zijn,
terwijl verschijnselen telkens ònderling vergeleken toch …
verschillende overeenkomsten kunnen en zullen vertonen; hij oppert
daarvoor familiegelijkenissen als metafoor; A lijkt in niets op C, maar
wel in iets op B en B op zijn beurt in iets — anders — op
C; een systematiek is dat nog niet.
Of mijn idee ervoor oorspronkelijk is, weet ik niet. Ik overzie niet de
volledige ideeëngeschiedenis. Wat — ook — ik voorstel, is
om de spreekwoordelijke knoop dóór te hakken. Met de veronderstelling
van een niet-situatie laat zich voor een dekkende systematiek géén met
vàste, ònveranderlijke eigenschappen gevuld wezen associëren. Geschikt
voor willekeurig bereik is daarentegen slechts … zoiets als het
òmgekeerde houdbaar. De nul-identiteit van een iets heeft —
verder — géén eigenschappen. Wie een nul-identiteit een wezen wil
blijven noemen, prima, maar ontdaan van ipv gevuld met
eigenschappen.
Een nul-identiteit bestáát toch niet, niet ècht? Nee. Maar op z’n
atomistisch-essentialistisch ‘bestaat’ eveneens …
niets. Wat telt, is de bruikbaarheid van het idee. Volgens atomistisch
essentialisme annex essentialistisch atomisme is systematiek triviaal,
want beperkt tot het principe ervan zèlf. Pas dankzij een principe
waarmee nog niets verondersteld is, kunnen iets-en willekeurig èn
samenhangend àlle kanten op verschillen, enzovoort.
Ik geef […] een, zeg dus maar, multiparadigmatische logica
annex methode in overweging. [… A]nalyse [gaat doorgaans] nog
mank […] aan de veronderstelling dat ontleding tot individu als
differentiële maat soelaas biedt. Dat gaat echter niet ver genoeg[.
…] Nota bene ànders dan de logica die overheersend gangbaar
strookt met atomisme/essentialisme, vormt nadere ontleding per individu
(lees ook: subject) er de grondslag van. Nadere? Een subject gedráágt
zich immers naar omstandigheden (lees ook: situatie) verschillend. Er
bestaat — dus — géén gedrag volgens ònveranderlijke
eigenschappen van het — veronderstelde — subject in
kwestie. Ofwel, het idee van het zgn wezen van een subject is er
strijdig mee. Wèg essentialisme! Gedragsmatig bestaan slechts
situationele subjecten. Herstel, voor open bereik van gedragsmatige
verschillen zijn consequent slechts subjecten situationeel
gedifferentieerd dènkbaar. Wat de situationele, eh, subjectdelen
desondanks bij elkaar houdt als zoiets als volledig subject, kan op
zijn beurt echter géén situationeel subject zijn. Maar wat dan wèl?
Daarvoor veronderstel ik een nul-identiteit per subject (algeméén: per
object; een subject beschouw ik als een object voorzien van cognitief
vermogen voor veranderlijk àctief gedragsaandeel aan samenloop met
situatie). […]
Een praktisch bruik- en houdbare variëteitslogica moet willekeurig
passen. Dat lukt dankzij zgn recursiviteit van het situationele
verbijzonderingsbeginsel. [… Daa]rmee is die open logica …
volledig (en […] als volledige logica … open :-).
Op voorhand laten zich aard en aantal situaties niet bepalen, dus
evenmin wat resulteert uit samenloop van subject met situatie met
telkens verandering van zowel subject als situatie. Enzovoort.
[…] Volgens situationisme geldt gedrag principieel betrekkelijk.
Atomisme? Ook wèg ermee!
Wat de verschillende, zeg ook maar, verschijningsvormen […] laat … samenhangen, kàn dan slechts ‘iets’ onsituationeels zijn. […] Het is […] de veronderstelling van een nul-identiteit die — het veronderstellen van — samenhang tussen willekeurige verschillen toestaat.
[W]at we ons als hetzèlfde object voorstellen, [dwz] kennelijk abusievelijk voor hetzèlfde object — blijven — houden, [… kan] daadwèrkelijk in allerlei verschillende situaties [,,,] bestaan, [verandert] door èlke samenloop zodat er feitelijk een ànder object met een volgende situatie samenloopt, enzovoort, waar dan situationele veranderingen ‘bijkomen[.]’ […] Met situatie als noemer […] kan èlk object als het ware ontleed worden in (lees, omgekeerd: als samengesteld worden beschouwd worden uit) situationele ‘deelobjecten.’ Het ‘ene’ object valt echter niet uiteen oid. De situationeel verschillende delen hangen tevens samen. Ofwel, een object telt een … centrum. Dat moet als zodanig echter, eh, ònsituationeel, vóórsituationeel e.d. gelden. Het ‘centrale punt’ dat samenhang van situationele objectverschillen toestaat, stel ik voor als de nul-identiteit van het object in kwestie.
Daarvoor schrijf ik aan [een object] een nul-identiteit toe. Dankzij (lees ook: via) een, zeg maar, perspectiefloos perspectief laten zich perspectivistische verschillen tevens (!) samenhangend opvatten.
De noodzaak van … begrip van een teken als samengesteld lijkt overigens ook Peirce gemist te hebben.
[F]ilosofisch uitgedrukt, atomisme resp. essentialisme […] is voor stelselmatig bereik dus precies verkeerd. […] Dergelijke logica voldoet — zeer — kleinschalig, maar is probleem ipv oplossing vanaf de geringste schaal waarop deelnemers met hun verschillende (!) belangen ‘aan de orde’ zijn (en zij de orde ook alleen op die manier kunnen onderhouden). […] Beheersing van — dynamiek van — betekenissenvariëteit vergt daarentegen dringend, ik noem het maar, stelsellogica[. … H]et open bereik van informatieverkeer noodzaakt tot een informatiekundig beginsel dat op willekeurige betekenissenvariëteit is bemeten.