3.
Aantekeningen over semiotiek

Pieter Wisse

Hier staan tekstpassages verzameld, merendeels overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode 2002-2005.

 

 

3.1
Zijn vragen kan ik niet recht-toe-recht aan beantwoorden. Hij zinspeelt immers op een veelvoud van situaties, waarvoor — je voelt 'm aankomen — steeds een gedifferentieerd antwoord nodig is.

3.2
Een uitputtend kader is … een kader waaraan nog niemand reductionistisch heeft zitten knoeien. Wat ik daarvoor verzon, is een communicatiestelsel van twee semiotische enneades, de ene van de tekenproducent en de andere van de tekenconsument. Dat dia-enneadische stelsel kan als kader dienen om — andere — informatiebegrippen te plaatsen door steeds bepaalde aspecten te verdonkeremanen.

3.3
Wat 'de definitie' van informatie betreft, zie Dia-enneadic framework for information concepts. Uitgaande van het communicatiemodel met twee enneades zijn er theoretisch 262.144 verschillende definities van informatie. Welke wil je hebben? Dat aantal — over context gesproken! — verklaart in elk geval hoe gemakkelijk misverstand ontstaat, juist met verwijzing naar informatie.
Het lukt dus (ook) praktisch nooit om één universele definitie van informatie te bereiken. Daarom is hiervoor weer de omkering productief. Dus, wat is je probleem (lees: situatie)? Daarvoor is dan zus-en-zo informatiebegrip toepasselijk.
Populair is helaas nog a priori onderscheid naar data, informatie en kennis. Maar over dat onderscheid valt te twisten. In ieder geval door mij. Daarom opteer ik voor zo'n model dat de grootst mogelijke variëteit omvat die ik kan bedenken. Dat zijn dus die twee gekoppelde enneaden. Ik noem dat even zoiets als informatieconglomeraat. Als iemand liever kennis- of dataconglomeraat ziet, ik zou het niet doen, maar verder mij best. Want het gaat vervolgens om de relevante deelconfiguraties. Daar zitten deelconfiguraties bij waarvoor het traditionele databegrip zelfs passender is. Noem het dan ook maar zo, prima. Waar het om gaat, is dat zo'n etiket principieel contextueel is en blijft.
De basisdefinitie voor een nieuw paradigma, vrij naar Cruijff, zie je pas als het doorhebt. J.C. heeft gewoon het communicatiedilemma in zijn eigen woorden samengevat. Elk nieuw paradigma is immers sui generis (want anders is het geen nieuw paradigma, zo flauw is het). Zodra dat speelt, weet je dat simpele één-op-één transpositie van termen respectievelijk begrippen tekortschiet.
Het is, zoals ik met het dia-enneadic framework probeer te suggereren, dus nog veel ingewikkelder. Nou ja, ingewikkelder totdat je doorkrijgt hoe simpel het pas daardoor is.
Er is niet zozeer één nieuw informatiebegrip nodig, dwz in enkelvoudige zin. Het nieuwe informatiebegrip, voorzover het overigens nog een zinvolle algemeenheid is, is een 'ruimte' ter bepaling van 'per definitie' contextuele, dus verbijzonderde informatiebegrippen. Nota bene, de definitie verschuift van het enkelvoudige begrip zelf, naar de enkelvoudige context.
Dit contextuele definitiespel maakt enorme variatie beheersbaar mogelijk. Het is van een andere, omvattender orde.

3.4
Elk teken is geworteld in emotie. Every sign is a request for compliance: hoe duidelijk sloganesk wil je het hebben? Dat is een funderende uitspraak. Maar hoe krijg je dat operationeel met het informatiestelsel? Niet zozeer als wetenschapper, maar als ingenieur ga ik dan aan de slag voor ontwerp van nodig en voldoende conceptueel gereedschap. Zo heet één van de elementen in de enneade 'motive.' Voor mij is dat daar synoniem met emotie, interesse, wil. Langs die dimensie van de interpretatie in de enneade is het dan een bepaalde focus die schakelt tussen een motief en een concept. Voilá, het verband is eindelijk eenduidig gelegd (nota bene, dat is voorwaarde voor operationalisering met digitale technologie). Zo emotioneel is elk concept dus, en zo conceptueel elke emotie; het zijn variaties op het — opgerekte — thema van cognitie.

3.5
Juist het informatiebegrip blijkt net een stuk natte zeep; steeds als je het probeert vast te pakken, schiet je het juist door die inspanning weer een andere kant op. Zo zie ik niet welk element je ongestraft kan schrappen uit de semiotische enneade, maar als iemand steekhoudend aangeeft hoe het eenvoudiger kan ga ik daarin onmiddellijk mee.

3.6
Het interessante is dat zo'n breder kader juist nog gevestigd moet raken, zeker als we de eis van strakke samenhang stellen. Althans ik heb het nog nergens gezien, hoewel ik intensief naar zocht (en ik blijf rondkijken). Inmiddels ben ik er wel achter dat het met meer van hetzelfde niet lukt. Ofwel, kwalitatief moet het anders, zeg maar rijker in termen van passende variëteit (engels: requisite variety). Welke diensten de semiotische enneade kan bewijzen heb ik o.a. beschreven in zoiets als een drieluik artikelen:
1. Multiple axiomatization in information management
2. Dia-enneadic framework for information concepts
3. Information metatheory

3.7
Mannoury's werk is exemplarisch voor interdisciplinaire reikwijdte: taal is verstandhoudingsmiddel. Ik schreef over zijn communicatie-theoretische pionierswerk zoiets als een overzichtsartikel, Mannoury's significs, or a philosophy of communal individualism. Achteraf bezien — ik 'ontdekte' Mannoury pas nadat ik het verhaal over subjectief situationisme voltooid had — is mijn tekentheorie (every sign is a request for compliance) een voortzetting van die zgn significa.

3.8
Vanuit drie oorzaaksoorten (fysiek, impuls, teken) die ik bij Schopenhauer aangeduid vond, poneerde ik drie groepen van — wetenschappelijke — disciplines: fysica, cybernetica en significa. Ik wilde gewoon eens kijken of significa netjes past in een overkoepelend kader voor 'multiple axiomatization.' Dat experiment vind ikzelf positief verlopen.
Met het oog op oorzaaksoorten zou ik dan zeggen dat de 'opbouw' van de linguïstiek, grof gezegd, vals is. Er is meer zoiets als 'afbraak.' Dan lijkt het me handig om allereerst pragmatiek tot significa te verklaren. Ofwel, pragmatiek/significa beschouwt het domein van tekens en motieven. Met communicatie overbrugt een teken afstand en tijd. Kort door de bocht geldt dus dat een motief via een teken afstand en tijd overbrugt. En als het om 'externe' communicatie gaat, zijn er ook diverse actoren in het spel. Hoe danook, every sign is a request for compliance.
Semantiek is dan een reductie ten opzichte van pragmatiek (significa, dus). De semantiek probeert een materiële(re) verklaring te bieden. Wat door die stap onherroepelijk verloren gaat, is de aandacht voor persoonlijke motieven. Op zijn beurt is syntax een poging tot materiële(re) verklaring van semantiek, enzovoort.
In omgekeerde richting is er dus steeds sprake van een 'tekort.' Met semantiek valt domweg niets te leren over subjectiviteit in communicatie. Daarvoor is een teleologisch(er) oorzaaksoort noodzakelijk. Voilá, significa. De traditionele indeling van linguïstiek/semiotiek — althans voorzover ik als taalkundige buitenstaander die indeling begrijp — toont de deeldisciplines allemaal nevengeschikt. Volgens mijn referentiekader wil dat zeggen dat ze allemaal gekenmerkt zijn door dezelfde oorzaaksoort (waarmee die disciplines dus beoefend worden als cybernetica of, nog sterker verarmd, als — een soort — fysica). Natuurlijk blijven er gaten in zulke theorieën. Die zijn principieel niet te dichten onder handhaving van een te beperkte oorzaaksoort als verklaringsprincipe.

3.9
Het was extra lastig een tekst over Mannoury te schrijven. Wat mij betreft zit 'm de moeilijkheid in de keuze van het weglaten. Mannoury heeft zijn licht immers over zoveel onderwerpen laten schijnen. Als, zeg maar, rode draad voor mijn inleiding heb ik daarom — overwegend impliciet en hier en daar expliciet — mijn eigen begrippenstelsel als criterium gehanteerd voor de selecties uit het werk van Mannoury. Daardoor ben ik uiteraard onvolledig (maar volledigheid was me op geen enkele manier gelukt). Voorts is mijn inleiding zodoende vooringenomen (maar dat is precies wat Mannoury ook zelf als onvermijdelijk poneert). Nog een beperking is die tot grondslagen. En dankzij die oriëntatie volgens mijn begrippenstelsel bevat het artikel tevens discussie; dat is wel zo levendig.
Ikzelf ben in elk geval blij dat ik (ook) een inleiding tot Mannoury schreef. Ik vrees dat het (opnieuw) niet helpt erkenning voor zijn werk te bevorderen, maar ik heb gewoon het gevoel dat er ook vanuit zgn informatiekundig perspectief zo'n tekst beschikbaar moet zijn. En van de schrijvende confrontatie met zijn werk heb ikzelf natuurlijk weer veel opgestoken.

3.10
Peirce was zo veelzijdig dat onderdelen van zijn werk onvermijdelijk tegenstrijdig zijn. Het aanknopingspunt dat ik bij Peirce herkende is zijn basisidee over semiosis, te weten het onlosmakelijk triadische verband tussen object, sign en interpretant. Met Peirce's tekentypologie, zijn logica e.d. heb ik me verder niet of nauwelijks beziggehouden. Het rammelt daar immers reeds in de grondslagen en daaraan heb ik allereerst iets verbeterd.

3.11
Behelst taal begripsmatige standaardisatie? Er is hoogstens statistiek. Maar vooral evolutionaire psychologie. Volgens Wittgenstein komt opvoeding neer op 'africhten.' Er bestaan daarom geen intrinsieke standaards voor taal(gebruik), maar hoogstens overgenomen taalgebruik.

3.12
Waarmee we via een programma een digitale machine 'prikkelen' wil ik niet verwarren met menselijk gedrag waarbij motivatie meespeelt. Die machine 'beweegt' zich slechts in het cybernetisch vlak (met, inderdaad, de prikkel als kenmerkende oorzaaksoort), terwijl de mens een signifisch wezen is (met teken als kenmerkende oorzaaksoort).

3.13
Over de taalbarrière hadden we het al. Die valt niet te overwinnen. Daarom meen ik dat je wetenschappelijk niet verder kunt komen dan een antwoord op de vraag hoe jij denkt wat een formeel model is van de manier waarop mensen zoiets als een representatie hanteren. De primaire menselijke representatie is nog niet formeel (want daar kunnen we immers niet 'bij'), maar — hoogstens — jouw representatie van ... die veronderstelde representatie. (En dan problematiseer ik gemakshalve even niet dat wat jijzelf en ik dan zien, een teken is dat jij en/of ik als model enz. kunnen opvatten. Voilá, onlosmakelijkheid.)
Het methodisch, zeg maar, naar-binnen-gekeerde formalisme vind ik dan van ondergeschikt belang (maar wel degelijk belangrijk). Ik vind passende variëteit echter prioriteit verdienen. Ofwel, is het model relevant? Natuurlijk is precisie op te vatten als aspect van relevantie. In zoverre is formalisme als waarborg van precisie uiteraard ook wezenlijk. Maar zonder relevantie heb je aan formalisme niets. Formalisme als doel-op-zich is onzin.

3.14
In de hoofdstukken 7 en 8 van Semiosis & Sign Exchange tref je, gemodelleerd met metapatroon, een subjectief-situationele ontleding aan van het teken zoals geproduceerd (hoofdstuk 7), respectievelijk het teken zoals geconsumeerd (hoofdstuk 8). Ik meen dat ik er daar in geslaagd ben, wat we van oudsher nog informeel noemen toch vergaand te modelleren. De lukt met de enneade op de achtergrond — want op de voorgrond hebben altijd slechts taal; daar hebben we het over gehad — want die enneade biedt voldoende en nodige variabelen (requisite variety).

3.15
Als je Peirce met z'n eis van onlosmakelijkheid serieus neemt, bestaat er geen brandpunt in zijn triade (en dus evenmin in 'mijn' enneade). Als je al een brandpunt wilt aanwijzen, is dat het ... totaal.

3.16
It's the behavior, stupid! zou een Amerikaanse presidentskandidaat ook hebben kunnen zeggen. Als je inderdaad een kleiner brandpunt wilt kiezen, moet het beslist gedrag zijn (deed Peirce ook al, vandaar pragmatisme).

3.17
Het fundamentele(re) verklaringsschema maakt de 'zaak' veel eenvoudiger (zoals context als recursieve functie van objectgedrag; dat werkt dus ongeacht het 'niveau' dat je maar wilt aanbrengen; ofwel, hoge ambitie/elegante formalisatie/ruim bereik).

3.18
Met mijn betaald advieswerk heb ik het dit jaar zo druk (gelukkig maar) dat ik niet toekom aan mijn eigen 'projecten' (wat ik betreur). Ik heb een hoop op stapel liggen, maar daar moet het dus wachten. Zo wil ik de logische theorie van John Dewey in verband brengen met de semiotische enneade. Een ander voornemen betreft het werk van Marschal McLuhan; dat wil ik toch een keertje op een rijtje krijgen en wie weet dienen zich weer verbanden aan.

3.19
Alweer lang geleden ontdekte ik literatuurkritiek als inspiratiebron voor informatiekundig ontwerpen. Mede zo kwam ik op structuralisme, semiotiek enzovoort. Een sleutelhoofdstuk in Semiosis & Sign Exchange (Information Dynamics, 2002) draagt de titel 'The political nature of human exchange.' De hoofdstelling van het verhaal luidt: every sign is a request for compliance. Volgens mij blijft er altijd van alles te zeggen (is dat niet de oneindigheid die we literatuur noemen?) en mijn belangstelling gaat ernaar uit daar een (klein) beetje meer overzicht over te krijgen. Synthese is volgens mij toch nog wat extra be'teken'baar. Daarvoor zijn inderdaad verruimende aannames nodig, zoals subjectiviteit.

3.20
Alvast even over Schopenhauer. In mijn Schopenhauer-hoofdstuk heb ik hem, zo met die schemaatjes, neergezet als verrassend strakke epistemoloog. Je hebt wellicht in mijn inleiding gelezen dat ik dat als rehabilitatie van zijn prestaties zie. Husserl heb ik niet goed bestudeerd. Ooit sprak me de eidische — of hoe je dat in het Nederlands schrijft — variatie aan, maar hij mikt volgens mij toch teveel op essentie (waarop je Schopenhauer en Peirce niet kunt betrappen; met zijn voorstellingsbegrip vind ik S. beslist een pragmaticus avant la lettre). Dat gaat dan bij Heidegger door als Ding-an-sich, voor zover ik tenminste weet.
Overigens heb ik laatst wel iets korts over Husserl in een paper gelast, maar dat was meer om te verduidelijken dat langs zijn vroege weg geen synthese van fenomenologie en (Peirceaanse) semiotiek tot stand komt. Maar je hebt natuurlijk gelijk dat behandeling van Husserls werk niet misstaan had in mijn proefschrift. Maar dan weet ik nog wel wat denkers, waaronder ik aan menig ander voorrang zou geven. Zo las ik laatst John Dewey's Logic, the Theory of Inquiry. Prachtig boek, maar weggedrukt naar de periferie door de formele logica-maffia, destijds aangevoerd door Russell. En wie neemt Mannoury serieus met diens signifika? Aan Mannoury's werk heb ik inmiddels zoiets als een overzichtsartikel gewijd, maar ik zou niet weten waar ik dat gepubliceerd krijg (het staat nu op mijn website; daar parkeer ik alles maar). Met Dewey ga ik stellig nog eens aan de slag. Zo heb ik een heel rijtje staan voor wanneer ik me mocht gaan vervelen. Ik denk dat Husserl ondanks jouw tip niet aan de beurt komt.

3.21
In het verlengde van Peirce heb ik dus die semiotische enneade bedacht. Met de enneade kan je immers weer veel meer dan met Peirce's oorspronkelijke triade. Het blijkt echter lastig academici ervoor te interesseren; iedereen is druk bezig met haar/zijn eigen — vaak beperkte — thema. Nou ja, daar kan ik weinig meer aan doen dan over die enneade publiceren.

3.22
De Italiaanse hoogleraar C. sprak (overigens in goed Engels) over 'situatedness.' Daar moest ik uiteraard bij zijn, gelet op mijn 'leer' van subjectief situationisme. Ik kreeg mijn vermoeden bevestigd dat ik met een systematische visie dat het situatiebegrip inhoudt veel verder ben dan C. Maar tegelijk deed ik de indruk op dat C. zichzelf überhaupt boven alles verheven voelt, zodat ik een discussie maar liet zitten. Enfin, C. greep terug op vroege colleges van Heidegger waarin H. situationele ervaring probeert te verduidelijken aan de hand van de brieven van Paulus. Zie je, zo ben ik op de kerk terechtgekomen. Wat H. zijn studenten suggereerde, aldus C., is dat ze 'zelf' die brieven opnieuw zouden moeten schrijven; dan beleven ze Paulus' situatie en krijgen aldus inzicht in wat 'situatie' betekent.
Wat mij betreft onzin, want de wezenlijke subjectiviteit omvat weliswaar empathie, maar per definitie geen totale verplaatsing. De situationele ervaring ben je helemaal zelf. Daarvoor heeft niemand een brief van Paulus nodig.
Het ging toch bijna mis toen de Italiaanse hoogleraar begon over de liefde voor de geadresseerde gemeenschappen waaraan Paulus met zijn brieven uitdrukking geeft. Ik merkte op dat een andere verklaring is dat hij die gemeenschappen ermee probeerde te beïnvloeden (tegen de achtergrond van mijn onuitgesproken stelling: every sign is a request for compliance). Na zo'n vijf minuten van zichtbare opwinding leek het C. nuttig om te zeggen dat ik een interessante opmerking gemaakt had. Ik heb er dus geen vriend bij.
M. zei terecht dat ik die brieven nooit gelezen had (maar wel een studie over hem, omdat Paulus historisch onmiskenbaar belangrijk is). Ik ben dus toch maar eens aan Paulus' brieven begonnen, maar ik heb nog niet ontdekt dat mijn (deel)verklaring niet zou kloppen.

3.1
Volgens mij is de semiotische enneade netzogoed de hermeneutische enneade enzovoort. Vanuit allerlei invalshoeken valt er dus van alles over te zeggen.

3.23
De semiotische enneade ‘zegt’ ook iets over het operationaliseren van intenties. Langs de dimensie van wat Peirce oorspronkelijk als enkelvoudig element de interpretant noemde, plaats ik drie elementen: motief, focus en begrip. Lees voor motief ook intentie, en voor begrip ook concept. Een verdere aanvulling op Peirce houdt in dat 'mijn' enneadische elementen relatief zijn langs hun primaire dimensie. Dat wil langs de interpretant-dimensie zeggen dat de focus niet slechts radicaal kan verspringen, maar ook met zeg maar enige continuïteit kan verschuiven. Het effect van zulke verschuiving is dat — een gedeelte van — wat oorspronkelijk motief/intentie was, tot begrip/concept gaat behoren. Of, omgekeerd, — een gedeelte van — een begrip/concept gaat (mee)tellen als motief/intentie. Nota bene, intentie en concept bepalen dus elkaar!
Vervolgens kunnen we er praktisch van alles mee. Dat komt door de verbinding in de enneade met twee andere dimensies, waaronder de teken- of informatiedimensie. Zie Dia-enneadic framework for information concepts voor een samenvatting.

3.24
Mijn idee over conceptuele modellering en logica is dat ze ooit — wederom? — tot een eenheid gevoerd moeten worden. Alweer enkele jaren drentel ik rond met de drang om dat zgn metapatroon eens opnieuw te beschrijven, maar dan als een heuse zgn logica. Ik hik er tegenaan, mede omdat ik nu eenmaal niet beschik over grote vaardigheid in het hanteren van het gereedschap van de traditionele formele logica. Ik kreeg het mijzelf ook maar niet aangeleerd, wat toch bijzonder is voor een wiskundig ingenieur. Onlangs heb ik maar definitief — nou ja, zolang als het duurt — besloten dat het paradigma van die traditionele logica me domweg te vreemd is. De trivialiteit, nota bene in conceptueel opzicht, schrikt me onmiddellijk af. Metapatroon-als-logica kan ik slechts volgens eigen merites formeel presenteren.

3.25
Ik ben geen groot kenner van Foucault, maar het gaat dus om macht via taal. Daar had ikzelf 'every sign is a request for compliance' op verzonnen.

3.26
Omdat Paulus, hoe je het ook wendt of keert, historisch van enorme betekenis is, heb ik ooit wel een studie over zijn leven gelezen. Maar nu ben ik dan toch in zijn brieven begonnen. Laat ik zeggen dat ik nog niet ontdekt heb waarom er helemaal geen andere interpretatie redelijk is.

3.27
Juist het rijkste informatiebegrip volgens het raamwerk van de semiotische enneade helpt het verloop van de communicatie erover te verklaren. Althans, zo zie ik dat. Motieven van deelnemers spelen immers expliciet een — fundamentele — rol mee. Het aardige is dat, zeg maar, het beoordelingsproces zo tegelijk een empirische test is van het raamwerk.

3.28
De taalkunde is niet als een gebouw met als begane grond de fonologie en dan achtereenvolgende verdiepingen tot en met de pragmatiek. Ik heb meer het beeld van chinese dozen, dwz lichamen waarvan een groter lichaam een kleiner lichaam omsluit, dat op zijn beurt .... Ofwel, het rijkste verklaringskader verschaft de pragmatiek (of de significa). Daarbinnen bevindt zich het 'lichaam' van de semantiek. De 'lucht' die binnenin de pragmatiek dan resteert, is dan de prijs van de reductie.
Chomsky — ik noem maar iemand — probeert het naar mijn mening op de lineaire gebouwmanier, met als gevolg dat de hele constructie niet levensvatbaar is.

3.29
Langs zo'n inductieve weg kom je er nooit. In ieder geval lijkt het mij vruchtbaarder een zo algemeen mogelijk kader te vormen waarvan aparte informatiebegrippen stelselmatig vallen af te leiden. Dat raamwerk was snel gefabriceerd. Uitgaande van tekenuitwisseling (sign exchange) plaats ik twee deelnemers (tekenproducent en tekenwaarnemer) naast elkaar en schematiseer ze allebei met een semiotische enneade. Ziedaar, een dia-enneadisch raamwerk voor informatiebegrippen.

3.30
In The Vision of Wittgenstein (Vega, 2001) door H.L. Finch viel me nogeens extra, dat Wittgenstein in zijn vroege werk eigenlijk geen snars begrepen had van Schopenhauer (en Finch begrijpt trouwens ook niets van S.). Dankzij De Hollandse Significa door H.W. Schmitz en mijn eigen studie naar Schopenhauer (zie Semiosis & Sign Exchange, in het bijzonder hoofdstuk 6) meen ik te herkennen dat Brouwer van meet af aan de kernbegrippen van Schopenhauer juist wel consequent overzag en toepaste. Verder kende ik allang de folklore dat Wittgenstein onder invloed van Brouwers lezingen in Wenen tot zijn late werk kwam. Maar nu viel het kwartje. Weliswaar ontleende Wittgenstein inspiratie aan Brouwer, maar hij begreep hem eigenlijk niet. Zowel in zijn Mannoury-artikel (p 448), als zijn Significa-boek (pp 204-205: nota bene, ik verwijs naar de Nederlandstalige uitgave) heeft Schmitz een passage van Brouwer opgenomen (uit diens bespreking van J.I. de Haans proefschrift). Eigenlijk, tenminste dat valt mij dus nu pas op, staat daar het begrip al aangeduid en zelfs behoorlijk uitgewerkt dat Wittgenstein later de naam 'taalspel' gaf. Het opvallende is volgens mij echter dat Wittgenstein, en naar ik vermoed toch onder voortdurende invloed van zijn vroege werk, de radicale opvatting van Brouwer verwaterde. Hoewel commentatoren vooral het verschil tussen W's vroege en late werk benadrukken, blijkt er zeker in dit opzicht sprake van continuïteit.[28 augustus 2002]

3.31
Omdat de begrippen per dimensie relatief zijn, is het algemeenst subjectieve motief gelijk aan de wil van en uniek individu.

3.32
Nota bene, een voorwaarde voor een zindelijke systeembenadering is dat in het dia-enneadisch stelsel nergens de term informatie verschijnt. Anders meng je immers op voorhand beschouwingsniveaus.

3.33
Nu is elke logica/systematiek betrekkelijk, maar dat is des te meer reden zo'n grondslag te expliciteren.

3.34
De systematische begripsvariëteit valt eenduidig te bepalen. De verzameling van alle deelverzamelingen van een verzameling A is de machtverzameling (engels: power set) van A, ofwel P(A). Elk element van P(A) vormt dus de basis voor een begripsvariant. Het valt natuurlijk netjes te berekenen hoeveel elementen de power set telt, gegeven het aantal elementen van de — oorspronkelijke — set. Met een verzameling van n elementen telt de power set 2-tot-de-macht-n elementen.

3.35
Iedereen die voor een raamwerk/stramien over assen begint heeft onmiddellijk mijn sympathie. Maar assen en waarden komen niet uit de lucht komen vallen. Je moet ze actief ontwerpen.

3.36
Het is wellicht lastig te herkennen dat mijn 'waarden' langs dimensies van de semiotische enneade geen constanten zijn, maar in eerste aanleg ook weer stelsels van variabelen (steeds een stelsel want ze bepalen elkaar onderling; bijvoorbeeld wat als situatie geldt, volgt uit gedrag, v.v.). Dat houdt het raamwerk compact en flexibel (en ik zou niet weten hoe je dat netjes op basis van constanten schetst; om te beginnen is de verzameling constanten open; dat is weer precies de reden dat ik het op variabelen houd). Maar als je constanten verwacht is dat natuurlijk niet duidelijk.

3.37
Wat filosofen betreft kom ik er steeds meer achter dat er een ènkele hoofdlijn is die twee 'gebieden' scheidt. Aan de ene kant staan de naïeve realisten, aan de andere kant de transcendentale realisten. De groep die het laatstgenoemde gebied bezet heet traditioneel de transcendentaal idealisten, maar dat vind ik in samenhang met de eerstgenoemde (te) verwarrend. Ook ronduit verwarrend is het dat in elk gebied eilandjes verrijzen waarvan de steeds schaarse bewoners iedereen op alle andere eilandjes buiten 'hun' hoofdlijn plaatsen. Zo correspondeerde ik met iemand die in eerste aanleg meende dat semiotiek een naïef realistische 'leer' is. Onzin, maar hij dacht aan Umberto Eco's semiotische theorie. Dan heeft hij volkomen gelijk, want dat lijkt nergens op Peirce's semiotiek. Enfin, wellicht ga ik de populairste eilandjes aan de kant van het transcendentaal realisme eens grof in kaart brengen (ik bedoel: simpel noemen) en vervolgens benadrukken dat ze allemaal variaties op precies hetzelfde thema inhouden.

3.38
Het thema 'perspectief' kan ik mooi verbinden met de elementen focus-signatuur-identiteit in mijn semiotische enneade. Zo kom ik tot synthese van fenomenologie en semiotiek.

3.39
Mijn weerzin me grondig in de details van één of andere logica te verdiepen bestaat eruit, dat elke logica naar mijn overtuiging slechts dankzij tautologie functioneert. Het gaat dus 'in wezen' om ontologie, uitgangspunten, axioma’s, grondslagen of hoe je ze ook noemen wilt.

 

 

2002-2005, webeditie 2006 © Pieter Wisse