Pieter Wisse
Hier staan tekstpassages verzameld, merendeels overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode 2002-2005.
3.1
Zijn vragen kan ik niet recht-toe-recht aan beantwoorden. Hij
zinspeelt immers op een veelvoud van situaties, waarvoor — je voelt 'm aankomen
— steeds een gedifferentieerd antwoord nodig is.
3.2
Een uitputtend kader is … een kader waaraan nog niemand
reductionistisch heeft zitten knoeien. Wat ik daarvoor verzon, is een
communicatiestelsel van twee semiotische enneades, de ene van de tekenproducent
en de andere van de tekenconsument. Dat dia-enneadische stelsel kan als kader
dienen om — andere — informatiebegrippen te plaatsen door steeds bepaalde
aspecten te verdonkeremanen.
3.3
Wat 'de definitie' van informatie betreft, zie Dia-enneadic framework
for information concepts. Uitgaande van het communicatiemodel met twee
enneades zijn er theoretisch 262.144 verschillende definities van informatie.
Welke wil je hebben? Dat aantal — over context gesproken! — verklaart in elk
geval hoe gemakkelijk misverstand ontstaat, juist met verwijzing naar
informatie.
Het lukt dus (ook) praktisch nooit om één universele definitie van informatie
te bereiken. Daarom is hiervoor weer de omkering productief. Dus, wat is je
probleem (lees: situatie)? Daarvoor is dan zus-en-zo informatiebegrip
toepasselijk.
Populair is helaas nog a priori onderscheid naar data, informatie en kennis.
Maar over dat onderscheid valt te twisten. In ieder geval door mij. Daarom
opteer ik voor zo'n model dat de grootst mogelijke variëteit omvat die ik kan
bedenken. Dat zijn dus die twee gekoppelde enneaden. Ik noem dat even zoiets
als informatieconglomeraat. Als iemand liever kennis- of dataconglomeraat ziet,
ik zou het niet doen, maar verder mij best. Want het gaat vervolgens om de
relevante deelconfiguraties. Daar zitten deelconfiguraties bij waarvoor het
traditionele databegrip zelfs passender is. Noem het dan ook maar zo, prima.
Waar het om gaat, is dat zo'n etiket principieel contextueel is en blijft.
De basisdefinitie voor een nieuw paradigma, vrij naar Cruijff, zie je pas als
het doorhebt. J.C. heeft gewoon het communicatiedilemma in zijn eigen woorden
samengevat. Elk nieuw paradigma is immers sui generis (want anders is het geen
nieuw paradigma, zo flauw is het). Zodra dat speelt, weet je dat simpele
één-op-één transpositie van termen respectievelijk begrippen tekortschiet.
Het is, zoals ik met het dia-enneadic framework probeer te suggereren, dus nog
veel ingewikkelder. Nou ja, ingewikkelder totdat je doorkrijgt hoe simpel het
pas daardoor is.
Er is niet zozeer één nieuw informatiebegrip nodig, dwz in enkelvoudige zin.
Het nieuwe informatiebegrip, voorzover het overigens nog een zinvolle
algemeenheid is, is een 'ruimte' ter bepaling van 'per definitie' contextuele,
dus verbijzonderde informatiebegrippen. Nota bene, de definitie verschuift van
het enkelvoudige begrip zelf, naar de enkelvoudige context.
Dit contextuele definitiespel maakt enorme variatie beheersbaar mogelijk. Het
is van een andere, omvattender orde.
3.4
Elk teken is geworteld in emotie. Every sign is a request for
compliance: hoe duidelijk sloganesk wil je het hebben? Dat is een funderende
uitspraak. Maar hoe krijg je dat operationeel met het informatiestelsel? Niet
zozeer als wetenschapper, maar als ingenieur ga ik dan aan de slag voor ontwerp
van nodig en voldoende conceptueel gereedschap. Zo heet één van de elementen in
de enneade 'motive.' Voor mij is dat daar synoniem met emotie, interesse, wil.
Langs die dimensie van de interpretatie in de enneade is het dan een bepaalde
focus die schakelt tussen een motief en een concept. Voilá, het verband is
eindelijk eenduidig gelegd (nota bene, dat is voorwaarde voor
operationalisering met digitale technologie). Zo emotioneel is elk concept dus,
en zo conceptueel elke emotie; het zijn variaties op het — opgerekte — thema
van cognitie.
3.5
Juist het informatiebegrip blijkt net een stuk natte zeep; steeds
als je het probeert vast te pakken, schiet je het juist door die inspanning
weer een andere kant op. Zo zie ik niet welk element je ongestraft kan
schrappen uit de semiotische enneade, maar als iemand steekhoudend aangeeft hoe
het eenvoudiger kan ga ik daarin onmiddellijk mee.
3.6
Het interessante is dat zo'n breder kader juist nog gevestigd moet
raken, zeker als we de eis van strakke samenhang stellen. Althans ik heb het
nog nergens gezien, hoewel ik intensief naar zocht (en ik blijf rondkijken).
Inmiddels ben ik er wel achter dat het met meer van hetzelfde niet lukt. Ofwel,
kwalitatief moet het anders, zeg maar rijker in termen van passende variëteit
(engels: requisite variety). Welke diensten de semiotische enneade kan bewijzen
heb ik o.a. beschreven in zoiets als een drieluik artikelen:
1. Multiple
axiomatization in information management
2. Dia-enneadic
framework for information concepts
3. Information
metatheory
3.7
Mannoury's werk is exemplarisch voor interdisciplinaire reikwijdte:
taal is verstandhoudingsmiddel. Ik schreef over zijn communicatie-theoretische
pionierswerk zoiets als een overzichtsartikel, Mannoury's
significs, or a philosophy of communal individualism. Achteraf bezien — ik
'ontdekte' Mannoury pas nadat ik het verhaal over subjectief situationisme
voltooid had — is mijn tekentheorie (every sign is a request for compliance) een
voortzetting van die zgn significa.
3.8
Vanuit drie oorzaaksoorten (fysiek, impuls, teken) die ik bij
Schopenhauer aangeduid vond, poneerde ik drie groepen van — wetenschappelijke —
disciplines: fysica, cybernetica en significa. Ik wilde gewoon eens kijken of
significa netjes past in een overkoepelend kader voor 'multiple
axiomatization.' Dat experiment vind ikzelf positief verlopen.
Met het oog op oorzaaksoorten zou ik dan zeggen dat de 'opbouw' van de
linguïstiek, grof gezegd, vals is. Er is meer zoiets als 'afbraak.' Dan lijkt
het me handig om allereerst pragmatiek tot significa te verklaren. Ofwel,
pragmatiek/significa beschouwt het domein van tekens en motieven. Met
communicatie overbrugt een teken afstand en tijd. Kort door de bocht geldt dus
dat een motief via een teken afstand en tijd overbrugt. En als het om 'externe'
communicatie gaat, zijn er ook diverse actoren in het spel. Hoe danook, every
sign is a request for compliance.
Semantiek is dan een reductie ten opzichte van pragmatiek (significa, dus). De
semantiek probeert een materiële(re) verklaring te bieden. Wat door die stap
onherroepelijk verloren gaat, is de aandacht voor persoonlijke motieven. Op
zijn beurt is syntax een poging tot materiële(re) verklaring van semantiek,
enzovoort.
In omgekeerde richting is er dus steeds sprake van een 'tekort.' Met semantiek
valt domweg niets te leren over subjectiviteit in communicatie. Daarvoor is een
teleologisch(er) oorzaaksoort noodzakelijk. Voilá, significa. De traditionele
indeling van linguïstiek/semiotiek — althans voorzover ik als taalkundige
buitenstaander die indeling begrijp — toont de deeldisciplines allemaal
nevengeschikt. Volgens mijn referentiekader wil dat zeggen dat ze allemaal
gekenmerkt zijn door dezelfde oorzaaksoort (waarmee die disciplines dus
beoefend worden als cybernetica of, nog sterker verarmd, als — een soort —
fysica). Natuurlijk blijven er gaten in zulke theorieën. Die zijn principieel
niet te dichten onder handhaving van een te beperkte oorzaaksoort als
verklaringsprincipe.
3.9
Het was extra lastig een tekst over Mannoury te schrijven. Wat mij
betreft zit 'm de moeilijkheid in de keuze van het weglaten. Mannoury heeft
zijn licht immers over zoveel onderwerpen laten schijnen. Als, zeg maar, rode
draad voor mijn inleiding heb ik daarom — overwegend impliciet en hier en daar
expliciet — mijn eigen begrippenstelsel als criterium gehanteerd voor de
selecties uit het werk van Mannoury. Daardoor ben ik uiteraard onvolledig (maar
volledigheid was me op geen enkele manier gelukt). Voorts is mijn inleiding
zodoende vooringenomen (maar dat is precies wat Mannoury ook zelf als
onvermijdelijk poneert). Nog een beperking is die tot grondslagen. En dankzij
die oriëntatie volgens mijn begrippenstelsel bevat het artikel tevens
discussie; dat is wel zo levendig.
Ikzelf ben in elk geval blij dat ik (ook) een inleiding tot Mannoury schreef.
Ik vrees dat het (opnieuw) niet helpt erkenning voor zijn werk te bevorderen,
maar ik heb gewoon het gevoel dat er ook vanuit zgn informatiekundig
perspectief zo'n tekst beschikbaar moet zijn. En van de schrijvende
confrontatie met zijn werk heb ikzelf natuurlijk weer veel opgestoken.
3.10
Peirce was zo veelzijdig dat onderdelen van zijn werk onvermijdelijk
tegenstrijdig zijn. Het aanknopingspunt dat ik bij Peirce herkende is zijn
basisidee over semiosis, te weten het onlosmakelijk triadische verband tussen
object, sign en interpretant. Met Peirce's tekentypologie, zijn logica e.d. heb
ik me verder niet of nauwelijks beziggehouden. Het rammelt daar immers reeds in
de grondslagen en daaraan heb ik allereerst iets verbeterd.
3.11
Behelst taal begripsmatige standaardisatie? Er is hoogstens
statistiek. Maar vooral evolutionaire psychologie. Volgens Wittgenstein komt
opvoeding neer op 'africhten.' Er bestaan daarom geen intrinsieke standaards
voor taal(gebruik), maar hoogstens overgenomen taalgebruik.
3.12
Waarmee we via een programma een digitale machine 'prikkelen' wil ik
niet verwarren met menselijk gedrag waarbij motivatie meespeelt. Die machine
'beweegt' zich slechts in het cybernetisch vlak (met, inderdaad, de prikkel als
kenmerkende oorzaaksoort), terwijl de mens een signifisch wezen is (met teken
als kenmerkende oorzaaksoort).
3.13
Over de taalbarrière hadden we het al. Die valt niet te overwinnen.
Daarom meen ik dat je wetenschappelijk niet verder kunt komen dan een antwoord
op de vraag hoe jij denkt wat een formeel model is van de manier waarop mensen
zoiets als een representatie hanteren. De primaire menselijke representatie is
nog niet formeel (want daar kunnen we immers niet 'bij'), maar — hoogstens —
jouw representatie van ... die veronderstelde representatie. (En dan
problematiseer ik gemakshalve even niet dat wat jijzelf en ik dan zien, een
teken is dat jij en/of ik als model enz. kunnen opvatten. Voilá,
onlosmakelijkheid.)
Het methodisch, zeg maar, naar-binnen-gekeerde formalisme vind ik dan van
ondergeschikt belang (maar wel degelijk belangrijk). Ik vind passende variëteit
echter prioriteit verdienen. Ofwel, is het model relevant? Natuurlijk is
precisie op te vatten als aspect van relevantie. In zoverre is formalisme als
waarborg van precisie uiteraard ook wezenlijk. Maar zonder relevantie heb je
aan formalisme niets. Formalisme als doel-op-zich is onzin.
3.14
In de hoofdstukken 7 en 8 van Semiosis & Sign
Exchange tref je, gemodelleerd met metapatroon, een subjectief-situationele
ontleding aan van het teken zoals geproduceerd (hoofdstuk 7), respectievelijk
het teken zoals geconsumeerd (hoofdstuk 8). Ik meen dat ik er daar in geslaagd
ben, wat we van oudsher nog informeel noemen toch vergaand te modelleren. De
lukt met de enneade op de achtergrond — want op de voorgrond hebben altijd
slechts taal; daar hebben we het over gehad — want die enneade biedt voldoende
en nodige variabelen (requisite variety).
3.15
Als je Peirce met z'n eis van onlosmakelijkheid serieus neemt,
bestaat er geen brandpunt in zijn triade (en dus evenmin in 'mijn' enneade).
Als je al een brandpunt wilt aanwijzen, is dat het ... totaal.
3.16
It's the behavior, stupid! zou een Amerikaanse presidentskandidaat
ook hebben kunnen zeggen. Als je inderdaad een kleiner brandpunt wilt kiezen,
moet het beslist gedrag zijn (deed Peirce ook al, vandaar pragmatisme).
3.17
Het fundamentele(re) verklaringsschema maakt de 'zaak' veel
eenvoudiger (zoals context als recursieve functie van objectgedrag; dat werkt
dus ongeacht het 'niveau' dat je maar wilt aanbrengen; ofwel, hoge
ambitie/elegante formalisatie/ruim bereik).
3.18
Met mijn betaald advieswerk heb ik het dit jaar zo druk (gelukkig
maar) dat ik niet toekom aan mijn eigen 'projecten' (wat ik betreur). Ik heb
een hoop op stapel liggen, maar daar moet het dus wachten. Zo wil ik de
logische theorie van John Dewey in verband brengen met de semiotische enneade.
Een ander voornemen betreft het werk van Marschal McLuhan; dat wil ik toch een
keertje op een rijtje krijgen en wie weet dienen zich weer verbanden aan.
3.19
Alweer lang geleden ontdekte ik literatuurkritiek als inspiratiebron
voor informatiekundig ontwerpen. Mede zo kwam ik op structuralisme, semiotiek
enzovoort. Een sleutelhoofdstuk in Semiosis & Sign
Exchange (Information Dynamics, 2002) draagt de titel 'The political nature
of human exchange.' De hoofdstelling van het verhaal luidt: every sign is a
request for compliance. Volgens mij blijft er altijd van alles te zeggen (is
dat niet de oneindigheid die we literatuur noemen?) en mijn belangstelling gaat
ernaar uit daar een (klein) beetje meer overzicht over te krijgen. Synthese is
volgens mij toch nog wat extra be'teken'baar. Daarvoor zijn inderdaad
verruimende aannames nodig, zoals subjectiviteit.
3.20
Alvast even over Schopenhauer. In mijn Schopenhauer-hoofdstuk heb ik
hem, zo met die schemaatjes, neergezet als verrassend strakke epistemoloog. Je
hebt wellicht in mijn inleiding gelezen dat ik dat als rehabilitatie van zijn
prestaties zie. Husserl heb ik niet goed bestudeerd. Ooit sprak me de eidische
— of hoe je dat in het Nederlands schrijft — variatie aan, maar hij mikt
volgens mij toch teveel op essentie (waarop je Schopenhauer en Peirce niet kunt
betrappen; met zijn voorstellingsbegrip vind ik S. beslist een pragmaticus
avant la lettre). Dat gaat dan bij Heidegger door als Ding-an-sich, voor zover
ik tenminste weet.
Overigens heb ik laatst wel iets korts over Husserl in een paper gelast, maar
dat was meer om te verduidelijken dat langs zijn vroege weg geen synthese van
fenomenologie en (Peirceaanse) semiotiek tot stand komt. Maar je hebt
natuurlijk gelijk dat behandeling van Husserls werk niet misstaan had in mijn
proefschrift. Maar dan weet ik nog wel wat denkers, waaronder ik aan menig ander
voorrang zou geven. Zo las ik laatst John Dewey's Logic,
the Theory of Inquiry. Prachtig boek, maar weggedrukt naar de periferie
door de formele logica-maffia, destijds aangevoerd door Russell. En wie neemt
Mannoury serieus met diens signifika? Aan Mannoury's werk heb ik inmiddels
zoiets als een overzichtsartikel gewijd, maar ik zou niet weten waar ik dat
gepubliceerd krijg (het staat nu op mijn website; daar parkeer ik alles maar).
Met Dewey ga ik stellig nog eens aan de slag. Zo heb ik een heel rijtje staan
voor wanneer ik me mocht gaan vervelen. Ik denk dat Husserl ondanks jouw tip
niet aan de beurt komt.
3.21
In het verlengde van Peirce heb ik dus die semiotische enneade
bedacht. Met de enneade kan je immers weer veel meer dan met Peirce's
oorspronkelijke triade. Het blijkt echter lastig academici ervoor te
interesseren; iedereen is druk bezig met haar/zijn eigen — vaak beperkte —
thema. Nou ja, daar kan ik weinig meer aan doen dan over die enneade
publiceren.
3.22
De Italiaanse hoogleraar C. sprak (overigens in goed Engels) over
'situatedness.' Daar moest ik uiteraard bij zijn, gelet op mijn 'leer' van
subjectief situationisme. Ik kreeg mijn vermoeden bevestigd dat ik met een
systematische visie dat het situatiebegrip inhoudt veel verder ben dan C. Maar
tegelijk deed ik de indruk op dat C. zichzelf überhaupt boven alles verheven
voelt, zodat ik een discussie maar liet zitten. Enfin, C. greep terug op vroege
colleges van Heidegger waarin H. situationele ervaring probeert te
verduidelijken aan de hand van de brieven van Paulus. Zie je, zo ben ik op de
kerk terechtgekomen. Wat H. zijn studenten suggereerde, aldus C., is dat ze
'zelf' die brieven opnieuw zouden moeten schrijven; dan beleven ze Paulus'
situatie en krijgen aldus inzicht in wat 'situatie' betekent.
Wat mij betreft onzin, want de wezenlijke subjectiviteit omvat weliswaar
empathie, maar per definitie geen totale verplaatsing. De situationele ervaring
ben je helemaal zelf. Daarvoor heeft niemand een brief van Paulus nodig.
Het ging toch bijna mis toen de Italiaanse hoogleraar begon over de liefde voor
de geadresseerde gemeenschappen waaraan Paulus met zijn brieven uitdrukking
geeft. Ik merkte op dat een andere verklaring is dat hij die gemeenschappen
ermee probeerde te beïnvloeden (tegen de achtergrond van mijn onuitgesproken
stelling: every sign is a request for compliance). Na zo'n vijf minuten van
zichtbare opwinding leek het C. nuttig om te zeggen dat ik een interessante
opmerking gemaakt had. Ik heb er dus geen vriend bij.
M. zei terecht dat ik die brieven nooit gelezen had (maar wel een studie over
hem, omdat Paulus historisch onmiskenbaar belangrijk is). Ik ben dus toch maar
eens aan Paulus' brieven begonnen, maar ik heb nog niet ontdekt dat mijn
(deel)verklaring niet zou kloppen.
3.1
Volgens mij is de semiotische enneade
netzogoed de hermeneutische enneade enzovoort. Vanuit allerlei invalshoeken
valt er dus van alles over te zeggen.
3.23
De semiotische enneade ‘zegt’ ook iets over het operationaliseren
van intenties. Langs de dimensie van wat Peirce oorspronkelijk als enkelvoudig
element de interpretant noemde, plaats ik drie elementen: motief, focus en
begrip. Lees voor motief ook intentie, en voor begrip ook concept. Een verdere
aanvulling op Peirce houdt in dat 'mijn' enneadische elementen relatief zijn
langs hun primaire dimensie. Dat wil langs de interpretant-dimensie zeggen dat
de focus niet slechts radicaal kan verspringen, maar ook met zeg maar enige
continuïteit kan verschuiven. Het effect van zulke verschuiving is dat — een
gedeelte van — wat oorspronkelijk motief/intentie was, tot begrip/concept gaat
behoren. Of, omgekeerd, — een gedeelte van — een begrip/concept gaat
(mee)tellen als motief/intentie. Nota bene, intentie en concept bepalen dus
elkaar!
Vervolgens kunnen we er praktisch van alles mee. Dat komt door de verbinding in
de enneade met twee andere dimensies, waaronder de teken- of informatiedimensie.
Zie Dia-enneadic
framework for information concepts voor een samenvatting.
3.24
Mijn idee over conceptuele modellering en logica is dat ze ooit —
wederom? — tot een eenheid gevoerd moeten worden. Alweer enkele jaren drentel
ik rond met de drang om dat zgn metapatroon eens opnieuw te beschrijven, maar
dan als een heuse zgn logica. Ik hik er tegenaan, mede omdat ik nu eenmaal niet
beschik over grote vaardigheid in het hanteren van het gereedschap van de
traditionele formele logica. Ik kreeg het mijzelf ook maar niet aangeleerd, wat
toch bijzonder is voor een wiskundig ingenieur. Onlangs heb ik maar definitief
— nou ja, zolang als het duurt — besloten dat het paradigma van die
traditionele logica me domweg te vreemd is. De trivialiteit, nota bene in
conceptueel opzicht, schrikt me onmiddellijk af. Metapatroon-als-logica kan ik
slechts volgens eigen merites formeel presenteren.
3.25
Ik ben geen groot kenner van Foucault, maar het gaat dus om macht
via taal. Daar had ikzelf 'every sign is a request for compliance' op
verzonnen.
3.26
Omdat Paulus, hoe je het ook wendt of keert, historisch van enorme
betekenis is, heb ik ooit wel een studie over zijn leven gelezen. Maar nu ben
ik dan toch in zijn brieven begonnen. Laat ik zeggen dat ik nog niet ontdekt
heb waarom er helemaal geen andere interpretatie redelijk is.
3.27
Juist het rijkste informatiebegrip volgens het raamwerk van de
semiotische enneade helpt het verloop van de communicatie erover te verklaren.
Althans, zo zie ik dat. Motieven van deelnemers spelen immers expliciet een —
fundamentele — rol mee. Het aardige is dat, zeg maar, het beoordelingsproces zo
tegelijk een empirische test is van het raamwerk.
3.28
De taalkunde is niet als een gebouw met als begane grond de
fonologie en dan achtereenvolgende verdiepingen tot en met de pragmatiek. Ik
heb meer het beeld van chinese dozen, dwz lichamen waarvan een groter lichaam
een kleiner lichaam omsluit, dat op zijn beurt .... Ofwel, het rijkste
verklaringskader verschaft de pragmatiek (of de significa). Daarbinnen bevindt
zich het 'lichaam' van de semantiek. De 'lucht' die binnenin de pragmatiek dan
resteert, is dan de prijs van de reductie.
Chomsky — ik noem maar iemand — probeert het naar mijn mening op de lineaire
gebouwmanier, met als gevolg dat de hele constructie niet levensvatbaar is.
3.29
Langs zo'n inductieve weg kom je er nooit. In ieder geval lijkt het
mij vruchtbaarder een zo algemeen mogelijk kader te vormen waarvan aparte
informatiebegrippen stelselmatig vallen af te leiden. Dat raamwerk was snel
gefabriceerd. Uitgaande van tekenuitwisseling (sign exchange) plaats ik twee
deelnemers (tekenproducent en tekenwaarnemer) naast elkaar en schematiseer ze
allebei met een semiotische enneade. Ziedaar, een dia-enneadisch raamwerk voor
informatiebegrippen.
3.30
In The Vision of Wittgenstein (Vega,
2001) door H.L. Finch viel me nogeens extra, dat Wittgenstein in zijn vroege
werk eigenlijk geen snars begrepen had van Schopenhauer (en Finch begrijpt
trouwens ook niets van S.). Dankzij De Hollandse
Significa door H.W. Schmitz en mijn eigen studie naar Schopenhauer (zie Semiosis & Sign Exchange, in het bijzonder hoofdstuk 6) meen ik
te herkennen dat Brouwer van meet af aan de kernbegrippen van Schopenhauer
juist wel consequent overzag en toepaste. Verder kende ik allang de folklore
dat Wittgenstein onder invloed van Brouwers lezingen in Wenen tot zijn late
werk kwam. Maar nu viel het kwartje. Weliswaar ontleende Wittgenstein
inspiratie aan Brouwer, maar hij begreep hem eigenlijk niet. Zowel in zijn
Mannoury-artikel (p 448), als zijn Significa-boek (pp 204-205: nota bene, ik
verwijs naar de Nederlandstalige uitgave) heeft Schmitz een passage van Brouwer
opgenomen (uit diens bespreking van J.I. de Haans proefschrift). Eigenlijk,
tenminste dat valt mij dus nu pas op, staat daar het begrip al aangeduid en
zelfs behoorlijk uitgewerkt dat Wittgenstein later de naam 'taalspel' gaf. Het
opvallende is volgens mij echter dat Wittgenstein, en naar ik vermoed toch
onder voortdurende invloed van zijn vroege werk, de radicale opvatting van
Brouwer verwaterde. Hoewel commentatoren vooral het verschil tussen W's vroege
en late werk benadrukken, blijkt er zeker in dit opzicht sprake van
continuïteit.[28 augustus 2002]
3.31
Omdat de begrippen per dimensie relatief zijn, is het algemeenst
subjectieve motief gelijk aan de wil van en uniek individu.
3.32
Nota bene, een voorwaarde voor een zindelijke systeembenadering is
dat in het dia-enneadisch stelsel nergens de term informatie verschijnt. Anders
meng je immers op voorhand beschouwingsniveaus.
3.33
Nu is elke logica/systematiek betrekkelijk, maar dat is des te meer
reden zo'n grondslag te expliciteren.
3.34
De systematische begripsvariëteit valt eenduidig te bepalen. De
verzameling van alle deelverzamelingen van een verzameling A is de
machtverzameling (engels: power set) van A, ofwel P(A). Elk element van P(A)
vormt dus de basis voor een begripsvariant. Het valt natuurlijk netjes te
berekenen hoeveel elementen de power set telt, gegeven het aantal elementen van
de — oorspronkelijke — set. Met een verzameling van n elementen telt de power
set 2-tot-de-macht-n elementen.
3.35
Iedereen die voor een raamwerk/stramien over assen begint heeft
onmiddellijk mijn sympathie. Maar assen en waarden komen niet uit de lucht
komen vallen. Je moet ze actief ontwerpen.
3.36
Het is wellicht lastig te herkennen dat mijn 'waarden' langs
dimensies van de semiotische enneade geen constanten zijn, maar in eerste
aanleg ook weer stelsels van variabelen (steeds een stelsel want ze bepalen
elkaar onderling; bijvoorbeeld wat als situatie geldt, volgt uit gedrag, v.v.).
Dat houdt het raamwerk compact en flexibel (en ik zou niet weten hoe je dat
netjes op basis van constanten schetst; om te beginnen is de verzameling
constanten open; dat is weer precies de reden dat ik het op variabelen houd).
Maar als je constanten verwacht is dat natuurlijk niet duidelijk.
3.37
Wat filosofen betreft kom ik er steeds meer achter dat er een ènkele
hoofdlijn is die twee 'gebieden' scheidt. Aan de ene kant staan de naïeve
realisten, aan de andere kant de transcendentale realisten. De groep die het
laatstgenoemde gebied bezet heet traditioneel de transcendentaal idealisten,
maar dat vind ik in samenhang met de eerstgenoemde (te) verwarrend. Ook ronduit
verwarrend is het dat in elk gebied eilandjes verrijzen waarvan de steeds
schaarse bewoners iedereen op alle andere eilandjes buiten 'hun' hoofdlijn
plaatsen. Zo correspondeerde ik met iemand die in eerste aanleg meende dat
semiotiek een naïef realistische 'leer' is. Onzin, maar hij dacht aan Umberto
Eco's semiotische theorie. Dan heeft hij volkomen gelijk, want dat lijkt
nergens op Peirce's semiotiek. Enfin, wellicht ga ik de populairste eilandjes
aan de kant van het transcendentaal realisme eens grof in kaart brengen (ik
bedoel: simpel noemen) en vervolgens benadrukken dat ze allemaal variaties op
precies hetzelfde thema inhouden.
3.38
Het thema 'perspectief' kan ik mooi verbinden met de elementen
focus-signatuur-identiteit in mijn semiotische enneade. Zo kom ik tot synthese
van fenomenologie en semiotiek.
3.39
Mijn weerzin me grondig in de details van één of andere logica te
verdiepen bestaat eruit, dat elke logica naar mijn overtuiging slechts dankzij
tautologie functioneert. Het gaat dus 'in wezen' om ontologie, uitgangspunten,
axioma’s, grondslagen of hoe je ze ook noemen wilt.
2002-2005, webeditie 2006 © Pieter Wisse