Metapatroon > aspecten van infrastructuur > standaardisatie
Een levensvatbare samenleving is dynamisch. Het is de kunst met standaardisatie zo te mikken dat zij productieve dynamiek bevordert, in elk geval niet remt.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Het gaat om de optimale verhouding: (minimale) gedragsbeperkingen ter facilitering van (maximale) gedragsvrijheid. Katalyserende infrastructuur is dus, althans als het goed is, geen standaardisatie tout court, integendeel. Het is geen kwestie van een uniforme orde òp zaken, maar idealiter slechts orde ònder zaken die, nogmaals, daardoor winnen aan dynamiek, variëteit …
Van ‘toegevoegde waarde’ is met — standaardisatie voor — interoperabiliteit pas sprake op reële verkeersschaal. Bijzondere voorzieningen voor een deelverzameling van informatieverkeer werken averechts.
In plaats van vergeefse pogingen een absoluut geldige standaard af te spreken, verdient erkenning van [reële] verschillen de voorkeur.
in: Stelselmatige semantiek door Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
Vooral voor semantiek speelt standaardisatie met een zekere spanning, want het gaat tevens om borging van ruimte voor betekenisvariëteit èn -ontwikkeling. Daarvoor [bestaat] een modelleermethode […]: Metapatroon. Variabele context, respectievelijk tijd in het informatiestelsel bieden passende, veranderlijke variëteit.
in: aantekening 21.3
[Voor informatieverkeer] houdt standaardisatie enigszins paradoxaal dus in dat karakteristieke betekenissen vooral geldig moeten blijven.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
[K]ortzichtige standaardisatie [werkt] averechts […]. Onze samenleving is nu eenmaal pluriform. Er zijn dus reële verschillen. Er is, kortom, een benadering nodig die door erkenning van reële verschillen juist reële standaardisatie bevordert. Het gaat om evenwicht.
in: Aantekeningen over onmacht
[De] principiële toevoeging voor informatievoorziening in de netwerksamenleving betreft — een methode voor — stelselmatige betekenisordening: Metapatroon. Over standaarden gesproken, met Metapatroon komt juist hun paradoxale karakter tot uitdrukking … èn vindt oplossing. Wat Metapatroon ‘doet,’ is noodzakelijke gedragsverschillen erkennen. Oppervlakkig zou je dat als ondermijning van standaardisatie kunnen beschouwen. Daarvoor komt echter in de plaats dat gedrag wel degelijk gestandaardiseerd is, resp. beschreven staat, maar altijd pèr situatie/context. Er zijn nu eenmaal allerlei situaties met bijbehorend verschillende gedragingen voor een bepaald object. Zo ontstaat qua betekenisordening een, zeg maar, standaardisatie-evenwicht dat afgestemd is op de stelselschaal die kenmerkend is voor de informatiemaatschappij/netwerksamenleving.
in: aantekening 18.2
Standaardiseer context, maar houd het veranderlijk: Omdat eenduidige interpretatie vooral afhankelijk is van contextinformatie, moet daarop het accent voor afspraken liggen. Let wel, rondom informatie in enge zin zijn netzoveel contexten aan de orde als er relevante betekenissen in omloop zijn. Arrangeer overeenkomstige contextinformatie. Besef dat de werkelijkheid verandert, dus navenant welke betekenissen relevant zijn. Contextuele verbijzondering faciliteert ‘van nature’ dynamiek.
in: Korte boodschap over semantische interoperabiliteit
Stelselmatigheid komt neer op standaardisatie. Dat houdt tegelijk echter grenzen in. Wat moet vooral kunnen verschillen? Zulk evenwicht vergt aandacht voor expliciete samenhang.
in: Uitlijningsdnamiek voor […]
De principiële stap [leidt] naar infrastructuur voor informatieverkeer. Dat vergt nu eenmaal beperking van marktwerking; zie Strategische verschuiving door moment(um) van infrastructuur: de beurt aan informatietechnologie. Neem interoperabiliteit, vooruit, compatibiliteit en daarvoor benodigde standaardisatie. De keuze van een bepáálde standaard bevoordeelt de ene marktpartij en benadeelt dus een andere. [… O]p maatschappelijke schaal is en blijft standaardisatie politiek.
[P]as een ruim begrip van infrastructuur — ruim, dus inclusief (verkeers)regels enzovoort — [vormt] de voorwaarde […] voor vruchtbare standaardisatie op de noodzakelijk maatschappelijke schaal. [D]e noemer van civiele informatiekunde [staat voor] de bijbehorende academische/professionele discipline.
in: aantekening 21.3
Over standaardisatie gesproken, de (meta)theorie voor semantiek moet vroeg of laat ònherroepelijk een internationale, uniforme standaard zijn.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Op stelselschaal klopt van dat atomisme […] niets. Reële verhoudingen zijn zgn interdependent en bijgevolg betekent semantische standaard iets wezenlijk ànders. Daar telt een bepaalde betekenis niet als gestandaardiseerd. De standaard is nota bene van een àndere orde. Er moet een standaard voor eenduidigheid van samenhangende betekenisverschillen zijn.
We blijven hopeloos verstrikt in/door de strijd om dè standaard. […] Erken gewoon dat standaarden eigenlijk nooit … standaarden zijn, in de zin van uniform op de relevante schaal van informatieverkeer. […] Ga van reële maatschappelijke verhoudingen uit. Dus, erken de verschillende zgn standaarden, maar zorg voor een omvattende infrastructuur volgens federatieve opzet. Voorbeeld: fysiek verkeer. Metapatroon, het stukje ‘meta’ probeert dat te zeggen, biedt daarvoor een methode als het om informatieverkeer gaat. Die werkt, […] met excuus voor de abstractie, omdat geen ènkele eigenschap vóórondersteld is.
Op internationale schaal bestáát [technische] infrastructuur voor informatieverkeer daadwerkelijk vergaand en vormt hoe dan ook voor realistisch bereik de passende schaal. Dat kan een land zoals Nederland met misplaatste trots ontkennen, maar het is nu eenmaal zo dat het voor informatieverkeer vooral een kwestie is van nationaal geldig verklaren wat internationaal allang gebeurt. […] Met consequente oriëntatie op (informatie)verkeer is het [dus] de vraag waarom Nederland een bijzondere behandeling verdient.
Aan losse standaards heb je dus nog niet zoveel, wanneer feitelijke werking door hun configuratie bepaald is.
in: aantekening 31.9
Over geloof gesproken, er wordt vaak ongenuanceerd heil verwacht van standaardisatie in absolute zin. Met het verkeer als metafoor voor informatievoorziening bedoel ik nu nèt de noodzakelijke nuancering te helpen vestigen. Standaardisatie van verkeersmiddelen bevordert variëteit van verkeersbewegingen. […] Er hoeft, sterker nog, màg helemaal geen absolute tegenstrijdigheid van standaardisatie met differentiatie te bestaan.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
De beperking tot koppelvlakken bevordert coördinatie. Een koppelvlak is immers onomstreden voor wat betrokken organisaties minimaal gemeenschappelijk moeten regelen. Wie dat minimum niet aanvaardt, onttrekt zich feitelijk aan samenwerking.
in: Het verband tussen standaards en componenten
Uit onmiskenbare internationalisering van informatieverkeer volgt […], dat Nederland een eigen koers voor vaststelling van interoperabiliteitsstandaarden kan en daarom moet vergeten. Dat laat onverlet dat Nederland ontwerp- en ontwikkelbijdragen kan en moet leveren aan inherent internationale standaarden. In dat verband vermeld ik […] Metapatroon. Dat is een methode […] voor informatiemodellering op open stelselschaal. Op die schaal bestaat betekenissenvariëteit. Beheersing van die variëteit vormt een kwalitatief nieuwe opgave, die daarom een nieuwe methode vergt.
in: Infrastructuur op een briefje
Graag beveel ik u de metafoor van het verkeer aan. Ofwel, informatieverkeer. Die vergelijking verduidelijkt hopelijk prompt dat infrastructuur vergaand abstraheert van specifieke verkeersdeelnemers. Het doet er voor heuse infrastructuur op maatschappelijke schaal niet toe wie, wanneer en waarom deelneemt aan verkeer. De infrastructuur is algemener berekend op een spectrum aan gedragingen in kwantiteit en kwaliteit. […] De crux is dat open standaarden pas zinvol gelden voor bedoelde infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer, dus niet voor afzonderlijke deelnemers.
in: Open standaarden zijn infrastructureel
Onder de noemer van infrastructuur kan […] het open karakter van een standaard oid juist problematisch zijn.
Het lijkt paradoxaal, maar het is de truc om via vormstandaarden een zo klein mogelijk fractie van gedrag als het ware mee te standaardiseren, opdat het saldo van menselijk gedrag juist minder gestandaardiseerd behoeft te verlopen. Dat 'vormt' dan weer een voorwaarde voor maatschappelijke dynamiek.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Afstemming van verschillende standaarden zien ISO e.d. toch wat minder als hun opgave, zodat je één ding vrijwel zeker weet als je één van die standaarden toepast. Dat is dat het niet werkt vanwege tegenstrijdigheid met andere zgn standaarden.
Overigens, deze aanpak is zelfs tegenovergesteld aan wat met standaardisatie […] gangbaar is. Het is echter puur naïef, sektarisch zelfs, zo niet dictatoriaal, om betekenis van een bepaald teken absoluut te uniformeren. […] Semantische standaardisatie op stelselschaal is kwalitatief ànders, nota bene, dan standaardisatie voor diverse andere faciliterende aspecten. […] De crux van semantische standaardisatie is borging van relevante betekenisdifferentiatie. Naarmate dat beter lukt, volgen overeenkomsten in betekenis als het ware vanzèlf. Voor andere onderwerpen is die aanpak meestal paradoxaal, zoniet ronduit verkeerd, maar voor semantiek annex pragmatiek in de netwerkmaatschappij juist logisch.
Bestuurders en ICT-professionals onderkennen nauwelijks het belang
van betekenisverschillen en proberen koppeling mogelijk te maken door
ongenuanceerde standaardisatie. Precies daarin ligt de wèrkelijke
verklaring van onvermijdelijke hapering. Volwassen stelselmatigheid
omvat echter variëteit.
Met doorgeschoten betekenisstandaardisatie verliezen
informatiegereedschappen 'contact' met de werkelijkheid. Dat roept
terecht weerstand op.
in: Voor ‘onthapering’ is civiele informatiekunde onmisbaar
Het populaire etiket voor die samenhang luidt: semantiek. De helaas nog onverminderd populaire aanpak luidt: absolute standaardisatie van betekenissen. Dat is onzin. Op enige serieuze schaal van maatschappelijk verkeer variëren betekenissen nu eenmaal. Sterker nog, dat moéten ze ook doen voor maatschappelijke dynamiek enzovoort.
in: Veel onsjes méér
De relevante schaal betreft de gehele (informatie)maatschappij en daarvoor lukt dergelijke interoperabiliteit plus standaardisatie natuurlijk pas op basis van formele erkenning als infrastructuur […].
By supplying contexts with finely-tuned integrations of the time dimension and accountability, Metapattern holds a rich store of standardized facilities. As such, it greatly extends earlier approaches to modeling infrastructure for information processing.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
[S]emantische standaardisatie […] blijft […] nadrukkelijk beperkt tot standaarden vóór betekenisweergave, niet vàn primaire betekenis.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Het probate recept voor tèchnische interoperabiliteit is standaardisatie in de zin van strikte uniformering. Hetzelfde is goed, méér van hetzelfde is beter. […] Voor semàntische interoperabiliteit heeft standaardisatie een karakteristieke … betekenis. Dat ligt wat ingewikkelder, ànders.
in: Korte boodschap over semantische interoperabiliteit
De technische standaardisatie waarvoor het Internet feitelijk model
staat, is overdonderend succesvol. Bereik borgt echter geen betekenis.
Er is tevens iets ànders nodig. Dat is semantische interoperabiliteit.
Anders werkt het nog steeds niet, punt.
Nota bene, technische standaardisatie is en blijft onverminderd
belangrijk. Nogmaals, het is domweg niet genoeg.
Er bestaat noodzaak van semantiek die recht doet aan reële variëteit
van gedragingen in het maatschappelijk verkeer.
in: Korte boodschap over semantische interoperabiliteit
Of je ze stelregels noemt of niet, maar wat je zgn. voorschrijft kan in de meeste gevallen niets anders zijn dan het aanwijzen van de open deur naar internationale praktijk.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
[J]uist vanwege zo'n [paradigma]wissel [is] het weinig zinvol […] om gedetailleerd standaards te onderzoeken die zich onverminderd oriënteren op het oude paradigma, dwz. extrapolatie vanuit geïsoleerd informatiesysteem tot een informatiestelsel. Zo lukt dat nooit; het moet vanuit het noodzakelijkerwijs nieuwe fundament kwalitatief anders.
in: aantekening 15.6
[E]r heerst nog geen expliciete semantische orde, zachtjes uitgedrukt. Enerzijds wordt vaak informatie gestandaardiseerd, terwijl juist nuances toegevoegde waarde dragen. Anderzijds blijft informatie vaak nodeloos verschillend, dus gedupliceerd, dus onbetrouwbaar, dus van ontoereikende kwaliteit, dus kost het beheer meer, dus onveiliger …
[D]e term paradigma geef[t] aan hoe moeilijk, zo niet onmogelijk, het is om uit te leggen dat vanaf een beetje serieuze informatievariëteit de vermeende omweg om naamgeving héén per saldo enige manier biedt om … juist diezelfde naamgeving gestandaardiseerd te krijgen en houden voor een gewenst bereik (dat tenminste via expliciete contexten exact valt te specificeren).
[S]tandaardisatie [is] geen zgn lineaire grootheid, in de zin dat méér standaardisatie altijd beter is. Ook dat hangt er maar weer vanaf. Welke flexibiliteit moet infrastructuur bieden voor maatschappelijke dynamiek, terwijl een zekere starheid uiteraard de doelmatigheid van gangbaar verkeer bevordert? Waar ligt het evenwicht, hoe verloopt de afweging?
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
[Het] verdient […] de voorkeur om voor betekenissen over ordening te spreken in plaats van over standaardisatie.
in: aantekening 20.1
De opgave is […] overkoepelende operationalisering van het contextbegrip. Want pas met zulke algemene geldigheid is het ... standaardisatie. De paradox verdwijnt door bijvoorbeeld samenhangende beschouwingniveaus. De standaardisatie (zeg ook maar eenduidigheid op het ene niveau) tot een bepaalde variabele resp. functie leidt tot de mogelijkheid van beheersbare differentiatie van waarden/betekenissen (dus variëteit op het andere niveau). Door het onderscheid tussen enerzijds variabele, anderzijds waarden (van die variabele) is er geen sprake van tegenstrijdigheid, maar van een methode of systeem.
De situationele, desnoods subjectief situationele gedragsverbijzondering ‘plaatst’ (ook) standaardisatie in een ander licht. De aanname is immers dat gelijk gedrag in verschillende situaties niet bestaat. Standaardisatie is dus niet langer het voorschrift van overeenkomst in verschillende situaties. Daarentegen gaat het erom een situatie zodanig te bepalen, dat het gedrag in kwestie daarin uniek is. Dan komt het van pas dat situaties kunnen variëren van dè éénheid (horizon voor de methode) tot en met …, tja, dat moet dus van een subject (lees ook: afwijking) kunnen afhangen.
in: aantekening 21.2
[I]n terugblik blijkt situationele variëteit compleet te ontbreken in het paradigma voor kleinschalige informatievoorziening. Er telt daar impliciet één situatie, punt. Daarbinnen lijkt betekenis absoluut standaardiseerbaar. Daarop loopt grootschalige, stelselmatige informatievoorziening echter onherroepelijk stùk.
Semantische standaardisatie betreft traditioneel een ènkel
informatiesysteem. Dus, voor dat ene systeem is de betékenis van elk
relevant informatie-element vast gedefinieerd.
Maar die grens is alweer te nauw, zodra meerdere verwante
informatiesystemen gekoppeld raken. Dat vergt gestandaardiseerde
betekenissen pèr zgn domein (lees ook: sector; gangbare Engelstalige
aanduidingen zijn: universe of discourse, community of
interest/practice).
[Informatieverkeer] is echter zelfs domeinoverstijgend.
[Er geldt] dat betekenis volgens context varieert. Natuurlijk kan
betekenis ook in de loop der tijd wijzigen. Kortom, context en tijd
vormen wezenlijke factoren voor semantische standaardisatie [op
verkeersschaal].
Metapatroon is een methode die betekenissen stelselmatig onderscheidt
naar variabele context en tijd.
Uniformering botst met reële variëteit van betekenissen. Als recept is dat zelfs precies verkeerd. Optimaal is niet méér van hetzelfde, zoals voor techniek, maar een veranderlijk evenwicht: betekenisverschillen mèt zonodig samenhang.
in: Korte boodschap over semantische interoperabiliteit
Zodra de methode verànderlijke betekenissen toestaat, verschuift dáárvoor de nadruk naar contextbepaling. Wat een teken ‘in’ een bepaalde, op zijn beurt trouwens eveneens veranderlijke context ‘betekent,’ valt eenduidig te verklaren, dus te standaardiseren. [… U]itgaande van de algemene methode voor betekenisdifferentiatie [is het zo, dat] betekenisstandaardisatie dienovereenkomstig gedifferentieerd kan, zelfs moet verlopen.
in: aantekening 22.8
You’re still aiming at standard meaning as the ideal. That not just illusory. It’s even dangerous. [… E]xplicitly including a semantic perspective has become essential.
in: Do you run an ERP software company?
[S]telselmatig […] verdienen reële verschillen erkenning. Hoe duidelijker ze in het informatiestelsel tot uitdrukking komen en aldus voor geautoriseerde deelnemers beschikbaar zijn, des te minder blunders worden er gemaakt[.] De standaardisatie voor interoperabiliteit bestaat er in het betekenisvlak uit om dergelijke afwijkende details nadrukkelijk wel uitwisselbaar te hebben.
[I]n een consequent stelselmatige betekenisordening [is] èlk, zeg maar, informatieknooppunt authentiek […]. Dat houdt in dat er, nota bene betekenismatig, géén alternatief voor bestaat. En 'iets' zonder alternatief is natuurlijk 'vanzelf' de standaard ervoor. Dat moet een òpen standaard zijn zodra het informatieknooppunt in kwestie onderdeel uitmaakt van de infrastructuur voor informatieverkeer. Kortom, stelselmatige semantiek is de sleutel.
[D]e overheid [probeert] met comply-or-explain voor standaarden en zgn open source “een soort bedrijfsinterne verplichting" […] op te leggen met effect op interoperabiliteit dat evident bedrijfsèxtern invloed heeft[.]
[S]emantische interoperabiliteit […] is ànders dan (vooral) technische interoperabiliteit. Wat techniek betreft, gaat het om eenduidige maatregelen. Je kunt zelfs beweren, omgekeerd dus, dat techniek voor interoperabiliteit door zulke eenduidigheid praktisch gedefinieerd is. Semantiek heeft daarentegen een dubbelzinnig karakter. Wat enerzijds als uniformiteit geldt, moet anderzijds werkzaam zijn als middel om reële betekenisverschillen tot uitdrukking te brengen. Daarvoor vormt een methode (uniform, standaard) voor contextuele verbijzondering (verschil, meervoud) de oplossing. […] Dat valt niet gemakkelijk te begrijpen, maar zo is het nu eenmaal wèl. Dat is nog zo’n communicatief dilemma op de ‘weg’ naar een stelsel voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal.
Er zijn allerlei oorzaken voor, dat informatiemodellen verschillen, zelfs als ze afkomstig zijn van dezelfde ontwerper. De aanduiding subjectief situationisme voor het wereldbeeld achter Metapatroon zegt het eigenlijk al. Als het subject niet verschilt, is het de situatie wel. Uiteindelijk gaat convergerende invloed uit van de stelselschaal. Zeker zodra het stelselmatig informatiemodel dient voor infrastructurele voorzieningen, bestaat dáárvoor uiteraard navenant minder ruimte voor differentiatie. Die (verdere) variëteit moet tot uitdrukking komen in eigen, nota bene betekenisvol aansluitende voorzieningen van deelnemers aan informatieverkeer.
Èlke reëel afwijkende betekenis is een ... standaard ... voor de context die de afwijking constitueert. Via stelselmatige semantiek zijn contextueel verbijzonderde betekenissen daarom evenzovele “overeengekomen [semantische] standaarden” voor actoren in interactie.
Nu vind ik, dat het referentiekader, tja, hoe kan ik dat netjes uitdrukken, onvoldoende maatschappelijk is. We moeten voor infrastructuur natuurlijk niet primair kijken naar behoeften van overheidsinstellingen. Dat doen we evenmin voor fysieke wegen, bruggen, tunnels enzovoort, enzovoort. Onder de nauwe noemer van elektronische overheid stagneert ontwikkeling dus onvermijdelijk. Om te beginnen moeten we het perspectief òmdraaien. Voorrang heeft een visie op onze samenleving, met daarná pas opmerkingen wat er eventueel uit volgt voor zgn interoperabiliteit en standaardisatie. Dat klinkt logisch, maar beleidsmatig zijn we er helaas nog lang niet. Hoe geven we een zetje in de maatschappelijke richting?
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Ik merk nog wel even op, dat ‘standaardisatievraagstukken’ juist niet centraal behoren te staan. Het gaat primair om maatschappijvisie. (Pas) daarvan àfgeleid volgen maatregelen e.d. voor o.a. standaarden. Het is dus de bedoeling om naar kaders te zoeken waarbinnen keuzes enz. begrijpelijk, logisch zijn.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Ik heb de indruk dat in de, zeg maar even, nen-optiek van standaardisatie weleens een blinde vlek zou kunnen bestaan waar juist de standaarden horen die relevant zijn voor interoperabiliteit op maatschappelijke, internationale schaal. Daar tellen standaarden en/of normen niet náást infrastructuur, maar vormen onlosmakelijke onderdelen ervan uit. Zulke normen zijn (daarom) niet per commissie vastgesteld, maar als verplichting opgelegd door overheid resp. supranationaal verband.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Voor interoperabiliteit rijst in elk geval gauw de vraag, wat er met drie of wie weet zelfs méér oplossingsrichtingen voor semantiek op stelselschaal moet gebeuren. Ik kan slechts aandringen er stelselmatig naar te blijven kijken.
We proberen het eens met maatschappijvisie om eventuele maatregelen voor interoperabiliteit met netzo eventuele standaardisatie als het ware logisch te laten vòlgen.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Wie open standaarden met alle geweld aan de Grondwet wil ophangen, beveel ik aan dat dan maar meteen aan artikel 1 te doen. Daarvan bepaalt de eerste zin immers: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.’ In de tweede zin volgen enkele voorbeelden van wat pertinent als òngelijke behandeling geldt: ‘Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht […] is niet toegestaan.’ In een poging tot volledigheid staat er ‘of op welke grond dan ook’ bij, zodat die tweede zin kortweg ‘Discriminatie is niet toegestaan.’ had kunnen luiden. En dàt blijkt dan slechts een herformulering van de eerste zin, waardoor ’ie feitelijk overbodig is. Maar goed, de retoriek wil ook wat. En voor focus op de informatiemaatschappij komt zo’n opsomming aardig van pas. Wanneer ‘[d]iscriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht […] niet [is] toegestaan[,]’ kunnen we er simpelweg aan toevoegen dat discriminatie wegens open informatiestandaard evenmin deugt, klaar. Let wel, daar staat dus, dat wie een open standaard gebruikt voor informatieverkeer (ook) om die reden niet mag worden gediscrimineerd.
Wat een verkeersstandaard èxtra vergt, valt onmogelijk te reduceren tot één of meer strikt lokale standaarden. Kortom, zolang die eis tòch aan verkeersstandaarden gesteld blijft, krijgen we (informatie)verkeer nooit adequaat geregeld.
Naar mijn idee is ook voor informatieverkeer op maatschappelijke, nota bene internationale schaal infrastructuur in de algemeen-belangbetekenis noodzakelijk. Dat acht ik vergaand vergelijkbaar met infrastructuur die we sinds jaar en dag kennen, aanpassen enzovoort voor fysieke mobiliteit, dwz verplaatsingen van personen en materiële goederen. Goed, infrastructuur, dus. Maar verandert onder de noemer van algemeen belang niet kwalitatief de status van een norm/standaard èn hoe ‘we’ die vaststellen, er zonodig weer vanàf komen, enzovoort? En welke rol speelt o.a. een instelling als NEN in/voor dergelijke verhoudingen?
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Naar mijn overtuiging zou [d]e benadering [van standaardisatie] er ongelofelijk van opknappen, indien [w]e het oriëntatiepunt buiten standaardisatie kie[zen …:] maatschappijvisie. […] Vermijd dáárvoor radicaal de term standaard!! […] Hoe beter [w]e erin sla[gen] om het leven van mensen met vlees en bloed en gevoel in de informatiemaatschappij met reliëf te schetsen, des te rijkere aanknopingspunten ontstaan daardoor voor originele bijdragen aan theorie & praktijk van standaardisatie. Maar zo’n visie, zeg ook maar doel, vormt natuurlijk allereerst aanleiding voor verdere speculatie over benodigde middelen (lees ook: voorzieningen). Wat beschouw je daarvan als (maatschappelijke) infrastructuur respectievelijk als middelen pèr deelnemer aan informatieverkeer en hoe verhouden ze zich (dus) tot elkaar? […] Een dergelijk ontwerp, àfgeleid van […] visie op de informatiemaatschappij, acht ik netzogoed onmisbaar. Anders blijven zgn standaarden volstrekt onbegrijpelijk. Waarom moeten we rechts houden in het wegverkeer? Precies, omdat we over … wegen rijden en op die manier (lees ook: volgens die standaard) doorstroming, veiligheid e.d. bevorderen. Of neem een stuklijst. Wat zèggen de onderdelen die erop vermeld staat, als je niet weet tot welk product ze ‘dienen’? Ingrediënten voor een gerecht? Inderdaad, hoe valt ooit het nut te snappen van wat er op de lijst(en) van College Standaardisatie staat zònder kijk op de (verkeers)voorzieningen die ermee gerealiseerd kunnen of zelfs moeten worden? Je zult zien, over originele bijdragen gesproken, dat je (pas) vervòlgens een productieve classificatie van standaardtypen kunt opstellen. […] Mijn eigen idee is overigens […], dat we gaan uitkomen op een deelverzameling verkeers- annex infrastructuurstandaarden. Die zijn, met andere woorden, nodig voor — werking van — het informatieverkeersstelsel. En wat ik eigenlijk allang vermoed, is dat daarvoor ‘als regel’ precies het òmgekeerde geldt van hoe standaarden traditioneel behandeld zijn. Bijvoorbeeld, is zo’n standaard open? Nee, zelfs (uit)gesloten, … maar wel weer democratisch. Dat klinkt aanvankelijk raar, maar infrastructuurstandaarden zijn per definitie politiek. […] Mijn indruk is dat ‘we’ met o.a. de zgn gebouwde omgeving en fysieke mobiliteit reeds ontwikkelingen doorgemaakt hebben, die we voor informatieverkeer redelijkerwijs kunnen verwachten. Natuurlijk blijft het met elke vergelijking oppassen …, maar publieksvoorlichting vergt nu eenmaal het bekende als metafoor. Klopt, dat geeft meteen de beperking aan voor voorlichting over iets dat wezenlijk nieuw is.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Als iemand ‘iets’ een standaard noemt, nemen we dat blijkbaar klakkeloos serieus. Zeker voor wat ik alvast maar infrastructuurstandaarden noem, is dat natuurlijk onzin. Zoiets als een standaardenoorlog is zelfs strijdig met infrastructuur. Pas de uitkomst/winnaar van zo’n ‘strijd’ tussen formats e.d. geldt eventueel als infrastructuurstandaard, met alle uniformiteit van dien.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Voor deelname aan infrastructuur, bijvoorbeeld over links- dan wel rechts-rijden in het fysieke verkeer gesproken, zijn allerlei regels annex standaarden nadrukkelijk wèl verplicht. Niks ‘vrijwilligheid.’ Zeg ook maar dat infrastructuur in dat opzicht een dienovereenkomstige categorie standaarden vestigt.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Wellicht zijn ‘we’ kwantitatief prima vertegenwoordigd in allerlei standaardisatiefora. Maar wat zegt dat, zolang we volgens een paradigma meedoen dat niet past bij de inmiddels verruimde schaal? In dit verband noem ik wat onder ontwerpers bekend staat als het schaaleffect. Dat is de vaak valse veronderstelling dat wat op de ene schaal functioneert, tevens voldoet op kleinere en/of grotere schaal. Neem huiselijk verkeer. Kunnen we het verkeer in een stad op dezelfde manier regelen?
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Voor een samenleving die we voorzien van de aanduiding ‘netwerk’ is het toch logisch dat voor zgn normen de louter stuk-voor-stuk-benadering, zachtjes uitgedrukt, suboptimaal is?! Er moet iets bij. Daarvoor bestaat nu nèt het zgn algemeen belang als (noodzakelijk aanvullend) perspectief. En dat is precies waarom we met z‘n allen een overheid hebben, want financieren e.d. Rara, hoe gaan ‘we’ voor zulke maatschappelijke samenhangnormen […] aan de slag?
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
‘[O]pen’ [klinkt] weliswaar reuze laagdrempelig enzovoort, maar twijfel is gewettigd of een aldus geëtiketteerde ‘standaard’ strookt met het zgn algemeen belang dat per definitie met infrastructuur voor informatieverkeer gediend moet zijn.
in: Wat is een semantische standaard en hoe kan College Standaardisatie die vraag (anders) beantwoorden?
Is het gedragskader gestandaardiseerd om alle gedragingen te standaardiseren? Dat is de lineaire, naïeve benadering. Mis! Of standaardiseren we het kader, neem een verkeersregel zoals rechts houden, opdat ruimte bestaat voor … variëteit van àndere, relevanter geachte gedragingen?
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Pas dankzij zulke verbreding resp. stelselmatige oriëntatie ontstaat overzicht over wat we eventueel o.a. met standaarden — opnieuw, wat dat ook zijn — menen te bereiken. Als je het mij vraagt, zijn zgn open standaarden voor het publieke gedeelte van de verkeersvoorzieningen (lees ook: infrastructuur) zelfs ronduit onzin. Als verkeersdeelnemers willen we juist niet dat infrastructuur ‘open’ is in de zin dat feitelijk commerciële belangen kunnen overheersen.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Eigenlijk is infrastructurele standaard een pleonasme. Iets maakt onderdeel van infrastructuur uit en dus is het … standaard.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Onder de noemer van variëteit wordt m.i. ook (pas) duidelijk dat er verschillende categorieën standaarden zijn. Je hebt ze van ‘standaardisatie is goed, méér standaardisatie is beter.’ Maar dat geldt niet klakkeloos voor betekenissen. Sterker nog, op stelselschaal vergt semantiek de spanning van betekenisverschillen in samenhang. Klopt, dat is de crux van […] Metapatroon.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
De kans is dus reëel, dat een zgn open standaard het algemeen belang niet optimaal faciliteert tot en met er zelfs strijdig mee is. Er is in elk geval oplettendheid geboden.
in: Wat is een semantische standaard en hoe kan College Standaardisatie die vraag (anders) beantwoorden?
De oplossing voor […] wildgroei inclusief nodeloze (hoge) kosten is, nota bene, niet absolute standaardisatie. Het takenpakket van (zowat) èlke organisatie is immers inherent gevarieerd, afgestemd op een samenleving die door (toenemende) pluriformiteit wordt gekenmerkt (individualisering, internationalisering). Daaruit volgt nu eenmaal variëteit van wat informatie betekent. Maar ... tegelijk moeten allerlei verschillende betekenissen naar behoefte samenhangen.
in: Even voorstellen, een stelselmatig experiment met informatieverkeer
En omdat zo’n voorziening inderdaad geldt voor èlk knooppunt, ligt daarvan/-voor zoiets als een aspectmodel voor de hand, om vervolgens alom toepasselijk modulair voor alle overige modellen te veronderstellen.
Met opvoeding en –leiding krijgen we vooral zulke verhoudingen voorgeschreven. Wie zich eraan houdt, verzint nooit iets nieuws.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
Een nota bene principiële misvatting, theorie dus, is onder meer dat standaardisatie doorgaans wordt verward met absolute uniformering. U kunt daarentegen niet vroeg genoeg beschikken over een theorie die helpt om reële verschillen te erkennen èn daartussen samenhang te vestigen.
in: aantekening 50.9
[D]aarmee [is] reële differentiatie van betekenissen aan de orde is (ofwel, een variëteit die slechts met dienovereenkomstige contextuele verbijzonderingen eenduidig beheersbaar is). Zonder besef van de stelselmatige radicaliteit van contextuele verbijzondering blijft […] focus op standaardisatie ipv differentiatie, dwz in stelselmatig opzicht precies verkeerd òm[.]
Infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer gaan ernstig mank zolang semantiek ipv pragmatiek schaalbaar gedacht is[.…:] Eigenlijk is het nòg erger. Zonder besef dat de eerste opgave van overheidsinstellingen de infrastructurele — in de ruimste betekenis van het woord, dus inclusief immateriële voorzieningen — is, bepaalt zoiets als een gemiddelde niet dè betekenis, maar proberen politiek-bestuurlijke opdrachtgevers hùn specifieke betekenis voor het maatschappelijk verkeer op te leggen. Of laten zij dat uit onbenul over, nalatig dus, aan zakelijke opdrachtnemers zonder nodige en voldoende (ontwerp)ethiek. Zolang dat ten koste gaat van — ruimte voor — andere, netzo reële betekenissen van verkeersdeelnemers, mislukken voorzieningen door voorspelbaar gebrek aan infrastructurele kwaliteit.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
[I]nfrastructuur […] is dus géén verzameling van allerlei aparte systemen, maar door functionaliteit met stelselbereik — bijvoorbeeld identificatie, autorisatie — optimaal bruikbaar voor burgers als de primaire gebruikers. Vergelijk het met verkeerslichten; het is niet (meer) zo, dat elke gemeente daarvoor eigen kleuren voorschrijft en wat ze betekenen voor verkeersgedrag, laat staan dat het per kruispunt kan verschillen. Dergelijke standaardisatie in sommige opzichten bevordert juist de variëteit van mobiliteit die het grootste belang hebben voor verkeersdeelnemers: vlotte, veilige bereikbaarheid.
De vraag is dan niet (meer) òf het om standaarden gaat, maar hoe ze samenhangend een infrastructuur bieden. Dat moeten betrouwbare, beheer(s)bare, onderhoudbare enz. voorzieningen zijn. Dus tevens veranderbare … nota bene met behoud van — verbeterde — samenhang vanwege infrastructuur. En infrastructuur is dus ook maar een middel, te weten voor optimale facilitering van maatschappelijk verkeer.
Tot dusver geldt als impliciete aanname voor dergelijke projecten, dat optimale betekenis ènkelvoudig, absoluut geldig moet zijn: dè zgn waarheid. Voor een samenleving annex beschaving is dat onzin. Pogingen tot standaardisatie conform de voorkeur van de opdrachtgever pakken dus averechts uit. Voor wie eenmaal pluriformiteit erkent, zijn mislukkingen doodsimpel voorspelbaar. Zoveelste herhaling volgens dezelfde uniforme, contraproductieve grondslag kan problemen resp. nadelen slechts verergeren (en dat is precies wat er vooralsnog blijft gebeuren). Met digitale techniek heeft dat allemaal nog niets te maken. Een conceptueel tekort kan met techniek echter nooit gecompenseerd c.q. opgelost worden. Nooit. Verantwoordelijk voor eenzijdig opgelegde betekenissen zijn de opdrachtgevende partijen. Mede-verantwoordelijk zijn de opdrachtnemende ict-dienstverleners. Zij weten echter — nog — niet beter. Aan hun voorlichting bestaat daarom dringend behoefte[.]
Now, what should we actually be aiming at with a standard? Do you want to receive information from another source in order to — be able to — include it most efficiently in your ‘own’ source, subsequently serving users without having to rely, at the moment of their request, on the other source? That was a most sensible approach when reliability of means of communications didn’t meet the temporal requirements for user service. However, I would say that has changed dramatically … One source no longer needs to maintain copies of information acquired from other sources. For reliable service to users, references must be available for distributed information to be collected as required. But, then, why not accept how a particular source keeps particular information? Conversion to some standard structure for, say, content may in fact compromise authenticity. Standard(s) for content structure may of course be always useful when setting up a new source. Or when differences are irrelevant, please avoid them, if only for your own benefit. For a federation of sources, however, structural differences for keeping content can never be eliminated (if only for ‘political’ reasons). In recognition of relevant structural differences, what should be standardised in principle are — only — references. […] We should abolish the practice of redundancy by re-sourcing (with its risk of loss of authenticity, its multiplication of so-called administrative burden, et cetera).
in: note 53.6
Standard is another concept that is widely ill-understood. Its end is not similarity. Instead, we favour a standard when it offers similarity as a means to the end of facilitating (including: promoting) real variety.
in: note 53.8
The argument goes that [Metapattern] is not (a) standard. No, of course it is not. How can anything develop if it is required to be a standard from the outset? So, it is just an off-setting remark.
in: note 53.14
Dat is natuurlijk precies de verklaring waarom zgn ict-projecten blijven mislukken. Met de poging tot standaardisatie van betekenis raken àlle andere betekenissen uitgesloten. Wat de samenhangende ruimte voor samenleving moet zijn, raakt gefragmenteerd en bijgevolg verdwijnt … samenleving op ruimere schaal.
in: Hoelang blijven opdrachtgevende bestuurders blind voor reële betekenissenvariëteit?
[V]erkeersvoorzieningen […] zijn immers optimaal, indien ze abstraheren van … inhoud. Ofwel, inhoudelijke normen werken dáárvoor juist averechts. Wie via verkeersinfrastructuur inhoudelijk gezag wil vestigen, stuit alom op tegenwerking, en terecht.
in: Maak het ook weer niet te moeilijk
Een deelnemer aan informatieverkeer gebruikt infrastructuur ervoor principieel met ‘zijn’ informatie, ook nog eens toegespitst op de situatie waarin hij ermee handelt (lees uiteraard ook ‘haar’ en zij). Die door-en-door willekeurige inhoud van een, met excuus voor het lange woord, informatieverkeersbeweging is daarom niet objectief, maar subjectief-situationeel. Zo niet voor de inhoud, maar wèl voor de vorm, te weten ten dienste van willekeurige inhoud, geldt dan nodige en voldoende contextuele verbijzondering als … norm[.…] Nogmaals, andere normen dan voor de … vorm zijn contraproductief voor infrastructuur voor (informatie)verkeer.
in: Maak het ook weer niet te moeilijk
[I]nfrastructuur [moet] vormelijk berekend zijn op contextuele verbijzondering — voor ordening van veranderlijke variëteit, methodisch volgens Metapatroon — opdat deelnemers willekeurige inhoud (lees hier ook: betekenis) stelselmatig eenduidig kunnen uitwisselen.
in: Maak het ook weer niet te moeilijk
Daarbij is de opgave echter vooral ertoe beperkt om actoren te laten beseffen dat ze qua infrastructuur nodeloos een punt van — hun — inhoud maken. Dat blijft moeilijk om redelijk te begrijpen. Het gáát toch om inhoud?! Ja, voor èlk van de talloze verkeersdeelnemers. Maar omdat er zoveel deelnemers zijn, met allemaal eigen inhoud, steeds weer anders, zou voorrang voor specifieke inhoud partijdig zijn en dus juist géén infrastructuur in de maatschappelijke betekenis van het woord … inhouden.
in: Maak het ook weer niet te moeilijk
Kortom, voor informatieverkeer is de infrastructuur dus niet vàn Nederland, laat staan exclusief. Nota bene, hieruit volgt o.a. dat Nederland niet in isolement standaarden (waaronder zgn technische) kan bepalen voor infrastructurele componenten. Sterker nog, Nederland is op de reële schaal van — wereldwijde — infrastructuur voor informatieverkeer zó onbeduidend klein, dat ‘we’ ons het in dat opzicht gemakkelijk kunnen maken door ontwikkelingen elders te volgen. Uiteraard kunnen èn moeten we daarop met steekhoudende suggesties invloed proberen uit te oefenen. Van kritiek belang is eenduidige ordening van reële betekenissenvariëteit; daarmee staat of valt m.i. infrastructuur voor informatieverkeer.
in: Infrastructuurcommissaris informatieverkeer
De enige manier om “standaardiserend effect” te bereiken is om daarvoor het reële … bereik te kiezen. […] Nota bene, zodra je infrastructuur erkent op de enige schaal waarop zij opbouwend aan de orde is, te weten de maatschappelijke, ben je ook àf van flauwekul over “hergebruik.” Van heuse infrastructuur is er — op die reële schaal ervoor — immers maar één. Aldus is hergebruik nota bene inherent aan heuse infrastructuur, klaar.
Tja, wat is standaardisatie wat zgn datamodellen betreft? Uitgaande van atomaire informatiedragers, is standaardisatie nodig èn voldoende geborgd door onderling afwijkende dragers? Dat geldt slechts, indien elke drager precies één betekenis … draagt. Alleen ‘op’ die voorwaarde laat uniciteit zich van atomaire dragers tot netzo atomaire betekenissen doorzetten, vice versa. Zodra die simpele verhouding tussen taal en betekenis òngeldig is, schiet standaardisatie van informatiedragers echter tekort. Helaas is het ondoenlijk om iemand ervoor te waarschuwen, wanneer z/hij zich niet eens bewust is van verschil enz. tussen drager (lees ook: teken) en betekenis. Daar moeten we dus nog steeds iets op verzinnen … .
[M]et zgn adoptie van standaarden [verkeren ‘we’] kennelijk in een schemergebied. Vrijwel iedereen kan immers luidkeels beweren dat hij de pas-toe-of-leg-uit standaarden gebruikt, althans, uiteraard voor zover ze voor hèm van toepassing zijn. Die toevoeging van voorwaardelijkheid spreekt hij echter liever niet uit. Tja, wanneer ze allemaal niet van toepassing zijn, is adoptie strikt logisch geredeneerd … compleet. Zulk theoretisch gelijk is natuurlijk pràktische onzin. Er is een aflevering van de fameuze televisieserie Yes, Minister waarin de minister ervoor pleit om een gloednieuw, volledig uitgerust ziekenhuis inclusief personeel eindelijk in gebruik te nemen, voor èchte patiënten dus. De secretaris-generaal krijgt zowat een fit van dat voorstel. Zijn argument om het vooral òngebruikt te laten luidt dat de perfecte doelmatigheidsscore geen gevaar mag lopen. Wat haalt de minister in z’n hoofd?! Nota bene, het ministerie in kwestie is dat van “administrative affairs.” En, houd je vast, is het met de FS-lijst zelfs niet èrger? Dat komt door het grote aandeel van overwegend technische standaarden (ipv functionele); techniek is doorgaans verouderd voordat een dienovereenkomstige standaard op de lijst staat. Kortom, is tien jaren FS wellicht een gunstig moment om met die lijst op te houden? Het heeft tot dusver toch een hoop tijd en geld gekost.
Als eerste voorzet voor een m.i. aansprekender opzet zou je je een stelsel volgens drie assen kunnen voorstellen. Van wiskunde ken je de x-, y- en z-as. Bijvoorbeeld langs de x-as positioneer je spreiding van technisch naar functioneel, langs de y-as de mate van samenhang (van los, apart onderdeel via module naar deelsysteem en zo door naar heuse stelselmatigheid) en langs de z-as geef je aan of de doelgroep ervan bestaat uit interne (ontwikkel)medewerkers via ingehuurde externe (ontwikkel)medewerkers tot en met externe programmatuurleveranciers. Je kunt dimensies naar behoefte en inzicht ook anders vullen en/of toevoegen, maar voor een beleidsidee heb je aan deze drie volgens mij even genoeg. Je kunt zien dat het zwaartepunt met de lijst tot dusver lag op technische standaarden voor onderdelen van programmatuur om in eigen beheer, dus met interne medewerkers, te ontwikkelen. Het gaat met die medewerkers al mis, want overheidsopdrachtgevers huren voor ontwikkeling sinds jaar en dag vooral externe medewerkers in. Die hebben er geen boodschap aan en de opdrachtgever heeft geen benul (en is dus niet in staat om te sturen). Het gaat voorts mis, omdat de maat voor ontwikkeling enz. allang niet meer het aparte onderdeeltje is, maar een deelsysteem (lees ook: voorziening). Liefst zou ik het meteen over stelselmatigheid hebben, maar daartegen bestaat kennelijk nog altijd onoverkomelijke weerstand. Enfin. zo’n voorziening — als thans uitgebreidste eenheid van ontwikkeling enz. — omvat reeds talloze onderdelen, bestrijkt talloze aspecten enz. Daarvoor valt zinnig slechts systeemfunctionaliteit te specificeren. Hoe de leverancier in kwestie dat technisch oplost, is van ondergeschikt belang en verdient het beslist niet om onderwerp van standaardisatie te zijn. Nou ja, ik schrijf het hier maar vlot op. Wat hopelijk beklijft, is dat je dankzij zo’n assenstelsel zoiets als een strategisch pad van/voor FS kunt aangeven. Zo van, destijds zaten ‘we’ met standaarden begrijpelijkerwijs nog in d ie ene hoek en inmiddels zijn ‘we’ dùs onderweg naar … En wat functioneel betekent, valt niet los te zien van bewegingen langs andere dimensies. Met de huidige opzet doe je slechts méér van hetzelfde … dat steeds minder relevant is (en dan druk ik me vriendelijk uit :-).
Zeg ook maar dat voor methodische standaardisatie — àlles is situationeel objectgedrag — méér van hetzèlfde atomisme niet werkt[.].
[I]kzelf kom opzettelijk niet verder dan enig gezond verstand. […] Wie door een woordenboek bladert, moet [immers] al nattigheid voelen of zelfs alarm slaan. Eén en hetzèlfde woord kan allerlei betekenissen tellen, die ook nog eens kunnen veranderen. Hoe haal je ze consequent uit elkaar? Standaardisatie, soms? Nee, alsjeblieft, juist niet! Daardoor gaan die andere noem-maar-op-hoeveel relevante betekenissen immers niet wèg. Wie gezond verstand inruilt voor specialisatie, zendingsdrift e.d. met absolute waarheidspretentie van dien, kan alle goede bedoelingen ten spijt zijn gaan denken van wèl. Wie nuchter in een woordenboek èn om zich heen blijft kijken weet echter beter. Van weersomstuit raken onderdrukte betekenissen met ondergrondse voorzieningen beheerd, wat uiteraard van kwaad tot erger leidt (terwijl burgers hoofdschuddend — en betalend — toekijken hoe o.a. zgn basisregistraties op dezelfde manier voor de zoveelste keer problemen geven). Daarentegen moet er stelselmatig gewoon steeds wat informatie bij, ofwel context. Let op, dat kan weer wèl overal op dezelfde manier (zolang het om tekstueel gestructureerde informatie gaat). Zeg maar, de methode moet gestandaardiseerd zijn ter borging van reële betekenisverschillen. Ja, dat is inderdaad even wennen. Dat vergt besèf van wat we vooral dankzij gezond verstand ‘natuurlijk’ doen, van jongs af aan. In onze intermenselijke communicatie voorzien wij dag-in-dag-uit àlles, herhaal, àlles dat wij zeggen, gebaren, schrijven, enzovoort van context. Denk aan de witte jas van de arts, het uniform van de politieagent. Of aan elke letter, elk woord van dit bericht. Zonder de àndere letter(teken)s, woorden e.d. blijft het ene onbegrijpelijk. Voor deugdelijke infrastructurele voorzieningen voor maatschappelijk informatieverkeer moeten we met voorrang een passend taalbegrip hanteren. Dat begrip heeft prompt iederéén die stilstaat bij hoe z/hijzelf communiceert. Nu de computerspecialisten nog … De begripsdrempel bestaat er uit, nogmaals, d at wij zó goed zijn in contextualisering, en het gaat zó snel, noem het maar intelligent, dat wij het ‘gaandeweg’ niet eens beseffen. Dat kan gerust zo blijven voor deelnemers aan informatieverkeer, maar voor bijdragen aan succesvolle infrastructuur is zulk besef onmisbaar.
Indien infrastructuur geldt voor (informatie)verkeer in het publiek domein is het gauw de vraag, of subjectieve verschillen daarvoor relevant zijn. Inderdaad zijn voorzieningen onder die noemer in beginsel voor iederéén toegankelijk, enzovoort. Dat pleit ervoor om in elk geval met situationele verbijzonderingen te rekenen. Daarvoor is een stelselmatig ontwerp annex modellering onontbeerlijk, inclusief passende methode ervoor zoals Metapatroon. Het lukt nooit door informatiesystemen apart op te zetten volgens naïef atomisme, zeg ook maar sektarisch van aard, om ze achteraf te proberen te koppelen. Maar ook en vooral voor het publiek domein moet situationele uitgebreid kunnen worden met subjectieve verbijzondering. Daar kennen subjecten immers onderlinge verhoudingen. Daaraan nemen zij deel in hun verschillende hoedanigheden, met hun verschillende bijdragen. Een duidelijk voorbeeld is publieke rechtspraak. De rechter is onafhankelijk van partij èn wederpartij. De partijen komen elk met hùn verhaal. Niet alleen staan er voortdurend andere partijen voor de rechter, maar ook de wetten veranderen op grond waarvan hij uitspraak doet.
De oriëntatie is […] onverminderd overheidscentrisch. Daardoor is feitelijk géén sprake van infrastructuur, en werkt verplichting tot gebruik van wat aldus ten onrechte standaarden voor interoperabiliteit heten averechts. [… Voor] oplossing ipv probleem […], kom[en we] niet onder een paradigmawissel uit: infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer, dwz op complete maatschappelijke schaal.
In beginsel werkt infrastructuur gedragsmatig vergaand uniformerend.
De bedoeling per individu met infrastructuur is per saldo echter
precies omgekeerd. Wat èlk individu door bijdragen aan de opzet tot en
met gebruik van infrastructuur aan handelingsvrijheid verliest, zou hij
in andere opzichten méér dan moeten kunnen terugwinnen doordat
uitkomsten van zijn verkeersdeelnemende gedragingen juist vaker en/of
beter beantwoorden aan eigen motieven.
Uniformiteit dient variëteit, dat klinkt paradoxaal. De paradox lost op
door te beseffen dat het enerzijds met infrastructuur om
gemeenschappelijke middelen voor verkeer gaat, en voor elk individu ook
nogeens steeds om slechts een gedeelte van de benodigde middelen voor
een verkeersbeweging. Anderzijds geldt het doel van die
verkeersmiddelen steeds strikt individueel, met subjectief-situationele
gedragingenvariëteit van dien.
Een stellig afgezaagd voorbeeld is rechtshouden in wegverkeer. Zonder
andere verkeersdeelnemers kost dat wat extra tijd, omdat je bochten
niet kunt afsnijden, en zo. Maar anders ben je toch echt sneller, om
over veiligheid nog te zwijgen, op je plaats van bestemming.
Bijvoorbeeld, in hoeverre vatten we taal op als infrastructuur, en bijgevolg in hoeverre niet? Neem de zgn nederlandse taal. Als verkeersmiddel vinden we taal(gebruik) kennelijk gebaat bij gestandaardiseerde spelling. Inderdaad, voor-spel-baar … Hetzelfde geldt voor grammatica, zij het alweer in wat mindere mate. Daardoor kan het ene individu vlotter betekenis hechten aan wat een ander individu zegt resp. schrijft. Is dat werkelijk zo? Is er niet het risico van belemmering van variëteit(spotentieel)? Hoe leert iemand iets nieuws tot uitdrukking te brengen? Enfin, om individuen op optimalere verkeersdeelname voor te bereiden, maar dan vooral voor wat we als regulier verkeer beschouwen, doen we aan verplicht taalonderwijs. Dat gaat natuurlijk met verkeer en infrastructuur dáárvoor gepaard gaat; als je nagaat hoeveel we daaraan besteden, zoveel leerlingen, zoveel jaren, merk je hopelijk prompt wat infrastructuurkundige analyse kan verduidelijken. […] Wat mij betreft helpt het in elk geval om nut & noodzaak van infrastructuur voor informatieverkeer alweer beter te begrijpen (en waarom huidig politiek & bestuur eerder averechtse maatregelen treffen).
Ik ben niet tegen standaards, integendeel, maar zonder stelselmatig ontwerp kan wat ervoor door moet gaan nergens op slaan, punt.
Op stelselschaal is iederéén belanghebbende bij — zowat — èlke standaard. Maar bijdragen van iederéén zijn allesbehalve welkom. Doorgaans moet je daarvoor lid oid zijn van een beheerorgaan. Wie kan zich benodigde tijd en geld veroorloven, om nog maar te zwijgen van zgn standaard als concurrentiemiddel? Als het gaat om informatieverkeer zijn allerlei zgn standaarden zakelijk ingestoken, met feitelijke geslotenheid en verhullende retoriek van dien. Op maatschappelijke schaal, dus voor heuse infrastructurele voorzieningen, moet open(heid) in àndere betekenis gelden. (Oeps, daar heb je reële betekenissenvariëteit weer.) Wat mij betreft is überhaupt aanduiding als open verwarrend. Wat is er open aan de openbare-weg standaarden zoals rechts-houden en stoppen-voor-rood-licht? Dat de wèg openbaar is, vergt gedragsbeperkingen.
[D]e "richting" voor hergebruik e.d. die het m.i. op moet, vergt oriëntatie volgens informatieverkeer. Ontwerp daarom juist allereerst (!) een zgn stelselmatig model van reële betekenissenvariëteit inclusief samenhang.
Onder de noemer van architectuur — hoed je ajb voor wie zich (it-)architect noemt — blijven ze toch maar vooral, zeg ook angstvallig, de organisatorische grenzen […] overeind houden. Voor deugdelijke voorzieningen voor informatieverkeer is dat dus precies verkeerd. Als je dáárvoor standaarden aanbeveelt, bestendig je apartheid. Allereerst moet er een opzet worden ontworpen die recht doet aan — ook nog eens dynamiek van — onderlinge afhankelijkheden door informatieverkeer. […] Dankzij zo’n werkelijk stelselmatig overzicht laten zich pas passende standaarden aanwijzen, enzovoort. Om te beginnen is een methode nodig om relevante verschillen in samenhang te duiden. Als je dáár al niet aan wilt, moet je echter de rest ook vergeten. Dat is tevens van toepassing op wat weliswaar “generieke digitale infrastructuur” heet, maar het helemaal niet is. Waar blijft de paradigmawissel ter erkenning van de kwalitatief àndere opgave? Er is zgn schaaleffect aan de orde!
Wat altijd telt, is reële variëteit. Met informatie gaat het daarbij om reële verschillen in betekenis èn samenhang ertussen. Opdrachtgevers die dàt niet begrijpen, zijn in een informatiesamenleving onverantwoordelijk bezig. De nieuwe opgave lijkt complex vanuit de veronderstelling, nota bene volkomen vàls op relevante schaal, dat betekenissen gestandaardiseerd moeten zijn. Sterker nog, voor de opgave van veranderlijke pluriformiteit zijn op absoluut geldige definities bemeten methoden […] zelfs principieel òngeschikt, punt.
Voor wat feitelijk géén infrastructuur voor informatieverkeer is, blijft de Nederlandse overheid […] hardnekkig — want stellig ònbewust — een standaardisatiebegrip volgen dat haar betekenisvernauwing versterkt. De wèrkelijke infrastructurele opgave komt uiteraard niet om reële betekenissenvariëteit heen.
“[H]armoniseren” is [doorgaans] een eufemisme voor standaardiseren met hegemoniale strekking. En omdat ‘ze’ die strekking niet beseffen, kunnen ze kritiek niet duiden, laat staan dat ’ie doordringt en tot àndere gedragingen leidt.
Het zou dus een doorbraak voor zgn semantische interoperabiliteit in
maatschappelijk informatieverkeer betekenen (!), indien
overheidsinstellingen daarvoor een dergelijk algeme(e)n(er) geldig
model benutten. Vooralsnog volgen ze echter, meestal ook nog eens per
taak, afwijkende modellen in de simplistische veronderstelling dat
verschil van inhoud tevens verschil van vorm vergt. Van weersomstuit
worden talloze dienovereenkomstig verschillende informatiesystemen
ontwikkeld en vervolgens onderhouden, waartussen informatieverkeer
eveneens nodeloos ingewikkeld — als het al lukt — en daarom
kostbaar is.
In dit verband is het relevant om een andere ogenschijnlijke paradox te
verklaren. Metapatroon geeft voorrang aan erkenning van reële
verschillen. Opmerkelijk genoeg resulteert dat niet in uitdijende
modellen, integendeel. Dat komt omdat er dankzij reële verschillen géén
uitzonderingen bestaan. Daardoor kunnen allerlei ad hoc maatregelen
— waarbij ook nog eens tegen interferentie moet worden gewaakt,
enzovoort — principieel achterwege blijven.
I cannot help finding that the concept of formalization is often ill-understood, at best. Many people — unwittingly? — apply the term as a euphemism to promote their favored meaning to become standard, i.e. the norm. They are nowadays greatly assisted by limited understanding — please note, including their own — of digital technology. As I see it, the largely implicit reasoning goes as follows. It is assumed to be in the nature of ‘computers’ to require formalization. So far, so good. However, formalization (in this strictest sense, also read: normalization) is only considered possible when first of all concepts (in opposition to form, also read: contents) are taken as mutually independent. Simplisticly, it serves to establish a one-to-one correspondence between atomist content and atomist form. Of course, logical atomism, naïve realism, et cetera, amount to extending formalization to conceptualization, which might — seem to — make programming a computer easier, but undermines — an appreciation of — real variety. It should be the other way around! Escaping exposure, formalization is a modern colonizing force. (I don’t like the label postmodern.) Regretfully, all over, systems are developed from this faulty idea of formalization. As nobody has a clue why resulting systems necessarily fail, yet another attempt is made, more users get more frustrated (or worse), more money is thrown down the drain, and so on. Most people responsible for those failures even don’t want to have a clue (from a belief that only knowledge builds guilt, or some equally anti-social idea). Any suggestion that a change of paradigm is in order, is immediately rejected.
in: note 56.2
The proper approach to formalization is to apply it, not as a preordained master, but in the humble service of people and their living variety. It ‘means’ radically doing away with whatever atomist assumptions. For meaning is through and through interdependent, and dynamically so. So, what we need is a qualitatively different formalism, one facilitating interdependence, variable at that, because the world including how each of us pluriformly ‘sees’ it keeps changing. (Didn’t Heraclitus already succinctly express a theory of change? “Everything flows.”) We should not allow formalization to be used as a euphemism to tempt the rest of us into compliance. And it really is nonsense that digital technology can only process atomist forms. In fact, especially computers can be most helpful when a wide variety of conditions (as particular configurations, also read: contexts) apply. Keyword: helpful. While it must be axiomatically taken that contexts and thereby meanings differ, still a generally applicable method may exist to facilitate such variety. For example, in evolutionary epistemology I find strong support for that hypothesis. The methodic focus, then, is not on some concept by itself. The idea of more or less translating a single concept at the time is, say, the atomist fallacy. Instead, focus should be on how relevant concepts differ from each other. Sufficient context must be added to each term to be able to ‘tell’ concepts apart. In principle, that’s nothing new. You could say it is a kind of structuralism; integral joining of explicit contexts makes it contextualism. It needs to be called subjective, too, as meanings also vary from one individual tot the next. My solution for method is to rely on recursion; a context refers to a concept for ‘entering’ it, leaving less of context to determine, and so on, until an overall boundary condition (Metapattern: horizon) is invoked. This way, formally, there is room for an infinite number of configured conditions, and no condition is presupposed. (And if you want different meanings for context, why not?)
in: note 56.2
Metapattern [may, of course, also be] applied to designing a so-called operating system for networking (for modularity can be tightly controlled). Actually, Metapattern should promote methodically unifying all levels et cetera of processing. Please note, there is no paradox in a unified method for limitless differentiation. It is controlled through an additional parameter. As far as the paradigm goes, that is all.
in: note 56.5
[A]an de ene kant is er dus de concrete vraag naar een methode inclusief vaststelling als standaard ervan. […] Aan de andere kant is Metapatroon allang beschikbaar als methode met de verlangde eigenschappen.
Dat verraadt klakkeloos gebruik van de aanduiding
interoperabiliteit. Ze hebben kennelijk nog steeds geen idee dat, laat
staan hoe, interoperabiliteit verschilt van operabiliteit.
Je zou kunnen zeggen dat operabiliteit slaat op het gebruik van een
werktuig door een enkel individu. Dus, voor die ene vrouw of man moet
het ding het doen. Wàt z/hij ermee wil doen, zeg ook maar waarvóór
z/hij het wil gebruiken, weet z/hijzèlf dan allemaal. Dat verklaart
waarom ‘betekenis’ voor zgn operabiliteit doorgaans
impliciet blijft. Er is geen aanleiding voor problematisering. Als zgn
semantiek al aan de orde komt, gebeurt dat met algemeen bedoelde
definities. Feitelijk is het bereik ervan beperkt tot individueel
werktuiggebruik (dat de ònuitgesproken aanname voor definiëring
vormt).
Voor interoperabiliteit is de aanname radicaal anders. Het voorvoegsel
‘inter’ wijst op een situatie waarin twee of meer
individuen een werktuig gebruiken. Dat vergt dat zij hun gedragingen op
elkaar afstemmen. Ofwel, zij moeten elkaar — kunnen —
verstaan resp. begrijpen. Daardoor verspringt natuurlijk het belang van
‘betekenis.’ Terwijl dat thema hoogstens sluitstuk is voor
operationaliteit, verdient het voorrang voor interoperabiliteit.
[Bij de] opvatting over standaardisatie […] in traditionele zin
[past] dan het idee dat meerdere werktuigen betrekkelijk eenvoudig
gekoppeld kunnen worden door ze gelijkvormig te laten zijn. Maar dan
hebben we het nog maar over middelen. Het doel is echter dat
verschillende mensen elkaar ermee begrijpen. Met standaarden voor
interoperabiliteit in de zin van intermenselijke communicatie heeft
[die traditionele] opvatting dus niets te maken. Sterker nog, aldus
ondermijnen [voorstanders ervan] interoperabiliteit zelfs. De aandacht
blijft immers àfgeleid van de werkelijke opgave van facilitering van
maatschappelijk (informatie)verkeer. Er is ook geen noodzaak om zùlke
middelen als het ware diepgaand technisch te standaardiseren, mits
relevante betekenis geborgd is. Wellicht wat overdreven gesteld,
vooruit, geldt immers zelfs de òmgekeerde stelling, dwz dat
modelleerstandaarden nota bene de enige interoperabiliteitsstandaarden
zijn. En wel beschouwd is dáárvoor slechts één (standaard)methode voor
informatiemodellering nodig, omdat het niet alleen om reële
betekenisverschillen gaat maar tegelijk om hun samenhang. Noem het maar
de metastandaard voor interoperabiliteit.
Ik zie geen alternatief, allereerst als verandermiddel, voor standaardisatie van (meta)methode voor semantiek.
Er ontbreekt […] een, vooruit, stelselmodel. Zou dat er wèl zijn, dan valt dáárvan pas een samenhangende verzameling voorzieningen tot en met (im)materiële middelen en methoden àf te leiden. En als je op de elementen van die, nota bene, samenhangende verzameling vervolgens het stempel ‘standaard’ wil drukken, prima, doe wat je niet laten kunt.
Ook het programmatuurplatform voor Metapatroon staat natuurlijk weer bòl van op optimalisering van interoperabiliteit gerichte ‘middelen.’
De keerzijde van samenhang tussen systeemelementen is hun onderlinge
afhankelijkheid. Juist van een zgn systeem kan een ènkel element dus
niet worden veranderd als ware het zelfstandig. Vanwege samenhang kan
verandering van een bepaald element daarentegen prompt nopen tot
verandering van ermee verbonden elementen, enzovoort.
Het doorgaans klakkeloos gevolgde begrip van — een —
standaard blijkt echter hieraan zowat tegenovergesteld (en daarom
‘werkt’ daarop gebaseerde standaardisatie domweg niet).
Want wàt tot standaard wordt verheven, functioneert feitelijk nooit
apart. Nota bene, als systeemelement kan ‘iets’ naar zijn
aard ònmogelijk geïsoleerd gestandaardiseerd zijn. Dat is uitgesloten
vanwege inherente betrekkelijkheid. Die vergissing valt te herleiden
tot naïef atomisme als wereldbeeld (lees ook: paradigma).
Door aan een bepaald systeemelement — dus — ten onrechte apàrt de status van standaard toe te kennen blijven overige elementen — eveneens — gevangen in ònveranderlijkheid. Kortom, elementaire standaardisatie is een contradictio in terminis. Bovendien remt die opvatting vernieuwing. Daaraan verandert de retoriek van open standaard uiteraard niets.
De grens die standaardisatie trekt, betreft verkeer. Standaarden bedoelen bepááld verkeer te bevorderen, terwijl ze overig verkeer juist belemmeren. Standaarden moeten aldus als verkeersmiddelen worden opgevat, dus infrastructuur, van immateriële regels tot en met materiële (nuts)voorzieningen.
Via infrastructuur worden — belangen van — bepáálde verkeersdeelnemers — ook nog eens in bepáálde hoedanigheden — bevorderd, terwijl — die eveneens met toespitsing op hoedanigheden van — overige deelnemers gefrustreerd raken. Standaardisatie is daarom principieel door-en-door politiek.
Pas àfgeleid betreft standaardisatie eventueel materieel zgn technische middelen. Maar ook dáárvoor blijft voorschrift doorgaans beperkt tot functionele eisen (waaraan op allerlei ‘technische’ manieren kan worden voldaan).
Verder verandert de wereld, en daarmee veranderen de
verkeersbehoeften resp. wat ter vervulling optimaal verkeersverloop
faciliteert. Daarom moeten ook en vooral verkeersmiddelen, zoals
standaarden hier dus heten, kunnen veranderen. Zo is de thans populaire
aanduiding interoperabiliteitsstandaard een pleonasme, en zelfs
misleidend indien wat onder die noemer gebeurt feitelijk elementaire
standaardisatie is.
Enfin, verkeersmiddelen veranderen véél minder frequent dan waarvoor
verkeersdeelnemers ze gebruiken. Infrastructuur is verhoudingsgewijs
bestendig en precies daarom bieden dienovereenkomstige standaarden
duurza(a)m(er) geldige oriëntatie (met het risico van belemmering van
noodzakelijke — kwalitatieve — vernieuwing van dien).
Welk maatschappelijk verkeer voorkeur krijgt, en welk dus niet, is een kwestie van politiek. Daaruit volgt bestemming van wat als infrastructuur geldt, en wat dus niet. Voor verkeersdeelnemers telt infrastructuur voor hun gedragingen als verzameling samenhangende standaarden. Enerzijds opent infrastructuur mogelijkheden, maar sluit anderzijds àf voor — andere — mogelijkheden. Een open standaard bestaat zo absoluut gesteld domweg niet; tegelijk is (af)sluiting aan de orde.
Door op hùn beurt die verkeersmiddelen te standaardiseren kan de
resulterende infrastructuur wellicht eenvoudiger, minder kostbaar e.d.
worden ingericht resp. onder- en bijgehouden. Voor verkeersdeelnemers
maakt dat functioneel echter geen verschil.
Omdat infrastructuur niet onder ènkelvoudig gezag valt, want voor
verkeersbereik telt allang internationale schaal, blijft
standaardisatie met complete tèchnische dekking van infrastructuur
onhaalbaar. Intergouvernementeel, dwz volgens federatief verband, is
voor onderdelen standaardisatie op functionaliteit optimaal. Voor de
indeling naar onderdelen blijft willekeur, herstel, invloed door
momentane machtsverhouding onvermijdelijk. Daar botsen ook —
politieke — visies op (on)wenselijk maatschappelijk verkeer.
[Zgn] elementaire standaardisatie […] werkt stelselmatig […] averechts.
[W]at dezèlfde informatie lijkt, verschilt naar omstandigheden toch ècht van betekenis. Ontkenning van zulke zgn reële variëteit verklaart waarom digitalisering op de schaal van maatschappelijk informatieverkeer stagneert. Aparte informatiesystemen met elk een strikt beperkt bereik van betekenissen vormen uiteraard geen probleem. Maar daartussen valt dus onmogelijk stelselmatig samenhang te vestigen zònder — methode voor — zgn contextuele verbijzondering.
Wat voorrang verdient, zijn functionele eisen. Sterker nog, dankzij standaardisatie in het functionele vlak vervalt de noodzaak van bemoeienis met techniek. Ofwel, er is ruimte voor pluriformiteit van techniek, mits … voldaan blijft aan gestelde functionele eisen. […] Met nadruk op functionaliteit is er minder weerstand, en die verdampt zelfs grotendeels door erkenning van differentiële functionaliteit. Maar ja, dàt vergt dus besef van reële variëteit. Nogmaals, dat inzicht blijft iedereen ontgaan die haar/zijn kop stevig in techniekzand houdt.
[Er] is beginnend besef dat infrastructuur overheidsmaatregelen vergt, hoera. Er is inderdaad veel voor te zeggen om zulke maatregelen eveneens onder de noemer van standaardisatie te beschouwen, maar vanwege infrastructuur gaat het nota bene om een kwalitatief àndere categorie. Afgezien van voorgeschiedenis worden infrastructurele maatregelen annex standaarden immers opgelegd, bestaat toezicht op resp. handhaving van — verplicht — gebruik ervan, enzovoort. Dat is principieel ànders dan de overlegaanpak enz. tot dusver via Forum Standaardisatie. Maar dat is natuurlijk óók de reden om uiterst spaarzaam met wèrkelijk infrastructurele maatregelen te zijn. Ga maar na waaraan iemand zich als deelnemer aan verkeer op het wegenstelsel moet houden. Rechts houden, verkeer komend van rechts voorrang geven en de gekleurde aanwijzingen van stoplichten volgen, dat is het wel zo’n beetje.
De opgave luidt om een standaard te vestigen voor stelselmatige ordening van wèl reële verschillen (de nodeloze verschillen op te heffen). Voor wie dat paradoxaal vindt klinken, helpt het wellicht om zo’n maatregel een metastandaard te noemen[.]
Karakteristiek voor een netwerk is, dat elementen niet langer vergaand zelfvoorzienend zijn (met “uitwisselbaarheid” als voorwaarde, maar complementaire voorzieningen bieden die ze over en weer benutten. Dat vergt opzet àls netwerk annex stelsel, met dus een ànder soort (meta)standaarden dan nog geschikt voor traditionele informatiesystemen resp. toepassingen. Noodzakelijkerwijs moet de verandering tot, zeg maar, vernetwerking uitgaan, heel praktisch, van verspreid en daardoor ooit apart ingerichte voorzieningen. Volgens een stelselmatig streefmodel kan tussen oorspronkelijk gescheiden informatieverzamelingen e.d. stapsgewijs samenhang worden gevestigd (waarvoor een zgn informatierotonde dient[.]
[V]anwege — dynamiek van — variëteit bestaat die gemeenschappelijke grondslag volgens mij niet van/voor de, zeg maar, verschijnselen zèlf, maar als (verkeers)regel. Die luidt dat reële verschillen erkenning verdienen[.]
[I]nfrastructuur [betreft] feitelijk standaard(en) […]. Het is dus niet zo, dat er standaarden voor infrastructuur gelden. Daarentegen vestigt infrastructuur dè standaard(en). Vooralsnog heerst de illusie om met standaarden iets te vestigen dat al veel van infrastructuur wèg heeft. Maar infrastructuur is van een àndere orde, met dienovereenkomstig gewijzigde betekenis van standaard(en).
[Er is] pràktisch nut van onderscheid tussen, zeg maar, verschijnselen en, vooruit, metatheorie. Klopt, verschijnselen zijn niet te standaardiseren. Sterker nog, wat verschijnt is situationeel verbijzonderd. Wèl standaardiseerbaar vind ik zo’n metatheorie. Gelet op verschillende verschijnselen kan daarvoor volgens mij slechts een verschilbeginsel in aanmerking komen. Als maat voor verbijzondering veronderstel ik situatie, en voor gedragsdifferentiatie van een subject is het wisselend steeds haar/zijn motief dat het interpretatieve moment van — een — situatie is. Als basisschema voor gedragsdynamiek stel ik de semiotische enneade voor. Enfin, zo’n verschilbeginsel laat zich wel degelijk onderwijzen. Dat vergt echter opvoeders en —leiders die het levensbelang van verschillen èn samenhang ertussen beseffen: interdependentie.
Volgens schaaleffect verschillen interoperabiliteitsstandaarden kwalitatief van infrastructuurstandaarden. […] Digitalisering van informatieverkeer op maatschappelijke inclusief internationale schaal is belemmerd door een achterhaalde opvatting van standaarden. Zowel besluitvormers als hun adviseurs beseffen nog niet, dat hun referentiekader nog steeds een aparte organisatie centraal stelt. Het is blijkbaar moeilijk om wat voor fysieke mobiliteit ooit gemeengoed geworden is, bijvoorbeeld dat steden en dorpen hun verkeersvoorzieningen niet langer primair zèlf resp. onafhankelijk van elkaar treffen en zich vervòlgens pas om aansluitingen over een weer bekommeren, naar voorzieningen voor informatieverkeer door trekken. Onder de noemer van infrastructuur, dwz op kwalitatief ruimere schaal, draait de betekenis van allerlei begrippen als het ware òm. […] Ook voor facilitering van informatieverkeer is de tijd van interoperabiliteitsstandaarden voorbij. Ook daarvoor hebben ‘we’ infrastructuurstandaarden nodig. Feitelijk ìs infrastructuur dan dè standaard.
Infrastructuur ìs interoperabiliteit op verruimde schaal, en daarom kwalitatief ànders dan, zeg maar, pre-infrastructurele interoperabiliteit. Dat principiële onderscheid geldt ook en vooral voor passende standaarden.
Sterker nog, voor in-form-atie is dat zelfs niets nieuws, maar geldt betekenissenvariëteit naar haar aard. Het lukt om die variëteit ogenschijnlijk redelijk te ontkennen, zolang met digitale technologieën hulpmiddelen ‘gemaakt’ kunnen worden met navenant kunstmatig beperkt betekenissenbereik. Per zgn domein lijkt het alsof een bepaalde waarde van informatie slechts één en altijd dezèlfde betekenis heeft. Dat leidt tot de valse aanname dat ook met ruimer bereik informatie een uniforme, gestandaardiseerde betekenis moét hebben.
De achterlijkheid van gangbare informatiekunde valt reeds te verklaren [door de illusie van] grenzeloze geldigheid van betekenissen[. Er] zijn binnen die vakdiscipline weliswaar bezwaren hoorbaar, maar van weersomstuit wordt — zoals het dáár heet — domeingebonden modellering enz. bepleit. [Dat] blijft maar niet toegerust op ontwerp van voorzieningen voor stelselmatig informatieverkeer. […] Informatiekundigen die nog verkeren in het stadium van domeingebonden methoden & technieken, en al helemaal wie nog meent dat betekenissen grenzeloos gestandaardiseerd kunnen en daarom moeten zijn, raad ik [dringend] argumentatie [aan] om […] daarvan lòs te komen. […] En wie eenmaal zó ver is gekomen, kan voor fijn(st)mazige informatiekunde op stelselschaal dóór naar subjectief situationisme en Metapatroon, eindelijk.
Wat is de oplossing(srichting) wèl? Zulke verschillende talen zijn er niet voor niets. Pogingen tot standaardisatie, zeg ook uniformering, tot één en dezèlfde taal pakken daarom prompt averechts uit. De òmgekeerde aanpak is pas productief. Nota bene, reële verschillen tussen betekenissen verdienen erkenning. Aldus luidt de opgave om die verschillen eenduidig tot uitdrukking te brengen. Dat lukt zelfs stelselmatig door consequente explicitering van context. Daar bestaat allang een methode voor: Metapatroon.
Wat zgn managers e.d. overheersend geloven dat ze willen, is […] slechts de sprong van exemplarisch naar soortelijk. Dat heet dan gauw standaardisatie. Àlles hetzèlfde, klaar. Wie daartegen inbrengt dat dergelijke uniformering zelfs averechts uitpakt voor stelselmatigheid, stuit dan op volkomen ònbegrip. Dat komt omdat de voorstanders van een beweging rechtuit niet beseffen dat die gepaard moet gaan met een afbuigende beweging om bijelkaar van atomair-exemplarisch tot stelselmatig-soortelijk te kunnen raken.
Wie er verder niets over zegt, vrees ik, meent vrijwel zeker nog dat betekenis uniform moet gelden, ofwel gestandaardiseerd voor het totale verkeersstelsel. Dat is niet slechts onzin. Zo’n absolutistische, atomistische opvatting belemmert facilitering van maatschappelijk informatieverkeer volgens verhoudingen tussen deelnemers met hun onderlinge zowel afhankelijkheden als verschillen van dien. […] Een “innovatie” daarvoor is pas recursief-contextuele verbijzondering, Metapatroon.
[Besef] dat standaarden op zgn stelselschaal niet bedoeld — mogen! — zijn om absolute uniformiteit te vestigen, maar juist om dynamiek van verschillen-in-samenhang te faciliteren (en minimale standaarden dáárvoor zijn dan ook meteen dè infrastructuur).
[H]et object van standaardisatie […] is: infrastructuur voor informatieverkeer. En infrastructuur betreft principieel een eigen categorie standaarden. Nogmaals, infrastructuur ‘is’ (de) standaard. Met het ontwerp ervoor zijn infrastructurele componenten annex standaarden (!) bepaald. Daarvoor moet de, met excuus voor het lelijke woord, infrastructuurverantwoordelijke instelling niet wachten op aanmeldingen. Integendeel, die instelling bepaalt, dwz kiest, (im)materiële componenten voor infrastructuur en daarmee in één moeite door de relevante standaarden. Dus, indien die instelling herkent dat er o.a. een component/standaard nodig is — als methode — voor stelselmatig modelleren van betekenissenvariëteit, dan moet zij het initiatief nemen om een daarvoor geschikte modelleermethode tot onderdeel van infrastructuur te verklaren. […] Dat moet nota bene pro- ipv reactief gebeuren.
in: aantekening 68.8
[D]e beperking tot (semi-)overheid maakt valse retoriek van oproep tot stelselmatigheid. Daar hoort géén grens volgens domein, sector e.d. bij. […] Hierin komt volgens mij tot uitdrukking dat de Nederlandse overheid voor facilitering van — maatschappelijk — informatieverkeer nog altijd géén werkelijk infrastructuurbeleid heeft, laat staan volgt. Met de status van infrastructuur zijn voorzieningen … wettelijk verplicht, en als zodanig dus verklaard tot … standaard. Ofwel, een standaardenlijst is dan zoiets als stuklijst van infrastructuur. […] Op hun infrastructuurs zijn (im)materiële voorzieningen verplicht, punt.
Dus niet afwachten welke (markt)partijen ‘iets’ op de standaardenlijst geplaatst willen zien, maar de infrastructuur volgens ontwerp ervoor helpen inrichten door zèlf passende (meta)componenten te inventariseren.
[Uit] infrastructuur voor informatieverkeer volgt […] dat er samenhangend ontwerp voor de opzet ervan moet zijn. Slechts vòlgens die samenhang laten zich onderdelen (lees ook: componenten e.d.) aanwijzen. Zulke onderdelen zou je standaarden kunnen noemen, want ze gelden met infrastructuur algemeen. Daarvoor vind ik de vergaand impliciet gevolgde duiding van open echter niet toepasselijk. Die opvatting is immers — nogal klakkeloos — overgenomen van feitelijk antigouvernementele bewegingen ter bevordering van ‘vrijheid.’ Dat klopt niet voor een maatschappelijk verkeersstelsel met noodzaak van waarborgen voor betrouwbaarheid, veiligheid, continuïteit enzovoort. Daarvoor kijken we juist naar (de) overheid. Het is hier geen Verenigde Staten. Die antigouvernementele houding, verhuld onder het motto van open en/maar intussen — hoe naïef blijven we? — voor zakelijke belangen allang misbruikt, is daarom niet aan de orde. Waarom het met — de opzet van — infrastructuur gaat is, beter gezegd, democratische controle in politieke zin.
Het is precies de verkeerde maatregel om betekenis te uniformeren.
Want betekenisverschillen zijn er doorgaans niet voor niets. Maar
zolang informatiesystemen strikt gescheiden blijven, vallen ze
nauwelijks op. Voor wie, bijvoorbeeld, een salarissysteem gebruikt, is
het volstrekt duidelijk dat persoon daarvoor in de betekenis van
medewerker bedoeld is. Wie een nota bene ànder systeem gebruikt voor
registratie van bestellingen, ‘weet’ dat een persoon een
klant is. Ofwel, voor verschillende betekenissen zijn verschillende
eigenschappen relevant. Die zijn ònmogelijk algeméén geldig af te
dwingen. Elke poging daartoe is zelfs contraproductief.
Dus, voor een stèlsel van informatiesystemen verdienen reële
betekenisverschillen juist erkenning. (De desondanks nog steeds
hardnekkig volgehouden ontkenning verklaart herhaalde mislukking van
grootschaliger ict-projecten.) Er is daarom een netzo stelselmatige
modelleermethode nodig om reële betekenisverschillen op die schaal van
informatieverkeer eenduidig te ordenen: Metapatroon.
Wat [menigeen] nog lijkt te ontgaan, in elk geval methodisch, is dat een teken méér omvat dan een ènkel woord e.d. Volgens de enneade is een tekenexemplaar noodzakelijkerwijs altijd een configuratie van een signatuur met een context en een intext. Wat een teken dan uniek maakt, is reeds de combinatie van signatuur en context. Hieruit volgt dat een “code” géén kwestie is van louter zgn signaturen. Daar horen context ònlosmakelijk bij. De veronachtzaming van het contextaandeel verklaart waarom pogingen tot standaardisatie resp. uniformering tot een code tot mislukking gedoemd zijn op reële schaal van maatschappelijk verkeer. Een simplistische codering werkt slechts zolang — verdere — omstandigheden eenduidig zijn (en aldus nodige en voldoende context bieden).
Nee, ik ben niet tegen standaarden, integendeel. Allereerst moet echter de vraag beantwoord zijn waartoe ze dienen. […] Pas zodra ‘we’ mikken, nota bene óók voor digitale facilitering van informatieverkeer, op […] wèrkelijke infrastructuur, bestaat een zinvol referentiekader voor — het bepalen van — standaarden. […] Vanwege het onlosmakelijk maatschappelijk karakter van infrastructuur is het een voortgaande kwestie van politiek om te duiden wat al dan niet tot infrastructuur behoort (en welke voorzieningen dus met zgn algemene middelen worden gefinancierd).
[E]en voorstel voor maatschappelijk verkeer […] is nodig als
kader voor een voorstel voor maatschappelijk informatieverkeer (lees
ook: informatieverkeer in publiek domein). En op zijn beurt is dàt
nodig als kader voor een voorstel voor digitale infrastructuur voor
informatieverkeer. Klopt, dat lijkt een reuze òmweg, maar hoe wil je
anders iets zinvols over standaarden beweren, enzovoort?
Maar op die manier, met zo’n reeks van relevante
referentiekaders, kan eveneens pas duidelijk worden hoe verschillende
overheidsorganisaties met hun ‘eigen’
digitaliseringsprojecten eerst en vooral bijdragen leveren aan de
— inherent maatschappelijke — infrastructuur voor
informatieverkeer (ipv feitelijk hun eigen apartheidjes te blijven
nastreven en zodoende opbouwende dynamiek van maatschappelijk verkeer
frustreren).
I am aware I won’t be taken seriously when arguing to devalue
standards for data exchange. As a longer term vision, though, I
don’t find it wise to continue to fill each other’s data
silos.
In my view, the answer lies with differential authorization. Initial
messages, then, need only contain necessary and sufficient references,
with further information selectively made available to such a duly
authorized … actor on a transaction basis. {…] In the
meantime, in support of […] whatever way you want to structure
messages, the model should help you recognize, from a federation of
databases, both how relevant information may be selected for message
composition and how messages may be decomposed to distribute
information over registers.
Rather than positioning message structure at the center for overall
importance, its structure becomes supportive when considered from an
integrated-order perspective. For message structure, too, should be
derived from integrated-order structure, and not the other way around.
Maintaining an orientation at separate applications is what has
subsequently made message structure critical for practical
coordination, and “incredibly complex” in the process.
However, it doesn’t help to address variety of meanings. With the
shift to a comprehensive model for integrated-order, separate
applications as they have been traditionally set up, will disappear.
Much complexity dissolves. Of course it does not … mean the end
of programming, but the start of programming from an integrated-order
perspective. We remain lost while deepening the crisis without first of
all drawing up a conceptual model at the real scale of exchange.
in: note 71.40
Ik vind een “toepassing” echter géén infrastructuur. Van toepassingen zijn er per zoiets als soort vaak talloze. Vandaar dat er zoveel zgn standaarden zijn, die vooral bedrijven benutten voor concurrentie en aldus verbetering van hun marktpositie. Zulke toepassingen kunnen op hùn beurt op infrastructuur geënt zijn, maar voor democratische verhoudingen is (im)materiële infrastructuur nu net bedoeld om a priori concurrentievoordelen zo veel mogelijk op te heffen. Dàt vergt dus nòg sterkere standaardisatie en verkeert dus in infrastructuur-àls-standaard. Daarvoor geldt de eis van samenhang daarom zelfs principieel.
[I]nfrastructuur [betreft] een klasse van exclusieve standaardisatie met de wetgevende macht die uiteindelijk bepaalt wat als infrastructuur-als-standaard telt voor facilitering van maatschappelijk verkeer.
[Ter verduidelijking helpt het] om het tegenwoordig zakelijke gebruik van — de term — standaard in eerste aanleg semiotisch te beschouwen. Dat wijst op marketing, concurrentie, enzovoort. [Zo blijkt vooral dat en ] waarom standaardisatie door marktpartijen — naar hun aard — niet …, eh, standaard is, kàn zijn, verloopt e.d. […] Er bestaat verschil, herstel, er moet verschil gemaakt worden tussen dè standaard(en) à la infrastructuur en — alle retoriek ten spijt — telkens een standaard à la bedrijvenkartel (want daarop komt het vaak neer). Doordat klakkeloos dezèlfde term wordt gebruikt, wordt infrastructuur gekoloniseerd door toonaangevende bedrijven met hun zgn standaarden. […] Daar is feitelijk natuurlijk niets ‘open’ aan. Als standaard is infrastructuur ook helemaal niet open, integendeel. Wat dáárvoor als standaard geldt, raakt vergaand gesloten. Zowel aanvankelijke bepaling als later eventuele wijziging ervan is en blijft slechts toegankelijk voor het, zeg maar, democratisch proces, opdat (!) de daadwerkelijke infrastructuur zo open mogelijk blijft voor burgers (lees: iederéén) om er gebruik van te maken. Ook en vooral dat democratisch proces betreft uiteraard infrastructuur, met toegang ertoe … open (maar ook weer onder voorwaarden).
Slechts in de, noodzakelijkerwijs ene, betekenis van annex associatie met infrastructuur acht ik de term standaard passend (en is infrastructurele standaard dus een pleonasme). In de feitelijk talloze andere betekenissen, als keurmerk bijvoorbeeld, werkt standaard als losse term echter gauw verhullend, zoals vaak ook bedoeld, en werkt daardoor misleidend dóór als belemmering voor de betekenis van infrastructuur àls standaard.
Slechts wat kan dienen als koppelvlak verdient eventueel status als standaard. Nou ja, dat geldt voor wat ik grofweg maar even het private domein noem. In het publieke domein gaat het met voorzieningen, middelen e.d. om infrastructuur. Naar haar aard geldt de gehele infrastructuur als standaard.
Je kunt alles wel van een standaard willen voorzien, maar voor wat — m.i. dus ten onrechte — dienstverlening door de overheid heet, moet zorgverlening zijn, gelden kwaliteitscriteria e.d. Het kan wel helpen om die criteria zo uniform mogelijk uit te drukken: standaardisatie van meeteenheden.
[S]tandaardisatie van programmatuur helpt m.i. echter niets tegen verkokering. […] Met nog steeds verspreid exemplaren van dezèlfde programmatuur voor wat kàn gelden als hetzelfde patroon c.q. functie wordt doelmatigheid inderdaad een beetje bevorderd. Voor samenhang, zeg ook maar òntkokering, is daarmee echter nog steeds niets gewonnen.
Kenmerkend voor maatschappelijk verkeer is gedragingenvariëteit. Dat
gaat gepaard met betekenissenvariëteit. […] De crux van
informatie is, dat deelnemers door — een — uitwisseling
ervan hun gedragingen onderling afstemmen. In hoeverre zij er over en
weer in slagen, is weer iets ànders[. …] Feitelijk gaat met èlke
afstemmingssituatie een betekenis gepaard.
Dat is geen tekortkoming die door uniformering (lees ook:
standaardisatie) moet worden bestreden, integendeel. Verschillen, mits
voldoende op elkaar afgestemd, dragen immers bij aan samenleving en
-werking.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Nee, taalkundig beschouwd is het belang van context voor eenduidigheid van betekenis niets nieuws. Maar voor digitalisering is het nog steeds geen gangbare praktijk, met ernstige nadelen voor gebruikskwaliteit van dien. Ontkenning van variëteit c.q. dwang tot uniformering, alle goede bedoelingen ermee ten spijt, leidt ertoe dat de maatschappelijk-verkeersdeelnemer met doorzettingsmacht haar/zijn betekenis oplegt, althans probeert dat gedaan te krijgen. Dat werkt echter niet. Op z’n gunstigst onttrekken overige deelnemers zich eraan en beperken de schade door voor het informatieverkeer volgens de reële variëteit als het ware onder te duiken. Hoe dan ook kost dat extra moeite, tijd en geld.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Dankzij — sterk opgevoerde prestaties van — digitale middelen voor informatieverwerking en -verkeer zie ik geen belemmering — meer — om enerzijds te standaardiseren, anderzijds te flexibiliseren. Dat evenwichtige mengsel telt! Of als contragram uitgedrukt: de flexibiliteit van de standaard(isatie) is de standaard(isatie) van de flexibiliteit.
Standaarden als verkeersinfrastructuur voor een open ipv totalitaire samenleving [zijn] oppervlakkig gezien paradoxaal […] (en ook dàt is dus wat moeilijker te begrijpen èn daadwerkelijk naar te handelen dan het totalitaire simplisme). Onder de noemer van verkeersdeelname krijgen verkeersdeelnemers door — gebruik van — infrastructuur immers vergaand hetzèlfde gedrag opgelegd. Huh?! Is dat niet zelfs door en door totalitair? Nee, integendeel. Althans, zolang de infrastructurele opzet passend is. Die enerzijds opgelegde uniformiteit moet anderzijds verruiming van gedragingenvariëteit dienen. We geven vrijheden die we van ondergeschikt belang achten prijs om er voor èlk van ons belangrijkere vrijheden door te verkrijgen. Die laatstbedoelde vrijheden kùnnen voor èlk van ons zelfs sterker verschillen dànkzij daarvoor bewust ingerichte infrastructuur. En vervolgens leidt samenwerking volgens verschillen […] tot nòg weer meer ruimte voor vrijheden van wat wij de belangrijke soort achten(, wat uiteraard regelmatig politiek afgestemd moet zijn). Afgezaagd voorbeeld: iederéén houdt zich doorgaans zelfs graag aan de verkeersregel om rechts te houden; daardoor verloopt het verkeer immers vlotter en — vrijwel — iedereen komt daardoor eerder aan op de plaats van bestemming (wat immers het doel is voor die verkeersdeelname).
in: aantekening 74.3
[U]it bevordering van een open samenleving als doel [volgt] niet klakkeloos […] dat open standaarden daarvoor een geëigend middel zijn. […] Laat er eens op los, wat filosofisch begripskritiek heet. Voor digitalisering is de aanduiding open standaard ooit opgekomen in samenhang met open source software. De groeiende marktmacht van enkele it-bedrijven dreigde op respectievelijke monopolies uit te lopen. […] Dat ervaarden vooral sommige programmeurs als beperking van hùn, nota bene, individuele vrijheden. Daar zaten volgens mij géén gedachten over samenleving achter, dwz ànders dan zulk individualisme van Amerikaanse snit, klopt, ook een vorm van totalitarisme. Zij waren wèl zo realistisch om verzet tot zoiets als een sociale beweging te organiseren. De slogans waren aansprekend genoeg. Wie kan tégen iets zijn dat open is, nou ja, zo genoemd wordt. Er kwamen aanhangers die er voor hùn informatiesystemen wel wat in zagen door de associatie van open source met gratis. Die associatie is echter vals. Wie dat nòg niet begreep toen juist die grote it-bedrijven programmatuur gratis voor gebruik beschikbaar gingen stellen, moet volkomen onbenullig zijn. Wat zij met de ene hand aan voorziening verstrekken, nemen zij immers met de andere hand met hùn winst terug. […] Let wel, ik maak er niet zozeer bezwaar tegen dat die bedrijven dat doen; ik zie het als een ernstig maatschappelijk probleem dat zoveel mensen er voor vallen.
in: aantekening 74.3
Nee, ik ding niet af op nut en noodzaak van standaardisatie. Integendeel, naar mijn idee is standaardisatie véél en véél dringender, ronduit onontbeerlijk zelfs, dan volgens de overwegingen voor die motie, enzovoort; het moet gaan om infrastructuur àls standaard!
in: aantekening 74.3
Wat valt er eigenlijk voor en door digitalisering met voorrang te standaardiseren? […] Mijn idee is dat ook en vooral […] autorisatie zoiets als een thematisch brandpunt biedt.
Daarentegen geldt tot dusver […] onverminderd als vergaand impliciete veronderstelling dat elke term een ènkele, algeméén geldige betekenis heeft. Ja, voor een apart gehouden toepassinkje gaat dat nog wel enigszins op. Nee, wat ook wel semantische interoperabiliteit heet, dwz op een schaal van informatieverkeer die aparte informatiesystemen resp. toepassingen vèr overschrijdt, mag niet ontaarden in tot mislukking gedoemde pogingen tot uniformering van betekenissen. In onze open samenleving zijn het betekenisverschillen èn verband ertussen die tellen. Het is nu nèt die simplistische veronderstelling van betekenisstandaardisatie c.q. -uniformiteit die verkeerd is, ontwrichtend werkt.
Het misverstand is ruim verspreid dat verschillen òngewenst zijn, want nadelig. Daarom zouden ‘we’ ze moeten laten verdwijnen. Dat is echter onzin. Overbruggen houdt vooral op elkaar afstemmen in, dwz verschillen voordelig laten samenhangen.
in: aantekening 75.1
Je kunt zeggen dat er standaardisatie van de eerste en van de tweede
orde is.
Eerste-orde standaardisatie maakt nodeloze verschillen ongedaan.
Dankzij gereguleerde uniformiteit past ‘het’ altijd. Een
bout in een moer, een treinwagon op een spoortraject, enzovoort.
Eerste-orde standaardisatie vestigt materiële uniformiteit. De gangbare
opvatting van standaardisatie is impliciet slechts van de eerste
orde.
Tweede-orde standaardisatie erkent reële verschillen, bevordert ze
zelfs, met daarvoor gestandaardiseerde structuur. Tweede-orde
standaardisatie vestigt immateriële variëteit op basis door materiële
uniformiteit. Ipv paradoxaal is dat gewoon wat ingewikkelder om te
begrijpen. Zeg ook maar dat wat als standaard geldt niet in één slag
bereikt is, maar twee slagen vergt. Ofwel, dat vergt nogal wat
stelselmatig bemeten vakkennis. Hoe dan ook is zulke standaardisatie
van belang tot zelfs noodzakelijk voor stelselmatig informatieverkeer.
Daaraan is immers allereerst het betekenisaspect immaterieel, en op
stelselschaal telt vervolgens (betekenissen)variëteit.
Het heeft uiteraard geen zin om tweede-orde problemen op een
eerste-orde manier te proberen op te lossen. Sterker nog, ondanks goede
bedoelingen werkt dat zelfs gauw averechts. Kortom, haal er een
vakvrouw of -man bij.
Abstractie levert — dus — de grootste bijdrage aan
tweede-orde standaardisatie. Volgens Metapatroon zijn nota bene
dezèlfde voorzieningen alom bruikbaar, maw door-de-schalen-één. Ja,
dezèlfde. Hoezo, standaardisatie?!
Maar dwingt infrastructuur niet tot uniformiteit? Ja, dat is zo, maar wat telt is het saldo of, beter gezegd, de kwalitatieve afweging. Als infrastructuur goed — ontworpen èn uitgevoerd — is, dient (!) beperkte uniformiteit erdoor ruime pluriformiteit ermee. Op de openbare weg, bijvoorbeeld, houden ‘we’ rechts, opdat iedereen zich veiliger, vlotter e.d. van willekeurige vertrek- naar netzo willekeurige aankomstplaats kan … verplaatsen. Zo moet infrastructuur voor informatieverkeer naar mijn idee ruimte verschaffen voor willekeurige gedragingenafstemming tùssen deelnemers die daarvoor informatie uitwisselen. Het, noem het maar, open verkeersbereik waarvoor variëteit van zulke afstemming en aldus van ermee gepaard gaande betekenis(sen) kenmerkend is, vergt dienovereenkomstig verbijzonderde informatie voor eenduidigheid. Kort samengevat, als onlosmakelijk ònderdeel van informatie moet nodige en voldoende context expliciet gemaakt zijn. Met een uniforme opzet daarvoor kan daarin — dus — met infrastructuur voorzien zijn. Dat lukt met Metapatroon als stelselmatig bemeten modelleermethode van/voor samenhangende betekenissenvariëteit; het recursieve verbijzonderingsbeginsel dekt pluriformiteit van inhoud met uniformiteit van vorm.
in: aantekening 76.9
Maar de waarheid, dan? Ook een stelling is een verzoek, te weten om het gestelde als onomstotelijk uitgangspunt te laten beschouwen resp. benutten voor overweging van vòlgende verzoeken. Het idee is dat de investering in moeite en tijd om een stelling aanvaard te krijgen loont. Dat moet later moeite en tijd besparen, omdat zowel (vervolg)verzoeken daardoor zowel — veel — beknopter kunnen zijn als de kans — veel — groter is dat de ànder daadwerkelijk doet waarom de één hem dan ermee verzoekt. Aldus komt een stelling overeen met een standaard. Cultuur heet dat ook wel. Wat telt is het nut voor betrekkingen: pragmatisme.
Het lijkt erop dat “standaardprogrammatuur,” zoals
“objectieve criteria,” één aanduiding is voor, inderdaad,
afhankelijk van context pas een — aldus — bepaalde
betekenis. Zelf vermoed ik, dat er programmatuur mee bedoeld is die
kant-en-klaar is. Dat heet ook wel een (programmatuur)pakket. Zoals elk
— stuk — gereedschap faciliteert een pakket
dienovereenkomstig gebruik (en navenant belemmert het pakket in kwestie
dan andere mogelijkheden). Wie ergens een schroef moet indraaien, heeft
daarvoor weinig tot niets aan een hamer. Met een pakket als
overheersende factor voor gebruiksmogelijkheden en -beperkingen zou je
kunnen zeggen dat het eerder de onveranderlijkheid van zulke
programmatuur àls een pakket is die leidt tot — een zekere
— standaardisatie van werkwijze.
Als er òmgekeerd voor een bepaalde werkwijze maar één stuk gereedschap
in aanmerking màg komen, zou dat gereedschap pas de aanduiding van de
jure standaard verdienen. Dan is het echter de vraag, of dat
gereedschap èxpliciet genoeg functioneel gespecificeerd is of niet.
Zodra dat gebeurt, laat zich dezèlfde functionaliteit wellicht resp.
stellig met verschillende daadwerkelijke gereedschappen faciliteren.
Wèg is de kwalificatie van dat ene gereedschap als standaard, terecht.
Zo is er aanbod van talloze schroevendraaiers. Nogmaals, die
schroevendraaiers zèlf zijn door hun meervoud nota bene géén standaard.
[…]
Zodra kwaliteit […] zwaar moet wegen, vind ik het overigens maar
de vraag of zo’n pakket zo centraal moet staan in de
overwegingen. Klopt, een retorische vraag. Het antwoord luidt m.i. dat
de veranderingen moeten draaien om de gebruiksopzet in combinatie met
gebruiksresultaten. Daarvan wordt dan de keuze voor een eventueel
pakket àfgeleid.
in: note 77.23
Information Dynamics bewijst dat vernieuwing door verkeersoriëntatie op functionaliteit […] sprongsgewijs voordelen kan opleveren. Nee, dat is géén standaard voor stelselmatige functionaliteit voor informatieverkeer met veranderlijke betekenissenvariëteit van dien, in elk geval nòg niet (hoezeer Information Dynamics er ook bij Forum Standaardisatie op aangedrongen heeft) .
in: note 77.23
Vanwege oplopende afhankelijkheden is wat een gebruiker (!) als
gereedschap ervaart géén programmatuur op zichzèlf, maar draagt
overwegend het karakter van parameterisering om àndere programmatuur
volgens een daardoor ingestelde samenhang te laten functioneren.
Zo’n instelling-voor-werking kan weliswaar tot standaard
verklaard worden/zijn, maar daardoor verdwijnen de afhankelijkheden
— van eventuele wijzigingen — van àndere programmatuur
natuurlijk niet.
Kortom, de aanduiding als zowel pakket als standaard is gauw
misleidend.
En het is kortzichtig om louter te letten op wat dan als bepáálde
kant-en-klare programmatuur lijkt op een (standaard)pakket. Over
relevante “objectieve criteria” gesproken, wat daarentegen
(mee)telt is de — deskundige verwachting over de — optimale
verhouding tussen flexibiliteit en stabiliteit door-de-afhankelijkheden
heen.
in: note 77.24
Wie een standaard louter als doel opvat, valt slechts uniformering
op. In die zin gaat een standaard over bepèrking van variëteit.
Ook een standaard kan resp. moet echter in ruimer verband als middel
gelden. De uniformering kan immers juist — ter facilitering van
— variëteit dienen.
Terwijl strikt gelet op terminologie het uniformeringsmiddel strijdig
lijkt met het variëteitsdoel, is het dat niet. Het is gewoon zo, dat
een middel verschilt van een doel. Bijvoorbeeld, verbetering van
mobiliteit via de openbare weg als doel is gebaat bij o.a. de maatregel
van rechtshouden als middel.
Zo is Metapatroon een methode om veranderlijke betekenissenvariëteit te
ordenen. Zeg ook maar dat Metapatroon een middel is. Als middel kan
zo’n methode tot standaard met een bepaald bereik verklaard
worden. Dat heeft zin, indien gebruik ervan het … bereiken van
een daarvoor gesteld doel daadwerkelijk bevordert.
Omdat de term standaard vaak abusievelijk wordt geassocieerd met
uniformering als doel, gebruik ik een àndere term wanneer er feitelijk
beheersing van variëteit mee bedoeld is: metastandaard.
Vooruit, Metapatroon is een metastandaard. Nou ja, eigenlijk verdient
het eraan ten grondslag liggende paradigma dan zo benoemd te zijn.
in: note 77.29
De — mogelijkheid tot — uniformering (lees ook: standaardisatie) van de “manier” om de gebruiker in haar/zijn illusie van optimale gedragsvrijheid te laten, maakt het (verkeers)bereik met de minimalistische programmatuur ervoor ‘open.’ Dat stelt echter eisen aan de opzet van informatie. Voor eenduidige betekenisgeving door de gebruiker dient nodige en voldoende context onlosmakelijk als ònderdeel van informatie te gelden; in stelselmatig eenduidige ordening van betekenissenvariëteit kan met Metapatroon als modelleermethode worden voorzien.
in: note 77.85
Het blijft bij pogingen om variëteit te verminderen, met als mikpunt
het vermeende ideaal van opheffing ervan. [E]r [ligt] een naar mijn
idee kortzichtige en daardoor averechtse opvatting over standaardisatie
aan ten grondslag […].
Neem mobiliteit. Mensen verplaatsen zich ‘door elkaar’ van
allerlei vertrekpunten naar allerlei bestemmingen, enzovoort. Dat gaat
met risico’s gepaard, zoals door botsingen. Hoe valt verkeer te
vereenvoudigen? Dat lukt door met slechts één vervoermiddel. Als er
géén ànder middel toegestaan is, kan het ene middel in elk geval
daarmee niet botsen. Toch?!
Iedereen begrijpt dat het praktischer moet. Onvermijdelijk zijn
‘we’ gelijktijdig onderweg. Dat doen ‘we’ òp
wegen doorgaans in tegenovergestelde richtingen. Dan blijkt dat
‘we’ vergaand toekomen met een standaard die juist zeer
beperkt is. Het volstaat om de omgang met de verschillende
verplaatsingsrichtingen te … standaardiseren: rechts houden. Die
verkeersregel ‘werkt,’ omdat de reële variëteit van —
behoeften van burgers aan — verplaatsingen daardoor niet
belemmerd, nee, zelfs, bevorderd wordt.
Wat inkomen betreft, stel ik vergelijkbaar allereerst de vraag of het
realistisch is om het voor iedereen slechts uit één bestanddeel te
laten bestaan. Nee, dus. […] Gelet op nu eenmaal blijvend reële
verschillen, welke dan ook, is elke poging tot reductie tot enkelvoud
tot mislukken gedoemd.
in: note 77.98
De eenvoudigste manier van regulering is dan, inderdaad,
uniformering. En als dàt het is wat de ambtelijke opdrachtgever
blijkbaar wenst, over verantwoordelijkheid gesproken, dan máákt een
ict-bedrijf het toch als opdrachtnemer? Voorspelbaar gaat dat telkens
mis.
Volgens de samenleving-als-systeem moet variëteit door maatschappelijk
verkeer opvallen. Het zijn wel beschouwd evenwichtige verhoudingen door
èn voor variëteit die openbaar bestuur dient. Dat vergt uiteraard
— enkele — verkeersregels, maar die moeten dus op
facilitering van variëteit ipv dwang tot uniformiteit gericht zijn (en
komen aldus hoogstens in tweede aanleg aan de orde).
Het is pertinente onzin dat ict reële variëteit belemmert. Het is wèl
zo, dat informatie daarvoor ànders gestructureerd moet zijn. Sla maar
eens een woordenboek op. Zelfs wie zich tot zgn zelfstandige
naamwoorden beperkt, ziet per lemma vaak een meervoud van betekenissen
toegelicht. Variëteit, dus. De ene betekenis laat zich — pas
— van een andere onderscheiden door toevoeging van, formeel
uitgedrukt, nodige en voldoende context. Volgens dat beginsel, dwz
informatie gestructureerd als signatuur èn context, kan ict prima
worden benut voor gereedschap (!) ter facilitering van
maatschappelijk-verkeersvariëteit. Met de aanduiding als gereedschap is
alweer duidelijk(er) wie waarvoor verantwoordelijk is.
Als stelselmatig bemeten modelleermethode is Metapatroon beschikbaar.
Er ligt subjectief situationisme als semiotische filosofie aan ten
grondslag. Wie wil, kan mij vooringenomenheid verwijten, omdat ik er de
ontwerper van ben.
in: note 77.100
Met infrastructuur resp. standaarden op maatschappelijke schaal van digitale facilitering van informatieverkeer heeft dat uiteraard nauwelijks iets te maken. Integendeel, de feitelijke apartheid die overheidsorganisaties aldus proberen op te leggen, zaait verwarring, enzovoort. Rara, waarom gaat met vanaf wat grotere digitaliseringsprojecten ’van‘ de overheid alsmaar mis? Het is die beperking tot informatieverkeer met ’eigen‘ aandeel, die overheidsorganisaties vooralsnog blind houdt voor maatschappelijk-dekkende voorzieningen, ofwel heuse infrastructuur met/als standaard(en) .
Met de overheid als “aanbieder” geldt een voorziening als infrastructuur. Daarmee is een dienovereenkomstig begrip van standaard aan de orde. Feitelijk ìs de infrastructuur de standaard c.q. de geordende verzameling standaarden. Daardoor verandert de betekenis méé van wat een open standaard is. Het gaat niet om onderlinge aansluiting van allemaal — verder — aparte voorzieninkjes, maar om aansluiting van deelnemers aan informatieverkeer met hùn respectievelijke middelen op dè voorziening annex infrastructuur. Oh ja, zo’n deelnemer is een willekeurige burger. Wat als infrastructuur voor haar/hem volstaat, is in één moeite door geschikt voor gebruik door — medewerkers van — overheidsinstellingen. De omgekeerde aanpak, zoals tot dusver gevolgd, werkt voorspelbaar averechts.
[W]èlke àfgeleide samenhang hebben die standaarden met de relevante ontwerpopgaven, zoals voor ontwerpopgaven allereerst duidelijk moet zijn om — het bevorderen van — welke maatschappijvisie het gaat?!
Wat als standaarden maatschappelijke dynamiek volgens evenwichtige verhoudingen bevordert, regelt overkoepelend gezag als infrastructuur. Kortom, infrastructuur ìs de standaard voor subjecten als deelnemers aan maatschappelijk verkeer in respectievelijke situationele hoedanigheden.
Ontkenning van reële variëteit maakt wat-dan-ook uiteindelijk altijd véél en véél moeilijker om te besturen.
Wat ècht nooit helpt, is ordenen abusievelijk houden voor klakkeloos
uniformeren. Nota bene, orde veronderstelt verschillen. Wie daartussen
op geen ènkele manier ook maar enige samenhang ‘begrijpt,’
ervaart totale wanorde. Of wanneer àlles ten onrechte als gelijk geldt,
maakt niets verschil en is willekeur praktisch onvermijdelijk.
Ordening betreft 1. verschillen in 2. samenhang. Verschillen zijn
weliswaar nodig om van orde te spreken, maar niet voldoende. Want
ònsamenhangend beschouwd zijn ze — vooralsnog —
òngeordend.
in: aantekening 82.1
Maar verkondig ajb niet dat het bestuurlijk onhaalbaar is. Want
daarmee zeg je met zoveel woorden dat voortzetting van nota bene juist
ònbegrijpelijke wanorde wèl bestuurlijk haalbaar is. […]
Daarentegen moet de opzet kwalitatief ànders. Dat vergt nu eenmaal een
andersoortige … standaard. Indien verschillen onvermijdelijk, of
zelfs bevorderlijk, zijn, mikken ‘we’ met uniformering
precies verkeerd. Ik herhaal dat een maatschappelijk-verkeersstandaard
stelselmatige ordening dient, dwz van samenhangende verschillen
[…].
Denk ajb niet dat zulk bereik onmogelijk ruim genomen is. Door
kleinschaliger oriëntatie(s) raken resp. blijven ‘we’
immers onverminderd met uitzonderingen en affaires van dien
opgescheept. […] Ja, volledige effectuering van zo’n
stelselmatige maatregel annex standaard kost tijd, maar èlk uitstel van
aanvang laat het nòg langer duren. En het hoeft niet allemaal tegelijk
te gebeuren (wat praktisch ook niet eens kàn). Wat telt voor optimale
beheersbaarheid van geleidelijke verbeteringen, is dat de stelselmatige
opzet van meet af aan wordt gevolgd. De onmisbare leidraad biedt de
relevante standaard voor samenhangende verschillen.
Een logica die dat wèl als uitgangspunt neemt, kàn methodisch domweg
niet voldoen om betekenissen in hun verweven variëteit stelselmatig te
helpen ordenen (lees ook: modelleren). […]
Kennelijk klopt die logica niet. [Voor o]pgaven met onontkoombare
variëteit inclusief kansen ermee […] werkt zo’n grens
voorspelbaar averechts. […] Inmiddels doen ‘we’ volop
aan digitalisering, maar vieren zulke “false abstractions”
zo mogelijk èxtra hoogtij. Daar is een … logische verklaring
voor. De beoefenaren van “absurdity” ontlopen
“pay[ing] the penalty,” integendeel, zij oogsten —
financiële — winst ervan. De dupe zijn de gebruikers van door
eenzijdigheid als gevolg van kortzichtigheid gemankeerde voorzieningen
(die zij ook nog eens moeten betalen).
[E]en hardnekkig misverstand, [o]ngetwijfeld goed bedoeld[,]
desondanks niet minder abusievelijk resp. averechts [wil] dat op de
schaal van het maatschappelijk verkeer inclusief het openbaar bestuur
ervan zoiets als semantische standaardisatie gericht moet zijn op
uniformering van betekenis. Mis! Dat vrijwel iedereen er nog zo
kortzichtig over denkt èn ernaar handelt, doet er uiteraard niets aan
af dat het domweg niet klopt.
Zodra feitelijke betekenissenvariëteit — met dynamiek van dien
— heerst, verdient semantische standaardisatie immers een àndere
… betekenis. Het moet een methode zijn, en wel voor open (!)
erkenning van veranderlijke betekenisverschillen mèt samenhang
ertussen. [A]ldus pas bruikbaar geldt […] een standaard van
inderdaad een, zeg maar, àndere orde dan een strikte uniformeringsnorm
zoals traditioneel bekend[.]
Nee, het is […] nog lang niet voldoende om
betekenisverschillen als het ware op een rijtje te zetten. Expliciet
moet ertùssen eveneens samenhang worden gevestigd (en inclusief
veranderlijke verschillen worden onderhouden). Daardoor verspringt wat
telt als het object van standaardisatie. Over gewoon gesproken, dat is
voor iedereen die haar of zijn dagelijkse gang gaat moeilijk, zo niet
onmogelijk, om te begrijpen. [… S]telselmatig [kan] een
enkelvoudig teken géén object […] zijn voor standaardisatie (lees
ook: uniformering) van betekenis. [… V]oor stelsel- resp.
verkeersmatig bereik [zorgen] verschillen-in-samenhang pas […]
voor eenduidigheid. Dat maakt van verhouding tùssen betekenissen het
passende standaardisatie-object. Dat is op zijn beurt, nota bene, géén
betekenis, maar — vergt als standaard — een
(ordenings)methode. En zo’n stelselmatig bemeten methode volgens
een relativiteitstheorie is Metapatroon.
(Ook) het woord standaardisatie zit stellig de herkenning tot en met
wijziging in de weg van wat telt als object van standaardisatie.
Iedereen associeert standaardisatie immers prompt met uniformering, zeg
ook maar het opheffen van verschillen. Daarmee lijkt erkenning van
verschillen — dus — volkomen strijdig. Dat klopt, maar de
manier (lees ook: methode) om verschillen samenhangend te duiden blijkt
dan weer wèl uniform voorstelbaar.
Voor techniek tellen overeenkomsten, voor semantiek … verschillen en voor semantiek op stelsel- annex verkeersschaal zijn het verschillen-in-samenhang. Daarom is standaardisatie voor semantiek van een andere, zeg maar de tweede, orde. Dat is ingewikkelder om te beseffen. […] Het primaire object van standaardisatie geldt niet betekenissen, maar betekenisverschillen inclusief samenhang ertùssen. Dat maakt een stelselmatig passende ordeningsmethode tot object van standaardisatie.
Een verhouding kent deelnemers in respectievelijke hoedanigheden
vòlgens de verhouding die als relevant geldt voor afstemming van hun
respectievelijke gedragingen. Het gedrag door elke deelnemer in de voor
haar/hem geldige verhoudingshoedanigheid kan onderhevig zijn aan
dáárvoor geldende informele tot en met formele ‘regels.’
Autorisatie mbt digitale middelen is zo beschouwd niets bijzonders. Dat
betreft óók ‘gewoon’ een kwestie van het regelen van
verhoudingen met gedragsmogelijkheden en -beperkingen voor deelnemers
volgens (verhoudings)hoedanigheden.
Vooral voor digitalisering kan zulke veralgemenisering voordelen
opleveren. Er zijn — veel — minder middelen nodig èn ze
zijn flexibeler. Er is eveneens een soort standaardisatie mee
gevestigd. Zonder verschil in middelen lost de opgave van — het
vestigen van — samenhang ertussen als het ware op. Zo mag van een
algemene verhoudingenopzet […] worden verwacht dat in één moeite
door is voorzien in het verband tussen autorisatie en wat er verder
allemaal volgens verhoudingen geldt.
Toegegeven, beheer volgens een uitgebreidere structuur vergt èxtra overzicht. Per saldo raakt beheer daardoor echter — ook: veel — eenvoudiger en de kwaliteit van bijdragen onder de noemer van beheer kan zelfs zeer sterk toenemen, om over nadelen van doormodderen maar te zwijgen, omdat de mogelijkheden dankzij zo’n uitbreiding beter, pas e.d. aansluiten op wat-er-werkelijk-gebeurt resp. -moet-gebeuren.
in: aantekening 85.6
Voor stelselmatige verhoudingen zijn er ruw gezegd twee sóórten,
vooruit, standaarden. De ene soort mikt op uniformering, de andere
juist op — zoiets als — contrastering, ofwel borging van
onderscheidend vermogen. Praktisch telt het optimale mengsel. [Dat]
illustreer ik […] met de regels van het voetbalspel. Een
wedstrijd wordt tussen twee teams gespeeld onder (bege)leiding van een
scheidsrechter en grensrechters. Omdat de wedstrijd op één veld wordt
gespeeld, gelden dáárvoor uniformiteitsregels. Hoe lang resp. breed is
het speelveld, waar staan de doelen en wat zijn de afmetingen van een
doel? Enzovoort, maar een wedstrijd lijdt eronder, wanneer nota bene
ònderscheid tussen beide teams onduidelijk is; voorts moet het
arbitrale trio duidelijk van alle spelers zijn te onderscheiden.
Daarvoor gelden dus, zeg maar even, contrastregels.
Wat [men alom] maar niet lijkt te — willen? — begrijpen is
de behoefte aan, herstel, de noodzaak van contrastregels, dus ter
bevòrdering van verschillen. Zodra het om voorzieningen ter
facilitering van verhoudingen gaat, wat onder de noemer van
interoperabiliteit dus onvermijdelijk aan de orde is, moet de nadruk
zelfs op contrastregels liggen. Met louter uniformiteitsregels, hoe
aanlokkelijk een- resp. enkelvoudig ook, lukt het niet. Oh ja, zodra je
van de noodzaak van met bijbehorende voorrang voor contrastregels
uitgaat, en daarvoor is Metapatroon geschikt, merk je — pas
— aan welke uniformiteitsregels aanvullend eventueel nog behoefte
is. Dat blijken dan àndere te kunnen zijn, en ook nog eens veel minder.
Bedenk ajb hoe leidend voor de openbare weg de verkeersregel
‘rechts houden’ is, een contrastregel bij uitstek! Met
nodige en voldoende borging van inhoudelijke betekenisverschillen, wat
zou je je überhaupt nog om uniforme ‘techniek’ bekommeren?
Dat is zelfs onverstandig[.]
Onder de noemer van standaardisatie kan je inderdaad gauw op beheer komen. Maar standaardisatie zo klakkeloos opgevat miskent voorwaarden. Het lijkt voor beheerders paradoxaal, maar ruimer beschouwd is het juist volstrekt logisch om met voorrang te bepalen wat niet (!) valt te standaardiseren. Ontwerpen, dus. Erken wat-daar-gebeurt dan maar als iets geheimzinnigs. Wacht op wat er-uit-komt. En markeer pas zo’n resultaat als eventueel object van standaardisatie à la beheer. Je zult zien, dat er nauwelijks wat te standaardiseren overblijft. […] De overheersing van het beheerparadigma leidt tot enorme lastenverzwaring. Het wemelt van overbodige procedures enzovoort. Daarvan moeten ‘we’ niet alleen kennis nemen (wat mensen met enige kritische zin overigens nalaten, zodra ze begrijpen hoe contraproductief ze zijn; daar gaat je adoptie). Erger nog, beheersmatig geïndoctrineerde mensen gaan zich er ook nog aan houden, met vaak rampzalige gevolgen van dien, affaires en zo. Als variant op ‘met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig,’ met zulke standaardisatie kan chaos er ook nog wel bij.
Het opstellen van definities is inderdaad kenmerkend voor het valse
verlangen naar dezelfde betekenis van een teken (nogmaals, lees voor
teken ook: informatie, data, gegeven). […]
Nota bene, het is maar welke opvatting van informatie geldt. Ook de
betekenis van … betekenis kan variëren, dat is althans consequent
gedacht. Voor wie standaardisatie in de zin van uniformiteit van
informatie verwacht, te weten dat iedereen er dezèlfde betekenis aan
moet (!) gaan ontlenen, is “ongekende complexiteit” nog
zachtjes uitgedrukt. Want de opgave van interoperabiliteit is voor
verhoudingen met nu eenmaal heterogene deelnemers en hun
dienovereenkomstig onderling verschillende gedragsaandelen zelfs
principieel (!) ònoplosbaar volgens zo’n uniformiteitsillusie,
punt. Heb je wel eens van o.a. sociale psychologie gehoord?
Volgens de interactieve opvatting met bijbehorend verschillende
betekenisperspectieven kàn het echter juist niet eenvoudiger. Om de
naïef-atomistische valkuil van een definitie te vermijden, vraag niet
zozeer wat informatie ìs, maar waartoe zij zoal dient. Geef relevante
gedrags- en daarmee verbonden betekenisverschillen juist de ruimte!
Erken daarmee de nota bene verschillende bijdragen — er zijn
immers verschillende deelnemers — aan samenwerking (algemener:
verhoudingen). Dat inzicht moet ook aan digitalisering vooràf gaan ipv
dat filosofisch ongeïnteresseerde ict-ers wegkomen met het òpleggen van
een feitelijk syntactische beperking (lees ook verderop) omdat zij dat
voor hun programmering wel zo gemakkelijk vinden (of, kan ook, domweg
niet beter weten).
De moeilijkheid, en toegegeven, die is aanzienlijk, betreft de
wijziging van de principiële aanname (lees ook: paradigma). Zgn
vooraanstaande leden van de samenleving moeten daarvoor òm. Laten nu
net zùlke mensen van zichzelf echter vaak menen de wijsheid in pacht te
hebben. Dat oordeel hebben ze weliswaar ieder voor zich, tja, over
verschillen gesproken, maar zij zijn als het ware vanzelfsprekend
verenigd in hun weerstand tegen betekenisbetrekkelijkheid. Eens grondig
nadenken? Ach, wat niet weet, wat niet deert. Daarom gaat het voor hùn
welbevinden […] voor maatschappelijke verhoudingen nog steeds
maar averechts, ònevenwichtig door, waar op hun beurt zgn ict-ers dan
weer garen bij spinnen (voor de nieuwe kleren van de keizer). Voor nog
eens extra belemmeringen zorgt een populaire opvatting onder de noemer
van semantiek die neerkomt op syntax. Het gaat dus helemaal niet om
betekenissen, maar om een uitdrukkingsopzet ervoor (die, indien
afgeleid van atomisme, voor stelselmatige verhoudingen te beperkt is en
waarmee dus ook met digitalisering geen passende voorzieningen, ja, dat
moeten wèl dezèlfde zijn, voor de verschillende deelnemers aan
informatieverkeer getroffen kunnen worden). Oh ja, ipv als vernauwd tot
syntax moet semantiek met voorrang juist tot pragmatiek verruimd
gelden, ofwel met informatie differentieel gedragsmatig gericht. Dan
schiet het met interoperabiliteit pas op. Het heeft pas zin om zgn
technische voorzieningen te treffen, prima, zoveel mogelijk
gestandaardiseerd in de zin van uniform (maar blijf open staan voor
technische verbeteringen), wanneer de pragmatiek met — verhouding
van — betekenisverschillen is geregeld. Volgens stelselmatig
geregelde pragmatiek zijn eventuele technische verschillen trouwens
nagenoeg irrelevant. De drukte erom staat buiten elke …
verhouding. Nogmaals, ict-ers laten die aspecten tellen en hun
‘vooraanstaande’ opdrachtgevers weten niet beter, wìllen
dat kennelijk vaak ook niet weten. Maar als computers èrgens bruikbaar
voor zijn, i s het immers louter formele omzetting van tekens (mits de
respectievelijke syntaxen stroken met die — als zoiets als een
metastandaard — voor de wel algemeen geldige pragmatiek).
‘We’ moeten standaardisatie niet overdrijven. Met in
pragmatisch opzicht een metastandaard voor ordening van stelselmatige
betekenissenvariëteit, een grenzeloos geschikte modelleermethode, dus,
is de voornaamste voorwaarde voor interoperabiliteit verzekerd. Die
verschaft meteen het richtsnoer voor eventueel nog nuttige overige
standaarden. Dergelijke samenhang is thans helaas nog vèr te
zoeken.
Dat — soort van — uitdrukken heet ook wel modelleren, en
een methode volgens een bepaald ordeningsbeginsel dus ook wel een
modelleermethode. Zo beschouwd wordt met een model dienovereenkomstige
semantiek bepaald. Neem Jansen als informatie(waarde). Als die
informatie onder de noemer van persoon geldt, is daarmee de betekenis
ervan aangegeven nota bene voor het bereik van gedragsafstemming dat
met het model c.q. de daarop gebaseerde voorziening gedekt voorgesteld
is. Wat ik noemer … noem, noemen ict-ers veeleer type, klasse
en/of metadata. Er is géén verschil in betekenis. :-) Dus, een model
telt dergelijke noemers èn — op hun beurt eveneens genoemerde
— relaties die tussen informatiewaarden onder verschillende
noemers kunnen gelden. Neem ook Rotterdam als informatiewaarde, maar
dan onder de noemer van gemeente. Wanneer volgens het model de noemers
persoon en gemeente onder de relatienoemer woonplaats samenhangen, kan
aanvullend blijkbaar als relatiewaarde worden toegevoegd dat persoon
Jansen in gemeente Rotterdam woont.
Zulke enkelvoudige noemers moet je al als context opvatten. Jansen? Oh,
als persoon! Maar enkelvoudige noemers zijn slechts geschikt voor
minimaal bereik (omdat als het ware voorafgaand reeds is voorzien
nodige en voldoende context […]). […]
Met stelselmatig (verkeers)bereik ontbreekt het aan de vergaand
impliciete contextualisering die telkens een aparte voorziening biedt.
In voorwaarden voor eenduidige betekenis — altijd voor
gedragsafstemming — moet daarom expliciet als integraal en
integrerend ònderdeel van informatie zijn voorzien. […]
Om ter illustratie bij een persoon te blijven, in wèlke situationele
hoedanigheid geldt Jansen? Het maakt nogal een verschil of nadere
informatie haar/hem in de ene of in een andere hoedanigheid betreft. En
een informatiestelsel moet àlle relevante hoedanigheden faciliteren,
nota bene eveneens om selectief verschillen ertussen in samenhang te
beoordelen (zoals gebeurt met de aangifte inkomstenbelasting, het is
maar weer een gebruiksvoorbeeld). De onvermijdelijk noodzakelijke, pff,
opeenstapeling van contextuele aanduidingen laat zich methodisch met
Metapatroon modelleren.
Het gehele (!) model betreft semantiek. Dat ik de voorkeur aan de
aanduiding als pragmatiek geef, doet er hier minder toe. Wat ik
begrijpelijk probeer te maken, is dat zoiets als een woordenlijst,
thesaurus e.d. altijd ook maar een onderdeel van een betekenissenmodel
is. Daarmee kàn semantiek nooit dekkend genoeg geregeld zijn. Ik
herhaal, dat lukt pas door het volledige model tot semantiek te
rekenen. En voor een passend model met stelselmatig bereik volstaan
gangbaar geraakte modelleermethoden met hun enkelvoudige benoemering
van informatiewaarden en verband ertussen domweg niet.
Als ònderdeel van juist een model voor stelselmatig bereik zijn —
vaak meerdere — classificaties onmisbaar. Ik ben daarom vóór
thesaurus, […] maar daarmee zijn ‘we’ er zeker voor
stelselmatig beheersbare semantiek dus nog lang niet. […]
Zodra je beseft dat het volledige model semantiek is, moet je herkennen
dat er twee, zeg maar, soorten standaarden kunnen zijn. De ene mikt op
het model als feitelijke betekenissenordening. De andere op de
modelleermethode (en zou dan een metastandaard kunnen heten). Met
allebei moeten ‘we’ oppassen.
Kijk, er blijven aparte digitale voorzieningen getroffen worden. We
moeten dan niet doorschieten met de eis dat het semantische ontwerp
ervoor overal met de zelfde modelleermethode opgesteld wordt, en al
helemaal niet dat informatiewaarden overal overeenkomstige noemers
hebben. Vergeet het. Dat is niet alleen onhaalbaar, maar een
onderschatting van reële variëteit waartegen terecht weerstand bestaat.
Wat dan wèl?
Met een methode als Metapatroon laat zich onbegrensd een stelselmatig
betekenissenmodel opstellen. Dat is dan niet (!) bedoeld om er één
voorziening mee te ontwikkelen. Zo’n stelselmodel dient om de
variëteit van voorzieningen op te projecteren. (Pas) dankzij zo’n
overzicht kan het praktisch lukken om interoperabiliteit gericht te
verbeteren, inderdaad, met alsmaar “tussenstapjes” waarvan
er nogal wat met een zgn informatierotonde gezet blijken te kunnen
worden. Dat neemt niet weg dat er aspecten van digitaal
informatieverkeer zijn, waarvoor bundeling van voorzieningen tot een
— ach, waarom niet? — standaard raadzaam lijkt. Autorisatie
komt daarvoor bij uitstek in aanmerking[.]
Als nù iedereen dat RDF (Resource Description Framework) zo geweldig
vindt, prima, ga er vooral mee dóór. […]
Ik zeg eigenlijk alleen maar dat we stelselmatig met variëteitsdynamiek
van dien o.a. aan RDF pas ècht iets hebben, indien met dat
verkeersbereik voor eenduidige interpretatie van
eigenschapsbeschrijvingen benodigde, herstel, onmisbare
aanknopingspunten (lees dus: situationele ipv absolute objecten) eraan
voorafgaand beschikbaar gemaakt zijn. Dat lijkt mij reuze praktisch. En
dat ‘maken’ lukt weliswaar eveneens met kleinste
samenstellingen volgens drieledige opzet, maar voor
situationeel-objectconstituties verschilt die opzet noodzakelijkerwijs
(!) van de overleverde zinsbouwnorm (een overgeleverde norm die o.a.
tevens RDF kenmerkt).
Zo beschouwd komt Metatroon neer op een ruimer, nota bene door-en-door
opzettelijk stelselmatig bemeten … raamwerk, vooruit Metapattern
Description Framework (MDF). Ach, waarom niet?! […]
Metapattern Description Framework omvat twee (!) zgn formaten. Het ene
formaat dekt de constitutieve beschrijving van een — telkens
aanvullend — situationeel object. Dàt formaat is typisch voor
Metapatroon. Het tweede formaat volgens MDF dient beschrijving van een
eigenschap van een eerder volgens het eerste formaat gevestigd
situationeel object en kàn daarom RDF met zijn enkele formaat zijn. Wat
mij betreft houden we het inderdaad op RDF […] voor het tweede
formaat volgens MDF.
Burgers zijn deelnemers aan maatschappelijke verhoudingen, zoals ook
overheidsinstellingen deelnemers zijn. De overheid heeft
dienovereenkomstige zorgplicht voor dergelijke verhoudingen. Daarom
moet zij àls deelnemer anderen eveneens àls evenzovele deelnemers
aanspreken. Nu is het vaak dat de overheid veronderstelt dat
verhoudingen voor anderen gelden, met haarzèlf apart, lòs ervan (lees:
er boven verheven). Op die manier is zij inderdaad o.a. een architect
van niets (om over onveilige — resultaten van —
overheidsbemoeienis nog maar te zwijgen). Relevante verschillen èn
samenhang ertussen moeten eenduidig uitgewerkt aangegeven en
bijgehouden kunnen worden. Dat lukt ònmogelijk (!) volgens
verabsolutering.
Wat heeft dit met standaardisatie te maken? Die pakt stelselmatig
averechts uit, zucht, voorspelbaar, door op verabsoluteringen te
mikken. Als verhoudingen principieel tellen, moet je immers
verhoudingsvoorzieningen optimaal beheersbaar zien te krijgen. Zo moet
je ook zgn interoperabiliteit dus stelselmatig opvatten. Een
voorziening ervoor dient niet om B hetzèlfde te bezorgen als wat
oorspronkelijk A heeft, weet e.d., dat is de misvatting van
verabsolutering, maar wèl om de verschillende gedragsaandelen door A èn
B optimaal op elkaar afgestemd te krijgen, dat is de opbouwende
praktijk van verhoudingen.
Denk aan twee manden die allebei met peren gevuld zijn. Stel dat je
wèl weet hoeveel peren er in elke mand zitten, maar nog niet hoeveel
dat er bijelkaar zijn. Je herinnert je gelukkig dat je die vraag ooit
met appels had en voor het antwoord met succes een methode voor
appel-optellen gebruikt had. Je beseft nu dat het niet mag uitmaken wàt
je optelt, nee, niet wat optellen betreft. De optelmethode is, kortom,
algeméén bruikbaar. Het is onzin om eraan te blijven vasthouden dat
appel-optellen een aparte methode vergt. Dankzij erkenning van een
algeméén geldige resp. bruikbare methode kan je bijvoorbeeld ook appels
en peren optellen, enzovoort.
Toegegeven, je moet beschikken over enig abstractievermogen om het nut
van dergelijke standaardisatie te waarderen. Daartoe blijkt niet
iedereen in staat, althans niet onmiddellijk. Maar het valt zeker te
leren. Wie het eenmaal doorheeft, wil ook niet meer anders. :-)
Voordelen zijn groot. Het belangrijkste voordeel is dat daarmee véél
meer verschijnselen binnen het bereik van je begrip raken. De kans is
bijgevolg véél kleiner dat je verschillen inclusief hun samenhang
veronachtzaamt. Dat bevordert uiteraard de kwaliteit van beheer. Voorts
heb je aan één en hetzèlfde beheermiddel genoeg voor feitelijk open
bereik van beheer.
Dus, mikken op een autorisatievoorziening met maatschappelijk, ofwel
stelselmatig, bereik helpt standaardisatie dùbbel.
1. Standaardisatie vàn autorisatie is praktisch zelfs onmisbaar voor
stelselmatige dekking. Dat vergt nota bene voorrang voor begripsmatige
opzet. Klopt, situationele hoedanigheden en zo. (Want) dankzij een
‘gedeeld’ begrippenkader kan techniek gerust variëren met
behoud van zgn semantische interoperabiliteit.
2. Mèt zulke standaardisatie vàn autorisatie, zeg maar autorisatie
zèlf, laten zich allerlei aspecten van overige voorzieningen
standaardiseren.
Wat standaardisatie betreft herhaal ik dringend dat classificatie volgens situationele hoedanigheden, nota bene over stelselmatigheid gesproken, een inrichtingsperspectief biedt zowel door de aspecten- als door-de-schalen-heen. Zo zou ‘om te beginnen’ (wet- en) regelgeving expliciet moeten zijn geclassificeerd volgens (maatschappelijk-verkeers)situaties met pèr situatie relevante hoedanigheden. Wat digitalisering betreft dient die(zèlfde !) classificatie dan ter facilitering van eenduidige autorisatie resp. audit trails (controlesporen).
Over standaardisatie van infrastructurele middelen gesproken, […] een stelselmatig bruikbaar ordeningsbeginsel vergt ontleding: alles — is — (informatie)verkeer tussen deelnemers in situationele hoedanigheden. Dàt ordenings- annex willekeurbeginsel, nee, willekeur (lees hier ook: open) is infrastructureel niet strijdig met ordening, integendeel, verdient daarom met voorrang de status van … open standaard. Oh ja, omdat het daarmee om een standaard gaat als grondslag voor vèrdere standaardisatie, is het wellicht ‘logischer’ om aldus van een metastandaard te spreken.
Toegegeven, het is ook moeilijk om te begrijpen dat een
ordeningsbeginsel voor zo weinig moeilijk mogelijk resultaat van een
kwalitatief àndere … orde moet zijn dan wat je erméé bedoelt te
… ordenen. Zie je wel, haha, zo moeilijk is het dus!
Een alternatief bestaat echter niet, althans niet volgens mij. De valse
schijn van eenvoud resp. enkelvoud werkt altijd averechts. Om besef van
zulk onderscheid tussen enerzijds beginsel, anderzijds vormsel uit te
drukken is ter aanduiding van beginsel het voorvoegsel meta gangbaar.
Ofwel, om standaarden heel praktisch te kùnnen ordenen vergt een
metastandaard.
Als beginsel moet dat inderdaad volstrekt ònbegrijpelijk zijn en
blijven voor wie standaardisatie klakkeloos vooral associeert met
— ook nog eens onbegrip van — technologie. Nee, iets anders
dan voor een middel kan techniek toch niet dienen. Maar welk doel dient
zo’n middel dan? Dankzij begrip volgens situationele
hoedanigheden kunnen ‘we’ het over — bevorderen van
— evenwichtige verhoudingen als doel hebben. Daarvan àfgeleid kan
resp. moet het over passende middelen gaan en vervòlgens pas over
passende standaardisatie dáár weer van.
Ja, veranderende technische mogelijkheden kunnen leiden tot andere
middelen en zo aanleiding zijn om andere doelen te bedenken. Maar
techniek/middel àls doel blijft onzin. En het ordeningsbeginsel annex
metastandaard met de noemer van situationele hoedanigheid lijkt mij
nota bene maatschappelijk zelfs/juist relevant èn houdbaar
onafhankelijk van welke techniek enz. dan ook. Ofwel, daarmee kunnen we
zeker even vooruit.
Pogingen tot uniformering (lees ook: standaardisatie) van betekenissen zijn naar de aard van verkeersvariëteit vergeefs, punt. Ofwel, onderdrukking roept onvermijdelijk weerstand op.
[Ook] aan zgn standaarden voor informatiebeveiliging hebben ‘we’ uiteraard pas ècht iets voor wat nota bene samenhangend onderdelen moeten zijn van bedoelde stelselmatige voorzieningen. Anders is en blijft onduidelijk wàt ‘we’ ermee denken te beveiligen en biedt gebruik van zulke standaarden vooral schijnbeveiliging.
Begin er eens mee om te erkennen dat een ènkel woord niet de
maatvoering voor eenduidige betekenis is. Oh, ben je allang zo ver? Ga
dan ajb dóór er gevolgen aan te verbinden. Standaardisatie voor
samenhang-tussen-verschillen … verschilt kwalitatief van
standaardisatie volgens resp. uniformiteit.
Uniformiteitsstandaardisatie werkt zelfs averechts voor zgn
differentiële opgaven; zodra je ermee ophoudt, gaat er in elk geval
minder mis.
Zou het? Dergelijk onderscheid draait doorgaans op mislukking uit,
omdat het een bedenksel is van ict-ers. En zij formuleren ook zèlf de
zgn principes volgens dat onderscheid. Vertrouwd met het
hoe-perspectief kùnnen zij feitelijk niet anders dan daaraan
’hun‘ … basisprincipes ontlenen. Onder het mom van
een wat-perspectief verzinnen ze er principes, herstel, basisprincipes
bij.
Ja, er is afleiding aan de orde, maar onder regie van ict-ers verloopt
die in precies de tegenovergestelde richting als welke de termen
suggereren. Wat verschijnt als basisprincipes zijn toch vooral
schijnargumenten. Intussen hebben opdrachtgevers nog steeds geen benul
van verhoudingen. Zij laten kennelijk na een blik te werpen op wat ze
als basisprincipes opgediend krijgen, laat staan dat ze er hoognodige
kritische aandacht aan schenken.
Zolang voor betekenis de nadruk ligt op uniformiteit ervan werkt het echter averechts.
Hoe dan ook wordt met zgn lagen beheersing gesuggereerd die er juist
door verloren gaat. Ik zie het als kolonisering door ict-ers.
Toegegeven, met “applicatielaag” als, zeg maar,
uitvalsbasis zij zijn daarin tot dusver zéér succesvol. Maar hùn
successen zijn dus de mislukkingen voor vèrder iedereen. Het werkt op
die manier domweg niet. Want àlles ’naar boven‘ wordt
feitelijk àfgeleid beschreven van hoe zij een telkens aparte zgn
applicatie menen te kunnen/moeten ontwikkelen. […] Als
bedrijfsfuncties staan [vaak] voorgesteld wat ict-ers zich als
evenzovele applicatiefuncties (lees dus ook: geprogrammeerde functies)
kunnen voorstellen. Tja, als dat van beneden naar boven zo bedacht is,
’klopt‘ het van boven naar beneden uiteraard. Althans,
zo’n beschrijving straalt beheersing uit.
De één-op-één-relatie tussen bedrijfsfunctie en programmatuurcomponent,
verstevigd door ééndimensionale functionele decompositie, gaat echter
dwars tegen, op z’n Engels uitgedrukt, separation of concerns
(lees ook: aspectgerichtheid) in. Dat is pràktisch voor een aparte,
kleinschalige voorziening overigens — nog — geen bezwaar.
Sterker nog, als een bepaalde vorm àltijd dezèlfde inhoud
’faciliteert,‘ heeft het geen zin ze als aspecten zo
vergaand mogelijk gescheiden te … faciliteren. Maar als de ene
vorm past voor een willekeurig aantal inhouden, loont het al gauw om
een voorziening voor het vorm- en een andere voor het inhoudsaspect
treffen en ze naar omstandigheden gecombineerd te laten …
functioneren. Zo kunnen er andere, meer aspecten worden …
onderscheiden.
Het is een vergissing dat schaalverruiming noodzaakt tot betekenisuniformering. Integendeel, hoe ruimer de schaal van een verkeersstelsel, des te dringender moeten ’vragen‘ als specifiek opgevat worden. Anders valt afstemming onmogelijk passend te faciliteren. Het is echter verkeer-d om daaruit de conclusie van dienovereenkomstig specifieke voorzieningen te trekken. Dat is gelet op digitale vernetwerking een gepasseerd station. De informatiekundige oriëntatie is pas kenmerkend voor inmiddels onontkoombare stelselmatigheid door relevante betekenisverschillen in een ordening te … passen die strookt met wat vergaand reeds beschikbare (!) voorzieningen als bereik praktisch dekken. En wanneer verkeersvoorzieningen zijn opgezet volgens aspectgerichte modulariteitsverdichting, is de kans uiteraard groot dat antwoord op een zoveelste aanvullende ’vraag‘ na eventueel aanvullende/aangepaste parameterisering inderdaad kan worden gefaciliteerd met de voorzieningen die er al(lang) zijn.
[Wie] de vergissing blijft maken om het […] te zoeken in, eh, iets uniforms resp. uniformerends van de eerste orde[,] houdt verschillen […] onverklaarbaar, problematisch, enzovoort. Mijn voorstel betreft daarom uniformiteit van de, vooruit, tweede orde. Ofwel, er is weliswaar zoiets als ènkelvoudige grondslag denkbaar, maar die moet zelfs opzettelijk berekend zijn op — open dynamiek van — meervoud. Dat telt als een zgn paradigmawissel.
Het, zeg maar, directe gebruik van infrastructuur is gebaat bij standaardisatie, opdat (!) de gebruiker zich per saldo gevarieerder kàn gedragen.
[O]p stelselschaal moeten ‘we’ niet mikken op voortzetting van uniformering van middelen, ofwel een soort van standaardisatie die kleinschalig inderdaad voordelig is. Grootschalig(er) of, beter … gesteld, door-de-schalen-heen moet standaardisatie kwalitatief ànders en wel door uniformering van omgang met verschillen (!) tussen middelen; dergelijke, zeg maar, tweede-orde standaardisatie borgt in één moeite door samenhang tùssen verschillen. Wie op stelselschaal volhardt in eerste-orde standaardisatie heeft z’n kop in het zand gestoken. Dat geeft hemzèlf wellicht — voorlopig — een veilig gevoel, maar maatschappelijk verantwoord is zo’n starre houding natuurlijk niet.
Hoe dan ook biedt een zgn informatierotonde allerlei voorzieningen
die nota bene draaien om hergebruik inclusief benodigde vertaalslag.
(Ook) zulke voorzieningen kunnen selectief aan een situationele
hoedanigheid toegeschreven zijn. Iemand aan wie op haar/zijn beurt
zo’n situationele hoedanigheid toegeschreven is, geldt daarmee
als gebruiker van de voorzieningen in kwestie.
Wat valt er aan te standaardiseren? Allereerst is dat de opzet voor
duiding van soorten gebruikers. [… D]e samenstelling
‘situationele hoedanigheid’ voldoet op willekeurige schaal.
Voor beide samenstellende delen geldt een hiërarchische classificatie
om een element aan te ontlenen. Wat — daarom — tevens
onderwerp van standaardisatie moet zijn om er een stelselmatig
eenduidige autorisatievoorziening van te maken èn te houden is, heel
concreet, gecoördineerde zowel invulling van beide samenstellende
hiërarchieën als samenstelling met respectievelijke elementen eruit van
soorten gebruikers (lees: situationele hoedanigheden).
Dan kan je wel denken dat het met zgn consultatie onder controle is. Dat komt er met het soort aanmeldingen dat je voor allereerst een beoordelingsprocedure ontvankelijk verklaart op neer, dat de indienende ict-ers er exclusief met andere ict-ers over spreken. Je kunt wel ‘open’ uitnodigen, maar je gelooft toch zelf niet dat er burgers als representatie van de samenleving op afkomen? Hoezo bevóóroordeeld?! Daar komt dus een advies uit, zoals het gaat helaas voorspelbaar, waarvoor allerlei maatschappelijke aspecten niet of nauwelijks overwogen zijn. Intussen ga je er ten onrechte vanuit dat zulke ‘deskundigen’ het toch wel zullen weten. [… Dat] leidt tot een lijst met stelselmatig vooral ònbruikbare, als het meezit irrelevante — voorschriften voor gebruik van — tèchnische middelen, de zgn standaarden.
Kijk, het staat iedereen vrij om welk woord dan ook te benutten voor welke betekenis dan ook. Zonder toevoeging van nodige en voldoende, inderdaad, context, hoef je echter niet lang te wachten op hopeloos misverstand, enzovoort. Dat is blijkbaar ook gebeurd met het woord semantiek. Uit gewichtig onbenul duiden enkele mensen, die zich hoe dan ook al hopeloos kortzichtig fixeren op een tèchnisch zgn kunsttaaltje, als semantiek wat verder iedereen als de nogal triviale syntax ervan zou benoemen. Daar valt niets tegen te doen, zulke opportunistische etikettering, dus laat ze vooral (en met Metapatroon — begrijp je nu alweer beter het nut dáárvan? — kan het dankzij contextuele verbijzondering tòch allemaal samenhangend in ‘kaart’ gebracht worden). Maar besef ajb hoe stompzinnig het is om in [wat feitelijk syntax is van] zoiets als [zo’n kunst- annex opmaaktaaltje] een oplossing zelfs maar te vermoeden voor methodische betekenissenordening, precies, voor wat ook wel semantische interoperabiliteit heet, op welke schaal dan ook van informatieverkeer uitgedrukt in welke taal dan ook.
Zo’n werkelijkheidsdeel telt zgn reële variëteit. Een
voorziening die … daadwerkelijk helpt om zo’n gedeelte te
beheersen, moet bieden wat passende variëteit heet.
In het geval van informatievoorziening dient een begrippenmodel om
reële variëteit te beschrijven. Dat draait dus om betekenisverschillen
inclusief samenhang ertussen. Voor het werkelijkheidsdeel dat je
passend gedekt wil krijgen, kom je reële en nodeloze verschillen tegen.
Een verschil is nodeloos (lees ook: overbodig), wanneer er reeds een
begrip voor is onderscheiden. Een verschil kan ook nodeloos in de zin
van … onzinnig blijken.
Je kunt het wegwerken van nodeloze verschillen standaardisatie resp.
uniformering noemen. Een standaard vind ik een uitkomst, géén
uitgangspunt. Ofwel, ga van verschillen uit. En hoe ruimer je het
relevante werkelijkheidsdeel kiest, des groter de kans is op reële
verschillen.
De reden dat … iets tekort schiet, is vaak dat passende variëteit
eraan ontbreekt. De voorziening (lees ook: hulpmiddel, gereedschap) is
niet bemeten op — samenhang tussen — wat wel degelijk voor
reële verschillen moeten doorgaan.
Hoe valt dat te vermijden? Hoewel je beseft dat een voorziening die
àlles dekt domweg niet realistisch is, is het verstandig om desondanks
te doen alsòf dat prima kan lukken. Het gaat daarbij om de houding dat
je uniformering als uitgangspunt afwijst. Probeer, eh, verschijnselen
daarentegen principieel als verschillen te (h)erkennen met een plaats
— volgens samenhang — voor èlk verschil en èlk verschil op
z’n plaats.
Koester ajb […] geen illusies onder noemers als ijkpunt, standaardisatie en uniformering. Reële variëteit raakt niet volgens een ènkel grootste gemene veelvoud, wèl volgens open meervoud van kleinste òngemene (!) delers beheersbaar.
Meteen voor wat ingewikkelder opgaven loop je met atomisme vast. Wie […] verdeelt op grond van de abusievelijke aanname van uniforme, absoluut geldig veronderstelde eenheidsbegrippen, of zelfs zo’n ènkel begrip, krijgt verdeeld opgedane uitkomsten natuurlijk nooit naadloos … verbonden.
Mijn opvatting luidt dus, maar ja, die ken je allang, dat je […] kunt standaardiseren totdat je een ons weegt, maar dat je er niets mee bereikt, integendeel zelfs, zolang je ermee niet mikt op facilitering van evenwichtige(r) wederkerige afhankelijkheden op pràktische schaal van maatschappelijk informatieverkeer.
Mocht je standaardisatie nog nooit in verband met politieke filosofie hebben gebracht, ga ajb bij — werk van — Isaiah Berlin te rade.
Als impliciete aanname geldt alom m.i. abusievelijk nog steeds dat
digitalisering een kwestie van verschillende informatiesystemen is èn
blijft. De enige manier waarop uitwisseling van informatie tùssen zulke
onverminderd apart opgevatte systemen dan valt te verbeteren,
inderdaad, als je aan die valse aanname vasthoudt kàn je daarvoor niet
op een ander idee komen, is om te bevorderen dat wat er
‘uit’ het ene systeem komt, moet, eh, passen
‘in’ een ander systeem daadwèrkelijk zo, zeg maar,
eenvoudig mogelijk lukt. Klopt, er bestaat zelfs geen ènkele
belemmering door over en weer dezèlfde vorm (lees ook: teken) met
dezèlfde inhoud (lees ook: betekenis) te laten associëren.
Zulke als het ware rechtlijnige overeenstemming over inhoudelijke
uniformiteit, vooruit, standaardisatie, is echter een illusie. Ik
begrijp dat je dat niet herkent, zolang je standaardisering exclusief
als kleinschalig te implementeren uniformering nastreeft. Maar je zou
aan [allerlei zgn] standaarden […] toch alvast moeten kunnen
aflezen dat het vormvoorschriften betreft, in de verwachting dat
desbetreffende instellingen daarmee voor hùn informatiesystemen
vervolgens tevens betekenismatige uniformiteit bereiken. Maar daarin
slagen ze dus maar niet. Rara, waaròm niet? En van weersomstuit nemen
ze de vormelijke standaardisatie niet serieus. Want waarom zouden ze
ook?
Met beperking tot vormvoorschriften is niets mis, integendeel. Door op
maatregelen voor aparte informatiesystemen te blijven mikken, raakt
standaardisatie echter verstrikt, verdwaald e.d. Dat komt door die
allang achterhaalde aanname (lees ook: paradigma). Tenzij je èlke
ervaring weigert moet je erkennen dat, precies, schaalbaarheid navenant
uiterst beperkt is.
Waar ‘we’ dringend van àf moeten, is het idee dat een
informatiesysteem voor informatieverkeer zoiets als zèlfvoorzienend is.
Volgens een vergelijking zou je dat moeten kunnen begrijpen. Een
fysieke verplaatsing van A naar B verloopt doorgaans vlot. Stel, je
pakt de fiets. Is dat het enige ‘systeem’ dat je benut?
Nee, je gebruikt als verkeersdeelnemer het zgn wegennet. Sterker nog,
zònder ‘het’ wegennet (lees ook, nota bene: infrastructuur)
heb je vrijwel niets aan een fiets, kan je beter blijven lopen.
Uiteraard gaat elke vergelijking vroeg of laat mank. Maar je begrijpt
hopelijk dat reeds vanaf geringste variëteit de apàrte middelen van de
verschillende verkeersdeelnemers niet langer zinvol als eerste en zelfs
enige object van standaardisatie tellen. Voortaan betreft
standaardisatie eerst en vooral gemeenschappelijke
verkeersvoorzieningen. En als ònderdeel van infrastructurele
standaardisatie komt — pas — standaardisatie van aparte
deelnemersmiddelen aan de orde. Ofwel, welke eisen gelden er zoal voor
een fiets, zodat jij ook met jouw fiets als verkeersdeelnemer
‘toegelaten’ bent?
Als je deze redenering tot dusver hebt kunnen volgen, mag het je niet
meer verrassen dat standaardisatie volgens infrastructurele insteek
‘vergaand’ tot vorm is beperkt (wat overigens op zijn beurt
eveneens impliciet geraakt is). Wij kennen het als beschaving dat elke
verkeersdeelnemer ‘in beginsel’ willekeurig welke
verplaatsing, en noem dat vergelijkenderwijs maar inhoud, krijgt
gefaciliteerd met het openbare wegennet àls infrastructuur. Laat dat
ajb grondig tot je doordringen. Het is niet zomaar dat inhoud lòs van
vorm geldt. De samenhang is ingewikkelder. De vorm is berekend op open
variëteit van inhoud.
Inderdaad, dat kan tevens misbruik bevorderen. Eventuele nadere
maatregelen, van pro- tot en met reactief, moeten echter hetzelfde
infrastructurele stramien volgen (en aldus als ònderdeel ervan
versterken).
In het fysieke verplaatsingsverkeer ‘lopen’ deelnemers met
allerlei bedoelingen van allerlei beginpunten naar allerlei eindpunten
‘door elkaar’ heen. Hoe lukt dat met een digitale
infrastructuur voor informatieverkeer? Welke vormvoorschriften passen
voor open betekenissenvariëteit?
Zodra je kiest voor infrastructuur als standaardisatie-object verlos je
jezelf van de opgave betekenis te uniformeren. Je valt ook deelnemers
aan informatieverkeer er niet langer mee lastig. Je hebt echter wel een
cruciale voorlichtingsopgave. Je moet deelnemers aan het verstand
brengen dat het voor hen ook ònderling niet om standaardiseren als
uniformeren gaat, maar als flexibilisering van vorm ter, dat is er dus
samenhangend ipv uniform aan, afstemming van verschillen overeenkomstig
hun nu eenmaal verschillende betrokkenheden.
Ik duid die noodzakelijke omslag (lees dus ook: paradigmawissel) als
volgt. Wie uitgaat van alleenstaande, zeg maar even, dingen, mikt met
standaardisatie op zoiets als hun pasvorm. Door uitbreiding van èlk
ding met pasvorm laten ze zich telkens paarsgewijs verbinden. Let wel,
ze zijn èn blijven aldus als alleenstaand beschouwd.
Maar met alsmaar méér van zulke alleenstaande dingen die tevens met
elkaar verbonden — moeten kunnen — zijn, zou m.i. vroeg of
laat de vraag moeten opkomen of ook en vooral voorzieningen voor
verbindingen op hùn beurt als een … ding moeten worden opgevat.
Zelfs als één ding, maar ànders. Nota bene, voor fysieke verplaatsingen
hebben ‘we’ die omslag millennia geleden gemaakt. Dat is
echter zó lang geleden, dat thans vrijwel niemand beseft dat reeds
vanaf een geringe verbindingen- annex verkeersbehoefte het verstandiger
is om voortaan van het (verkeers)systeem uit te gaan. Wat voor fysieke
verplaatsingen als openbaar wegennet allang vanzelfsprekend is, moeten
we voor digitale facilitering van informatieverkeer blijkbaar nog
leren.
Het is een òmslag, want — uitgaan van — verbonden is
tegenovergesteld aan — uitgaan van — alleenstaand. Zeg ook
dat de insteek collectief is. Vandaar infrastructuur. Waarin
infrastructuur ènkelvoudig voor willekeurige gebruikers (lees ook:
verkeersdeelnemers) voorziet, hoeven zij niet langer dienovereenkomstig
meervoudig te regelen met hun resp. eigen voorzieningen. Daarvoor telt
overigens niet slechts doelmatigheid. Zelfs principieel geldt borging
van gelijke rechten (en plichten)[. …]
Ofwel, standaardisatie gebeurt onder de noemer van — de —
infrastructuur. Sterker nog, infrastructuur ìs de verzameling
standaarden. En als [zodanig] werken ze — pas — dóór naar
voorzieningen die deelnemers/gebruikers verder nodig hebben (en die
daardoor véél eenvoudiger, dus laagdrempeliger, goedkoper enzovoort
kunnen zijn). Stel je een voertuig voor. Als er géén weg beschikbaar
is, moet je het voertuig zodanig uitrusten dat je er volledig
zèlfvoorzienend je weg mee kunt banen. Over òndemocratische
verhoudingen gesproken, wie kan zich dat veroorloven (als het al
lukt)?
[Een] simplistische opvatting van […] modellering àls
ontwerp(en) […] is […] gebaseerd op de misvatting dat
betekenisverschillen moeten en kùnnen worden uitgebannen. […] Dat
gaat dus mis. […] Wie er oplopende problemen van maken, zijn
ict-ers en hun informatiekundig netzo dwangmatig op
betekenisuniformiteit gerichte opdrachtgevers. Zij bestrijden wat
bevordering vergt. […] Zgn gebruikers moeten daarentegen worden
gestimuleerd om te benadrukken volgens welke betekenissen zij
informatie nodig hebben voor hùn afgestemde aandelen als wèlke
deelnemers in wèlke verhoudingen. (Want) voorzieningen die niet voldoen
aan principieel differentiële informatiebehoeften, worden geheid niet
of, erger nog, verkeerd (lees: onevenwichtig, dwz met eenzijdig
nadelige gevolgen voor allerlei belanghebbenden ook en vooral
‘buiten’ wat blijkbaar slechts telt als dè organisatie)
gebruikt.
Onderdrukking van reële verschillen voor opbouwende afstemming
veroorzaakt conflict. [… Wanneer dringt besef door] dat —
behoefte aan — integratie gepaard gaat met — noodzaak van
— betekenissenvariëteit[? … V]erschillen inclusief
samenhang ertùssen [moeten] met voorrang betekenismatig erkend
[…] zijn[. …] Het zou als volstrekt … normaal moeten
gelden dat, wat [een evenwichtige opzet] moet bieden, géén —
afgedwongen — uniformiteit is, maar — ongedwongen —
variëteit.
[E]r ligt een ònuitgesproken veronderstelling aan ten grondslag. Die
is vals, want ‘luidt’ niet alleen dat er domeinen zijn,
maar ook dat ze zelfs niets met elkaar te maken hebben. Tja, zo bakenen
— ook? — vooral vele academici graag hun werk àf. Dat doen
ze zowel om hùn aandacht te vernauwen als om ànderen met zoveel woorden
te vertellen dat zij zich er niet mee mogen bemoeien. Er zijn echter
wel degelijk academici die begrijpen dat er door beperking volgens
— gevestigde — disciplines weliswaar allerlei nadere kennis
valt te verwerven, maar dat daardoor noodzakelijk verbindende kennis
ònbereikbaar blijft. Daarom dringen zij terecht aan op
interdisciplinaire aanpak. Helaas verzetten de meeste academici zich er
… gedisciplineerd tegen, en schiet het dus niet ècht op.
Min of meer vergelijkbaar is het idee gangbaar geraakt dat er nogal
strikt van elkaar te onderscheiden maatschappelijke sectoren annex
domeinen zijn. Wie de grenzen ertussen duidelijk kan aangeven, moet het
vooral zeggen. Klopt, dat is nooit gebeurd. Omdat het niet kàn, althans
niet verantwoord, klaar. Wie dat desondanks volhoudt, is daarom juist
niet, op z’n Engels gezegd, fair.
De aanduiding van — voor onderhoud van samenleving, de fictie van
— het algemeen belang komt er op neer dat het bereik van
overwegingen algemeen moet kunnen zijn, dus niet beperkt mag blijven
tot een of ander deelbelang. Algemeen vergt evenwichtige beoordeling
van verschillen volgens hun samenhang. En het is niet … eerlijk
daarvoor op voorhand beperkingen aan te houden, zoals helaas onder de
noemer van domein/sector blijft gebeuren met voor burgers vaak
averechts, soms zelfs rampzalig, resultaat.
Voor beoordeling gaat het uiteraard primair om betekenissen òm te
beoordelen. Wat daarom telt, laat zich aldus met voorrang als
interoperabiliteit van betekenissen opvatten. De opstellers van de zgn
FAIR-principes hebben echter een ernstige vergissing gemaakt met de
suggestie van beperking tot telkens — wat zij kritiekloos
verstaan onder — een apart domein. Nogmaals, zùlke domeinen
bestaan niet, punt. [… Ja], èlke informatie verschilt van iedere
andere. Maar verschillen sluiten samenhang niet uit.
in: aantekening 96.8
De veronderstellingen kloppen […] domweg niet. Er wordt nog
steeds abusievelijk met alsmaar averechtse gevolgen van uitgegaan dat
nota bene uitvoering van (overheids)bemoeienis valt te verdelen over
onderling vergaand gescheiden zgn domeinen (lees ook: sectoren).
Zo’n indeling kan weliswaar zinvol zijn om verantwoording
politiek engszins overzichtelijk en daarmee werkbaar te krijgen, maar
strikt doortrekken van zulk onderscheid naar uitvoering is onzin. Het
gaat inderdaad verder mis als — medewerkers van — de zgn
primair verantwoordelijke organisaties de valse illusie blijven
koesteren dat elk begrip ènkelvoudig eenduidig en als zodanig algemeen
geldig, nou ja, beperkt tot het veronderstelde domein in kwestie, kan
worden bepaald. […] Wie er voorzieningen voor informatieverkeer
mee ontwerpt, onthoudt gebruikers samenhang volgens wèrkelijke
begripsmatige variëteit. En beheer blijft uiteraard chaotisch. […
Dat heeft] geen maatschappelijk nut, integendeel. Aparte
overheidsorganisaties blijven principiële verwevenheid van
maatschappelijk verkeer ontkennen. Daar blijven politieke affaires van
komen, allemaal ook nutteloos zolang er geen lessen uit volgen voor
beheersing van stelselmatige verwevenheid. Domeinspecifieke
begrippenkaders zijn een dood spoor.
[… D]e term ‘context’ [wordt daar] als synoniem van
‘domein’ resp. ‘begrippenkader’ gebruikt. En
omdat elk begrip per domein enkelvoudig gevormd gedacht is, geldt
context daar kennelijk nog als iets ànders dan begrip. De oplossing als
het ware door-de-domeinen-heen bestaat eruit om 1. context mede tot
ònderdeel van èlk teken te verklaren en 2. de nogal impliciet
veronderstelde gelijkstelling van context met domein op te heffen en te
vervangen door willekeurig schaalbare opvatting van context. […
Dat zijn] voorwaarden voor eenduidige uitdrukking van verschijnselen
die nota bene door-de-schalen-heen door — dynamiek van —
wederzijdse afhankelijkheid (lees ook: interdependentie) gekenmerkt
zijn.
Een overwegend tèchnisch georiënteerd advies valt als antwoord op
een begripsmatige vraag, en zelfs over open bereik van variëteit, niet
serieus te nemen.
Terzake èchte deskundigen zijn er overigens nog steeds niet of
nauwelijks. […] Een zgn standaardisatieproces voor wat slechts
zinvol begrijpelijk is als maatschappelijke opgave, is allesbehalve
open, zolang er op zoiets als inhoud slechts deelnemers met een
overwegend digitaal-technische oriëntatie bij betrokken raken.
[…] Voor verantwoorde beoordeling […] behoren uiteraard met
voorrang voor- en nadelen voor daadwerkelijke gebruikers als deelnemers
aan informatieverkeer te tellen. Gaan zij over betere voorzieningen
ervoor beschikken mede dankzij wat als […] standaard voorgesteld
is? Nee[, indien d]e dynamiek van begripsmatige variëteit blijft
veronachtzaamd. […] Wat er [overheersend] zoal voor
standaardisatie wordt ondernomen, lijdt aan de ernstige misvatting dat
nadruk kan blijven op afzonderlijke middelen; door èlk middel te
voorzien van overeenkomstige koppelvlakken zou ‘als
vanzelf’ bevorderlijke samenhang resulteren.
Voor de feitelijke schaal inclusief variëteit is die insteek echter
allang achterhaald. Dat laat zich ruwweg o.a. met — fysieke
— gebouwde omgeving vergelijken. Een huis is zoiets als een
woonvoorziening. Maar met alsmaar meer huizen, èlk apart opgetrokken,
gaat de verzameling huizen als stèlsel leef- met daarvoor tevens
benodigde verkeersvoorzieningen tekortschieten. Er komt een insteek
bij. En met zulk stedelijk ontwerp worden dan voorwaarden gesteld waar
o.a. huizen aan moeten voldoen. Zeg ook maar dat de relevante
standaarden ‘in’ het stedelijk plan verwerkt zijn.
Zo moet er dringend een ontwerp zijn voor digitale infrastructuur voor
informatieverkeer. Dus, niet afwachten wie zich met een voorstel voor
een standaard meldt, maar zo’n integraal plan opstellen en
daarmee aangeven wàt de nodige en voldoende standaarden zijn. Anders
blijft het modderen.
Dergelijke aannames zijn verraderlijk. Er ontbreekt immers het
stelselmatig bemeten begrip, ook een aanname, informatie. Nogmaals,
informatie dient over èn weer gedragsregeling, dus volgens
verhoudingen. Dat maakt elke deelnemer afhankelijk van (de) andere
deelnemer(s). Ofwel, invloed is nu eenmaal … principieel
betrekkelijk. Iemand kan wel onafhankelijk willen zijn, maar is dat
feitelijk nooit. Absolute zeggenschap bestaat niet. Slechts volgens de
aanname van zgn interdependentie (lees ook: verwevenheid, wederzijdse
afhankelijkheden) kan het lukken om bruik- en houdbare
verkeersvoorzieningen te treffen. Daarom pakt soevereiniteit als
beginsel averechts uit, omdat daardoor belangen van àndere deelnemers
veronachtzaamd dreigen te raken. […]
Er spreekt voorts een misverstand over het verband tussen
infrastructuur en zgn open standaarden uit. Mijn opvatting van
infrastructuur is dat het om publieke voorzieningen gaat, met publiek
in de zin van zowel voor iederéén toegankelijk als onder
overheidsbeheer. Als zodanig betreft infrastructuur juist géén open
standaard. Om het gebruik ervan zo ‘open’ mogelijk te
krijgen en houden, dus beschikbaar voor iederéén, is het immers
uitgesloten dat iederéén dat gebruiksmiddel kan wijzigen. Dat moet
‘standaard’ blijven en om het àls infrastructuur te
verzekeren vergt dat regels.
Ook de Nederlandse overheid heeft nog geen digitale infrastructuur
verzorgd vergelijkbaar met het openbare wegennet voor fysieke
verplaatsingen. Dat moet er uiteraard ooit van komen. Enige aanzetten
— voor componenten — zijn er overigens wel.
in: aantekening 97.3