Metapatroon > informatieverkeerskunde > digitale katalysator
Door informatie- en communicatietechnologie is de [reële] schaal […] van kansen en problemen [met informatieverkeer] tegenwoordig praktisch wereldwijd. Wat ooit louter lokaal voldeed, past vanwege het kwalitatieve schaalverschil niet langer.
in: Digitale architectuur door-de-schalen-heen: van informatiesysteem tot en met -maatschappij
Juist vanuit het mensbeeld waarin de mens verschijnt als sociaal, dus interactief wezen zijn voorzieningen nodig voor intermenselijk (informatie)verkeer. Dergelijke voorzieningen zijn niets nieuws. Wat verandert is beschikbare (basis)technologie of, beter gezegd, er komt […] een technologie als zodanig bij en daarom gaat de verkeersinfrastructuur weer eens op de schop. Inderdaad, door de boekdrukkunst gebeurde dat al eens, en door de telefoon enzovoort.
Het netwerkpotentieel van digitale technologie is betrekkelijk nieuw.
Intussen beschikt een redelijk welvarend mens over aansluiting op een steeds dekkender communicatienetwerk. Via die ene aansluiting staat hij ‘open’ voor deelname aan, tja, aan praktisch eindeloos gevarieerde situaties.
in: Informatiekundig onbehagen
Met het Internet als exemplarisch platform voor informatiebetrekkingen bestaat de voorwaarde van onuitgesproken semantische kortsluiting niet langer.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
In onze samenleving verloopt alweer sinds jaren een groot aandeel van maatschappelijk verkeer via digitale voorzieningen: informatieverkeer.
in: Digitale architectuur door-de-schalen-heen: van informatiesysteem tot en met -maatschappij
D[e] relevante schaal van samenleving [is] alsmaar ruimer door ontwikkelingen in digitale informatietechnologie met hun eenvoud voor het globaal onderhouden van vrijwel onmiddellijk contact.
in: Anti-referentiearchitectuur
Toen er sprake was van informatietechnologie, nota bene zònder integratie met communicatietechnologie, was er weinig mis met […] nadruk op een informatiesysteem in zijn organisatorisch isolement. Het kòn immers niet ànders. Maar inmiddels bestáán alom digitale verbindingen door communicatietechnologie. […] Met communicatietechnologie staan informatiesystemen niet langer apart, maar tellen als knooppunten voor informatieverkeer. Als zodanig kennen ze onderlinge afhankelijkheid conform het netwerk dat ze constitueren. Zo is het nu eenmaal. En zo gaat dat versterkt verder.
in: Wondermiddel
The separate database, or information system, is no longer the paradigmatic concept. A radical shift is underway from closed control to open interconnection.
in: The ontological atom of behavior: toward a logic for information modeling beyond the classics
Eigenlijk begint èn eindigt de noodzakelijke paradigmasprong naar zgn civiele informatiekunde ermee dat een organisatie niet langer de maat bepaalt voor informatievoorziening met gebruik van digitale technologie. [Want t]egenwoordig beschikken we over netwerktechnologie.
in: Infrastructurele dynamiek en verdwijnende cultuurbegrippen
With pervasive digital interconnectivity, the limited perspective of the separate organization is increasingly causing social problems while opportunities remain unrecognized and are therefore being missed. […] The urgency derives from digital technology’s ever increasing capacity for instantaneous interconnectivity.
Met communicatietechniek à la Internet ontstaat feitelijk één informatiestelsel. Nota bene, dat houdt natuurlijk ook niet op bij de Nederlandse grens. Het moderne potentieel van universele betrekkelijkheid vergt onherroepelijk een flexibele informatiekunde. Hoe bereiken we op basis van zulke betrekkelijkheid een nieuw evenwicht?
in: Interoperabiliteit voor informatieverkeer in publiek domein
A history of social interaction shows that, say, infrastructuralization is always a process. Establishing interdependency for information resources certainly is no exception. At this stage, what is also certain is that it happens sooner or later, simply in the wake of open interconnectivity.
in: Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management
De praktische behoefte aan ‘open’ schaalbaarheid van eenduidige gedragsbepaling is […] manifest geworden. Dat gebeurt door technologische ontwikkeling, waardoor voorheen aparte hulpmiddelen voor informatievoorziening voortaan wereldwijd geschakeld kunnen gaan werken.
in: Metapatroon voor variëteitsborging in modelgedreven ontwikkeling
Moderne communicatietechnologie maakt duurzaam opslaan enzovoort van gekopieerde informatie voor eigen verwerking (vrijwel) overbodig. Verwijzing naar de authentieke informatie volstaat. Mits passende autorisatie bestaat, komt informatie naar behoefte per informatiedienst beschikbaar voor een relevante taakdoorgang. Merk op dat volgens deze opzet niet de grondstoffen […] beschikbaar komen, maar uitsluitend het resultaat van de verwerking; daarnaar was de vraag immers.
in: Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes
Inmiddels blijkt […] zgn differentiefilosofie praktisch onmisbaar voor ordening èn dynamiek van betekenissen. [Want d]igitale technologie voor informatieverbindingen en –verwerking veroorzaakt […] informatieverkeer [dat] grenzen overschrijdt tussen voorheen gescheiden domeinen van betekenisvorming. Dat stelt nieuwe eisen aan ordening. Voor behoud van eenduidigheid op feitelijk grenzeloze schaal is contextuele/situationele verbijzondering noodzakelijk (en voldoende). Precies dáárvoor is Metapatroon als generieke methode bedoeld.
in: Spelmaker
Door digitale netwerktechnologie telt inmiddels het stelsel voor informatieverkeer op maatschappelijke, internationale schaal als “semantic entity” waarop de ordeningsmethode berekend moet zijn.
Distributed information resources can now be instantly, reliably interconnected. It simply follows that such resources should henceforth be treated as interdependent.
in: Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management
What the current cycle, i.e. development of digital networking, helps accomplish is that exponentially more, and more varied, information can become integrally accessible, regardless of distributed origins. How is such variety controlled?
[D]e inspiratie voor Metapatroon [is] overduidelijk ontleend […] aan betrekkelijk recente vernetwerking door digitale informatie- en communicatietechnologieën[.]
in: Semantische kans door financiële crisis?
Information access is increasingly disengaged from — restrictions for — physical access.
in: Semiotics of identity management
Most people will increasingly experience the world as multi-faceted, highly pluriform. And accelerating changes make the world ever more dynamic. In fact, modern information and communication technology itself is now a prime driver of this postmodern human condition.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Met het onmiskenbaar potentieel voor infrastructuur breidt thans digitale informatie- en communicatietechnologie het mobiliteitsspectrum uit met opnieuw een reusachtig segment. Het is zelfs niet langer — als het dat trouwens ooit al was — fysieke náást zgn. informatieve leefwereld, maar voor elke burger het dynamisch evenwicht àls fysiek-informatieve samenleving.
in: Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger
Wat wij […] meemaken, is opschaling van operationele digitale techniek. Het Internet is exemplarisch voor de wereldwijde schaal waarop de techniek thans interoperabel werkt. Daarmee blijken voorzieningen in het semantische vlak echter geen gelijke tred gehouden te hebben.
in: Informatiediensten in relativiteitsperspectief
I[nformation] T[echnology] does not just replace traditional instruments for granting or denying physical access. It also establishes an additional access category, i.e. virtual access. For IT now makes information resources instantly available across distance in place and/or time.
in: Semiotics of identity management
[K]lassiek [heet] de periode vóór integratie(pogingen) met communicatietechnologie. De ene toepassing annex informatieverzameling staat nog compleet lòs van elke andere. De zgn. gebruiker bezorgt zichzelf dan de (om)schakeling van context door zijn keuze voor een bepaalde ‘toepassing.’
in: Integratiemethode voor informatiestelsel
I see the enneadic model as part of development of empirical sciences. Never before was there the 'problem' of unambiguous control of informational variety. As long as man himself was always the, say, context-switcher, indeed, it was if we were the fish not realizing what water is. But now we're increasingly leaving the context-switching to machines, requiring explicit design considerations for context. Presto, the formal ennead.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Driven on by developments in technology for open interconnection, conceptual information modeling is increasingly challenging. The need for a conceptually realistic balance in creating, handling and retrieving increasingly complex and often dynamic information is urgent, as the so-called information society will most certainly continue to evolve at an accelerated pace.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Developments in digital technology (open interconnection) challenge us to change to a richer paradigm for information modeling.
in: Notes on Metapattern, part 1
[C]ontrolling contextual and temporal variety without operational limits has already become essential at the scale where information technology is currently applied, not to mention the future.
in: On metapattern and other themes in information management
Wat gebeurt er door inzet van (digitale) communicatietechnologie? De grenzen tussen voorheen afzonderlijke informatiesystemen worden opgeheven. Ze gaan onderdelen vormen van een omvattend informatiestèlsel. De schaalsprong noodzaakt tot een informatiekundige paradigmawissel.
We are engaged in applying information technology for interconnection. So, we are facing — increased risks by orders of magnitude of — ambiguities in interpretation.
in: note 23.1
[V]ooral onder impuls van netwerktechnologie zijn […] traditionele betekenismechanismen inmiddels achterhaald. Want zij staan geen òpschaling toe tot het bereik van informatieverkeer waar nu eenmaal variëteit van betekenissen bestaat.
In an interconnected world, that is, where information and communication technology has developed to the stage where every originally separate, independent locality may be(come) a network node, […] the only practical course is to acknowledge interdependency. As it is impossible both to have the cake (remain independent) and to eat it (profit from interdependency), a consistent policy and its subsequent implementation [are] necessary. Interdependency can mean a large gain, but only when the loss of independency is constructively reckoned with.
in: Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management
Het probleem manifesteert zich dus o.a. bij toepassing van computers, maar het ligt wezenlijker.
Zo afficheren gemeenten zich als hèt loket voor overheidsdienstverlening aan burgers. Lijkt me in een informatiemaatschappij geen haalbare kaart, dergelijke poging tot monopolisering van contact. Hoe/wat dan wèl? Daarom moeten we speculeren.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Uitgaande van de inmiddels praktische mogelijkheden voor facilitering van informatieverkeer met digitale technologie, zo stelt civiele informatiekunde, geldt onze samenleving in menig opzicht als één informatieruimte. Dat is ook de reden waarom het etiket ‘informatiemaatschappij’ toepasselijk is.
in: De ene ruimte voor informatieverkeer
[D]igitaal gefaciliteerd verkeer groeit (sterk) in intensiteit, variëteit e.d. Het vergt voorzieningen — die bemeten zijn — op zgn stelselschaal, zeg ook maar passend bij het reële, veranderlijke verkeersbereik.
in: Even voorstellen, een stelselmatig experiment met informatieverkeer
We are in urgent need of a paradigm shift in conceptual modeling. Actually, we’ve more or less forced it upon ourselves by applying digital networking technology at the global scale. As we’re interconnected across traditional boundaries of all kinds, and of course partly dissolving such crossings in the process, it has become radically more uncertain that our previously simple expressions will still be properly understood. What has locally always been sufficient as a text, now each needs to be complemented with explicit context for precise localization. Including context is what Metapattern is all about, facilitating open conceptual modeling.
in: Open conceptual modeling with Metapattern
Omdat door digitalisering willekeurige instant-hier-met-daar communicatie mogelijk is, verliest centralisatie via organisatie-als-fysieke-locatie voor informatiediensten zelfs principieel aan betekenis. Aandacht voor variëteit van informatie verdient prioriteit.
in: Dienstencentrum voor informatiebeheer
In wat grofweg informatiemaatschappij, netwerksamenleving e.d. heet, zijn in zelfs extreme mate, zeg maar, reële daden ofwel wat-er-gebeurt ‘vervangen’ door informatie erover. En verdere informatie ‘dient’ behandeling. Uiteraard, dat staat in beginsel lòs van de aard van informatieverwerkend gereedschap, of dat nu pen en papier zijn, digitale technologieën … Voor de praktijk moet (inmiddels) echter wel degelijk verschil worden herkend. Digitale technologieën zijn allang niet meer louter bestemd voor strikt plaatselijke informatievoorziening; ze zijn tegelijk communicatiemiddel en aldus faciliteren ze informatieverkeer. De hoedanigheid als communicatie- c.q. verkeersmiddel noodzaakt tot passende oriëntatie op deelnemers aan (het) informatieverkeer.
Sinds enkele decennia moeten we ook rekening houden met digitale technologieën. We kunnen ze benutten om activiteit op te voeren. Maar risico’s wijzigen eventueel ook.
in: Sterk door samenhang op schaal
Zonder uitputtende antwoorden op dergelijke vragen kunnen, nu dus met digitale technologieën, onmogelijk deugdelijke voorzieningen ter facilitering van informatieverkeer […] worden ontworpen, laat staan daadwerkelijk gemáákt, gebruikt enzovoort.
Het is […] een kwestie van alsmaar zgn hogere cultuur als een situatie sterk afwijkt van wat kòrt eraan voorafging resp. kòrt erop volgt géén uitzondering is, maar neigt naar regel. […] Achtereenvolgende technologieën maken inderdaad alsmaar snellere situationele wisselingen mogelijk.
in: Humanistische grondslag van samenhang
Ontegenzeggelijk hebben digitale technologieën het dagelijks leven veranderd. Zijn veranderingen slechts oppervlakkig gebleven? Of is het gehele leven van vele mensen daardoor onderhevig aan veroppervlakkiging? Van een informatiekundige “omwenteling” is in elk geval nog geen spoor te bekennen, integendeel. Voor het ontwerp van verkeersvoorzieningen is als paradigma tot dusver naïef realisme (lees ook: logisch atomisme) gevolgd, met ernstige beperking van verkeer van dien.
Er zijn structurele veranderingen nodig. Om het gewichtig te zeggen, het apartheidsparadigma dat overheidsopdrachtgevers enzovoort (impliciet) met ‘hun’ respectievelijke ict-projecten volgen is allang achterhaald en werkt averechts. Volgens het verkeersparadigma is duidelijk dat zulke projecten er zijn voor ‘onze’ infrastructuur.
I myself find most pressing the need for disambiguating information at the scale of exchange now being facilitated as a matter of growing routine with digital technologies. What is now required is not more technology, but semiotic theory oriented at practical exchange, et cetera. From such a theory reckoning with meaning(ful) variety at the relevant scale (!), technology should follow. The other way around simply doesn’t work.
in: note 53.4
More specifically, I refer to enneadic semiotics as a productive metatheory, i.e. oriented at operationalization, and to a modeling method/language (Metapattern) for designing et cetera resources actually facilitating a (multi)contextualistic approach applying digital technologies.
in: note 53.16
Samenleving vergt communicatie, ofwel informatieverkeer. Ter facilitering zijn tegenwoordig tevens digitale technologieën beschikbaar, waarvan dan weer invloed uitgaat op de aard van verkeer en zo door tot en met invloed op deelnemers eraan.
in: Vernieuwing volgens Duivesteijn, lessen voor infrastructuur voor informatieverkeer
Wie dàt infrastructuur noemt, belemmert ontwerp enz. van èchte infrastructuur, te weten van voorzieningen die beschikbaar zijn voor àlle burgers voor hun deelname aan maatschappelijk verkeer. In zijn maatschappelijkheid omvat dergelijk verkeer zelfs grotendeels informatieverkeer. Dat is altijd zo geweest, vanaf de allereerste sociale verbanden. Het gebruik van digitale technologieën verandert er principieel niets aan. Vandaar, nogmaals, dat karakterisering van projecten met ict vooral misleidend zijn en tot averechtse uitkomst leiden. Wel biedt digitalisering andere (on)mogelijkheden, deels sterk verschillend van wat we gewend zijn. Maar dat is alleen maar zoveel reden te méér om het maatschappelijk (verkeers)kader als opdracht-, ontwerporiëntatie en zo verder te behouden. Wat met nieuwe techniek eventueel aan dàt kader verandert, moet voorrang bij beoordeling krijgen. […] Dat lukt pas structureel, zodra èlke opdrachtgevende bestuurder resp. ambtenaar begrijpt dat z/hij aan infrastructuur laat werken. Dat is nu eenmaal kenmerkend voor overheidszorg.
in: Voorsprong met informatieruimtelijke ordening
Inmiddels zijn we met gebruik van digitale technologieën allang het stadium voorbij van geïsoleerde informatiesystemen die elk slechts een enkele taak faciliteren. Waarvoor het Internet alweer ruim twintig jaar exemplarisch is, is dat we ‘verkeren’ in een toestand waarin — mensen in wisselende hoedanigheden als — moeder, coach, consultatiearts, vader u, ik, enzovoort als het ware door elkaar praten. Zònder toevoeging van expliciete context valt er geen touw aan vast te knopen.
[I]edereen kan reële variëteit aan eigen gedragingen ervaren èn talloze denkers hebben daarop sinds mensenheugenis … praktisch gewezen. Als zodanig is er helemaal geen paradigmawissel aan de orde. Het enige dat wèl degelijk anders is, vooruit, nogal nieuw, zijn hulpmiddelen voor informatieverkeer. De omgang ermee op reële verkeersschaal, van ontwerp tot en met vervanging, vergt een methode die afgestemd is op dienovereenkomstige variëteit. Dat is nota bene variëteit die als zodanig reeds vertrouwd resp. bekend is. Hoewel de, zeg maar, intensiteit van variëteit mede door groeiend gebruik van digitale verkeersvoorzieningen … groeit, is er kwalitatief niets nieuws aan de hand. De enige vooringenomenheid die de meeste mensen moeten overwinnen, betreft het toepassingsbereik van digitale technologieën. Dat bereik was ooit beperkt, zeg ook maar voor homogeen verkeer op minieme schaal. Het gaat mis door extrapolatie van die beperkte benadering. Is dat moeilijk in te zien?
Overigens heeft informatiekunde nog wel zoiets als een excuus, dat taalkunde m.i. niet eens heeft. Impliciet geldt dat de inzet van digitale technologieën aan de orde is met informatiekunde. Aanvankelijk stond dat instrumentarium slechts beperkt gebruik toe, om van geïntegreerd gebruik voor (tele)communicatie maar te zwijgen. Door die tèchnisch opgelegde beperking bleef de pragmatische vernauwing met naïef atomisme als het ware verborgen. Nadat grenzen in technisch opzicht waren vervallen, denk aan netwerk enzovoort, bleef het primitieve informatiekundig paradigma echter gehandhaafd. Het was, en onverminderd is, immers vergaand impliciet. […] Er heerst misplaatst vertrouwen in techniek voor oplossing van toch hardnekkige problemen. En waar dat vertrouwen is verdwenen, overheerst kennelijk angst om onbegrip te erkennen. Het voornaamste probleem met informatie is helemaal niet technisch noch zijn dat de kansen ermee! Er is allereerst een begripsmatige opgave. Pas met een deugdelijke oplossing dáárvan, kan (digitale) techniek eventueel helpen, maar dan volgens dienovereenkomstig àndere opzet.
[E]r [zijn] m.i. tevens twee soorten informatiekunde. Terwijl het klassieke Griekenland allang niet meer bestaat, viert klassieke informatiekunde helaas echter onverminderd hoogtij. Dat gebeurt o.a. doordat aanhangers de kwalificatie modern ervoor propageren. Wat inderdaad nieuw is, zijn veel van de hulpmiddelen; vroeger waren er immers géén zgn digitale technologieën. De klassieke cultuur blijkt desondanks in veronderstellingen (lees ook: aannames, axioma’s) voort te leven. Klopt, veronderstellingen veranderen zoveel moeilijker. Wat dáárvoor informatiekundig gangbaar is, verdient […] helemaal nog niet modern te heten. Bijgevolg blijven kwalitatieve veranderingen uit, inzet van alsmaar nieuwe hulpmiddelen ten spijt.
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
Ik herhaal, èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid. Met digitale technologieën zijn daarvoor andere hulpmiddelen beschikbaar gekomen, en blijven stellig komen. Natuurlijk gaat daarvan ook òmgekeerd invloed uit op wat een subject als situaties ervaart, wat hij wil bereiken, enzovoort. Anders dan enneadische semiosis is het echter niet. […] Evolutionair is — vooral — een mens uitgerust met plasticiteit van kenvermogen. Daardoor kan een mens vergaand zowel meegaan met veranderingen als ze mede teweeg brengen. Tja, met het helpen bevorderen van een heuse paradigmawissel wordt het lastig …
Thans bestaat druk door digitalisering. Hoe kunnen we beschaving door gewijzigde facilitering van informatieverkeer zo mogelijk bevorderen? Dat vergt erkenning door modellering van reële betekenissenvariëteit. Daarop mikt Metapatroon als methode voor, zeg ook maar, conceptueel kubisme. Op z’n engels klinkt het nog strakker, conceptual cubism.
Zo vind ik voor informatiekunde helaas onverminderd actueel, dat nog géén sprake is van aanvaarding van heroriëntatie. […] Voor de noodzakelijke aanpassing van grondslagen voor informatie(verkeers)kunde zijn digitale technologieën aanwijsbaar als katalysator. Sinds ze grootschalig ter facilitering van communicatie worden ingezet, is een informatiebegrip met slechts beperkt bereik ook pràktisch achterhaald. Niets is echter moeilijker dan àfleren van een totaal impliciet toegepast begrip.
in: De logica van moderne informatiekunde
Katalysator van de huidige sprong zijn stellig digitale technologieën. Zodra ze tevens voor communicatie worden gebruikt, moeten reële verschillen expliciet afgestemd kunnen worden. Metapatroon helpt met borging van zulke samenhang. Er heerst crisis zolang géén voorzieningen voor verschillen-in-samenhang getroffen zijn. [… V]oorrang [verdient] methodische vernieuwing van zgn conceptuele modellering gericht op — erkenning van — reële betekenissenvariëteit.
Met digitale technologieën zijn er nieuwe mogelijkheden voor resp. risico’s door verkeer. Daarvoor kunnen overgeleverde aannames òngeschikt zijn.
Voordat je het weet ben je met een vermeende oplossing op zoek naar een reëel probleem. Dat lijkt mij de verkeerde volgorde. Een reëel probleem is natuurlijk dat een teken met het beoogde betekenispotentieel moet overkomen. Zònder menselijke tussenkomst vergt overdracht […] opzettelijke maatregelen voor expliciete structurering en rubricering.
Aan gedigitaliseerd informatieverkeer, zeg ook o.a. maar
elektronische communicatie, al helemaal zolang de boodschap met louter
letters en/of cijfers vormgegeven is, ontbreekt […]veel van
waarop deelnemers voor contact kunnen vertrouwen als zij elkaar als het
ware onmiddellijk zien, horen, enzovoort. In zgn persoonlijk contact
blijft veel impliciet. Of, op z’n enneadisch beter gezegd,
doorgaans is er ònuitgesproken een rijke context. Context is
principieel onontbeerlijk voor interpretatie. Duiding vergt immers een
zo compleet mogelijk teken, en volgens enneadische semiotiek is dat de
configuratie van signatuur èn context. Daarbij is signatuur wat vaak
ten onrechte als nodig en voldoende teken opgevat wordt. Maar wat
gebeurt er, wanneer van benodigde context door reductie feitelijk niets
overblijft? Prompt is interpretatie problematisch.
Toen informatiesystemen op basis van digitale technologieën
noodzakelijkerwijs nog strikt apart van elkaar functioneerden,
manifesteerde dat probleem zich niet. Want de apartheid van een
informatiesysteem biedt als het ware, en onveranderd grotendeels
impliciet, relevante context. Maar zodra iemand dankzij digitale
communicatietechnologieën met één en hetzelfde middel aansluiting heeft
op van alles en nog wat, moet er op een àndere manier in relevante
context worden voorzien, en wel èxpliciet! En dàt is de crux van
Metapatroon. Stelselmatige modellering, dus grenzeloos mikkend op
verschillen èn samenhang ertussen met nota bene veranderlijkheid van
dien, vergt een kwalitatief àndere methode dan toereikend is voor
steeds een ènkele, apart gehouden zgn toepassing.
Through digital networking technologies, the fact is that isolated
systems are obsolete, counterproductive. For real variety under
interdependence dictates that it is no longer possible to derive
relevant behavior from merely identifying an object. Without an
extremely narrow scope, there is right away more to determining
relevant behavior.
What distinguishes different behaviors of one and the same object, are
different situations it engages, vice versa. So, what equals behavior
must be seen as the configuration of object and situation. This is
Metapattern’s relativity principle. It lends itself for
straightforward recursion. An object and a situation together yield a
situational object. In turn, a resulting situational object may serve
as either object and/or situation to constitute another situational
object, i.e. with yet more differentially detailed behavior attributed
to it, and so on. Labeling behaviors as mutually contradictory can now
be recognized as a pseudo-problem originating from the limiting
paradigm of atomism; there really is no contradiction where an
object’s different behaviors are geared to different
situations.
in: note 56.5
De noodzaak van expliciete ordening is nogeens sterk toegenomen, heel praktisch, met het gebruik van digitale technologieën voor registratie en informatieverkeer. Want ook informatie die over verschillende registers materieel verspreid bijgehouden en eventueel ertussen uitgewisseld wordt, moet begripsmatig naadloos — kunnen — samenhangen.
in: Gedragsmatig ordeningsbeginsel voor stelselmatige informatiemodellen
[Voor] schaaleffect […] acht ik onbegrip over — de
ontwikkeling van — digitale technologie symptomatisch. Wat zulke
technologie typeert, is een computer. Zo’n apparaat diende
oorspronkelijk als rekentuig. Kenmerkend voor een bepaalde berekening
is echter, zeg maar louter als kwantiteit, de impliciet veronderstelde
éénsoortigheid van de gebruikte tekens: getal. Welke kwalitatieve
betekenis(sen) aan de orde zijn, speelt opzettelijk géén rol, althans
niet voor — de voeding van resp. bereikte uitkomst door —
het apparaat. Daarom is zgn formele logica met haar volstrekte
betekenisloosheid ook zo toepasselijk op de schaal van — gebruik
als — rekentuig.
Uiteraard worden computers nog altijd voor het uitvoeren van
berekeningen gebruikt. Maar door ze met elkaar te verbinden, dwz tot
netwerk, geldt een — veel — ruimere schaal. Voor die schaal
is typering als voornamelijk rekentuig niet langer relevant, vruchtbaar
enzovoort (hoewel de naam ‘computer’ gehandhaafd is). Als
netwerkelement is een computer tegenwoordig vooral verkeerstuig. Voor
optimaal gebruik als zodanig, dus op de allang reële schaal van
maatschappelijk informatieverkeer, werkt de aanname volgens rekentuig
zelfs averechts. Reductie tot getallen maakt tekens immers
ònbegrijpelijk voor deelnemers aan informatieverkeer. Van de
rekentuigschaal naar de verkeersschaal verspringt als het ware de
insteek van kwantitatief naar kwalitatief. Ofwel, betekenis is niet
impliciet èn vast, maar variabel. Om reële verschillen tot uitdrukking
te brengen volstaat een ènkele factor natuurlijk niet. Dat lukt wèl
door toevoeging van expliciete context.
Tja, wie nog steeds denkt dat we computers als rekentuig gebruiken, ook
nog eens voor alsmaar apàrte berekeningen, heeft geen benul van de
feitelijke schaalsprong en begrijpt dus evenmin waarom zgn contextuele
verbijzondering (lees praktisch: Metapatroon als modelleermethode) voor
verkeerstuig onontbeerlijk is voor eenduidigheid — en samenhang
— van betekenissen.
Digitale technologie is allang niet meer louter geschikt voor automatisering van berekeningen e.d. De mogelijkheden — en risico’s — ervan hebben zich uitgebreid tot communicatie.
Hoe wij in het algemeen met elkaar omgaan heet ook wel
maatschappelijk verkeer. Vanaf het midden van de negentiger jaren van
de vorige eeuw gebruiken wij zgn digitale technologieën voor alsmaar
méér van dat verkeer. Zeg ook maar weer nogal simplistisch dat wij
voordien maatschappelijk verkeer slechts door persoonlijk contact
onderhielden. Daardoor waren aanwijzingen voor samenlevingsvorm plus
relevante hoedanigheden als het ware vanzelfsprekend (mits we ze eerder
hadden geleerd).
Vergeleken met onmiddellijke aanwezigheid van betrokken individuen
vernauwt digitalisering het verkeerskanaal zéér sterk. Wederzijdse
gedragsafstemming van verkeersdeelnemers vergt in veel gevallen daarom
explicitering van relevante samenlevingsvorm plus hoedanigheden over en
weer. Op die manier autoriseren individuen elkaar om via een medium ook
verder — gericht — gedrag te ontplooien.
Wat er aan de hand is, alweer decennia trouwens, is dat de vertrouwde wijze van bezinning achterhaald geraakt is door de ontwikkeling van informatietechnologie naar informatie- en communicatietechnologie. Wie dat zgn schaaleffect heeft gemist, stapelt noodlottig mislukking op mislukking. Tja, wie zijn blik gericht strak gericht houdt op een middel, zeg dus ook maar techniek, haar/hem dreigt des te spoediger te ontgaan dat het doel intussen nogal principieel is gewijzigd.
Het Internet is exemplarisch voor de verandering van it-technologie tot ict-technologie. Hoe dan ook verdient de opzet van — voorzieningen voor — informatieverkeer daarom voorrang.
in: aantekening 63.2
[V]erkeersvoorzieningen voor ding- en informatieverkeer [zijn] onder
invloed van digitale technologieën in hoog tempo grotendeels […]
gaan verschillen. Stel dat jij mij een mededeling wil doen. En omdat
jij zèlf geen tijd hebt om bij mij langs te gaan, stuur je iemand
ànders om mij te vertellen wat jij aan mij kwijt wil. Wat —
benodigde capaciteit van — verkeersvoorzieningen betreft maakt
het niets uit, herhaal, niets, of jijzèlf de reis naar mij toe
onderneemt, of dat iemand dat namens jou, zeg ook maar jouw
vertegenwoordiger, dat doet.
De gevolgen voor infrastructurele capaciteit pakken al anders uit,
zodra jij je mededeling per papieren brief doet. Vergeleken met volume
en gewicht van een persoon die jij als je vertegenwoordiger op weg
stuurt, laten zich honderden brieven verplaatsen. Maar een postzak
blijft eveneens nog over dezelfde wegen als mensen vervoerd
worden.
Email volgt echter een ‘weg’ die voor geen mens begaanbaar
is. Maar dat gold uiteraard al voor telegraafberichten, en wat verder
allemaal elektronisch ‘verloopt.’
Nogmaals, door digitalisering zijn de verkeersvoorzieningen voor
informatieverkeer vrijwel geheel gaan verschillen van
dingverkeersvoorzieningen. Daaruit volgt (!) echter niet dat ze alsmaar
ònafhankelijker van elkaar opgezet kunnen worden. […
I]nformatieverkeer tot dingverkeer tot informatieverkeer tot …
Voor infrastructuur is het de vraag of ermee is gerekend op nodige en
voldoende capaciteit.
Tijdens een gesprek is natuurlijk ook ‘sprake’ van
informatieverkeer. Daarvoor doen we echter alsòf er geen voorzieningen
voor nodig zijn; we vinden het ‘natuurlijk’ om elkaar zgn
onmiddellijk te — kunnen — zien en horen. Het klopt dat
daarvoor geen èxtra voorzieningen, zeg ook maar kunstmatig, nodig
zijn.
in: aantekening 63.4
Mijn kanttekening is, dat het belang van zich ontwikkelende communicatiemiddelen principieel helemaal niet nieuw is, maar het aandeel in wisselwerking acht ik wèl sterk toegenomen. En dat lijkt vooralsnog dóór te groeien.
Met digitalisering vervalt juist de ruimtelijke factor … vergaand. In plaats daarvan treedt zgn semiotiek (lees ook: tekenleer) als kritieke factor. Omdat informatieverkeer (lees ook: communicatie) karakteristiek is voor sociaal verkeer, bestaat behoefte aan semiotiek met passende variëteit voor de reële sociale variëteit, inclusief voortgaande sociale ontwikkeling. Mijn voorstel voor zulke semiotiek: subjectief situationisme. De semiotische enneade is het formele metamodel ervan/-voor, met Metapatroon als methode/taal voor eenduidige modellering/ordening van verschillen-in-samenhang.
Digitalisering helpt ons aan alweer wat àndere middelen voor òns informatieverkeer. Dat is intermenselijk verkeer, en digitalisering leent zich allang voor zgn infrastructuur.
Aanvankelijk was geautomatiseerde informatievoorziening beperkt tot
vergaand lòsstaand opgevatte vragen zònder hoge antwoordprioriteit. Dan
kan het verzamelen van vergelijkbare vragen lonen om zo’n serie
in een geconsolideerde verwerkingsslag van antwoord(en) te voorzien. De
maandelijkse salarisverwerking van/voor een organisatie kan — nog
steeds — dienen als voorbeeld. Dat lijkt vanzelfsprekend. Maar
het betreft wel degelijk de vraag omtrent haar/zijn maandsalaris van A
als individuele werknemer aan B als werkgever.
Hoe dan ook, zulke seriegewijze informatieverwerking/-voorziening werd
destijds gevestigd als de impliciete regel van/voor digitalisering.
Dáárop vormt de gevalsmatige opzet de uitzondering.
De toenmalige uitzondering is feitelijk allang de regel, en omgekeerd.
De katalysator is het gebruik van digitale technologieën tevens voor,
letterlijk vèrgaand, (tele)communicatie. Dat maakt verschil tussen
enerzijds vragensteller, anderzijds antwoordgever ònmiskenbaar.
De seriegewijze opzet valt niet simpelweg te, zeg maar, ontleden tot
gevalsmatige facilitering van informatieverkeer. Dat vergt principiële
heroverweging. Wat eenmaal gevalsmatig ingericht is, kan daarentegen
ter beantwoording van overzichtsvragen e.d. door aggregatie wèl lijken
op seriegewijze facilitering. In die zin is gevalsmatige inrichting
‘altijd goed’ (maar dat moet dan uiteraard wèl stelselmatig
zijn gebeurd).
Nota bene, ook met een zgn serie van gevallen zijn vraag en antwoord
aan de orde, dus informatieverkeer. Daarbij zijn de, zeg maar,
oorspronkelijke vragenstellers echter vervangen door een
verzamelvrager. En het verkeerskarakter bleef mede daardoor
verhuld.
Beschouw digitalisering gewoon als alweer een manier om informatieverkeer te faciliteren. Op zichzèlf is informatieverkeer natuurlijk niets nieuws. Intussen kent digitale infrastructuur voor informatieverkeer nog weer — véél — verdergaand het karakter van een netwerk waarop willekeurige deelnemers — aan informatieverkeer — laagdrempelig aangesloten zijn.
Dankzij digitale facilitering van informatieverkeer van resp. tussen willekeurige deelnemers moet daarentegen door inventarisatie (lees ook: modellering) van informatiebehoeften nadruk liggen op hun ònderlinge afhankelijkheid (met één woord: interdependentie). Het is een kwestie van passende schaal. De door-en-door maatschappelijke schaal vergt nu eenmaal een stelselmatig bemeten informatiemodel.
Digitale technologieën hebben maatschappelijk onstuitbaar invloed sinds ze als communicatiemiddel dienen.
Het verschil is, dat voor civiele informatiekunde onderscheid naar fysieke omgeving niet of nauwelijks relevant is. Dat staat redelijkheid van — verdere — abstractie toe[. …] Sterker nog, gelet op de alsmaar groeiende dekking van digitale technologieën voor communicatie is er feitelijk één stelsel[. …] Voor die stelselmatige opgave is Metapatroon bij uitstek geschikt.
[D]e (ontwerp)opgave [is] kwalitatief veranderd […], heel praktisch door het aspect c [van communicatie] dat digitale facilitering overheerst.
Alom blijven ict-projecten voorspelbaar mislukken, indien met reële
betekenissenvariëteit alsmaar géén rekening gehouden is. De onbenullige
tot averechtse fixatie op digitale technologieën maakt daarvoor
kennelijk stekeblind.
Pas zodra dat volgens erkenning van zowel pluriforme samenleving als
pluriforme overheidstaken stelselmatig wordt verholpen, maar dat vergt
nota bene ontwerpdeskundigheid door-de-schalen-heen van
informatieverkeer, kàn het zelfs niet eenvoudiger en hoeft er dus nooit
meer zo’n project te mislukken (en bedragen de kosten voor wat
wèl werkt slechts een fractie van wat maar steeds … niet werkt).
[… Maar w]at gebeurt er als regel vervòlgens? Dat is een zgn
nieuwe poging, die uiteraard netzo onherroepelijk mislukt omdat de
reële variëteit ontkend blijft die het resultaat passend moet
faciliteren. [… I]ets dat wèrkt, ontbreekt nog steeds.
Met elke — verspreiding van — techniek dreigt gevaar van vervreemding. In dat opzicht is digitale techniek zeker géén uitzondering.
in: aantekening 69.7
Van oudsher zijn met zgn digitale technologieën informatiesystemen
(lees ook: toepassingen) stuk voor stuk opgezet. Daar was een dwingende
reden voor. Die techniek was aanvankelijk immers vooral geschikt voor
informatieverwerking door één computer.
Alweer sinds tientallen jaren is digitale techniek óók geschikt voor
communicatie, zeg ook maar facilitering van informatieverkeer. Met die
aanvullende mogelijkheden is behoefte ontstaan om verbinding aan te
brengen tussen informatiesystemen. Daarop zijn die eerdere systemen
echter niet berekend. Dat blijkt het duidelijkst uit onderling
afwijkende betekenissen van ermee bijgehouden informatie.
Mits stelselmatig opgezet voorzien digitale technologieën zelfs bij uitstek in de mogelijkheid voor informatieverkeer.
[A]fstandelijkheid door stedelijke omgangsvormen geldt zelfs principieel voor gedragsafstemming met kunstmatige, zeg maar, tussenmiddelen. Dat is principieel al met brievenpost e.d. aan de orde. Digitalisering van communicatie kan de frequentie echter sterk verhogen, met kwalitatieve gevolgen van dien.
[O]mdat de alom beschikbare digitale informatietechnologieën inmiddels betrouwbaar genoeg tevens onmiddellijke verbindingen toestaan, kan het modelbereik praktisch van aparte toepassingen uitgebreid worden tot het ene stelsel-voor-informatieverkeer[. … D]at vergt met voorrang informatiekundig echter een kwalitatief andere (modelleer)benadering. Die is contraintuïtief, zelfs ònlogisch voor wie vasthoudt aan de kleine schaal van aparte toepassingen.
[S]inds digitale technologieën alom onmiddellijke uitwisseling van informatie kunnen faciliteren, is een gewijzigde werkelijkheidsopvatting onmisbaar om adequate voorzieningen voor zulk stelselmatig informatieverkeer te treffen. Wie met een modelleermethode aan de gang blijft die nog op logisch atomisme stoelt, komt nooit verder.
Altijd maar weer praktisch komt het op de reële variëteit aan of daardoor — extra — problemen ontstaan. Indien een hulpmiddel slechts beperkt hoeft te dienen, maw eenduidig voor een ènkele — soort — situatie, kan zulke verabsolutering geen kwaad (en bevordert zelfs doelmatigheid). Voor het gebruik van digitale technologieën met nadruk op facilitering van communicatie is dat echter allang niet meer aan de orde. Aanhoudende mislukkingen van zgn ict-projecten zijn principieel verklaarbaar doordat domweg de noodzaak niet (h)erkend is van passende begrippen- annex betekenissenverbijzondering voor de stelselmatige reële variëteit. Zolang dat ‘bijgeloof’ heerst, blijven dergelijke projecten voorspelbaar mislukken (en is werkelijke infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer onbereikbaar).
Digitale technologieën katalyseren een schaalverruiming van — het bereik van — informatieverkeer. Daardoor is betekenissenvariëteit aan de orde in één en dezèlfde, zeg maar, informatieruimte. Omdat vroegste digitalisering (lees daarvoor ook: automatisering) niet of nauwelijks ter facilitering van telecommunicatie gebruikt werd, was er praktisch sprake van een informatie- annex betekenissenruimte per zgn toepassing[. …] Voor eventuele uitwisseling van informatie tùssen zulke toepassingen werden ad hoc voorzieningen getroffen. Dat is uiteraard niet vol te houden op feitelijk infrastructurele schaal.
In some work or other, and at some time or other, really from Plato onwards all relevant axiomatic concepts seem to have been mentioned and put in some perspective. Only lacking was yet another synthesis. […] It should not be surprising, though, that it happens to us here and now. For we are only quite recently confronted with digital technologies pervasively facilitating ‘communiting,’ resulting in problems of integrated order for information that require a qualitatively different method for their practical solution.
in: note 71.9
Tja, sociologen enzovoort vòlgen dus allang een, vooruit, postmodern gedragsbegrip. Zij lijken met een formalisme echter — nog — geen rekening te houden met de zgn stelselschaal. Daarom hebben zij, althans, voor zover ik weet, geen stelselmatig bemeten gedragingenmodelleermethode voortgebracht. De aanleiding dáárvoor beschouw ik het grenzeloos geworden bereik van digitale technologieën voor interindividuele communicatie (met mensen naar omstandigheden in bijbehorend onderlinge hoedanigheden, voilà, betekenissenvariëteit).
in: aantekening 72.7
[H]et eenzijdig primaat van programmering [blijkt] nog vrijwel alom
overheersend. Er wordt daarom nog steeds vooral taak voor taak
geautomatiseerd, met groeiende problemen van besturing & uitvoering
door aldus alsmaar sterkere fragmentatie, kwaliteitsverlies enzovoort
van informatie van dien.
De problemen door strikte procesgerichtheid, zeg ook maar het
klakkeloos vasthouden aan oorspronkelijke automatiseringsaanpak, zijn
nog eens verergerd geraakt doordat digitale technologieën tevens
hulpmiddel voor communicatie bieden. […] De mogelijkheden van
onmiddellijke en grenzeloze communicatie versterken de noodzaak van het
primaat van informatiegerichtheid tov programmering. Door de verruiming
tot stelselschaal van informatieverkeer moet de informatiekundige
discipline echter veranderen. Dat valt redelijk met de bouw in de zin
van de zgn fysieke gebouwde omgeving te vergelijken. Aanvankelijk gold
bouwkunde als vakmatige beheersing van het bouwproces voor een apart
gebouw (vergelijkbaar: voorrang voor programmering). Vanaf een wat
ingewikkelder gebouw loont expliciet ontwerp ervan (en zonodig tevens
van het bouwproces, maar dàt houdt het gevaar van bestendiging van
procesgerichtheid in). Hoe dan ook, bouwkunde werd — erkend als
— de discipline van gebouwontwerp (vergelijkbaar:
informatiekundig ontwerp van één gemeenschappelijke
informatieverzameling). Maar onderling alsmaar dichtere nabijheid van
steeds meer gebouwen kan problemen opwerpen voor de bewoners,
gebruikers e.d. In ruimer verband èn samenhang verkrijgen bijvoorbeeld
leefbaarheid en mobiliteit èxpliciet aandacht en worden er —
publieke — voorzieningen voor getroffen. Daardoor verdwijnt, zeg
maar, gebouwkunde als vakdiscipline uiteraard niet, maar er komt een
bouwkunde bij, te weten stedenbouwkunde (vergelijkbaar:
informatiekundig ontwerp van informatieverkeer volgens stelsel van
informatieverzamelingen). En onder invloed van stedenbouwkunde
verandert van weersomstuit gebouwkunde als vak.
Naar analogie noem ik de noodzakelijkerwijs stelselmatig bemeten
informatiekunde: civiele informatiekunde of ook wel
informatieverkeerskunde.
in: aantekening 72.8
Met digitale techniek beschikken we feitelijk over middelen voor aanvulling e.d. van onze infrastructuur, te weten voor informatieverkeer. Een groeiend aandeel van maatschappelijk verkeer ‘doen’ we langs digitale weg. Iedereen, nou ja, vrijwel iedereen, is in allerlei nadere hoedanigheden deelnemer aan dergelijk informatieverkeer, en benut daarvoor die infrastructuur.
Allereerst kàn een revolutie niet digitaal zijn; hoogstens kunnen mensen hun gedragingen met een revolutionaire bedoeling faciliteren met digitale technologieën.
Onder de noemer van digitalisering geldt vooralsnog vrijwel exclusief als probleem de beheersing van digitale technologieën; dat is zelfs een ànder vak, en heet ook wel informatica (ipv informatiekunde). En dat biedt slechts een middeloriëntatie. Het doel van zulke middelen is echter facilitering van informatieverkeer volgens c.q. ter bevordering van evenwichtige verhoudingen tussen verkeersdeelnemers.
Ook digitale technologieën zijn slechts middelen. Tot dusver worden ze echter benut voor méér van hetzèlfde. Dat klopt natuurlijk niet voor infrastructuur voor informatieverkeer voor een samenleving met — dynamiek van — variëteit van dien. Daarvoor helpt alsmaar méér technologie niet, pakt zelfs averechts uit, zolang het doel ermee kortzichtig, maw feitelijk monosituationeel, bemeten blijft.
Toen — digitale — communicatiemiddelen nog ontbraken of
zolang ze nog gebrekkig functioneerden, was een informatieverwerker
daardoor feitelijk gedwongen tot zgn seriële verwerking (Engels: batch
processing). Ofwel, zorg er allereerst voor dat àlle relevante
informatie, nou ja, afschriften ervan, op eigen voorraad
‘liggen’ en ga er vervolgens pas met al die informatie
tegelijk mee aan de slag. Dat heeft mbt tijdigheid, bijbehorende
nauwkeurigheid enzovoort echter allerlei nadelen. Om dergelijke redenen
bestond er altijd al een voorkeur voor wat transactionele
informatieverwerking heet. Nogmaals, daarvoor moet echter wel aan
enkele voorwaarden voldaan zijn.
Inmiddels is het — allang — niet meer geloofwaardig om het
als bezwaar op ontbrekende resp. onbetrouwbare informatie te gooien.
Tegenwoordig heet het — daarom? — vaak, dat
politiek-bestuurlijke autonomie ondermijnd zou raken door op te treden
als toeleverancier van informatie voor transactionele verwerking.
Flauwekul, want principieel maakt het voor onderlinge afhankelijkheid,
samenwerking e.d. uiteraard niets uit of afschrift van informatie
onmiddellijk — en dan per transactie — door een ànder
verwerkt wordt, of dat die ander zulke afschriften eerst op voorraad
verzameld voor een allesomvattende verwerkingsslag.
Wat verkeer inclusief transport betreft volgt uit [de gangbare]
opvatting, dat het mensen en goederen zèlf zijn die zich verplaatsen
annex verplaatst worden. Dat is met informatieverkeer, digitaal of
niet, dus ànders. Natuurlijk is óók informatie fysiek, te weten als
teken. Maar de crux is dat mensen en goederen daarmee —
vooralsnog — juist niet van hun plaats — behoeven te
— komen. Verplaatsing is er immers slechts van informatie over de
één, over de ànder, enzovoort.
Zeker voor digitale communicatiemiddelen geldt dat de ruimte, fysiek
dus, die daarvoor nodig is, in verhouding zéér gering is vergeleken met
de verkeersvoorzieningen voor, zeg maar, mensen en goederen zèlf. Maar
helemaal zònder fysieke middelen komt ook, nota bene, digitaal
gefaciliteerd informatieverkeer uiteraard niet uit. Daaruit volgt
— de noodzaak tot — uitbreiding van de openbare ruimte
annex infrastructuur […]; er moeten voorzieningen bij. Kunnen er
wellicht van weersomstuit ook voorzieningen àf? De cruciale vraag is
echter, of zo’n nog weer integralere openbare ruimte tevens
kwalitatief wijzigt.
in: aantekening 74.9
Waarin digitalisering volgens mij pràktisch verschilt van openbare ruimte zoals [van oudsher] opgevat […], is dat het fysiek-ruimtelijke beslag van gedigitaliseerde informatie intussen verwaarloosbaar gering is. Dat onderscheid is belangrijk.
in: aantekening 74.9
Intussen gebruiken ‘we’ digitale technologieën voor een steeds groter aandeel van ons informatieverkeer. En het lijkt mij toch evident dat ‘wij’ eraan deelnemen voor gedragsafstemming. Dat maakt het m.i. dwingend om voor de opzet van verkeersvoorzieningen (lees ook: infrastructuur voor informatieverkeer) een principieel gedragsmatige taal- en tekenopvatting te benutten. Tot dusver gebeurt dat echter niet. Een absolutistisch waarheidsbegrip zit in de weg, dat des te moeilijker te vervangen is omdat vrijwel niemand zich bewust is van de ondermijnende werking ervan voor facilitering van evenwichtige (gedrags)verhoudingen.
Overigens meen ik dat dànkzij een paradigmawissel infrastructureel juist meer hetzelfde kàn blijven.
Plato […] agendeert al de verhouding tussen het ene en het vele als principieelste vraagstuk. Tot voor kort hebben ‘we’ dat kunnen afdoen als … filosofisch. Zeg ook maar dat ‘we’ ons er praktisch gezien niet om hoefden te bekommeren. Dàt is nu zelfs radicaal veranderd door de inmiddels wereldwijde dekking van digitale communicatietechnologieën. Dat schept één bereik voor de veelheid aan betekenissen. Daarom moeten ‘we’ er methodisch iets op vinden. Dat kan niet aan filosofie annex theorie voorbehouden blijven, maar moet ‘het’ praktisch doen. Wie er niets van wil weten, heeft zijn kop in het zand gestoken.
in: aantekening 76.7
De reden waarom ik aandring op een ànder paradigma en bijgevolg een andere modelleermethode, is omdat onder invloed van radicale uitbreiding van de werkingssfeer van digitale technologieën de opgave voor optimale facilitering van informatieverkeer kwalitatief (!) gewijzigd is. Naar mijn indruk zijn zgn ict-ers zich nog niet bewust van de noodzaak van paradigma- met methodewissel. Daardoor proberen zij de nieuwe opgave op te lossen met klakkeloze handhaving van paradigma dat daarop niet berekend is.
[I]nformatiekunde als ontwerpdiscipline […] behoort […]
zoiets als stelselmatig gericht te zijn. Dat vergt inderdaad een àndere
grondslag (lees ook: paradigma).
Als katalysator beschouw ik de digitale technologieën waarmee praktisch
iedereen zònder verdere tussenkomst met iedereen in verbinding kan
staan. Zeg ook maar dat er feitelijk één infrastructuur telt, vandaar
de noodzaak van stelselmatig perspectief, ter facilitering van onze
gedragingen als respectievelijke deelnemers aan informatieverkeer. En
met gedrag […] is duidelijk waarom ook en vooral psychologie
informatiekundig relevant is. […] Waarvoor moeten deelnemers aan
informatieverkeer hun digitale voorzieningen kunnen gebruiken?
Tegenwoordig zijn er digitale technologieën waarmee
informatievoorziening annex -verkeer kan worden gefaciliteerd. Verkeer
betreft … betrekkingen.
Aanvankelijk was digitalisering kleinschalig, zeg ruwweg telkens
beperkt tot facilitering van een ènkele — soort —
betrekking. Daardoor was misverstand over informatie op voorhand
uitgesloten. Bijgevolg gaf steeds het aparte informatiesysteem (lees
ook: toepassing) feitelijk uitdrukking aan de betrekkingsfactoren in
kwestie.
Zodra digitalisering echter méér dan één — soort —
betrekking faciliteert, schieten de traditionele, kleinschalige
voorzieningen ervoor prompt tekort om ‘als het ware’
impliciet nodige en voldoende uitsluitsel te geven over wie een verzoek
doet, tot wie het verzoek gericht is, wat als het bereik van de
verkondigde stelling verondersteld is, enzovoort. Ter borging van
eenduidigheid moet dat ‘ineens’ allemáál èxpliciet
opgegeven zijn. Het is dus niet zo, dat de noodzaak van contextuele
explicitering evenredig toeneemt met het aantal te faciliteren
(verkeers)betrekkingen. Nee, die noodzaak niet. Nogmaals, die dient
zich onmiddellijk aan door de verandering van enkelvoud naar tweevoud.
Het is wèl zo, dat met de vèrdere toename van dat aantal contextuele
verbijzondering uitgebreider moet zijn om eenduidigheid te blijven
borgen.
Een gereedschap maakt voor iemand, dwz een subject dat het gebruikt,
deel uit van — wat z/hij ervaart als — een situatie. Nu
resulteert gedrag van/door het subject in kwestie m.i. principieel uit
samenloop met — wat z/hij ervaart als — de situatie in
kwestie […]. De situatie biedt aldus mogelijkheden voor èn legt
beperkingen op aan gedrag van/door het subject.
In het Engels is affordance de term voor — de subjectieve indruk
van — gedragsrelevante omgevingsmogelijkheden en -beperkingen.
Hier kies ik als meervoud voor opties als Nederlands woord.
Hoewel een subject opties kent mbt een situatie-als-geheel, ziet
wie-er-mee-heeft-leren-omgaan vaak in zgn gereedschap aanbieding van
opties geconcentreerd. Het is met opties dat nota bene het gereedschap
als het ware vraagt om antwoord van de gebruiker. […]
Het aanbod van opties is feitelijk een vraag (!) aan de gebruiker om
als antwoord daaruit, nota bene niet meer en niet minder, een keuze te
bepalen. Op de ene keuze volgt een volgend aanbod van opties,
enzovoort.
Voor wat traditioneel als gereedschap geldt, bijvoorbeeld een hamer, is
het aanbod van opties ònveranderlijk. Het is wel zo, dat iemand op het
idee kan komen om er eens iets ànders mee te doen, maar dat komt dan
omdat z/hijzèlf er aanvullend een optie in ziet. Het is niet zo dat de
hamer van het ene naar het volgende gebruik ervan veranderd. Die
veranderlijkheid van informatiebeweging tot informatiebeweging is
daarentegen juist kenmerkend voor — gebruik van — digitale
technologieën.
in: note 77.85
Gedrag is en blijft zowel tijd- als plaatsgebonden. De mogelijkheden
èn beperkingen voor gedrag door een subject zijn inderdaad mede bepaald
door beschikbare gereedschappen als onderdeel van de situaties waarin
hij (lees ook: zij) verkeert. Vooral sinds vergroting van wat feitelijk
telt als één informatieverzameling — en waarvoor het Internet met
het zgn world wide web exemplarisch is — kan een subject ter
gedragsbepaling vrijwel onmiddellijk èn zonder van z’n plaats te
komen — zeer veel — méér informatie raadplegen. Voor de
allermeeste handelingen maakt een subject daar echter géén gebruik van.
Klopt, door diezelfde vernetwerking kan hij één of meer àndere
subjecten eenvoudiger bereiken met wat hij voorstelt voor onderlinge
gedragsafstemming. Nogmaals, voor de meeste van zijn handelingen zijn
die pas onlangs erbij gekomen mogelijkheden en beperkingen
irrelevant.
Niet overdrijven, dus.
[Dergelijke b]eweringen leiden m.i. àf van wat inderdaad een nieuwe
opgave is als gevolg zowel van het feitelijk grenzeloze bereik van wat
nu ook pràktisch geldt als één informatieverzameling als van de
digitale facilitering van verplaatsingen van — afschriften van
— informatie met feitelijk één infrastructuur voor
informatieverkeer. Wat kleinschalig àls informatie impliciet kan
blijven als voorwaarde voor eenduidige betekenis, moet met grootschalig
(lees ook: stelselmatig) bereik expliciet in informatie zijn opgenomen.
Dat is context.
in: note 77.106
Het Internet kan worden opgevat als een dekkend wegennet voor
informatieverkeer. Daarmee is voldaan aan een, vooruit, ecosystemische
voorwaarde. Weliswaar onmisbaar, maar een voldoende voorwaarde is dat
zeker niet.
Nota bene, omdàt praktisch iederéén op het Internet kan aansluiten om
er voor willekeurig informatieverkeer gebruik van te maken, moet ook
informatie èxpliciet aan een voorwaarde voldoen ter borging van
eenduidige interpretatie. Diezelfde voorwaarde is aan de orde door
informatie in alsmaar ruimere samenhang voor oordeelsvorming enz. te
overwegen (wat dus ook pas praktisch mogelijk is door de alom
beschikbare verkeersvoorziening). Het komt erop neer, dat informatie
— zoals dat formeel heet — nodig en voldoende uitgebreid
moet zijn. […]
Neem wat thans als een apart informatiesysteem, een zgn toepassing,
herkenbaar is. Zo’n toepassing faciliteert specifieke
activiteiten. Daardoor is de context van de informatie ’in‘
de toepassing voor de ermee vertrouwd geraakte gebruiker ervan op
voorhand bekend, en blijft daarom ’in‘ dat ene systeem
verder ònvermeld. Op de schaal van een ecosysteem, dwz zònder
vooropgezette verkokering, leidt gebrek aan explicitering van context
prompt tot verwarring. Wie een woordenboek opslaat, moet opvallen dat
vrijwel èlk lemma een meervoud van betekenissen telt. Wèlke betekenis
relevant is, wordt pas duidelijk door de omschrijvingen na te gaan (en
daarmee zijn slechts gangbare betekenissen aangeduid). Zeg ook maar dat
elke omschrijving dient ter contextualisering van het trefwoord in
kwestie, resulterend in de aldus bepaalde betekenis.
En meervoud met, nogmaals, de bijbehorende behoefte aan expliciete
context om eenduidigheid van betekenis te vestigen laat zich niet
slechts vanuit terminologie herkennen. Nog principiëler bestaat
gedragingenvariëteit van een object c.q. subject. Samen met het
ob-/subject in kwestie geldt als verschilmakende factor de situatie
waarin het verkeert. Met context als beschrijving van situatie kunnen
verschillende ob-subjectgedragingen pas eenduidig geordend worden.
[…]
Een ecosysteem kan worden gekenschetst als veranderlijk stelsel, nader
te duiden als samenhangende verschillen. Daaruit volgt de eis van één
beschrijvings-/modelleermethode. Anders valt er niet aan alsmaar aparte
toepassingen te ontkomen. Zo’n omvattende methode is Metapatroon
(Engels: Metapattern) met recursieve contextuele verbijzondering als
ènkel ordeningsbeginsel.
Zo is dus óók Metapatroon een ecosystemische voorwaarde. Daar komt als
voorwaarde bij inschakeling van een ontwerper met de nodige
informatie(verkeers)kundige kennis en vaardigheden.
Er zijn dus o.a. technologieën die functioneren volgens digitale
schakelingen. Wat daarmee mogelijk is, verandert principieel echter
niet. Een enkel computerprogrammaatje levert nog steeds een optelling,
een sortering e.d.
Wat er sinds de vroegste computer wèl is veranderd, valt vrijwel
volledig te begrijpen als vermeervoudiging. […]
Aan de ene kant is de beperking van één gebruiker, aan de andere kant
de beperking van één programma verdwenen. Dat werkt met aanvullend (!)
zoiets als een voorziening voor meervoudsontleding, dwz om een
willekeurig iemand desalniettemin eenduidig gebruik te kunnen laten
maken van een willekeurige programmatuur- en informatieconfiguratie.
Tot zo’n voorziening behoren […] identity provider,
hoedanighedenwijzer en taakmiddelenwijzer ([…] noemer:
autorisatie).
Uitgaande van willekeurige personen op de schaal van maatschappelijk
informatieverkeer is met haar/zijn zgn persoonsidentiteit meervoud aan
de ene kant nog onvoldoende ontleed. Daarom is er aan die kant verder
(!) aanvullend verbijzondering nodig volgens situationele
hoedanigheden.
En wat iemand gebruikt, is doorgaans allang niet meer een ènkel
programma. Aan de andere kant zijn zowel modulen als
informatieverzamelingen (lees ook: registers) beschikbaar voor inzet
volgens wisselende configuraties (en aldus modulair werkt bedoelde
èxtra voorziening op haar beurt eveneens).
Terwijl het iemand als hulpmiddel voor een bepaalde taak feitelijk nog
steeds gaat om dat ene, zeg nu maar, oorspronkelijke programmaatje, is
met de voorziening voor meervoudsontleding allang verreweg de meeste
digitalisering gemoeid. Die kost nog eens veel èxtra moeite, omdat met
de mogelijkheden door vermeervoudiging ook dienovereenkomstige
risico’s gepaard gaan. Vooral wat be- en verwerking van
informatie betreft moeten beperkingen — kunnen — gelden
(authenticatie van identiteitstelling resp. autorisatie), waarop/-van
dan weer toezicht en handhaving mogelijk moeten zijn (controlesporen
mbt beveiliging en integriteit).
Terwijl daadwerkelijke voorzieningen ter digitale facilitering o.a.
passende programmatuur vergen, raakt het helaas weleens vergeten dat
het met zulke ‘techniek’ slechts gaat om een aspect. Ook
dat ene aspect is weliswaar onmisbaar, maar er zijn méér aspecten. En
eventuele techniek mag zeker niet voorop staan. Wat telt, is optimale
afstemming. Dus ook en vooral zgn techniek moet gewoon voldoen aan
reële behoeften.
De relevante werkelijkheid voor digitalisering is echter zelfs
principieel gewijzigd, en wel door … digitalisering.
Al helemaal sinds door digitalisering feitelijk géén grens gesteld is
aan het onmiddellijk bereik met informatieverkeer, het Internet is
daarvoor exemplarisch, moet de veranderopgave allereerst vooral
begripsmatig op relevante schaal zijn geduid. […]
De noodzaak van stelselmatige aanpak is aldus allang onloochenbaar.
Hoewel zoiets als netwerkschaal alweer sinds decennia kenmerkend is voor het bereik van digitale facilitering van informatieverkeer, blijft bijbehorend stelselmatige betekenissenvariëteit feitelijk ontkend door handhaving van modelleermethoden op atomistische grondslag. Zolang reële betekenisverschillen onderdrukt blijven, gaat — informatieverkeer voor — afstemming van gedragingen mank. […] Stelselmatig is […] pas de veronderstelling, zeg maar, logisch houdbaar dat géén eigenschap annex gedraging van een subject — en trouwens evenmin van een object — absoluut geldig is. Nota bene, èlke eigenschap resp. gedraging is situationeel geldig. Het is alsof een subject (dus ook steeds: object) ‘bestaat’ uit een veranderlijke verzameling van situationele deelobjecten. De enige manier om ze in formele (lees hier ook: logische) zin als samenhangend te kunnen beschouwen vergt een beroep op ‘iets’ dat eigenschaps- resp. gedragsloos is. Dat noem ik de nul-identiteit van het — op zijn beurt — veronderstelde ob-/subject.
Je snapt toch wel dat het relevante bereik met digitale vernetwerking als katalysator alsmaar ruimer wordt, vandaar de noodzaak van veràndering voor stelselmatigheid?
Digitale vernetwerking [noodzaakt ertoe] om autorisatie(beheer), allereerst maar eens ontwerpbaar, :-) dienovereenkomstig ruim op te vatten. Als het ene stelsel voor digitaal gefaciliteerd informatieverkeer telt thans, herstel, alweer allang dus het Internet met wat daarop allemaal is aangesloten.
Het bereik met autorisatiebeheer door een organisatie moet vanwege
vernetwerkte digitalisering tot — vèr — buiten de
organisatie zèlf kunnen reiken, zeg ook maar niet (!) langer beperkt
blijven tot wie telt als medewerker ervan. Wie telt trouwens als
medewerker? Hoe dan ook valt anders dan met open bereik o.a. wat een
… organisatie met zgn digitale toegankelijkheid nastreeft, nooit
verantwoord e.d. door de … organisatie te operationaliseren.
[…]
Indien er per organisatie géén strikt afgebakend, aldus apart, domein
voor autorisatiebeheer — meer — geldt, maar daarentegen ook
en vooral voor autorisatie een stelsel — en dat is er één
—aan de orde is, vergt besturing van autorisatie een
samenwerkingsverband à la netwerk ipv hiërarchische inrichting. Elke
stelselmatig gerichte verandering moet daar van meet af aan op
mikken.
Als antwoord gericht op evenwichtige(r) maatschappelijke verhoudingen stel ik voor om er infrastructuur van te maken met voordelen van vereenvoudiging voor willekeurige deelnemers aan digitaal gefaciliteerd informatieverkeer.
[D]iezèlfde kritiek acht ik nog steeds geldig voor hoe informatiekunde en bijgevolg digitalisering methodisch overwegend, herstel, zònder stelselmatig passende overwegingen worden beoefend. […] Weliswaar heeft informatiekunde … informatie als object, maar moet — vooral door zgn digitale vernetwerking — volgens de behoefte aan resp. eis voor stelselmatige voorzieningen voor informatieverkeer een willekeurig bruikbaar informatiebegrip bieden.
Met enneadische semiotiek als grondslag laat zich Metapatroon benutten als modelleermethode voor pràktische opgaven van — facilitering van — stelselmatig informatieverkeer, dwz op de open schaal die door digitale vernetwerking (lees: Internet) allang werkelijkheid is.
Het is niet toevallig dat thans digitalisering (voorheen genoemd: automatisering) zoveel structurele aanpassingsproblemen geeft. De ene noemer, computers en zo, kan gauw de indruk wekken dat er van meet af aan dezèlfde soort middelen onder kunnen worden verstaan. Dat is een ernstige vergissing. De trendbreuk betreft de mogelijkheid om zgn digitale technologieën niet slechts voor informatieverwerking op één en dezèlfde plaats te benutten, maar tevens — en sindsdien nota bene vooral — voor informatieverkeer (lees ook: communicatie) tussen deelnemers die zich op willekeurig verschillende plaatsen bevinden. Ofwel, wat ooit it was, is allang ict. Waarin ict met een c verschilt van communicatiemiddelen zoals bijvoorbeeld boek en telegraaf, is dat overdracht nauwelijks tot geen tijd hoeft te kosten in combinatie met de hoeveelheid informatie die als het ware tegelijk ook elders beschikbaar kan zijn. Kortom, digitale facilitering van communicatie verandert omstandigheden. […] En daardoor veranderen relevante taken/opgaven eveneens kwalitatief, waarvoor een ànder paradigma nodig is om ze te duiden, enzovoort. Die veranderingen blijven doorgaans echter ònopgemerkt. [… D]at [pakt] doorgaans rampzalig uit […,] omdat wat als crisis wordt begrepen en bijgevolg bestreden, geen verband houdt met verànderde omstandigheden gekenmerkt door pluriformiteit enzovoort en dáárvoor relevante taken/opgaven. Herhaalde mislukkingen kunnen mensen in gesloten groepen helaas niet afbrengen van inmiddels achterhaalde, want kortzichtig ènkelvoudig bemeten, taak- en middelopvattingen. En dan zijn er altijd nog zakelijke dienstverleners met verslaving aan mislukkingen als verdienmodel.
De behoefte aan expliciete contextualisering is uiteraard ook weer een gevolg van digitale vernetwerking, dwz van uitbreiding van het bereik waarop informatie eenduidig interpreteerbaar enz. moet zijn. Zolang het bereik tot — uitvoering van — een ènkele taak blijft, is met oriëntatie òp de taak in kwestie op voorhand context bekend; die behoeft dan geen explicitering. Dat verandert al principieel als er voor gebruik van een middel de keuze tussen twee taken nodig is. Naarmate een stelsel voor informatieverkeer meer variëteit omvat, moet het aandeel van expliciete context ’in‘ informatie uitgebreider zijn. Het is niet anders.
Voor stelselmatig bruikbare — digitale — voorzieningen moet dat hele idee van gelaagdheid de prullenbak in. Vergeet onderscheid volgens informatie, gegevens en data. Het betreft allemaal informatie (of allemaal gegevens resp. data; dat maakt … principieel helemaal niets uit). Onder die ene (!) noemer moet stelselmatige betekenissenordening voorrang hebben èn krijgen. Met zoiets als een “laag” heeft dergelijke voorrang echter niets van doen. Het betreft meer de ene kant, met dan aan de andere kant daadwèrkelijke verkeersvoorzieningen. Zo moeten in … principe voorzieningen zijn afgeleid van betekenissen die voor deelnemers relevant zijn. Wat telkens als relevant telt, hangt van de situatie af waarin een deelnemer … verkeert èn van de hoedanigheid van haar/zijn situationele betrokkenheid. Dat, eh, voorrangsprincipe neemt niet weg dat ontwikkeling in mogelijkheden die voorzieningen aan deelnemers kùnnen bieden als het ware kunnen resp. moeten terugwerken met effect op stelselmatige betekenissenordening. Dat is ook precies wat digitale vernetwerking heeft ’veroorzaakt,‘ met als ’gevolg‘ Metapatroon als stelselmatige modelleermethode/-taal.
Ik kan mij voorstellen dat je tegen dat gedragsbeginsel als
onbegrijpelijk abstract aanhikt. Denk daarom maar aan wat je concreet
kent als informatie. Zaaknummer, bijvoorbeeld? Waaròm krijgt een zaak
een uniek kenmerk ter eenduidige identificatie toegekend? Precies,
omdat zgn belanghebbenden […] gericht bijdragen aan
behandelingsverloop kunnen leveren. Maar dat niet alleen. Ook omdat,
zeg maar even, niet-belanghebbenden zich er juist niet in kunnen
mengen. Zo kan je èlke informatie duiden volgens omgang/verkeer van
belanghebbenden (en aanknopingspunt voor eventueel formele
omgangs-/verkeerregeling).
En digitale vernetwerking stelt èxtra eisen aan explicitering àls
informatie. Stel je voor dat je op je beeldscherm niets anders ziet dan
een reeks lettertekens. Je weet dat je ’op‘ het Internet
bent aangesloten. Dan heb je geen idee wat die enkele reeks kan
betekenen. Is het soms een bestelnummer? Of tòch een …
zaaknummer? Maar van wat voor zaak? Je kunt pas tot eenduidige
interpretatie raken dankzij toevoeging van, zoals het formeel heet,
nodige en voldoende context als ònderdeel van beschikbare
informatie.
Je moet dus inderdaad enige moeite doen om ’door‘ de
algemene beleidsformulering ’heen‘ te leren kijken. Ik
verontschuldig me daarvoor niet. Want als je erin slaagt, besef je dat
het stelselmatige informatiebeleid […] vergaand … algemeen
geldig is èn kan blijven. Dat is overigens een onmisbare voorwaarde
voor stelselmatigheid, te weten dat een bepáálde verkeersdeelnemer
beleidsmatig niet geprivilegieerd … blijft.
Intussen zijn digitaliseringsopgaven op hun beurt kwalitatief veranderd door vernetwerking waarvoor het Internet als exemplarisch geldt.
Zònder communicatievoorziening staat elke informatiesysteem (lees
ook: elke toepassing) noodzakelijkerwijs apart. Zo’n systeem moet
daarom als het ware zelfvoorzienend opgezet zijn, zeg ook maar zèlf
voorzieningen omvatten voor relevante verwerkings- en beheeraspecten
zoals autorisatie. Wat informatie betekent, is per systeem op zijn
‘eigen’ aldus beperkte schaal doorgaans géén probleem. Als
vanzelfsprekende oplossing geldt de, vooruit, semantische methode dat
een enkele term eenduidig met een enkele betekenis verbonden kan zijn,
en blijven. Over — gebrek aan — professionaliteit
gesproken, van die ‘methode’ is helaas vrijwel niemand zich
bewust. Daarom blijft ‘ie hardnekkig gehandhaafd, terwijl de
omstandigheden ervoor allang niet meer gelden.
Uitbreiding met communicatievoorziening heft de eerdere apartheid van
informatiesystemen/toepassingen op. Er is voortaan een stelsel voor
informatieverkeer aan de orde. Daarvoor moet er van spoor worden
gewisseld, nota bene praktijk inclusief methode.
Vòlgend op de communicatievoorziening die voorwaardelijk stelselmatig
is, kunnen voor allerlei — andere — aspecten
gemeenschappelijke voorzieningen worden getroffen. Daartoe kan zich
zelfs de noodzaak aandienen om stelselmatigheid deugdelijk te borgen.
Autorisatie is inderdaad zo’n infrastructureel aspect. En,
algemener, wat informatie betekent, laat zich op de ‘open’
schaal die met communicatievoorziening gevestigd geraakt is, niet met
telkens een enkele term eenduidig faciliteren. Het spoor van/voor
stelselpraktijk vergt zelfs met voorrang een bijbehorende semantische
methode. De oplossing bestaat eruit om context als ònderdeel van
informatie te expliciteren. Dat helpt om óók autorisatie betekenisvol
met overige aspecten van informatievoorziening annex -verkeer te laten
samenhangen, en omgekeerd.
Een subject heeft ervaring(en) van eenheid èn meervoud. De vraag of
er ook principieel begrijpelijk verband tussen valt te bedenken dan wel
bestaat, heeft in elk geval sommige mensen sinds mensenheugenis
geïntrigeerd. Die mensen gaan dan door voor filosoof.
Ik ben ertoe gekomen door ontwerp nav wat ik informatiekundig als
pràktische opgave opvatte. Hoe lukt het om willekeurige informatie
eenduidig interpreteerbaar in één stelsel op te nemen? Exemplarisch
voor zulke … eenheid is allang het Internet, maar eerder vond ik
al duidelijk dat uitbreiding van gebruik van digitale technologie naar
— facilitering van — communicatie door willekeurige
deelnemers noodzaakt tot oriëntatie op betekenis volgens samenhangend
meervoud ipv tèlkens maar apart enkelvoud.
Zo’n praktische opgave vergt een praktische oplossing. Zo ben ik
op Metapatroon als stelselmatig bemeten modelleermethode gekomen.
Zeker vanaf het moment dat digitale technologieën prompte verbindingen faciliteren is dergelijk onderscheid tussen binnen en buiten achterhaald. Herstel, het is uiteraard altijd onzin geweest om een bepaalde organisatie als apart object te beschouwen, maar digitalisering van informatieverkeer duidt zelfs onmiskenbaar op een proces waaraan belanghebbenden alom als deelnemers bijdragen leveren. Dat inzicht blijkt vrijwel iedereen overigens nog te ontgaan.
[V]oor voorzieningen op de schaal van een stad en ruimer [geldt] het
infrastructuurperspectief […]. De gemeenschappelijkheid ervan
acht ik kenmerkend. Voor het ontwerp(en) van een gebouw bestaat
bedoelde infrastructuur daarom doorgaans als (referentie)kader. En van
— beoogd — gebruik van een gebouw kan uiteraard een impuls
uitgaan voor vergemeenschappelijking van verdere voorzieningen. Hoe dan
ook moeten aanzienlijke … delen van een gebouw … voorzien
in, zeg maar, aansluiting op infrastructuur. In- en uitgang(en) voor
mensen, dieren, water, energie …
En dus ook allang voor digitalisering.
Daar wil ik hier naartoe. Het voor de zgn gebouwde omgeving gangbare
(schaal)onderscheid tussen enerzijds apart gebouw, anderzijds stad (en
groter) geldt met digitale technologieën als onderscheid tussen
enerzijds aparte toepassingen, anderzijds communicatiemiddelen. Terwijl
de communicatiemiddelen feitelijk allang, denk vooral aan het Internet,
maatgevend zijn, blijven er vooralsnog vooral aparte toepassingen
worden ontworpen/ontwikkeld. Over bindingen gesproken, voor allerlei
activiteiten blijkt informatie uit aldus verspreid opgezette
toepassingen benodigd. Samenhang is dan meestal een … probleem.
En àls er al iets aan gebeurt, is dat vrijwel altijd beperkt ipv
gemeenschappelijk.
Zoals het voor een, eh, fysiek gebouw eigenlijk allang verstandig is om
van beschikbare infrastructuur uit te gaan, is het voor digitalisering
allang uitgesproken ònverstandig om dat niet te doen. Verreweg het
meeste dat voor digitalisering in aanmerking komt, valt praktisch te
dekken volgens een verkeersperspectief, maw met gemeenschappelijke
voorzieningen, infrastructuur, dus. Wat er voor, zeg maar,
karakteristiek verbijzonderde (informatie)verwerking
‘overblijft,’ kunnen ‘we’ toepassingen blijven
noemen. Ze … verkeren echter allesbehalve apart. Herstel,
gebruikers beschikken over ruimere … toepassing, zoals o.a.
bewoners van een huis-in-een-stad verkeersmatig ‘op’ de
stad enzovoort ‘aangesloten’ zijn. Ook voor eventueel
ruimere toepassing moet iemand uiteraard bevoegd zijn. Ik herhaal dat
dienovereenkomstig stelselmatige autorisatievoorziening daarom
ònderdeel moet uitmaken van — digitale — infrastructuur
voor informatieverkeer. Nota bene, dat aspect staat voor digitalisering
véél herkenbaarder op de voorgrond dan voor het gebruik van de —
fysieke — openbare weg.
Een subject verkeert principieel situationeel. De — ik noem het ook maar — materialiteit van voor menig subject relevante situaties is echter vaak toenemend met digitale middelen … gemaakt, dus ervoor ontworpen (en vooral door zulke digitalisering kunnen wat het subject als situaties ervaart vaker wisselen, waarbij die snelheid natuurlijk óók weer een situationele factor is met gedragseffecten van dien).
Ach, wat is met digitalisering een … kopie nog?
in: aantekening 92.1
Het belang van techniek is er dus wèl, maar principieel àfgeleid. Wie welk middel dan ook voor hèt doel gaat houden, zit verkeerd.
in: aantekening 92.7
[D]e mogelijkheid om dezèlfde digitale middelen te kunnen gebruiken voor zowel verwerking als verplaatsing van informatie noodzaken tot heroriëntatie. Het faciliterings- annex verkeersbereik is immers open geraakt. Dat vergt niet alleen principiële erkenning van — dynamiek van — betekenismatige variëteit, […] maar tevens een pràktische manier om zulke variëteit overzichtelijk e.d. uit te drukken. Door èlke betekenis nota bene inclusief de eraan ten grondslag genomen, precies, oriëntatie te duiden ontstaat zicht enzovoort op verschillen resp. verbanden tùssen betekenissen. Zo’n, zeg ook maar, stelselmatige modelleermethode, dat is Metapatroon met recursieve contextuele verbijzondering als beginsel, èn informatiekundig ontwerpers die er verantwoord mee overweg kunnen, zijn daarom voor digitaliseringsopgaven m.i. allang onmisbaar.
in: aantekening 94.6
Zo heb ik als aanleiding voor informatiekundig methodische
vernieuwing van wat mij betreft onmiddellijk praktisch belang, de
moeilijkheden opgevat zodra zgn digitalisering wat ruimer bereik moeten
dienen, en nota bene met gebruik van netwerktechnologieën is dergelijk
bereik allang exemplarisch. En oplossing dringend. Mijn idee? Onder de
noemer van — stelselmatige facilitering van —
informatieverkeer tellen nu eenmaal verschillende deelnemers. Voor
afstemming van hun gedragsaandelen moeten zij van verkeersgeval tot
verkeersgeval kunnen beschikken over dienovereenkomstig
verschillende-maar-samenhangende informatie met dito betekenissen.
[…] Om zulke verschillen tevens samenhangend uit te drukken, heb
ik Metapatroon als stelselmatige modelleermethode ontworpen.
[…]
Wat mij betreft, vooruit, uitgaande van een object, verschillen
beschrijvingen juist van elkaar, omdat het object in kwestie is
allerlei alsmaar verschillende … situaties kan komen te verkeren.
Vandaar situationisme. Daarbij kan wat als object geldt met
gedragsaandeel in de ene situatie verschillen van wat desondanks als
hetzelfde object telt voor gedragsaandeel in de andere situatie,
enzovoort: objectief situationisme. Dat luistert voor wat doorgaan voor
louter zgn fysieke objecten wellicht niet zo nauw, maar voor objecten
met cognitief vermogen — en die noem ik nader subjecten —
ligt dat … ànders: subjectief situationisme. Als gedragsmatige
‘eenheid’ telt aldus object- resp. subject-in-situatie.
[…] Daarvoor kent Metapatroon het beginsel van recursieve
contextuele verbijzondering, met context ruwweg opgevat als
beschrijving van situatie.
Metapatroon betreft […] de mogelijkheid van — zoiets als een — stelsellogica voor eenduidige ordening van willekeurige betekenissenvariëteit. Dat vergt een op verwevenheid bemeten samengestelde vòrm van informatie. Heus, ook daarmee kan zgn digitale informatietechnologie prima overweg.
Maar oriëntatie volgens (informatie)verkeer wijst dat bereik als averechts aan. De miskenning van verhoudingen op — veel — ruimere schaal doet juist alom afbreuk aan, eh, waarde. […] Nee, niets nieuws. Voor het faciliteren ervan kunnen zich echter nieuwe mogelijkheden aandienen, overigens met beperkingen resp. risico’s van dien. Denk aan ‘gevolgen’ van telefoon, kopieerapparaat, enzovoort, enzovoort. Voorzieningen waren er altijd, en altijd met o.a. technische en organisatorische aspecten, maar dankzij digitale informatie- mede als communicatietechnologie kan zoveelste wijziging (!) van voorzieningen, die als zodanig altijd facilitair zijn, thans vooral mikken op het betrekken van àlle […] belanghebbenden als deelnemers aan één en hetzèlfde stelsel voor […] (informatie)verkeer. Dat zgn stelsel is “het geheel” van … organisatie waarom [een organisatie] zich als [eventuele] stelselverantwoordelijke instelling uiteraard èxtra om moet bekommeren.
in: aantekening 97.6