Metapatroon > ontwerper > evenwichtskunstenaar
Je ziet de wereld interdependent, of je ziet het niet.
[Ontwerp(en)] is […] altijd een kwestie van reële verhoudingen.
Een ontwerper helpt om voor reële behoeften zover mogelijk met en/en te komen. Dat is moeilijk onder praktisch tegenstrijdige omstandigheden, kortom een vak en lukt dus nooit volledig. Ergens, soms zelfs gauw, is het altijd een kwestie van of/of. Niet-ontwerpers zoals vooral opdrachtgevers weigeren echter vaak aanvankelijk te kiezen; een belangrijke taak van de ontwerper is daarom begeleiding van niet-ontwerpers naar onvermijdelijke beslissing.
[N]aast kunst gaat het vooral ook om kunde. Dat laatste vergt een gevarieerde structuurbenadering.
Because of its inherently limited pragmatic scope, a traditional information system takes context for granted. It is often situated, much as if a blind-walled container would be dropped somewhere, with interior decorators getting to work only on the inside while keeping the door through which they entered tightly closed. The environment of the container, let alone how its interior might interconnect with other containers and how their interiors function, is not or hardly at all considered. In other words, context remains external to every isolated information system. People, please note, designers often included, are therefore habitually unaware of how detailed their (re)actions are essentially contextually differentiated, mixed, etcetera. For they are accustomed to switching wholesale from one information system to another, thereby moving from one context — situation, rather[…] — to another without realizing what really affects their change in behavior.
Through augmenting phenomenology with the Peircean dimension of sign, first of all the actor annex subject itself is considered an information system. It guides the proper design orientation. The primary concern lies with relevant experiences of stakeholders in their real-life behavioral exchanges. Perspective provides the key to recognition, and subsequent modeling, of necessary and sufficient differentiation of experience.
Hoe dat gebeurt, is weer contra-intuïtief voor wie gewend is aan bijvoorbeeld objectoriëntatie. De afgeleide betekenissen annex verschijningsvormen krijgen niet een plaats ònder, maar náást de betekenis waarvan ze afgeleid zijn. Dat ziet er […] misschien merkwaardig, want nieuw uit. Dankzij die weergave blijft het model echter formeel consistent op zo compact mogelijke manier.
in: Modellering werkgeversbegrip
Een specialist heeft gauw de neiging om betekenissen volgens haar/zijn specialisme op de voorgrond te plaatsen en daar te willen houden. Als je op die manier voorzieningen ontwerpt enz., weet je echter zeker dat ze onbruikbaar voor àndere specialisten zijn … èn vroeg of laat eveneens voor je eigen specialisme, want daarmee opereer je niet in isolement (ondanks wat een specialist zichzelf erover wijsmaakt). Dat mag van de weeromstuit natuurlijk niet tot ontkenning leiden. Er moet ruimte zijn voor alle relevante specialisaties èn voor productieve combinaties. Soms moet een specialist daarvoor wat leren schakelen.
Ik zie het zo dat juist de ontwerper van perspectief wisselt. Wat is er enerzijds nog, juist enz. bijzonder, anderzijds al stelselmatig? Zo ontwerp je evenwicht van situatie-in-stelsel.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
Eenduidige modellering van informatie op die schaal van gevarieerd maatschappelijk verkeer is nu eenmaal een vak apart. […] Voor de informatiekundige vakvrouw of -man die op heuse stelselschaal werkt (infrastructuur: civiele informatiekunde) is het evident dat zelfs vooral relaties als "dingen" opgevat moeten zijn. Voor een leek is dat inderdaad de omgekeerde wereld. Wat normaal gezien contraintuïtief aandoet, blijkt voor variëteitbeheersing nota bene als principiële regel productief.
Stelselmatig gebruik van Metapatroon vergt primair een wezenlijk
andere instelling. Dàt is het! Die instelling staat in menig opzicht
zelfs diametraal tegenover de manier om betekenissen traditioneel voor
een apart informatiesysteem te verhelderen.
De overgang van de aanname van strikt één geldige betekenis naar
verschillende betekenissen, meervoud dus, in samenhang is zonder
overdrijving een paradigmawissel. Juist wie veel investeerde in het ene
paradigma, valt het doorgaans moeilijk, zo niet onmogelijk een ander
paradigma te adopteren. Dat is geen verwijt, maar simpele vaststelling
van moeilijkheidsgraad van aanpassingen als maatschappelijk verkeer
kwalitatief verandert (zoals gebeurt onder invloed van digitale
technologie).
Vooral op die ruimste schaal [is] de kwalificatie ‘digitaal’ ongunstig, omdat het onverminderd accent op techniek suggereert, terwijl het […] gaat om evenwichtige verhoudingen. En dáárom is het zo'n mooi vak voor nieuwsgierige, verantwoordingsvolle mensen.
Metapatroon, met de semiotische enneade als grondslag, omvat borgingspotentieel voor ruimere redelijkheid op de schaal van open interdependentie. Je zou dus kunnen zeggen, dat Metapatroon dat gewelddadig opgelegd is ... nooit heus Metapatroon kàn zijn, althans niet met infrastructureel bereik. Zodoende veroordeelt Metapatroon tot redelijkheid, met hier veroordeling in de zin van een onherroepelijke koers. Nee, dat is allerminst een straf. Metapatroon biedt vrijheid voor en door interdependentie. Wat willen we voor een solidaire samenleving nog meer?!
De ontwerper is echter niet een deelnemer zoals een ‘gewone’ gebruiker; z/hij vertegenwoordigt de deelnemende totaliteit (om er een filosofische kreet tegenaan te gooien); daarin betrekt z/hij (dus) ook de opdrachtgever enzovoort.
in: aantekening 42.2
[M]ijn ervaring is dat je op reële stelselschaal geheid in de knoop raakt met dergelijk absoluut genomen onderscheid. De oplossing bestaat eruit om begrippen als het ware uit te rusten voor netzo reële variëteit. Zo vermijd je zelfs principieel de knoop.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
De ontwerper ontkomt er nu eenmaal niet aan om èrgens te beginnen. De willekeur van het begin moet z/hij vervolgens proberen te bestrijden door ‘zekere betrekkingen.’
in: De ene ruimte voor informatieverkeer
[Het gaat om] besef dat je voor stelselmatigheid niet langer apart probleem na apart probleem kunt oplossen.
[I]nformatiekundig ontwerpers […] mikken op voorzieningen voor informatieverkeer. En daarvoor moeten zij zich natuurlijk primair oriënteren op deelnemers. Voor serieuze voorzieningen gaat het daarbij altijd om meerdere, verschillende verkeersdeelnemers.
in: Literatuurtip voor informatiekundig ontwerpers
De dynamiek van ontwerpen-als-activiteit is verward geraakt met zgn principes voor het statische object-met-structuur.
in: Bedoelt u soms constructieprincipes?!
Met het ontwerpresultaat krijgen echter tevens allerlei àndere partijen te maken; er zijn vanaf een beetje serieuze opgave veel méér belangen in het geding waarmee de verantwoordelijke ontwerper evenwichtig ‘dient’ te rekenen. […] Wie als ontwerper […] onderhevig is aan reële opdrachtverhoudingen, ontkomt niet aan compromissen. Maar wie eenmaal haar/zijn integriteit opoffert, kan zich als ontwerper niet meer verantwoorden. Dàt vertrouwenskapitaal kan de ontwerper zich dus nooit veroorloven om te verliezen. Vertrouwen is onmisbaar.
Overigens zijn slechte ontwerpers herkenbaar door hun aanvaarding van opgegeven normen als uiterste grens voor verkeersbereik. Dat leidt tot voorzieningen die slechts aldus ‘toegestaan’ verkeer faciliteren. Maar dat is vragen om mislukking. Juist het bestaansrecht van een norm is immers dat blijkbaar nogal wat verkeer ervan afwijkt. Voor vitaliteit is ruimte voor afwijkingen noodzakelijk. Tegenover wat uitpakt als voordeel, staat misbruik van diezèlfde ruimte. Dat hoort er bij. […] Voor de ontwerper is genormeerd verkeer niets anders dan verkeer dat eventueel óók bestaat. Maar hij moet zich oriënteren op verhoudingen in het algemeen, zeg maar socratisch, en voorzieningen ervoor helpen treffen die verhoudingen zo evenwichtig mogelijk laten verlopen. Voor wat als evenwichtig telt, geldt geen a priori norm, maar moet de ontwerper in gesprek ... dat evenmin een vooropgezette rationaliteit kent. Want veronderstelde rationaliteit is onherroepelijk strategisch respectievelijk doet een beroep op volgen van gezag.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
Vanuit de verkeersinvalshoek moet de ontwerper zich niet laten verleiden tot overhaaste keuze voor de ene òf de andere waarde. Er bestaat variëteit van waarden. Als ze elkaars ontplooiing niet hinderen, ‘dienen’ verkeersvoorzieningen ze allemaal te faciliteren.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
Als ontwerpers zetten wij in volgens win-win, maar worden doorgaans subiet bejegend volgens het kader jij-moet-verliezen-want-anders-kan-ik-niet-winnen.
Iemand kan zich […] pas verantwoord als informatiekundig ontwerper gedragen, zodra zij de zekerheid lòslaat over wat informatie is.
in: Kringloop zonder middelpunt
Ik kan een middel aanraden om te verkennen of een deskundige onbewust smokkelt met interdependentie. Daarvoor is geschikt wat John Haynes typeert als een contragram.
in: Modellering van interdependentie
Als iemand vraagt wat je doet, kan je zeggen ‘Oh, een proefje.’ Daardoor gaat meestal minder gauw hun alarm af en kan je voorlopig verder ontwikkelen aan vooral veranderkundig kritieke massa.
in: aantekening 46.2
Inderdaad ontgaat vele opdrachtgevers de kritieke bijdrage van ontwerp. Dat dwingt ons feitelijk om er gratis, ondergronds enz. aan te werken. Intussen moeten we met allerlei andere, nota bene vooral ongerelateerde klusjes aan de kost zien te komen. Dat gescharrel belemmert ontwerpfocus; als je iets moeilijks goed wilt doen, moet je je er immers op (kunnen) concentreren. En opdrachtgevers ... geven wel degelijk opdrachten ... maar aan opdrachtnemers die evenmin professionele ‘tijd/ruimte’ gunnen aan ontwerp(ers). Zij vormen aldus een coalitie waartegen ontwerpers feitelijk moeten strijden. Dat is een ongelijke strijd ... Want, over budget gesproken, wie betaalt, bepaalt. Principieel is dergelijke strijd zelfs ... strijdig met ontwerp. Weliswaar erkent ontwerp reële verschillen, maar dat moet gebeuren op basis van samenhang.
Met concretisering kan je herkenbaarheid helpen. Maar je kunt je er ook nodeloos mee beperken. [Sta jezelf] In elk geval voor je eigen ontwerp […] een ruimere blik toe[. …] Natuurlijk moet je steeds nagaan, of het conceptuele model tevens strookt met wat Brussaard de relevante werkelijkheid noemde[. …] En als je het conceptuele model ooit aan de desbetreffende doelgroep wilt presenteren, vul je relevante termen dáárvoor (even) […]. In het algemeen loont het om al te lokaal jargon te vervangen. Dat is immers zwanger van context. Dat is natuurlijk niet voor niets. Daardoor verloopt communicatie doelmatig … zolang de situatie vergaand gelijk blijft en ons gedrag passend. Je ontwerpt echter een conceptueel model in het vermoeden dat er weleens e.e.a. zou moeten veranderen. Gebruik daarom zoveel mogelijk termen die stelselmatigheid zo min mogelijk belemmeren. Nogmaals, voor een bepaalde doelgroep kan je een schets zonodig (her)lokaliseren.
Met een conceptueel model dat vrijzinnigheid met bijbehorend pluralisme vertegenwoordigt, zitten we altijd goed. Orthodoxie laat zich immers als grenswaarde opvatten, zeg maar met één als (irrationeel) meervoudsgetal. Omgekeerd is vanuit enkelvoud echter onmogelijk meervoud bereikbaar.
De verlichte opdrachtgever zoekt eigenbelang in evenwicht met — belangen van — andere partijen. Daarom weet hij, dat het met digitale technologie tegenwoordig vooral om verkeersmiddelen gaat. De cruciale beslissing die hij vervolgens treft, is de keuze van informatiekundig ontwerper. Dat moet iemand zijn, die zich oriënteert op reële belangen van verkeersdeelnemers. Daarbij hoort (!) dat de opdrachtgever inziet dat de ontwerper geen kritiek op hem uitoefent door enige afstand te houden, integendeel. Die afstand is juist onmisbaar, reuze praktisch, voor ontwerp van evenwichtige verhoudingen. Dat zijn verhoudingen waarmee óók (pas) het belang van de opdrachtgever-als-verkeersdeelnemer optimaal is gediend.
in: Zie het als verkeersmiddel!
And with Metapattern itself being radically empty, the modeler using it […] is especially oriented at filling in contexts that are habitually kept hidden when traditional modeling languages are used (as they imply monocontextualism and therefore ‘naturally’ fail to facilitate multicontextualism as a better approximation of reality with a realistic scope). That way, i.e. disciplined by Metapattern’s stubborn emphasis on (inter)dependency, it may happen that the modeler hits upon aspects/elements which have so far not been fully recognized.
in: note 47.29
De informatiekundig ontwerper moet dus aan het werk om relevante situaties te duiden. Dat moet integer gebeuren, dwz gericht op bevordering van evenwicht door (informatie)verkeer. Wie daarbij partij kiest, met schade voor àndere partijen als gevolg, handelt als ontwerper niet integer, is géén professional.
in: Voor informatiekunde verder op weg met ontologie
De maatschappelijk verantwoorde ontwerper herkent of iets vanzelf ‘goed’ gaat, of dat z/hij een beetje moet (laten) helpen zodat — het lijkt alsof — het verder (weer) vanzelf gaat.
in: aantekening 48.6
Volgens het scheermes van Ockham moeten we uiteraard waken voor overdrijving van verbijzondering.
in: Enneadische semiotiek voor identiteitsradicalisering van Arnheims derde denkhouding
De modelleur mikt op nodige en voldoende stelligheid, gelet op haar/zijn verwachting (lees ook: oordeel) omtrent de behoefte die de middelen voor informatievoorziening moeten vervullen … waarvoor z/hij met het conceptuele model in kwestie bijdraagt door ontwerp. Dat kan nogal wat opwaartse verbijzondering vergen[.…] Contextualisering lijkt oppervlakkig gezien èxtra werk, maar het resultaat is algemener geldig.
in: Ander metaconcept, enzovoort
Een flexibeler model is overigens niet als vanzelf beter. Er tellen allerlei aspecten. Dus, wat is evenwichtig? Voor de opzet van middelen voor informatieverkeer is redelijke afweging onmisbaar. Dat valt onder ontwerp.
Door het besef dat praktische handelingskeuze steeds ligt ergens tùssen onmiddellijkheid en afstel, verdwijnt het dilemma dat bestaat zodra beide uitersten absoluut tellen met onbeslisbare oppositie annex confrontatie van dien. Zoals gezegd, beide uitersten dienen zelfs vermeden te blijven.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
Dat maakt de ontwerper kwetsbaar voor kritiek door wie reële afhankelijkheid ontkent. Juist klakkeloze kritiek op een ontwerp is altijd raak in de zin dat de inherent kwetsbare ontwerper de aanval gericht voelt op waar hij noodzakelijkerwijs géén verdediging kent. Dat betreft geheid de voorzieningen waarmee hij evenwichtige verhoudingen in resp. door maatschappelijk verkeer bedoelt te faciliteren. […] De ontwerper die realistisch wijst op betrekkingen krenkt behoefte aan autonomie. Hij brengt een onwelkome boodschap. Dat doet aan de noodzaak ervan niets af, integendeel.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
De reflexmatige vergissing van bestuurders is dat zo’n individu helemaal niet uit is op macht, zeker niet op hùn macht. Wie dat abusievelijk zo opvat, ook nogeens in de valse veronderstelling dat macht slechts enkelvoudig bezet kan zijn, tja, dan is het hij òf ik. Wat een onzin! […] Als zij èrgens niet bang voor hoeven te zijn, is het voor iemand die serieus over variëteit begint. [… V] oor de verandering doen ze ergens aan mee, eindelijk, dat wèrkt. Dat vergt echter een mentaliteitsverandering waarvan ik even niet weet hoe die ooit lukt.
Het is de houding die dezelfde is, te weten het open staan voor het meervoud van slechts ogenschijnlijk hetzelfde, het onderzoek naar hoe de schijn van de ogen kan bedriegen door (te) vàste blik.
in: Mooi meegenomen
It becomes a question of productive coordination, rather than counterproductive conflict.
in: Invitation to contextualism
Het vergt (dus) allereerst conceptueel ontwerp van het passende stelsel van gedragsmatig eenduidige eenheden. Die eenheden kunnen objecten, diensten of wat dan ook heten. Maar eenduidigheid valt onmogelijk te vestigen voor de complete dingen die we gewend zijn om zo te noemen. Die dingen moeten netzolang contextueel — nader — worden verbijzonderd, precies, tot sub- of deeldingen, totdat gedrag van de resulterende contextuele verbijzondering eenduidig valt te bepalen. Dat zijn dan geen, zeg maar, logische atomen meer, maar navenant fijnmaziger gedragsatomen. In passende contextuele verbijzonderingspunten ligt evenwicht van de van oudsher vanwege logisch atomisme aan slingerbeweging onderhevige accenten volgens òf proces, òf data. Vervòlgens heeft het (pas) zin om met een dien(st)overeenkomstig platform, of met wat dan ook aan technologie, aan de slag te gaan.
in: Verrijking van wereldbeeld voor dienstgerichte informatievoorziening
De drempelwachter laat je er pas overheen, indien je je afhankelijk van c.q. gehoorzaam aan zijn waan toont. Toch maar toegeven? Weliswaar ligt die — ene — drempel dan inderdaad achter je, maar ben je prompt onderweg geraakt in een totaal verkeerde richting. Hopeloos verdwaald, dus. Tja, als je op zoek bent naar oneindig veel verdere drempels met alsmaar geringere kans op verantwoorde bijdragen, moet je precies die richting op (en dat is juist daarom het zgn bedrijfsmodel van menig dienstverlener). Professioneel kan je beter wachten voor de reële drempel … Wachten? Daar kan je tijd nuttig besteden met alsmaar verdere structurele (ontwerp)verkenningen. Wie weet, ooit …
Het probleem met infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer, en aldus de aanleiding tot mislukking van projecten om ze te realiseren, is dat er niet eens een ontwerpopgave in wordt herkend. Onder het mom van samenwerking gaan allerlei specialisten vergaand onafhankelijk van elkaar aan de slag.
[A]lweer een tijdje probeer ik de informatiekundige stagnatie te duiden in termen van proces en data. Dat geldt als gauw tegenstelling. Maar is dat ook zó? Volgens mij blijft het beginsel atomair. En door processen eenzijdig atomair te beschouwen, geeft de ordening van data vroeg of laat problemen. Andersom met eenzijdig atomaire oriëntatie op data (zeg in dit geval ook maar: objecten) gaat het dan weer met processen mis. Hoe vaak die slinger ook heen en weer gehengeld wordt, vanuit de ene òf de andere uiterste stand geredeneerd doemt voor — realisatie van — voorzieningen op enige schaal van informatieverkeer onvermijdelijk een onoverbrugbare kloof op. Het ligt voor de hand dat het steeds om een verhouding tussen proces en data moet gaan: gedrag. Die balans is pas bereikt met nodige en voldoende contextuele verbijzondering.
I apply the ennead as (an) Occam’s razor, trying to “ fit” (meta)concepts, not getting overly confused by terminological differences, and avoiding unnecessary duplicates. At least for the time being, I find it serves that purpose, too.
in: note 53.13
[I]nformatiekundig ontwerp(en) […] draait immers om het ontwerp(en) van (im)materiële voorzieningen ter facilitering van informatieverkeer waarin deelnemers hun verschillende betekenissen samenhangend tot uitdrukking brengen. Aldus vormt informatieverkeer een integraal en integrerend onderdeel van maatschappelijk verkeer. Dat maakt nodige en voldoende voorzieningen tot infrastructuur.
in: Hoelang blijven opdrachtgevende bestuurders blind voor reële betekenissenvariëteit?
Gelet op veranderlijkheid — ook nogeens door voortdurende wisselwerking — van zowel subject als situatie, bestaat er géén door-en-door tijdloos criterium voor ontwerpkwaliteit.
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Als het om opdrachten voor infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer gaat, raakt de verhouding gauw verwikkeld. Sterker nog, schakelde de opdrachtgever maar een ontwerper in! Meestal laat z/hij onmiddellijk een bouwer aan de slag gaan. Van dat tweetaal raakt niemand gefrustreerd, want die bouwer verdient geld, de opdrachtgever denkt dat er een bruikbaar bouwsel komt. Zo niet, dan weet niemand waaraan het ligt. Voor analyse is immers niemand buiten de eigen kring welkom.
Volgens mij is hetzelfde aan de hand met de oproep dat het nieuw moet. Daardoor kan een voorstel na een reeks schijnaansporingen simpel als tè nieuw worden … veroordeeld. Wèg ben je alweer. Intussen heerst de schijn dat de boodschap telt, maar zolang de boodschapper dat niet doet, ik bedoel door de geadresseerde geteld zijn, vindt zowat elke geadresseerde zowat elk verzoek tot inschikkelijkheid zònder — zijn — belang.
Het onvermogen om betrekkelijkheid van betekenis te erkennen is sektarisch en leidt onvermijdelijk tot onzinnige strijd.
Voor vermelding van zoiets als wezen ben ik huiverig. Wie bepaalt dan wat als zodanig telt, ook al is dat maar tijdelijk? Ik vind dat behoeften veranderen. Mensen hebben verschillende behoeften en door veranderingen blijven ze verschillen. Dat laat zich onmogelijk door één zgn wezen vangen. Ontwerp dient facilitering van — ontwikkeling van — behoeften en hun vervulling.
in: Generatiewissels
Wat naar zijn aard wellicht onaantrekkelijk aan Metapatroon gevonden kan worden, is dat het zich niet leent voor, zelfs afzet tegen, de suggestie van absoluut geldige waarheid. Situationele verbijzondering, zonodig aangevuld met subjectiviteit, klopt, relatiever kan ik me niet voorstellen, geldt immers als structureel beginsel. Daarmee correspondeert contextuele verbijzondering in een model. Dat is door-en-door relatief, ook nog eens veranderlijk verondersteld.
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
Als modelleermethode/-taal kan Metapatroon […] helpen. De ontwerper zèlf moet uiteraard begrijpen wat hij beoogt. […] Wat voor de verantwoorde ontwerper moet tellen, is bevordering van evenwichtige verhoudingen in/door maatschappelijk (informatie)verkeer.
[D]ie boodschap is m.i. helaas onverminderd actueel, te weten om tbv opdrachtgevers en overige zgn belanghebbenden voor ingewikkelde(r) opgaven resp. opdrachten onderscheid te maken tussen — rollen van — architect (lees dus ook: ontwerper) en aannemer. […] Steevast is ontwerp(kwaliteit) [anders] het kind van de rekening (die de opdrachtgever moet betalen, om van nadelen voor feitelijke gebruikers maar te zwijgen).
Voor een informatiekundig ontwerper gaat het om voorzieningen voor informatieverkeer, dwz faciliteren van verhoudingen tussen zenders en ontvangers van tekens opdat zij ermee hun gedragingen op elkaar afstemmen. Voor instrumentatie worden in toenemende mate digitale technologieën benut. Dat stelt eisen aan het ontwerp ervoor. Daarvoor moet de informatiekundig ontwerper met voorrang een zgn conceptueel model opstellen; hij brengt ontmoetingen van deelnemers aan informatieverkeer aldus volgens een modelleermethode “onder woorden.” Tot dusver gangbare modelleermethoden zijn — vergaand impliciet — gebaseerd op naïef atomisme. Daardoor ontbreekt het ze aan pàssende variëteit voor de reële betekenissenvariëteit in informatieverkeer. Metapatroon heeft dat gebrek niet meer.
Het oordeel waarvan ik vind dat een informatiekundig ontwerper het zich met voorrang moet aanmatigen betreft — bevordering van — evenwichtige verhoudingen tussen deelnemers aan informatieverkeer. […] Een ontwerper die eenzijdig bijvoorbeeld slechts het vermeende belang dient van zijn betalende opdrachtgever ten koste van andere verkeersdeelnemers, acht ik nalatig enz.
Ik probeer het maar eens met zgn paradoxale interventie, nou ja, deels dan. Het is in elk geval weer iets anders. Wie weet wordt iemand achterdochtig, en zo door naar opstandig, enzovoort, als ik stellig beweer dat hij vooral niets moet doen … Intussen wil ik toch wel kwijt, dat ze inderdaad beter niets kunnen doen zolang ze qua aanpak niets veranderen.
[H]et is dus maar hoe je e.e.a. classificeert. […] Het idee is dat je met dergelijke parameters de voorzieningen voor informatieverkeer nader inricht, concreet dus. En dat kan altijd worden gewijzigd, zolang het, zeg maar, stelsel van abstractere variabelen dergelijke combinaties toestaat. Haha, als het dubbeltje van stelselmatige variabilisering eenmaal vàlt, kan je miljoenen besparen …
We hebben het voor zgn conceptuele modellen al vaker gehad over afweging tussen concretisering en abstrahering. Als concre(e)t(er) geldt het onderscheiden van aparte verschijnselen. Het allermeest concreet is wanneer exemplaar en type samenvallen; elk exemplaar is geacht kwalitatief te verschillen van ieder ànder exemplaar. En het allermeest abstract is dan de aanname van een ènkel type; dat maakt àlle exemplaren kwalitatief gelijk. Volgens beide extreme opvattingen is géén syste(e)m(atiek) mogelijk. We moeten dus ergens tussenin uitkomen.
Door het woord uitgangspunt dreigt al verwarring. Kan je relaties
eigenlijk (!) wel als pùnt nemen, en dan ook nogeens als uitgangspunt?
Noem het anders, bijvoorbeeld, oriëntatie volgens relaties. Hoe dan ook
moet nadruk enz. op relaties leiden tot … relativering. De
veronderstelling van een ènkel uitgangsding is, wat ruw
gekarakteriseerd, sektarisch. Omdat iedereen op die manier zijn
‘eigen’ informatiesystemen opzet, ontbreekt samenhang, om
van facilitering van evenwichtige verhoudingen nog maar te
zwijgen.
Dat valt — pas — te verhelpen, maar dàn meteen alom, door
facilitering van evenwichtige relaties. Daarvoor vormt een zgn
willekeurige relatie dus het ‘uitgangspunt’ en zo door naar
willekeurige hoedanigheid voor aldus gerelateerde. Dat voldoet tevens
voor èlk uitgangsding, zij het dat ook en vooral dàt ding moeten worden
… gerelativeerd, dwz verbijzonderd tot relevante hoedanigheden
(lees ook: situationele objecten). Dat stuit op verzet van wie zich
sekteleider waant, maar zo gek is het natuurlijk niet om voor een
relatie te erkennen dat ook de wederpartij er op zijn beurt iets van
vindt, enzovoort.
Gelet op de eis van willekeurige factoren loont het om nog verdere veralgemenisering uit te proberen […], bij voorkeur zo extreem mogelijk. Dat gaat uiteraard gauw ten koste van onmiddellijke herkenbaarheid van relevantie. De extra moeite die het kost om een abstract(er) model te duiden, wordt — op termijn — echter ruimschoots ‘vergoed’ door flexibiliteit enz. van resulterende middelen; dat effect neemt met toenemende schaal van verkeer nog eens èxtra toe.
Dit moet de instelling van èlke ontwerper voor èlk van haar ontwerpen zijn. Zij is immers vooral ingeschakeld om verhoudingen te helpen bestemmen. Aanvankelijk ziet haar opdrachtgever dat meestal niet zo; de ontwerper heeft het belang te bevorderen waarvoor de opdrachtgever beweert te staan. Het is voor de ontwerper de moeilijkste opgave om de opdrachtgever dan van — noodzaak van — evenwichtiger opzet te overtuigen.
Een ontwerpprobleem is vaak een probleemervaring. Je wordt dan, zo lijkt het, opgehouden door een tegenstrijdigheid. Zo van, het is zùs, prima, maar dan komt het zó in de klem. Omgekeerd dan maar? Nee, want met voorrang voor zó heeft zùs te lijden … Je hebt — pas — een oplossing wanneer je de tegenstrijdigheid als valse schijn … ervaart. Daarvoor is de aanduiding met oplossing volkomen toepasselijk. Probleem is immers wèg.
Nota bene, zelfs ieder begrip is principieel
“contextafhankelijk.” Daarom is een definitie natuurlijk
een valse illusie als het de bedoeling is om betekenis ònafhankelijk te
definiëren. Ofwel, absoluut geldige definities zijn niet moeilijk, nee,
ze zijn ònmogelijk, punt.
Wèl haalbaar als, vooruit, definities, zijn contextuele
verbijzonderingen. Daarvoor is ook een methode beschikbaar …
Vanwege subjectief situationisme is het netzo natuurlijk echter
praktisch ook weer ònmogelijk om met Metapatroon àlle betekenissen
— in een model — tot uitdrukking te brengen.
Met feitelijk de focus op slechts één (deel)aspect vind ik het dus op z’n minst verwarrend om te suggereren dat het met dergelijke eenzijdige bemoeienis gaat om ontwerp(en) dan wel architectuur. […] Tja, wat kan ik er meer en/of anders aan resp. tegen doen dan serieuze voorlichting geven over evenwichtiger verhoudingen?
in: aantekening 63.9
Enerzijds hebben verkeersdeelnemers een (gedragingen)beeld,
anderzijds hebben, zeg maar even, bouwers een (maak)beeld (lees ook:
bestek e.d.). Dat zijn, nota bene, onderling sterk verschillende
beelden. Omdat ze nu eenmaal ver uit elkaar liggen, moet er beslist een
(ontwerp)beeld tùssen. […] Geef onzekerheid gewoon toe, en
schakel mensen in die gewend zijn er productief, in dit geval
informatiekundig, mee om te gaan. [… S]tel […] allereerst
eens een stelselmatig informatiekundig ontwerp op, en kijk vervòlgens
pas wat er eventueel verder nodig is. Dat gaat dan sterk
meevallen.
Zònder intermediaire informatiekundig ontwerper gaat de
programmatuurontwikkelaar het ontwerp(en) er bijklussen, en doet dat
dus programmatuurgericht ipv met voorrang verkeersdeelnemergericht.
Dáár komt alle narigheid van. Helaas weten opdrachtgever noch
programmatuurontwikkelaar beter, en daarom volgt de ene mislukking na
de andere, enzovoort. Uit onbenul worden vooral bestuurlijke
maatregelen getroffen, maar de oorzaak van mislukking ligt elders en
wel in het — blijven — ontbreken van informatiekundig
ontwerp op relevante verkeersschaal.
[O]ntwerp dient juist samenhang […]. Een ontwerper is daarom per definitie een samenhanger. Daaraan kunnen, inderdaad, vanuit allerlei disciplines bijdragen nodig zijn, maar het is verwarrend om daarvoor betrokken specialisten óók ontwerpers te noemen. (In de bouw heten ze adviseurs e.d. Er is één architect, punt.) [Dus, w]at uiteraard wèl nodig is, is afstemming volgens eventuele nadere adviesdisciplines. Het ‘punt’ van afstemming is dan het … ontwerp, voilà. Nota bene, een adviseur mag zèlf überhaupt geen ontwikkeling ‘sturen.’ Dat mag slechts vanuit het ontwerp, en gebeurt aldus als het ware vanzelf integraal/geïntegreerd, klaar.
Er bestáát […] niet zoiets als een apàrte deelwereld, laat staan digitaal van aard. Wèl kunnen wij ons in dè wereld bedienen van o.a. digitale middelen, en het is de informatiekundige die weet te mikken op samenhang volgens gewijzigde verhoudingen.
Bestuurders nemen hun verantwoordelijkheid […] gauw te nauw beperkt tot ‘hun’ organisatorische instelling, terwijl ict-architecten met programmeurs in hun kielzog meteen nòg beperkter beginnen over resp. met digitale technologieën. Allebei mis, met zelfs vermenigvuldigd averechtse uitkomst zodra ze in wederzijds onbegrip daadwerkelijk ijverig aan de slag gaan, alle goede wil ten spijt. Het vergt een evenwichtig ontwerp, in dit geval informatiekundig van aard en dat is óók een vak, om de kloof tussen hun respectievelijk te eenzijdige oriëntaties overbruggen. Anders lukt het nooit.
En ontouding moet algemener in dynamisch evenwicht met vernieuwing opgevat, en zo door tot ontworpen, zijn. Anders blijft nieuw slechts een lo(o)s woord.
Een ontwerper moet vooral haar/zijn zoveel mogelijk ònafhankelijke positie handhaven voor het vertrouwen van àlle belanghebbenden.
Een informatiekundig ontwerper moet zich netzo bewust zijn van de variëteit van motieven van deelnemers aan verkeer waarvoor z/hij — bij voorkeur meteen infrastructurele — voorzieningen … ontwerpt. En z/hij kan dat pas verantwoord doen met voldoende zèlfkennis; haar/zijn eigen motieven moeten opbouwend werken, mogen zeker geen afbreuk doen aan de mogelijkheden voor — vestigen, onderhouden, bevorderen enz. van evenwichtige verhoudingen tussen — feitelijke deelnemers.
in: aantekening 65.4
Wat een ontwerper idealiter volgens het verschilbeginsel doet, is echter niet het máken van keuzes, laat staan dè keuze van beperking tot één mogelijkheid, maar het samengaand faciliteren van gebruikers annex verkeersdeelnemers van hùn respectievelijke keuzes: infrastructuur.
Het gaat mij principieel om bevordering van maatschappelijk (informatie)verkeer volgens evenwichtiger verhoudingen. Al maak ik slechts mijzèlf daarmee maar wat wijs, als (informatiekundig) ontwerper heb ik een òpbouwend doel nodig. Inderdaad, ruimte voor het andere vergt weleens dat het ene verdwijnt. Daarom geef ik voorkeur aan voorzieningen voor zowel het ene als het andere. Wat er daardoor vooral ànders moet komen, zijn (verkeers)voorzieningen voor samenhang (om zowel voordelen als gevolg van ‘ontmoetingen’ te bevorderen als nadelen door ‘botsingen’ te minimaliseren).
Nu is de informatiekundige meestal ook veranderkundig ‘verantwoordelijk.’ Dus vooral z/hij moet ervoor zorgen dat evenwichtige communicatie ontstaat.
Praktisch houdt “verwonderen” resp. “twijfelen” in, niets bijzonders eigenlijk, dat een subject ‘open’ staat voor veranderlijke situaties, zich ernaar ‘weet’ te gedragen, enzovoort. Dat lukt natuurlijk niemand altijd en alom. Onveranderlijkheid met wezen als symbool bestaat echter niet.
in: aantekening 68.4
Ik zou zeggen, haal er een èchte informatiekundige ontwerper bij. […] Daar heb je het weer. Voor stelselmatige opgaven van informatieverkeer zijn ook zulke ontwerpers er nog niet of nauwelijks. (Nee, je zal mij daarvoor de term architect niet zien gebruiken.) […] Zo’n ontwerper heeft overigens de moeilijke opgave om van haar/zijn bestuurlijke opdrachtgever de noodzakelijke ruimte te krijgen om […] met voorrang de onderlinge behoeften van leden van de samenleving [te helpen vervullen]. Aan wat daarvoor als infrastructuur geschikt is, nogmaals, heeft ook de overheid — meer dan — genoeg, zowel in het informatieverkeer met burger en bedrijven als tussen overheidsinstellingen. Nota bene, het is niet zo, dat ruimere geschiktheid ingewikkelder, duurder enzovoort is. Integendeel. […] Voor wie weet wat z/hij doet, leidt de noodzaak om ontwerpmatig te abstraheren tot per saldo eenvoudiger opzet.
Inmiddels alweer decennia draagt vermelding van de term architectuur
— ook? — bij aan verwarring over opgaven mbt digitale
voorzieningen voor informatieverkeer. Althans, mijn idee is dat elk, om
het wat pleonastisch uit te drukken, kunstmatig bouwsel afgestemd moet
zijn op wat zgn verkeersdeelnemers ‘er mee’ evenwichtiger
— kunnen — doen, met hun onderlinge verhoudingen als
maatstaf. Aldus betreft architectuur vooral een gedragingenontwerp.
Daarvan àfgeleid zijn ter facilitering van gewijzigd verkeersverloop
(im)materiële voorzieningen … ontworpen.
In het populaire spraakgebruik wordt vaak die voorzieningenverzameling
architectuur genoemd. Het principieel dienende karakter ervan raakt
daardoor gauw vergeten. Bijgevolg geldt de structuur ervan gauw als
doel op zichzelf. Wie zich architect noemt, oriënteert zich doorgaans
nauwelijks of zelfs niet volgens pogingen ter verbetering van
maatschappelijk verkeer met gedragingen van dien door deelnemers.
Daarentegen ontleent z/hij oriëntatie aan technologie. Wat middel
behoort te blijven, gaat klakkeloos door voor het doel. Dat gaat dus
alsmaar mis.
Voor informatiekundige opgaven bestaat er naar mijn indruk helaas nog
steeds geen ruimte, laat staan waardering, voor noodzakelijke
architectuurkritiek.
[A]ls ontwerper beschouw ik iederéén die zich gesteld weet voor gedragsbepaling in een situatie die haar/hem vooralsnog ònbekend is. Wie meent dat haar/zijn ontwerpvermogen tekort schiet voor zo’n opgave, doet er meestal goed aan iemand anders àls ontwerper in te schakelen. De vuistregel luidt: hoe stelselmatiger de ontwerpopgave, des te generalistischer (lees ook: minder ènkelvoudig gespecialiseerd) moet de ontwerper in kwestie zijn. Een èchte ontwerper bemoeit zich gauw met van alles en nog wat waarvan z/hij meent dat de opdrachtgever ervoor verantwoordelijk is resp. het zich zou moeten aantrekken. Daarvoor bestaat inderdaad weinig waardering. Daarom gaan ontwerpopdrachten doorgaans — ook weer — naar mensen die valselijk de schijn weten te wekken een wever, herstel, een ontwerper te zijn. Of een opdrachtgever beseft niet eens dat ontwerp(en) ditmaal èxtra aandacht vergt en aldus de noodzaak bestaat van specialistische aandacht van een generalist ervoor.
I hope you recognize, and from a common sense point of view I would say that your “management” should be extremely eager to support you, that you may be combining crisis management, successful at last, with laying the solid foundation for a properly scaled integrated informational order.
in: note 71.40
Als modelleer- annex tekenmethode dekt Metapatroon de enneadische tekendimensie — dat kàn ook niet anders — met de veronderstelling dat zich daarmee variëteit volgens zowel gedrags- als cognitiedimensie laten beschrijven.
in: aantekening 72.7
Als deugdelijk ontwerp(model) van, bijvoorbeeld, een gebouw gelden
nodige en voldoende aanwijzingen volgens welke een vakbekwame
uitvoerder daadwerkelijk een bruikbaar gebouw kan maken. Een ontwerper
is mede daarom vakbekwaam, indien z/hij beschikt over relevante kennis
van zowel bouwmaterialen als bouwprocessen en -wijzen.
Voor een ontwerper mag zulke, zeg maar, tèchnische kennis echter niet
leidend zijn, laat staan zelfs exclusief. Voorop moet daarentegen staan
wie zgn belanghebbenden zijn, waaronder onmiddellijke gebruikers
(waartoe de opdrachtgever niet kan behoren). De hoofdopgave is, of het
resulterende gebouw-in-omgeving hun respectievelijke gedragingen in
wisselwerking faciliteert zoals zij die zich — kunnen gaan
— wensen. Aldus mikt de ontwerper ook en vooral op de onderlinge
omgang van belanghebbenden, noem het ook maar hun —
maatschappelijk — verkeer. Het doel van ontwerp(en) betreft
gedrag, waarvoor de volgens ontwerp getroffen voorziening als —
een — middel bedoeld is. Kortom, z/hij ontwerpt, hier
verondersteld met zo’n gebouw, een verkeersmiddel c.q.
-voorziening.
Voor wat tegenwoordig digitalisering heet, geldt hetzelfde. Herstel,
behóórt te gelden, want wat tot dusver voor zgn architectuur doorgaat,
blijkt vrijwel alom kortzichtig aan primaat voor techniek mank te
gaan.
Wat telt, zijn deelnemers aan informatieverkeer. Zij stemmen onderling
hun gedragingen af met — uitwisseling van — informatie. De
informatieverkeerskundig ontwerper moet dus overzicht hebben over
relevante gedragingen, respectievelijk voor afstemming ervan passende
informatie. Inderdaad moet z/hij o.a. ervan overtuigd zijn dat zulke
informatie — ook — gedigitaliseerd mogelijk is, en voor
verwerking ervan benodigde programmatuur realiseerbaar, onderhoudbaar
enzovoort. Dat doet er nota bene niet van af, dat het ontwerp met
voorrang de eenduidige ordening betreft van informatie mbt relevante
betekenissen voor deelnemers aan informatieverkeer; digitalisering is
hoogstens zoiets als informatietechniek en als zodanig zelfs
principieel ondergeschikt aan ordening van betekenissenpotentieel van
informatie.
Hoe je door erkenning van iets fundamenteels resp. sociaals juist tot opstandeling oid bestempeld en kunt raken, blijf ik opmerkelijk vinden, maar goed.
in: aantekening 74.4
[I]emand kan zich pas ergens verantwoordelijk voor voelen, indien z/hij er überhaupt weet van heeft. […] Als verantwoordelijkheid van de ontwerper zie ik dan niet alleen dat z/hijzèlf goed nadenkt, maar ook en vooral dat z/hij de overige betrokkenen ertoe aanzet voor wat immers een gezamenlijke opgave is.
in: aantekening 75.1
Op posities van opdrachtgeverschap hebben mensen doorgaans een valse indruk — gevoed gekregen — van hun macht. Op een ontwerper die daarop afdingt, zitten ze daarom niet te wachten (en medewerkers die zich afhankelijk van hun baas wanen of haar/zijn ijdelheid met onbenul van dien bespelen al helemáál niet).
Volgens Metapatroon doet de modelleur met een getrokken horizon alsof met één nul-identiteit valt te benoemen wat z/hij allemaal — nog — niet verbijzondert.
Wie informatie maakt, zo luidt mijn opvatting, doet dat om zichzèlf
en/of een ànder subject ergens toe te bewegen.: èlk teken is een
verzoek tot inschikkelijkheid[. …] De uitwisseling van tekens,
zeg ook maar het informatieverkeer over en weer tussen subjecten, dient
aldus onderlinge afstemming van hun respectievelijke gedragingen.
Wat betekent dat voor de ontwerpopgave? De informatiekundig ontwerper
draagt bij aan gedragingenafstemming door deelnemers aan
informatieverkeer. Daarvoor moet z/hij zich oriënteren volgens
verhoudingen tùssen deelnemers zoals die zich mede door hun
informatieverkeer — kunnen — ontwikkelen. Ik vind dat de
informatiekundige ontwerper eraan gehouden is om evenwichtige
verhoudingen te bevorderen.
Ga er vanuit dat je met èlk teken dat je met welk mengsel van
beschikbare media dan ook voortbrengt erop mikt om jezelf en/of een
ànder levend wezen èrgens toe te bewegen. Ja, ook en vooral iemand je
opvatting willen laten overnemen, nou ja, de jouwe laten steunen, doe
je eveneens met een verzoek tot inschikkelijkheid.
Het is echter niet zo gemakkelijk om jezelf telkens te
‘betrappen’ op, tja, wees eerlijk, manipulatief gedrag met
taal & teken. Het idee dat èlk teken een verzoek tot
inschikkelijkheid is, herken je stellig eenvoudiger als geadresseerde
ipv zender. Ik voorspel dat je van èlk teken dat je tot jou gericht
acht bij nader inzien kunt verklaren wàt het is dat wie van jou …
wil. Dat maakt je heus niet tot slachtoffer, want hetzelfde doe je op
jouw beurt netzo voortdurend anderen aan. […] Hoe zou samenleven
ànders kunnen?
Wat mij betreft heeft een gereedschap geen macht. Wie, een subject, dus, over een gereedschap kan beschikken, kan daardoor verhoudingsgewijs méér macht hebben (dan wie dergelijk gereedschap ‘mist’). Het is ‘domweg’ allemaal politiek. Nogmaals, dáárom hoort ethiek er onlosmakelijk bij met dienovereenkomstig bereik. Zo valt reductie te duiden als poging om eigen machtspositie te behouden resp. vergroten ten koste van de positie van anderen. Door ontkenning van — sociale — verhoudingen met politiek annex ethiek van dien doet de reductionist haar/zijn ingreep neutraal voorkomen. Wie is gaan geloven in waardenvrijheid van — academische — wetenschap, neemt zichzèlf zodoende nog serieus ook (en valt onmogelijk ervan te overtuigen dat z/hij aldus onvermijdelijk bijdraagt aan “problemen” e.d.
in: note 77.109
Het behoort tot de vakdiscipline van de informatiekundig ontwerper om gebruikers te faciliteren bij (h)erkenning van wat zowel stelselmatig relevante als thans o.a. met inzet van digitale technologieën vervulbare informatiebehoeften zijn. Zonder zulke informatiekundige bijdragen schiet beoordeling gauw tekort. En een verkeerd oordeel leidt onvermijdelijk tot een òndoelmatig en, erger nog, òndoeltreffend hulpmiddel.
[Z]eker de coördinatie van bijdragen door verschillende aannemers
raakt gauw problematisch. Zij hebben èlk voor zich, en vaak vergaand
impliciet, een (ontwerp)voorstelling van hùn specialistische bijdrage
gemaakt, maar een overkoepelend, laat staan expliciet, ontwerp
ontbreekt dan. […] Dit verklaart niet alleen waarom de
werkuitvoering, eh, weleens mis gaat, maar óók waarom het [een]
opdrachtgever zoveel moeite — en als het ècht tegenzit, onder de
noemer van meerwerk zoveel èxtra geld — kost om ’er nog
iets van te laten maken.‘ […]
Vergelijkbaar vergt wat tegenwoordig digitalisering heet een
rol(len)verdeling met een ontwerper ’er tussen.‘
[…]
Nee, er is helemaal niets mis met aannemermethoden, integendeel. Maar
zodra ze — moeten — dienen als ontwerpmethoden […]
ben je als opdrachtgever (!) gauw een alsmaar grotere puinhoop aan het
laten bouwen.
Ook de informatiekundige als agoog moet het voor een ingewikkelder probleem er daarom van hebben dat — vooral — de opdrachtgever (lees mbt agogie: cliënt) haar/hem vertrouwt. Dankzij een beetje vertrouwen kan iemand zich tot alweer een beetje verandering laten bewegen. Daardoor kan niet zozeer de veranderkundige overtuigen, maar overtuigt iemand veeleer zichzèlf met het resultaat van eigen verandering, enzovoort. […] Wat praktisch altijd en vooral telt, is — de kans op — een beginnetje. Waar — enige — vertrouwensrelatie onontbeerlijk is, kan en zal echter “weerstand” optreden. […] Zèlf vertoon ik dergelijk nota bene voor mijzelf averechts gedrag natuurlijk óók. Inderdaad, mede afhankelijk van de situatie waarin ik verkeer. Maar dat besef van eigen tekortkoming behoort juist erkenning te bevorderen van wat nu eenmaal de kritieke verandermoeilijkheid is. Dat heeft dus nog helemaal niets met tèchniek van digitalisering van doen. Dat komt later wel. En met die volgorde levert dat bij elkaar dus véél vroeger passend resultaat.
Wat verhoudingen betreft wijs ik nog maar eens op vraag en aanbod.
Voor allerlei situaties van maatschappelijk verkeer is inschakeling van
een ’tussenpersoon‘ zelfs verplicht. Dat is prompt
herkenbaar aan beroepen waarvan de beoefenaren moeten beschikken over
netzo formeel getoetste certificering.
Zo zijn allerlei medicijnen slechts op recept verkrijgbaar. Het idee is
dat nIemand zomaar een apotheek kan inlopen om zo’n medicijn te
kopen ter bestrijding van een kwaal waarvan z/hijzèlf vol overtuiging
beweert eraan te lijden. (Ik laat in het midden dat er elders, ofwel
illegaal, vaak wèl aan te komen is.) Die verplichtingsregeling stelt
als voorwaarde voor verwerkelijking van aanbod dat een bekwame arts een
deugdelijke diagnose en dito behandelplan (op)stelt. In die zin is èlke
tussenpersoon een therapeut.
De bekwaamheid àls therapeut komt erop neer iemand mbt haar/zijn
belangen nota bene serieuzer te nemen dat z/hij dat zèlf doet. Dus, de
therapeut heeft noodzakelijkerwijs (!) een kritisch opbouwende houding.
Wat iemand als klacht en/of wens verkondigt, kan immers slechts een
symptoom zijn. Of fantoom. De ’vraag‘ is dan wat de
ònderliggende oorzaken en/of motieven zijn. Alleen ’aanbod‘
op die door bemoeienis van de tussenpersoon door iemand als het ware
doorleefdere ’vraag‘ kan natuurlijk helpen.
Certificering is zeker geen waarborg voor kwaliteit van therapeuten
annex tussenpersonen. Klopt, op hùn beurt hebben therapeuten ook zo hun
belangen. Zodra echter vergaand consensus is ontstaan over werkzaamheid
van aanbod voor vraag, is het wèl raadzaam om op z’n minst enig
voordeel te gunnen aan wie zich beroept op een tussenpersoon.
Verplichte inschakeling is dan de uiterste optie.
Onder de noemer van digitalisering lijkt nog nauwelijks besef
doorgedrongen van het nut van een tussenpersoon. Bijgevolg duurt
symptoombestrijding maar voort. Nee, ik geloof niet dat inschakeling
van een informatiekundig ontwerper verplicht moet zijn, in elk geval
niet in dit stadium waarin vraag vaak vòlgt uit aanbod. Vooral
gevèstigde tussenpersonen kunnen aansluiting intussen kwijt zijn
geraakt.
Potentiële opdrachtgevers zouden zèlf toch — moeten —
kunnen leren inzien dat zij hun eigen belangen èn nota bene belangen
van wie zij verantwoordelijkheid dragen er passende voorzieningen voor
te — laten — treffen, maar blijven schaden door
onmiddellijk aanbod op hun vraag te verlangen. Iederéén, nou ja, met
uitzondering van beunhazen die gastheren voor parasitaire exploitatie
verliezen, is erbij gebaat ruimte te geven aan onderzoek en ontwerp
’ertussen.’
Maar ontkenning van samenhang — die er nu eenmaal ìs — wakkert scheve verhoudingen m.i. slechts aan. Terwijl de uitkomst van afwegingen op zijn beurt onvermijdelijk óók weer situationeel gebeurt, en daarvoor redelijkerwijs dus géén algemene regel kan gelden, benadruk ik wèl als voorwaarde voor evenwichtige beoordeling om verschillen-in-samenhang te beschrijven: Metapatroon. Klopt, meteen voor beschrijving annex modellering valt al niet aan oordelen te ontkomen. Ook de ontwerper gedraagt zich immers subjectief-situationeel[.]
Tja, als het goed is leer je dus vooral dàt tijdens een ingenieursstudie, het moet wèrken voor belanghebbenden, mag zoveel gekost hebben, bij voorkeur minder, en toen klaar geweest zijn, bij voorkeur eerder, anders telt het niet.
Veranderen vergt vooral een andere houding dan beheren. Een aspect
van veranderen is ontwerpen. Onder de noemer van beheer valt er niets
te ontwerpen, want er hoeft niets te … veranderen, althans niet
— zoals dat wel heet — structureel, kwalitatief e.d.
Ontwerpen is ontdekken, bedènken enzovoort wat er ter verbetering
eventueel ànders kan …
Hoewel èlke verandering — in èlk geval voor betrokkenen —
min of meer nieuw is, weten verantwoorde ontwerpers vanouds de waarde
van openheid van houding. Zo’n veranderhouding is voor hèn dus
niets nieuws meer.
Nieuw is en blijft die houding voor veel mensen met een beheerhouding
kennelijk wel.
De indruk van welke “disrupt[ion]” dan ook moet zelfs worden vermeden. Zo ontwerpt een … ontwerper tevens — voorzover mogelijk — de geleidelijkheid van het verloop van verandering. Dat is trouwens slechts één van de redenen waarom een zgn leider een bekwame ontwerper moet inschakelen. Ook tijdig vanwege voorkeur voor geleidelijkheid van veranderen.
[V]oor een verantwoorde ontwerper telt èlke belanghebbende als … opdrachtgever in de zin althans dat óók met haar/zijn behoeften en wensen rekening gehouden moet worden, uiteraard, voor evenwichtig resultaat.
Kritiek wordt echter niet als opbouwend bedoeld ervaren, maar als ondermijnend.
Er is iets met veronderstelling van verschillen. Een subject kan zichzèlf ermee onderscheiden om zijn gedrag specifiek(er) te bepalen, met als gevolg dat de kans dat het resultaat van aldus voorgenomen gedrag relevant(er) is. Het kan echter ook omgekeerd uitpakken. Nodeloos veronderstelde verschillen belemmeren dan passende aanpak enzovoort.
Hoe dan ook moet Plato beseft hebben dat — zijn? —
Socrates, let op, het idee van absoluut geldige betekenis(sen)
ondermijnt. Maar àls dat zo is, laat zich daarmee niet rijmen wat aan
Plato als zijn ideeënleer wordt toegeschreven, dwz het idee dat
absolute betekenissen wèl bestaan, maar uitsluitend àls resp. beperkt
tòt ideeën.
Omgekeerd, hoe betrekkelijk is het idee van … betrekkelijkheid?
De kunstgreep houdt in om zo’n ordeningsidee van een àndere,
omvattende(r) … orde te verklaren: meta-idee. Dat meta-idee geldt
dan, eh, betrekkelijk absoluut, te weten voor het bereik van de erdoor
samenhangende wèl … betrekkelijk geldige ideeën.
Het lijkt mij aannemelijk, dat Plato alsmaar bewuster raakt van zulke
ogenschijnlijk, haha, ook weer een idee, onderling strijdige …
meta-ideeën met bijbehorend verschillende leren/theorieën. Zo ja,
waarom spreekt hij zich niet uit voor één ervan? Dat zou naar mijn
huidige … meta-idee dan de betrekkelijkheidsleer moeten zijn; die
is immers het ruimst toepasselijk, met ter opheffing van de onderlinge
strijdigheid de absoluutheidsleer als grensgeval ervan met stelselmatig
averechtse beperking van dien.
Plato houdt zich echter het meest herkenbaar aan de absoluutheidleer
van ideeën. Zou hij het niet aangedurfd hebben om de
betrekkelijkheidsleer openlijk te verkondigen? Zijn vrees is
realistisch, met ter afschrikking Socrates’ terechtstelling. Hij
kan ook vooral op eigen invloed uit geweest zijn, en daarvoor
machthebbers aangesproken hebben met wat hùn aanspreekt. En dat is,
klopt, hoe ònrealistisch ook voor vèrder iedereen, een
absoluutheidsleer. Altijd zo geweest, zal altijd zo zijn. Maar, zo ja,
dan heeft hij daarbij blijkbaar een slecht geweten gehad en daarom tòch
zo-duidelijk-mogelijk-als-hij-voor-zichzelf-nog-veilig-acht de
betrekkelijkheidsleer gepropageerd. Daartoe leent zich o.a. de vorm van
de dialoog, inderdaad betrekkelijk (!) veilig al helemaal doordat Plato
zichzèlf niet of nauwelijks als deelnemer opvoert. Hij doet slechts
verslag van wat een ànder beweert, nietwaar? Maar dat procedé maakt die
leer uiteraard moeilijker herkenbaar. Maakt hij, bijvoorbeeld, met zijn
allegorie van de grot machthebbers niet het ingeklede verwijt dat zij
zich blind staren op schaduwen, en zo door op voor absoluut geldig
gehouden betekenissen? Komt de tocht naar het daglicht volgens Plato
neer op de paradigmawissel naar principiële betrekkelijkheid, maar
probeert hij tot die beweging te verleiden met de belofte onder de
noemer van de absoluutheidsleer? Zo ja, dat vind ik een gewaagde
tactiek; voorspelbaar is alsmaar verdere afdaling in de grot waar het
zó donker is dat er helemaal niets meer valt te onderscheiden.
Wat ik over Plato vermoed, betreft natuurlijk vooral projectie van wat
ik zèlf ervaar als dilemma. Hoe lukt het om zelfs maar aandacht te
krijgen voor een rijker uitgerust meta-idee, zolang het heersende
meta-idee tot verzet ertegen oproept? Ik kan er weliswaar volstrekt
open over zijn, dwz zònder strafvervolging te hoeven vrezen en mede
daarom probeer ik de betrekkelijkheidsleer ook zo expliciet mogelijk
van grondslag te voorzien, maar dat blijkt dus niets uit te maken.
Cognitief telt ook — en vooral — motief, dat als zodanig, herstel, :-) dat volgens de enneade echter géén begrip kàn zijn, voilà principiële onzekerheid[.]
Nee, dat is niet paradoxaal. Want begrip dat een subject van objecten heeft en volgens resp. op welke z/hij gedrag richt, is nu eenmaal … subjectief. Dat moet een informatiekundig ontwerper inderdaad terdege beseffen. Deelnemers aan (verkeers)ontmoeting komen ernaartoe met hun respectievelijke betekenissen en gaan met erdoor eventueel gewijzigde betekenissen ervandaan, enzovoort. Ofwel, de ontwerper moet ruimte bieden voor verkeersdynamiek van betekenissenvariëteit.
Ik heb al aangegeven dat ontwerpen géén beheren is, en ook géén
ontwikkelen. Een ontwerper houdt echter beslist rekening met beheren,
ontwikkelen e.d. Want het ontwerp moet ontwikkelbaar (lees ook:
uitvoerbaar) zijn, en het resultaat van het ontwikkelde ontwerp moet
beheerbaar zijn.
Toch blijft een hulpmiddel als resultaat, hoe ontwikkel- resp.
beheerbaar ook, een grove verspilling van moeite als het niet bruikbaar
blijkt. Een ontwerper moet daarom rekening houden met wat gebruikers
willen.
Maar ook daarmee schiet de oriëntatie nog ernstig tekort. Gebruik van
een middel sorteert immers effect(en). Iedereen die eraan onderhevig is
dan wel onder enige invloed ervan kàn komen, telt als belanghebbende.
Daarom moet het ontwikkelde ontwerpresultaat vooral, met excuus voor
het jullie stellig nog onbekende woord, belangbaar zijn.
Kortom, een ontwerper levert pas een verantwoorde bijdrage door
afstemming volgens aspecten van belang-, bruik-, beheer- èn
ontwikkelbaarheid. Evenwichtige afweging is zelfs kenmerkend voor de
ontwerphouding. Terwijl in en door het ontwerp(en) dus èlk aspect met
het resulterende middel voldoende moet zijn geborgd in samenhang met
overige aspecten, weegt voor een ontwerper nog eens èxtra het zwaarst
wat belangbaar is. Zelfs kenmerkend voor zgn maatschappelijk belang
zijn overwegingen volgens wat ik hier aanduid als belangbaarheid.
Daarmee moet (beroeps)ethiek van de betrokken ontwerper nadrukkelijk
stroken.
Klopt, gebruikers, beheerders en ontwikkelaars kunnen allemaal ook àls
belanghebbenden worden beschouwd, maar van belanghebbenden zijn er
vrijwel altijd — veel — méér.
Merkwaardig genoeg gaat resultaat van zgn overheidsdigitalisering
feitelijk nog steeds overheersend mank aan gebrek aan aandacht voor
belangbaarheid. Veralgemenisering resp. een ontwerper die dat bepleit
kan prompt op weerstand rekenen. Zo van, wij hebben dit probleem;
waarom zouden wij ons om andere problemen (lees: problemen van anderen)
bekommeren? Maar stel dat wel degelijk overal hetzèlfde probleem aan de
orde is, waarvoor dùs dezèlfde oplossing kan voldoen. Kom op, hoe
praktisch inclusief goedkoop, flexibel, samenhangend e.d. wil je het
hebben?! Als argument tégen een open ontwerpbenadering wordt ook vaak
geopperd — nota bene met de sterkste nadruk door medewerkers die
zich architect noemen, maar niet verder kijken dan software engineering
— dat die inbreuk doet op de gevestigde ontwikkelmethode. Hoe
ònpraktisch wil je een drogreden hebben?! Een geval van operatie
geslaagd (hoera voor ontwikkelbaarheid), patiënt overleden (jammer, aan
belang-, bruik- en beheerbaarheid zijn we niet eens toegekomen).
Waarom kunnen eenkennige ontwikkelaars alom nog rekenen op steun van
opdrachtgevers? Dus waarom schakelen opdrachtgever niet allereerst een
informatiekundig ontwerper in? Wellicht geloven ze abusievelijk dat
ontwerpen ligt besloten in ontwikkelen en/of dat er onder de noemer van
ontwikkelen tenminste meteen pràktisch ‘iets’ aan het
oplossen van hèt probleem gedaan wordt. Dat toont daadkracht, maar
pràktisch inclusief stelselmatige belangbaarheid is dus ècht …
ànders. Dat lukt nooit zònder evenwichtig ontwerp. En zulk evenwicht
heeft voor ontplooiing juist ruimte nodig.
Aan een dood paard trekken heeft geen zin, en nòg minder als je zelfs de verkeerde kant op trekt.
De vraag is altijd pràktisch waarmee verhoudingen met verdelingen van dien over deelnemers nog zo evenwichtig mogelijk — veranderbaar — zijn.
in: aantekening 87.3
En daarvoor zijn we weer bij onvermijdelijke … overtuigingen. Ik vind het een redelijk criterium, ervan uitgaande dat ik ònlosmakelijk deelnemer ben in/aan verhoudingen in maatschappelijk verkeer, dat ik tevens naar het oordeel van àndere deelnemers voldoende rekening houd met ieders belangen resp. aandelen. Dat lukt — ook — mij … zeker niet. Ik meen me echter alweer wat, eh, “bescheidener” op te stellen door erkenning van variëteit van omgangs- annex verkeersituaties resp. van deelnemers in verschillende hoedanigheden per situatie en verschillende belangen per situationele hoedanigheid. […] Dat vind ik al een heel … verschil met stellige ontkenning van verschillen (lees ook: variëteit). Wat iemand daarvoor gemakshalve vergeet, is veronderstelling van verschil met wie z/hij zo’n stellige ontkenning wil opleggen. Nee, een oproep om zo’n eenzijdige machtsverhouding te wijzigen in een verhouding tussen geëmancipeerde deelnemers is zelden welkom.
in: aantekening 87.9
In een periode van revolutie resp. contra-revolutie levert nadruk op evenwichtige(r) verhoudingen inderdaad geen tussenpositie op met invloed van dien, maar een tweeledig marginale. Want beide ‘partijen’ sluiten de bemiddelaar uit.
Zekerheid is er m.i. praktisch wèl betrekkelijk (lees ook: relativistisch), maw door uit te gaan èn te mikken op — ontwikkeling van — ònze verhoudingen. Volgens verhoudingen kiezen we evenwichtig oriëntatie volgens zoiets als het midden ipv ontwrichtend volgens het ene òf het andere uiterste. Het idee van absolute subjectiviteit is tegenovergesteld aan het idee van absolute objectiviteit en ze werken allebei ondermijnend voor dynamiek van evenwichtige verhoudingen. […] Het draait om […] het in-situatie-zijn als in-verhouding-zijn.
De belemmering voor emancipatie enzovoort is echter vooral dat iemand, nota bene mijzelf inbegrepen, over van alles en nog nooit heeft geleerd beter te weten, en daarom zelfs géén idee heeft wat er in een situatie voortaan van haar/hem wordt verlangd. Daarom zijn veranderingen vaak zo moeilijk. Hoe kunnen zgn ict-ers het belang voor digitalisering inzien van psychologie e.d. zolang ze er niets van weten?
Maar wie doet dat niet? Inderdaad, ik bedoel zowel zich ergeren als anderen fouten verwijten vanuit veronderstelling van eigen gelijk. Tja, zolang dat over en weer gebeurt, blijft het over en weer gebeuren. Zgn wetenschappers blijken vaak zelfs het minst in staat veronderstellingen te (her)overwegen waaraan zij hun status enz. menen te ontlenen.
We moeten nu juist uit die beknelling volgens welles-nietes zien te komen. [… D]e noodzaak [bestaat] van een ruimer denkkader dat principiële erkenning van verschillen inclusief samenhang ertussen borgt.
Volgens mijn idee dat overeenstemming niet het doel is, zelfs niet
kàn zijn, maar afstemming wèl, verdienen juist verschillen van
opvatting principiële erkenning. Wat telt, is dat de gevòlgen die
actoren eraan geven, maw hun feitelijk verschillende gedragingen, zo
evenwichtig mogelijk stroken. Dat vergt criteria voor verdeling,
waarover ook weer verschillende oordelen van betrokken actoren
onontkoombaar zijn. […] Vergeet het dus meteen maar dat een
absoluut geldige probleemstelling haalbaar is. Wat op z’n engels
“objectives” heten, zijn … subjectief, sterker nog,
ze zijn subjectief-situationeel. […] Wat voor de ene actor
passend en relevant is, verschilt van wat een andere actor waardeert.
Voor evenwichtige afstemming moet in de probleemstelling volgens de ene
daarom nodige en voldoende ruimte voor de probleemstelling(en) volgens
de andere(n) zijn resp. komen. Nogmaals, wat is nodig en voldoende? Dat
is in het geval van meerdere actoren de onvermijdelijke
verdelingsopgave. De analist is daarom vooral ontwerper van verdeling.
Omgekeerd is elke ontwerper o.a. een analist [… t]er bevordering
van evenwichtige verhoudingen. […] Dat zint een opdrachtgever
vaak niet, gewend als zij als functionaris van een organisatie wellicht
is geraakt aan een gezagsverhouding met haarzelf als eenzijdige
beslisser. Wie verantwoord als beleidsanalist wil, herstel, moet
werken, heeft als moeilijkste opgave dan meteen om die opdrachtgever
voor de opgave in kwestie op een, zeg maar, netwerkidee te brengen. Als
de opdrachtgever niet aan die voorwaarde kan voldoen, is beleidsanalyse
zelfs volstrekt ònmogelijk[. …] En een afgepoeierde
beleidsanalist moet zsm proberen ergens anders aan de slag te gaan ipv
medeplichtig te worden aan wanbeleid. […] Vaak is en blijft
[onvoldoende ruimte voor de probleemstelling(en)] juist met de
opdrachtgever het grootste … probleem. De oplossing daarvan vergt
vooral vertrouwen van de opdrachtgever in de beleidsanalist annex
ontwerper. Vergeet het anders maar. [… H]et is dus vooral de
opdrachtgever die [erkenning van belanghebbenden] vanaf het
allervroegste stadium wèrkelijk moet willen, moet bevorderen,
enzovoort. Anders is er geen beginnen aan.
Moet een [ontwerper als] beleidsanalist o.a. specialist zijn wat het
onderwerp betreft van wat het probleem lijkt te zijn? Ik meen dat zij
minstens voldoende kennis moet hebben om vooral ook zgn specialistische
argumenten te waarderen. Dat maakt haar — pas — tot alom
geloofwaardig bemiddelaar die deelnemers de onvermijdelijkheid, nota
bene mits naar hùn respectievelijke oordelen evenwichtig afgestemd, van
hun respectievelijk verschillende opvattingen kan laten beseffen.
Het … probleem :-) is echter dat hèt probleem niet bestaat. Uit subjectief situationisme volgt dat er verschillende òpvattingen bestaan. Waar de [ontwerper als] analist dus mee aan de slag kan, is de spanning tussen de probleemopvatting zoals z/hij die uit haar/zijn opdracht begrijpt — en dat begrip ervan verandert stellig — met wat z/hij kent als eigen — eveneens gaandeweg veranderende — probleemopvatting. Die spanning loopt vrijwel altijd prompt op[. …] Mijn subjectief-situationistische … opvatting van de opgave van de analist is daarom ondersteuning te bieden bij ontwikkeling van verschillende probleemopvattingen tot samenhang ertussen waardoor elke actor haar/zijn belang(en) gediend weet volgens naar haar/zijn oordeel evenwichtige verhoudingen. [… D]e opgave van de beleidsanalist [blijft echter] te eenvoudig voor[ge]stel[d] met complexiteit als eigenschap(pen) van hèt probleem. [… En d]at strookt met de veronderstelling van dè eigenaar, die voor dàt probleem dan opdracht verstrekt aan dè beleidsanalist. Om dringende verandering te forceren, helpt die illusie wellicht waar eenzijdige machtsverhoudingen overheersen. Het effect is daarentegen averechts, zodra emancipatie be- en gevorderd raakt. Wat de beleidsanalist moet doen, en daarvoor met subjectief situationisme ook de passende theorie heeft, is ontleding tot relevante verschillen èn samenhang ertussen suggereren. […] Nogmaals, verschillende actoren zullen àltijd verschillende opvattingen hebben. Het is ònmogelijk ze tot één en dezèlfde opvatting te laten samenvloeien. De opgave is daarom ontwikkeling van verschillen, opdat ze alom opbouwend kunnen samenhangen.
Als ik desondanks vasthoud aan — wat ik versta onder —
situationisme, meen ik gekeerd-zijn te enigszins kunnen verduidelijken.
Uitgaande van iemand die, eh, keert, een subject, dus, keert z/hij zich
naar/volgens — wat z/hij ervaart als — een situatie. Zo
ver-keer-t z/hij in een situatie, met ver-ander-ing van haar-hemzelf en
die situatie van dien. Dat gaat dóór, ver-kering op ver-kering.
[…] Wat een subject praktisch nooit kan bevatten, is een situatie
met/als eindeloze variëteit. […] Een subject doet èlke ver-kering
dus àltijd met een beperkt idee van reële variëteit. Daarvoor telt, dat
z/hij doorgaans onder druk staat van veranderende situaties. Want wie
’maar‘ blijft overwegen, begrijpt een situatie die er niet
meer ’is.‘ Dat inzicht blijft onvermijdelijk onvolledig en
betreft dan een situatie waarvoor haar/zijn aldus bepaalde gedrag hoe
dan ook niet meer past.
Maar òngepast gedrag is vaak ernstiger wanneer een subject variëteit
overhaast ontkent, blijft ontkennen, en haar/zijn gedrag prompt richt
naar wat z/hij slechts in enkelvoud als probleem aanmerkt dat schreeuwt
om apàrte oplossing. […]
Nogmaals, iederéén ontkent variëteit: subjectief tekort. Het gaat erom
naar twee kanten niet te overdrijven. De kant — kiezen —
van simplisme lijkt mij het gevaarlijkst.
Ik meen te begrijpen waarom zgn architecten er niet in kùnnen slagen
om tot een architectuurbeschrijving te komen. Er zijn allerlei
aspecten. Rara, hoe hangen ze optimaal samen? Zo’n onmisbare, zeg
maar, verbindingsnoemer bedoelt architectuur te borgen. Die —
betekenis heeft het woord in elk geval in verband met het treffen van
voorzieningen als zgn gebouwde omgeving. Aan reële samenhangborging
komen de talloze ict-specialisten echter nooit toe, zolang ze 1.
zichzelf ten onrechte als, vooruit, architect ipv specialist
beschouwen, 2. èlk hun nota bene tèchnisch aspectspecialisme voor
maatgevend voor samenhang willen laten doorgaan en 3. daardoor meteen
onderling al niet tot overeen- en afstemming komen.
Werkzame samenhang valt immers niet te bereiken met beperking(en) tot
(een) overheersende, zeg maar, tèchnische inste(e)k(en). Voor
voorzieningen voor informatieverkeer biedt daarentegen informatie
beleidsmatig houvast, en dan principieel de betekenissenvariëteit
ervan. Daarvan moeten technische keuzes àfgeleid zijn. […]
De technische voorkeur (lees ook: mode) mbt een aspect houden
[vermeende architecten] voor algeméén beleidsmatig duurzaam geldig.
Daar moeten betekenissen zich volgens hen ‘maar’ naar
voegen, àls ze daar überhaupt al aan denken. Dat kàn echter niet
kloppen, en doet het dus ook niet.
Onder de noemer van digitalisering heerst Het Misverstand
Architectuur.
De oriëntatie behoort uiteraard met voorrang op doelen te zijn. Dan is
de reden voor zgn architectuur dat er … aanvullende …
voorzieningen getroffen moeten worden om die doelen te helpen bereiken.
Daarbij is de opgave kennelijk in minstens enige mate, eh, bijzonder.
Want in elk geval ligt niet meteen voor de hand wat optimaal kan
werken. Ofwel, expliciet ontwerp(en) is geboden; dat houdt doorgaans
overigens voor een aanzienlijk deel nader onderzoek in naar …
afstemming tussen … doelen.
Met voorzieningen aldus àfgeleid van doelen kunnen/moeten vervòlgens
pas àfgeleid van voorzieningen bijbehorend — passende maak- resp.
beheermiddelen worden bepaald.
Helaas wordt onder architectuur abusievelijk vaak òmgekeerd een
absolute keuze voor techniek van maak- resp. beheermiddelen verstaan.
Sterker nog, verschillende … technische … specialisten
bepleiten èlk verschillende van dergelijke keuzes; inmiddels noemen zij
zichzelf allemaal architect en bestempelen in een moeite door hun
meestal nogal modieuze specialistische voorkeur als architectuur. Tja,
dan is het maar de vraag of wat zij door elkaar heen voorschrijven
geschikt is voor benodigde voorzieningen en zo door of relevante doelen
ermee haalbaar zijn. Dat gaat inderdaad voortdurend mis.
Maar van wie gelden doelen als richtinggevend? Nota bene, van zgn
gebruikers van de … beoogde … voorzieningen in kwestie.
Nee, in die zin is de zgn architect als ontwerper géén gebruiker.
Programmeurs als makers zijn dat evenmin. Maar beheerders dan weer
wèl.
Daadwèrkelijke gebruikers moeten er hùn activiteiten (lees ook: taken)
optimaal mee kunnen uitvoeren. Daarvoor moeten de voorzieningen zgn
functies bieden. Daarom staat architectuur voor digitalisering van
oudsher bekend als functioneel ontwerp(en). Een zgn technisch ontwerp
volgt. Het is onzin, nogmaals, om die volgorde om te draaien.
Intussen zijn digitale voorzieningen allang niet meer van elkaar
gescheiden. Vernetwerking maakt ànder onderscheid en daarmee verband
relevant, te weten tussen infrastructurele (lees ook: generieke) en
differentiële voorzieningen.
Wat als digitale infrastructuur telt, kan een organisatie niet apàrt
bepalen. Een strikt eigen keuze voor techniek van maak- resp.
beheermiddelen is meer dan ooit een valse illusie.
Er zijn voor digitaliseringsopgaven dus afwegingen gewijzigd. Dat
maakt, om het misverstand te beëindigen, inschakeling van een
informatiekundig ontwerper zo mogelijk èxtra noodzakelijk, maar dan wèl
één … en voor wat nog een organisatie is vooral ook niet meer dan
één … die stelselmatig bekwaam is. Ook dàt helpt echter nog
steeds niets, zolang daar een verlichte opdrachtgever ontbreekt.
Wie een alternatief voorstelt, mag echter niet dezelfde … fout maken door eigen opvatting prompt als absoluut geldig te veronderstellen. Daarom gaan zgn revoluties mis. Wat telt, is feitelijke erkenning van verhoudingsgewijs bereik met variëteit van dien. Het is onzin om zulke dynamiek door een, laat staan door dè, “gevestigde orde” te — willen — vervangen. Die illusie houdt echter aantrekkingskracht. […] Er is m.i. juist integratie geboden, in de zin van erkenning van relevante belanghebbenden. Waarmee kunnen zij (!) voor — bevordering van — hùn evenwichtige(r) verhoudingen in maatschappelijk verkeer met infrastructuur gediend zijn? En hoe … verhoudt de ene zich tot andere infrastructurele voorzieningen? Wat doen we eraan, allereerst maar eens proefondervindelijk in nota bene van meet af aan nodig en voldoende representatief verband, enzovoort? […] Een proef geeft àlle betrokkenen de gelegenheid om een oordeel te vellen en dan niet uitsluitend gelet op hun respectievelijk verschillende belangen, maar ook en vooral volgens infrastructureel perspectief, dwz als middel voor hun aandelen in verhoudingen.
Verhoudingsgewijs gaat het deelnemers om afstemming van hun gedragsaandelen òp elkaar. [… Daarom] moet er rekening worden gehouden met — invloed op — hun motieven als grondslag voor hun daadwèrkelijke gedragingen. De ontwerper moet verantwoord bijdragen. Ik houd voor verantwoord dat de ontwerper vooral mikt op bevordering van evenwichtige verhoudingen tussen — mogelijke — […] gebruikers. […] Daartoe dient — erkenning van — interdependentie (lees: dynamiek van wederzijdse afhankelijkheden) als, vooruit, metanoemer.
Het keuzespectrum laat zich verduidelijken door de decompositie door
te zetten tot waar een taak — zoiets als — een enkelvoudige
handeling (lees ook, vooruit: stap) betreft. […] Het
kleinschaligst voorstelbare informatiesysteem betreft dan —
facilitering van — slechts één zo’n handeling. Dat vergt
‘verhoudingsgewijs’ echter onevenredig omvangrijke, zoals
ik ze eerder aanduidde, tùssenvoorzieningen. Want àlle relevante
informatie voor uitvoering van die ene handeling moet allereerst in dat
informatiesysteem/database zijn opgenomen. En inclusief wat met de
handeling in kwestie eraan is veranderd moet beschikbaar worden gesteld
om vervòlgens te worden opgenomen in het informatiesysteem/database
van/voor de handeling die als stap er direct op moet volgen (en dat
kunnen er ook meerdere zijn). Hoewel een zo ver doorgezette
decompositie inclusief informeren — vrijwel — altijd
onpraktisch is, helpt het om bewust te zijn van die mogelijkheid. Dat
dwingt om na te gaan welke criteria kennelijk gelden voor aggregatie
van, en zodoende het kunnen benutten van samenhang ertussen,
handelingen/taken wat facilitering volgens informeren betreft.
In de praktijk dekt een zgn administratief informatiesysteem dus een
bepaalde verzameling van handelingen/taken.
in: aantekening 92.5
[I]k zou beginnen met te veranderen hoe we voor evident stelselmatige opgaven überhaupt kijken. […] Wat er gebeurt, nog steeds, is opeenvolging van pogingen die allemaal volgens massificatie mikken. Zeg ook maar uniformering. Het lijkt wel of bestuurders maatwerk voor het spreekwoordelijk hellende vlak houden. Wie eraan begint, zou hopeloos àfglijden uitkomend in totale wanorde, anarchie. […] Ik weel wèl dat het […] niet om onverzoenlijke uitersten hoeft te gaan. Allereerst ànders kijken, dus. Er moeten evenwichtige keuzes gemaakt kunnen worden, telkens ergens tùssenin. Als ‘we’ er nu eens volgens subjectief situationisme naar kijken, moeten ‘we’ daar kunnen, en met veranderende omstandigheden ook blijven, uitkomen.
Aandacht voor ontwerp als ònderdeel van planning of, vooruit, planning als ònderdeel van ontwerp [is] voor zgn digitalisering zo mogelijk èxtra noodzakelijk[. …] Er is iteratief aan dat telkens een proef met middelen helpt ter verduidelijking van doel(en). […] Ook digitalisering gaat doorgaans [echter] mis, inderdaad nog steeds, door verwaarlozing van de feitelijke opgave[. …] Voor digitalisering loont zich nadruk op ontwerp(en) zelfs … èxtra met iteraties tussen, zeg maar, ontwerp-als-idee en proefopstelling ter toetsing ervan. Want de middelen voor serieuze proefopstellingen zijn nota bene dezèlfde, kùnnen dat althans vaak zijn, als die voor uitvoering in aanmerking komen. Daaruit volgt dat, als er ontwerpmatig redelijkerwijs niets meer valt te itereren resp. leren, in zowat één moeite door tevens uitvoering voltooid is. Als Engelse aanduiding is agile in de mode. Door iteraties opzettelijk tot planning te bepèrken, vervalt de noodzaak tot iteraties tijdens uitvoering (want dat is daardoor vergaand ook maar meteen gebeurd). […] Zet […] de ene proefopstelling […] op, gevolgd door de tweede, enzovoort, […] totdat met alom voldoende zekerheid duidelijk is wat de operationele voorziening omvat (en dankzij zulk … ontwerp meteen feitelijk — vrijwel — volledig is … ontwikkeld). Volgens radicale ontwèrpfocus, nee, [is dat] geen paradox[. …] Wie daarentegen feitelijk ontwerploos, zeg ook maar klakkeloos, meteen met zgn agile uitvoering wil uitkomen, […] veroorzaakt zodoende de “disasters” die [niemand zouden moeten] ontgaan[. …] Dat gebeurt [toch] wanneer opdrachtgevers uitvoerders niet van ontwerpers kunnen resp. willen onderscheiden. Zij zijn “happy” met “a quick start,” die — ook — kortzichtige uitvoerders verwelkomen in de valse veronderstelling dat zij tevens over ontwerpdeskundigheid beschikken[. …] Eenmaal aan de slag is ook meerwerk gegarandeerd, resultaat echter alsmaar twijfelachtiger[. …] Opdrachtgevers van de ene en uitvoerders van de andere kant begrijpen vaak onvoldoende de noodzaak van nadruk op ontwerp(en) resp. planning.
in: aantekening 93.2
Allereerst kan je zo continuïteit bieden. Het veranderkundige belang ervan onderschatten zgn ict-ers vrijwel altijd, àls ze er in hun illusie van vervanging-ineens überhaupt aan denken.
Om een bestaand, maar vaak nòg belangrijker het plan ervoor,
hulpmiddel voor informatievoorziening deugdelijk te kunnen beoordelen,
vind in elk geval ik vooral het begrippenmodel onmisbaar dat eraan ten
grondslag ligt. Als je er voor een bestaand informatiesysteem naar
vraagt, blijkt het meestal niet beschikbaar … àls het ooit al is
opgesteld. Dat komt omdat programmatuur doorgaat voor het voornaamste
ontwerp- en ontwikkelobject. Tja, dat krijg je door meteen …
programmeurs aan de slag te laten gaan. Onderhoud en eventueel
verder(e) ontwerp/ontwikkeling van zo’n hulpmiddel raakt slechts
beheersbaar door alsnog het begrippenmodel te expliciteren zoals dat
feitelijk geldt. Daarvoor moet je nagaan wat de (deel)programma’s
allemaal doen — en laten — om zodoende omvattend te gaan
… begrijpen welke begrippen volgens welke samenhang zijn
verondersteld. Met schetsjes van hoe je denkt dat het zit, overleg je
met betrokken programmeurs, enzovoort.
Als het ware ernaast kan je een begrippenmodel ontwerpen voor een
hulpmiddel waarvan je meent dat het beter onderhoudbaar is, méér
gewenste mogelijkheden biedt en/of minder ongewenste beperkingen
opwerpt. De m.i. optimale ontwerphouding heeft Russel L. Ackhoff
idealiserend genoemd. Ofwel, trek je voorlopig maar niets van wat
iedereen je als belemmeringen voorspiegelt. Want wie weet doen ze
volgens een ànder ontwerp zelfs helemaal niet terzake.
Dat levert de klassieke vergelijking op tussen huidige en toekomstige
toestand (Duits: Soll-Ist-Vergleich). Uitgaande van zoals-het-is, hoe
raak je beheersbaar tot waar-het-moet-zijn?
Wat geldt volgens wie? En wanneer? Die vragen zijn onmogelijk
sluitend te beantwoorden. Mik daarom op een open voorziening in de zin
van ruimte voor iederéén om volgens haar/zijn opvatting bepalingen met
willekeurige geldigheidsduur enzovoort op te nemen.
Maar zo’n … ruimte is toch óók iets dat gedurende een
bepaalde periode geldt volgens iemand? Tja, het houdt èrgens op met de
flexibiliteit. De opzet dáárvan bepaalt de ontwerper met
verantwoordelijkheid van dien. Overigens willen opdrachtgevers vaak
helaas niets weten van — zelfs maar enige - openheid. Zij
beschouwen zich als handhavers van orde en associëren orde abusievelijk
met strikte uniformiteit — met inderdaad als … verschil dat
zij er niet aan onderhevig zijn; het moet èrgens ophouden, nietwaar?
— ipv variëteit.
Ach, wat is … (ab)normaal? [ … Streven naar] een objectief ipv subjectief houdbaar […] begrip […] acht ik vergeefs. Ik houd het met hergebruik voor evident […] dat de situatie van hergebruik nu eenmaal een … àndere situatie is. En een subject kàn niet anders dan verkeren ‘in’ een situatie.
in: aantekening 94.2
Voor wat verhoudingsgewijs telt, en dat is nu eenmaal alles, pakt overigens elke verabsolutering averechts uit.
in: aantekening 94.4
Over samenwerking gesproken, mèt is méér.
Over kortsluiting gesproken, wat nu eenmaal blijft tellen, zijn machtsverhoudingen. De ‘macht’ van zgn redelijke argumenten blijkt — voor ‘veroorzaken’ van inschikkelijkheid, dus — doorgaans zéér beperkt. [… V]erhoudingen [verlopen] in het algemeen principieel politiek, dwz [zijn] zwanger van afstemming van belangen van deelnemers eraan[.]
Hmm, hebben jij en ik soms een … probleem? Ben ik zelfs zó ver in de minderheid gedrongen tegenover jouw meerderheid, alsof dàt geen verschil is, dat jij je van mij helemaal niets kunt aantrekken, alsof dàt niet ònevenwichtig is?
Ik ga door op analyse van ondermijning van evenwichtige(r) verhoudingen door absoluut geldige aanspraken. Als dat fascisme verdient te heten, is daarmee altijd ook fundamentalisme aan de (wan)orde. Erkenning van diversiteit van aandelen aan verhoudingen vergt — als grondslag — relativisme ipv absolutisme.
Ik heb [Menno ter Braak] voorbeeldig genoemd. Dat bedoel ik in de zin dat hij m.i. zijn opvattingen niet als absoluut geldig wil laten … opvatten. […] En omdat volgens hem politieke partijen openheid van verhoudingen belemmeren, doet hij dat als “politicus zonder partij.”
Op vergelijkbare vernauwing van interesse laten zich overigens
— vooral academische — wetenschappers ‘in’
allerlei zgn vakdisciplines voorstaan. […] Nee, inzicht in alweer
ruimer verband, want tùssen lijnen/terreinen of principiële opheffing
van dat onderscheid, levert dat uiteraard nooit op. […]
Z[o’n] paradigma telt zowel kwantitatief als kwalitatief domweg
onvoldoende variabelen voor dekking van samenhang. [… Wie] taal
onverminderd vergaand apart [beschouwt,] houdt daardoor
ontwikkeling(en) juist ònbegrijpelijk. Wat gedacht wordt [hoogstens]
parallel te verlopen, kent zó gedacht immers geen wisselwerking en
kunnen zgn wetenschappers ‘op’ die “terreinen”
aldus als àfgezonderd vak, dat … woord vak zegt het al, blijven
beoefenen. […] Begrip van verband, van wisselwerking, vergt een
grondslag (lees ook: paradigma) die — aldus nota bene op voorhand
— op dergelijke verwevenheid is bemeten. […]
Mijn idee is dat er één werkelijkheid … is, en daarom één
ontwikkeling. Daarvan laten zich volgens nadere interesses (lees ook:
motieven) o.a. zgn aspecten veronderstellen. Dat kùnnen echter geen,
zeg maar, parallelle aspecten zijn, zoals er evenmin parallelle
ontwikkelingen kùnnen zijn. Zulke … wisselwerking is er —
dus — ook tussen wat als onderwerp en zgn wetenschap ervàn
verondersteld wordt. Zoiets als verband lijkt duidelijk. Dat onderwerp
bestaat, punt, eh, puntkomma. Daaruit vòlgt dan dè wetenschap ervan,
uitroepteken. Nee. In … werkelijkheid maakt enige bemoeienis,
herstel, maken beoefenaren van enige, doorgaans academisch gevestigde
bemoeienis aanspraak op de noemer(s) wetenschap(per). Als criterium
laten zij vooral de methode(n) gelden waarmee zij — menen te
kunnen — werken. En dus ook omgekeerd en gaandeweg zelfs
overwegend, […] raakt daardoor bepaald (lees: beperkt) wàt
— en tegelijk wat allemaal juist niet — als relevant
onderwerp geldt.
in: aantekening 96.2
[M]et èlke verandering moet voor verantwoorde uitvoering èn resultaat rekening gehouden zijn met — de dynamiek van verweven belangen[. … C]ontacten vàn zgn projectorganisatie mèt belanghebbenden […] verdien[en] m.i. echter niet de voornaamste aandacht en voor zgn infrastructurele voorzieningen al helemaal niet. Wat daarvoor telt zijn de ònderlinge verhoudingen van àlle belanghebbenden zoals zij ook èlk de als blijvend beschouwde invloed van infrastructuur erop overeenkomstig hùn opvatting over hùn belang nu eenmaal zowel verschillend van elkaar als per belanghebbende eventueel verschillend van moment tot moment interpreteren. […] Want daarmee komen belangen in hun wèrkelijke variëteit tot uitdrukking. […] Als belanghebbend geldt de projectorganisatie ‘maar’ tijdelijk en zijn de verhoudingen àfgeleid (lees ook: niet primair, maar secundair) die zij daarvoor met ‘overige’ belanghebbenden moet aangaan. [Uiteraard,] zònder zulke tijdelijke verhoudingen [kan] een, vooruit, wat ingewikkelder project nooit […] slagen.
Verwar middel ajb niet met doel. Omdat het mij als evenwichtig advies niet ten overvloede lijkt, geef ik het graag even door. :-)
Met voorrang moet de zgn vraag stelselmatig worden onderzocht, geïnventariseerd, enzovoort. Dat is géén kwestie van navraag doen bij elke gebruiker, vooruit, bij representatief geachte gebruikers om vervolgens hun behoeften e.d. ‘op te tellen.’ Het betreft een ontwerpopgave. Die is zgn stelselmatig, omdat betekenismatige variëteit aan de orde is. Dat heeft vooralsnog niets te maken met, zeg maar, digitaliseringsgerei voor programmering. De diversiteit van vragen moet allereerst tot uitdrukking worden gebracht in een stelselmatig betekenissenmodel (lees ook: informatie- resp. conceptueel model). Nota bene, dáárvoor zijn overgeleverde modelleermethode niet geschikt; ze bieden geen ruimte voor — bijhouden van — noodzakelijke differentiatie. […] Van een ònstelselmatig informatiemodel valt ook met het nieuwste digitaliseringsgerei voor programmering nooit een stelselmatig bruikbaar digitaal gebruiksmiddel te verwerkelijken. De valse illusie leidt àf van het treffen van maatregelen die werkelijk helpen. Nee, […] alleen zo’n stelselmatig geldige modelleermethode zoals Metapatroon helpt uiteraard nog steeds niets. Er zijn ontwerpers nodig die er stelselmatig mee kunnen omgaan.
Als grondigste vergissing komt mij onverminderd voor dat, her en der
losse be(z)weringen dat het ànders is ten spijt, de opgave meteen
vernauwd lijkt tot waarvoor de oplossing direct kan voortkomen uit
digitale technologieën resp. vermeende ontwikkeling ervan. Maar
digitalisering betreft middelen voor informatievoorziening inclusief
— verkeer. En ook informatie is àltijd een middel, te weten voor
afstemming door deelnemers met hun respectievelijke gedragsaandelen
volgens hun verhoudingen. Vandaar situationele hoedanigheden, logisch.
Zulke afstemming is dan het doel. Omdat er allerlei, en voortdurend ook
wisselende verhoudingen enzovoort tellen, zijn er talloze nadere
doelen. Daarin moet informatie met zgn passende variëteit —
blijven — voorzien. Wèlke technologie(ën) ook overwogen worden,
wie voor informatie geen voorrang geeft aan stelselmatige ordening van
relevante, nota bene meervoud, betekenissen ervan, (be)stuurt geheid de
verkeerde kant op. Op haar beurt moet besturing dus relevante
verhoudingen … dienen. Uit erkenning van verhoudingen vòlgt
passende betekenisordening van informatie, waarná pas(sende :-)
middelen voor informatieverwerking/-overdracht in het bereik van
(be)sturing komen.
Als hoofdlijn moet daarom aangehouden zijn dat er gestuurd wordt
‘op’ ordening van maatschappelijk verkeer, […] als
onderdeel dáárvan ‘op’ […] informatieverkeer en
tenslotte als onderdeel daar weer vàn ‘op’ digitale
facilitering.
Ja, er kan eventueel ook in òmgekeerde richting sprake zijn van invloed
en daarom van (be)sturing. Nieuwe technologie kan informatieverkeer
wijzigen, enzovoort. Vaak veranderen daardoor — zoiets als
— beginselen niet. Het is zeldzaam dat een ander middel
aanleiding tot een ander doel geeft.
De nadruk lijkt eenzijdig op nieuwe ‘systemen’ te liggen
en bijgevolg op volledige vervanging. Dat is voor stelselmatig bereik
echter vragen om problemen … die er dan ook ònoplosbaar zijn
(maar ònbegrepen blijven, zolang — medewerkers met — zulke
averechtse veronderstellingen heersen).
Inderdaad, dankzij — minimalistische toevoeging van — de
informatierotonde blijven zulke apàrt opgezette voorzieninkjes óók voor
noodzakelijkerwijs allang ruimere coördinatie-opgaven nog vergaand
bruikbaar. Nee, door fixatie op totale vernieuwing, zelfs nader
gefixeerd op digitaliseringstèchniek, telt dat helaas niet.
Kijk, wie een bepaalde (overheids)taak verricht weet heus wel dat de
informatie die zij ervoor nodig heeft niet dezèlfde is als waarover zij
voor een àndere taak moet kunnen beschikken. Het analyseren van
relevante verschillen èn overeenkomsten (lees hiervoor ook: samenhang
ertussen) acht zij echter haar taak … niet. En dat is,
toegegeven, ook nog weer een ànder vak, en wel wat informatiekunde zou
moeten zijn (en bestuurskunde dus niet is). Wat doet zo iemand, wanneer
zij het voorstel krijgt om voor haar taak voortaan informatie te
benutten waarvan zij nota bene wéét dat die op z’n gunstigst
… nutteloos is. Zij verzet zich ertegen. Nou ja, hopelijk, want
dat is het enige dat zij verantwoord kan doen [ipv] ontkenning van
betekenisverschillen waar ze voor vitale samenleving nota bene
onmisbaar zijn. […]
[D]e meeste mensen [zijn] helemaal niet tegen het delen van informatie
[…]. Als zij zich geholpen weten, zijn ze vóór. Waar ze wèl tegen
zijn, en ik vind dat zij daarin volstrekt gelijk hebben, is niet
serieus te worden genomen met hun nadruk erop dat er voor een bepaalde
taak nu eenmaal ook en vooral àndere (lees hier dus: verschillende)
informatie nodig is. Nogmaals, hoe ‘hun’ informatie in
ruimere samenhang past, kunnen zij helaas niet verduidelijken. Zelfs
wanneer zij ertoe in staat zouden zijn, is het maar de — helaas
retorische — vraag of (zelf)aangewezen hervormers, tegenwoordig
zijn dat vaak zgn ict-ers, naar ze — willen —
luisteren.