Metapatroon > ontwerper > ethicus
Ik beschouw het zelfs kenmerkend voor welke ontwerper danook dat de relatie aanhoudt zolang toepassing van het ontworpen 'resultaat' bij mensen effect heeft. Volgens deze redenering krijgt de ontwerper dus vaak ook een relatie met wie helemaal niet direct bij haar/zijn ontwerpbemoeienis betrokken was.
in: Informatiearchitectuur, een vak apart
Het is […] de hoogste tijd voor informatiekundige (beroeps)ethiek, wat ook weer lastig is zolang er feitelijk van een beroep(sgroep) geen sprake is.
De oriëntatie op samenhang door-de-schalen-heen verschaft de ontwerper onlosmakelijk het ethisch kader.
in: Bauhaus in de informatiemaatschappij
Elke professional moet […] terdege beseffen dat haar/zijn opdrachtgevers dikwijls ‘ook maar’ bemiddelaars in probleemoplossing zijn.
[M]aatschappelijke kennis tot en met betrokkenheid [is] onmisbaar […] voor verantwoorde ontwerpbijdragen met o.a. Metapatroon als gereedschap.
in: aantekening 41.5
Mijn bijzondere belangstelling gaat uit naar wat ik de ontwerper als existentialist noem.
[M]odeling for complex information requirements is a separate profession. A user must have sufficient ground for trust in the professional. And the professional must be seen to make complex decisions about information on behalf of the user.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
This concept of creativity explains why randomness is a popular method for innovation: try to activate whatever node and see what configuration results.
in: Victoria Welby's significs meets the semiotic ennead
Ik heb geen zicht op een “wetenschappelijk verantwoorde methodiek.” Zolang ik daar niet slim genoeg, of wat danook voor ben, vind ik dat het minste toch een ‘verantwoorde methodiek’ moet zijn. En dat is precies de reden waarom in Informatiekundige ontwerpleer persoonlijke verantwoordelijkheid […] centraal staat.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 2
Zijn overheersend praktische(r) inslag houdt in dat de informatiekundige niet louter bestáánde situaties waarneemt, inventariseert enzovoort. Hij ontwerpt enzovoort primair (ondermeer) situaties. Dergelijke situaties zijn dus artefacten, mettertijd mede daadwerkelijk voortgebracht door de ontwikkelde, in gebruik zijnde programmatuur. […] Wie blijft verantwoordelijk?
Voor Metapatroon geldt zoals voor elk instrument: Niet alles dat ermee kan, moeten we ermee willen. Bijvoorbeeld ook voor een hamer geldt, dat er 'buiten' het gereedschap iets bestaat dat het maatschappelijk aanvaardbaar tot en met wenselijk gedrag ermee aanduidt.
Vroeg of laat moet het dus om een beroepsethiek gaan, met alle zèlfbeperking door nota bene de dienstverlener van dien. In een afhankelijkheidsrelatie moet de klant er zelfs èxtra op kunnen vertrouwen dat de professionele dienstverlener in voldoende mate het klantperspectief kiest en haar/hem eventueel ook begeleidt tot inzicht in relevant dynamisch evenwicht.
Wie de vraag naar uitleg door een potentiële opdrachtgever te
letterlijk neemt, dreigt impasse zelfs te versterken. Au fond is zo
iemand onzeker over het onbekende, logisch. Die onzekerheid verdwijnt
echter niet door uitleg, die voor een complexe opgave juist door
vakmatige redelijkheid voor een leek onbegrijpelijk moet blijven.
Integendeel, dat wakkert onzekerheid geheid aan.
Onzekerheid is een gevoel. Het middel ertegen is vertrouwen. Het
(ethische) dilemma voor de ontwerper is, herstel, lijkt, dat hij
gemakkelijker vertrouwen wint met iets waardoor hij het … niet
waard is en hij het vervolgens dus weer kwijtraakt (maar wel inkomsten
uit een gefaalde opdracht rijker). Voor een èchte ontwerper is het
volgens mij géén dilemma. Abstractie en daardoor o.a. mogelijkheden
voor gevarieerde presentaties helpen voor bijdragen aan een
evenwichtige veranderkoers.
[In] het informatiekundig tekort voorzie je nooit met — alsmaar meer — bestuurlijke maatregelen. Zoals een stad ànders is dan een forse woning, is een informatiestèlsel iets anders dan een enkel informatiesysteem ... terwijl tegelijk verband bestaat. Voor de gebouwde omgeving heet dat door-de-schalen-heen. Voor stelselmatige voorzieningen voor informatieverkeer geldt, uiteraard, zulke omvattende samenhang óók. [… I]nmiddels leven we alweer geruime tijd in de zgn informatie- of netwerkmaatschappij. Wie tegenwoordig als informatiekundige haar/zijn bijdragen daarop nog altijd niet oriënteert, mogen we zo langzamerhand als nalatig beschouwen.
[N]ogal wat mensen die meewerken aan hulpmiddelen voor digitale informatievoorziening missen […] professionele achtergrond. Dan krijgen ze gauw de indruk dat iets met een nieuwe naam ook zèlf nieuw is.
in: Veel onsjes méér
[De] informatiekundige professional [is] verantwoordelijk om noodzakelijke samenhang te blijven bevorderen. Indien van toepassing, zoals nu, horen daar waarschuwingen tegen verspilling bij.
Daar komt bij dat juist een ontwerper voor maatschappelijk verantwoord resultaat enigszins onafhankelijk moet kunnen werken van de financier. In feite is het algemeen belang de ‘opdrachtgever’ voor een opgave op civiele, maatschappelijke schaal.
Je kunt iets of iemand wel ‘lastig’ vinden, […] maar dat mag je niet verwarren met wat juist verantwoordelijk gedrag is, dus inderdaad soms confronterend om tot opbouwende oplossing te komen. Dat is een kwestie van beroepsethiek.
De ontwerper die klakkeloos de machtsfactor volgt die de opdrachtgever — in hun relatie — vertegenwoordigt, verliest prompt haar/zijn integriteit[.]
Mensen die durven problematiseren wat een potentiële opdrachtgever als zijn behoefte oppert. Mensen dus, die in professioneel besef voluit het risico nemen daardoor opdrachten te missen. Een verantwoordelijke ontwerper van heuse verkeersvoorzieningen handelt naar het inzicht dat haar/zijn zelfstandigheid een onlosmakelijk aspect van solidariteit vormt.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
Tijdens een opleiding als louter een apart vak, vrijwel zeker ook nogeens een bijvak, haalt zoiets als ethiek natuurlijk niets uit. Wie weet is het effect zelfs òmgekeerd. Dan meent een ontwerper zich te kunnen verschonen met de mededeling dat hij ooit toch maar een voldoende voor dat vak haalde. Maar ècht nodig is door-en-door humanisering, vermaatschappelijking enzovoort van de discipline voor het ontwerpen van voorzieningen voor informatieverkeer.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
De beste kans heb en houd je met een normale opdrachtgever, dus iemand met wie je een vertrouwensrelatie kent.
Zodra je echter uitgaat van subjectief situationisme, herken je er prompt een zgn pseudoprobleem in. Bekommer je dus niet om wat iets ‘is,’ maar om wat je wilt.
[M]oreel besef [vormt] (principieel) de voorwaarde […] voor de ruimte/vrijheid voor/van de beoefening/-aar van een (vak)discipline.
[D]e beroepsethiek van de informatiemodelleur […] moet integraal en integrerend onderdeel zijn van haar/zijn (vak)opleiding. Een model is immers resultaat van (ontwerp)keuzes, met verantwoordelijkheid van dien.
in: Andere informatiekundige opgaven, dus andere opleidingen
[D]e professionele informatiekundig ontwerper c.q. informatiemodelleur […] moet opdrachtgevers, herstel, deelnemers aan maatschappelijk (informatie)verkeer èn vooral wie verantwoordelijk is voor infrastructuur ervoor tot engagement bewegen.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
Schaft een professional haar/zijn reflexie echter àf, als z/hij dat überhaupt (nog) kàn, dan gedraagt z/hij zich subiet niet langer als … professional.
in: Voor informatiekunde verder op weg met ontologie
De opdracht voor de ontwerper luidt om rekening te houden met àlle verkeersdeelnemers.
Stelselmatig ontwerpen is daarom deels een psychotherapeutische interventie. Daarbij is de ontwerper met voorrang aan zichzelf verplicht om [instrumenteel objectiverende] houding […] niet te spiegelen, indien hij daarmee door haar/zijn opdrachtgever en omgeving geconfronteerd raakt, maar de geradicaliseerde houding [van subjectief situationisme] vóór te leven.
in: Enneadische semiotiek voor identiteitsradicalisering van Arnheims derde denkhouding
H[avel] roept iederéén op tot ontwerp … van een eigen (samen)leven in waarheid.
Die verdere vraag zou kunnen luiden of “algemeen normerende regels” … de regel zijn. Ja, dat zijn ze volgens een bepaald wereldbeeld dat o.a. als logisch atomisme bekend staat. Nee, volgens (subjectief) situationisme pakt het anders uit. Aangezien gedrag situationeel geldt, beperkt een situatie tevens een bepaalde (gedrags)norm.
Het uiterste ‘geval’ van een situatie is … alles. In resp. voor dàt geval, en uitsluitend dáárvoor, past ‘de’ norm à la logisch atomisme. Dat heet voor subjectief situationisme daarom een grenswaarde. Maar omdat niemand weet wat alles is, blijft ook zo’n norm een illusie. En maatschappelijk wordt het prompt gevaarlijk, zodra we zulke theorie de praktijk laten regeren.
Dan luidt een metaregel met subjectief situationisme dat elke regel — als norm beschouwd — geldt voor een bepaalde situatie. Zeg maar dat ook ‘gewone’ regels onderwerp van situationele verbijzondering zijn. Stelselmatige documentatie, modellering dus, vergt dienovereenkomstige contextuele verbijzondering. En dat lukt methodisch met Metapatroon, maar altijd (pas) volgens relativerend wereldbeeld.
[Plato’s] nadruk op maatschappelijke verantwoordelijkheid van ontwerpers is zo mogelijk actueler dan ooit. Wat een ontwerper … ontwerpt, is altijd op een of andere manier een verkeersvoorziening. Daarvoor moet de ontwerper verschillende deelnemers aan maatschappelijk verkeer erkennen, zich een redelijke voorstelling maken van hun belangen en ze afwegen tot synthese. En daarbij gaat het niet uitsluitend om zgn directe verkeersdeelnemers, onder meer omdat zij dikwijls gewapend genoeg zijn om hun belangen gediend te krijgen. De verantwoorde ontwerper moet voor evenwichtige verhoudingen vooral letten op wie — anders — verder verdrukt raken.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
Zij moeten immers het vertrouwen waard zijn, van àlle betrokkenen, dat deelnemers hun verschillende belangen onderling evenwichtig(er) kunnen vervolgen via verkeersontwerp en zo door naar passende wèrkelijke voorzieningen. Voor zijn bijdragen moet de ontwerper netzo evenwichtig worden beloond. Wanneer hij zijn belang als ontwerper echter verder (be)drijft, wakkert hij conflict met andere belangen aan in plaats van dat opzettelijk te vermijden.
in: Verantwoordelijk ontwerpgedrag
Als je zeker wilt weten dat voorzieningen nooit doen wat je wilt, moet je je inderdaad niets aantrekken van wat relevante verkeersdeelnemers … willen.
Het probleem met het ‘vak’ dat ik beoefen is dat het alom zelfs steeds minder als zodanig erkenning krijgt. Een praktisch gevolg? Daardoor is het vrijwel onmogelijk om aan opdrachten te komen.
Daarvoor voel ik mij echter sterk door zoiets als integriteit gericht. Een verzoek tot inschikkelijkheid vind ik pas ècht kansloos als het m.i. nergens meer op slaat.
in: William James als voorbeeldige randfiguur
Metapatroon (Engels: Metapattern) […] is een methode annex taal voor zgn conceptueel modelleren. [… M]aak ik het door kunstetikettering niet nòg moeilijker om interesse voor Metapatroon te winnen? Ach, omdat ik voorlopig niet zie hoe het eenvoudiger kan, helpt het hopelijk voor de langere termijn om de kennelijke belemmeringen scherper te duiden.
[Dat] is wat iemand (dus) ervaart door betekenissenvariëteit. Een en hetzelfde ding (lees ook: object) lijkt in verschillende situaties te verkeren. Per veronderstelde situatie vertoont het veronderstelde ding karakteristiek gedrag. Dat kènt iemand als een concept, of betekenis. De opgave met stelselmatig modelleren is dan niet om slechts voor één situatie het desbetreffende objectgedrag te duiden, als ware dat in enkelvoud absoluut geldig, maar overzichtelijk èn daarom samenhangend voor verschillende objecten in verschillende situaties. Hoe vèr zo’n meervoudig model reikt, vergt beoordeling van wat relevant is. Ontwerpethiek is vitaal!
in: Mooi meegenomen
With the model’s designer lies the responsibility to guide stakeholders. The stakeholder who commissions design is often unaware of this second order nature of variety, refusing to hear the voices of other stakeholders (who are often even left unidentified, especially when they try to raise their voices in disagreement). A responsible designer tries to convince her principal otherwise (and to include all relevant stakeholders). She usually fails. Then, what can she do? A designer can only contribute responsibly as mediator. Should it be clear that she stands no chance in that capacity, she should give back her commission.
in: Invitation to contextualism
Dat een informatiekundige ontwerper verder moet kijken dan de ene organisatie resp. het ene organisatieonderdeel die/dat haar/hem ‘toevallig’ betaalt, vind ik vanzelfsprekend. Dat is het echter nog lang niet. Erger nog, waar kan je als zodanig überhaupt nog professionele bijdragen kwijt?
Het zou (ook) weleens een voortzetting van verkenning kunnen zijn naar ontwerpersethiek. Waar ligt de grens van wat de ontwerper bespreekbaar moet zien te krijgen? Dit valt er volgens mij dus binnen! Wie dit niet bespreekbaar enz. krijgt met zijn opdrachtgever, kan de opdracht niet integer uitvoeren. Ligt dat dan aan de ontwerper, aan de opdrachtgever, aan de dynamiek van hun relatie? Een integere ontwerper die plaats maakt, krijgt vrijwel zeker een beunhaas en/of bedrieger als vervanger. Moet je dan maar dóórgaan, als de spreekwoordelijk geworden burgemeester in oorlogstijd, dus in — vergeefse? — pogingen om èrger te voorkomen? Dat is voor mij overigens helaas allang geen praktische vraag meer; een (ontwerp)plaats die mij eerder niet gegund is om in te nemen, is mij uiteraard evenmin gegund om eventueel te verlaten. Tja …
Nogal wat overgeleverde methoden & technieken zijn contraproductief voor informatiekunde die met professionele beoefenaren opbouwend moet bijdragen aan voorzieningen voor informatieverkeer op allang reële maatschappelijke schaal. Dat zit dus, algemener beschouwd, maatschappelijke dynamiek in de weg, en belemmert daardoor ontplooiing van/door individuele deelnemers aan samenleving.
in: Snoeiwerk
Een vakdiscipline waarvan de beoefenaren daaraan bijdragen, ik bedoel aan zo’n betekenisdictatuur, vind ik geen kùnde, laat staan ‘van’ informatie en zo door naar informatieverkeer op maatschappelijke schaal van beschavingsdynamiek.
Nu is gids voor een informatiekundig ontwerper stellig wat overdreven uitgedrukt, maar z/hij draagt met bijdragen aan infrastructuur voor informatieverkeer wel degelijk maatschappelijke verantwoordelijkheid. Een ontwerper staat zonodig voor verandering. […] Van verandering blijkt meestal verder bijna niemand gediend[.…] Als dat voor een ontwerper aanleiding is om haar/zijn evenwichtigheid te verliezen, is z/hij prompt géén ontwerper meer.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Wat mij betreft is dat de crux van verantwoordelijkheid als ontwerper. Z/hij erkent belanghebbenden, mikt bewust op hùn evenwichtige(r) verhoudingen, weet van — het maken van — eventuele fouten en probeert maatregelen daarom herstelbaar te houden.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Pogingen om géén grip te verliezen pakken ‘steevast’ averechts uit zolang ze gepaard gaan met ontkenning van werkelijke betrekkingen, reële variëteit, wederzijdse afhankelijkheid …
Infrastructuur voor informatieverkeer is daarom slechts bruikbaar voorzover betekenissenvariëteit wordt gefaciliteerd. Moeten professionele opdrachtnemers hun opdrachtgevers niet behoeden voor die fatale fout? Ja, maar thans is de vraag eerder hoe professioneel ze zijn. Zodra ze merken dat de opdrachtgever zo’n boodschap niet wil horen, vinden ze het zonde om zelfs extra omzet en winst te laten lopen. Binnen de kortste keren weten ze niet beter (als dat ze ooit al deden). Hoe gebrekkig informatiekundige opleidingen zijn, als ze er al zijn met voorrang voor tekenleer, stipte ik met mijn opmerking over hoogleraren reeds aan. En al die onderzoeken dan? Ach, nog maar weer eens een parlementaire commissie, Algemene Rekenkamer, Nationale Ombudsman enzovoort tonen geen besef van de noodzakelijk infrastructurele strekking.
Het vergt nu eenmaal een heuse paradigmawissel. Dat is ons dilemma. Als we niets zeggen, krijgen we ook nooit ruzie. En als we ruzie krijgen, wat ons betreft overigens volkomen òngewild, door wèl iets te zeggen, bereiken we nog altijd niets. Nou ja, op de lange termijn moet het lukken … en ik zie het als onze verantwoordelijkheid — en wèg is dat dilemma, evenals de kans op comfortabele omzet — om dat naar vermogen op weg te helpen. Weliswaar hebben wijzèlf er niets meer aan, maar dat doet m.i. niets àf aan die verantwoordelijkheid waarvoor maatschappelijk belang kenmerkend is.
Klopt, in zekere zin heb ik mijzèlf uit dat zgn vak gegooid. Ik wilde medeplichtigheid aan verergering van problemen vermijden. En tegelijk probeerde ik voor een navenant vernieuwd vak de oplossing zoals ik die zag, verder te ontwikkelen en verspreiden. Dit laatste, verspreiding, is niet gelukt. Als vak(discipline) stagneert informatiekunde m.i. nog steeds, met groeiend — maatschappelijke — nadelige gevolgen van dien. Het dilemma blijft, dat pogingen averechts kunnen uitpakken. Wanneer het oproepen tot opbouwende verandering resulteert in weerstand, komt dat eveneens op medeplichtigheid neer. Zowel niets doen als àlles doen is echter ònverantwoord. Ik blijf zoeken naar verantwoorde dosering in relatie tot mijn eigen (on)vermogen.
Een ontwerper kan zich voor verantwoord resultaat niet slechts op een ènkele situationele objectgedraging … focussen, maar dient zich van reële variëteit te vertegenwoordigen in het — daarvoor optimale — besef dat z/hij een subject onder vele àndere subjecten is, met alle betrekkelijkheid van dien.
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Een leverancier, een dienstverlener, heet professioneel, wanneer z/hij beseft altijd opbouwend voor een ànder te werken en daarom mede die andere belangen overweegt enz. Dus, welke situaties gelden voor de ander? Hoe raakt z/hij daarin/-voor optimaal gefaciliteerd?
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
[E]rvaring van welk (im)materieel voorwerp dan ook [dient] — als het ‘goed’ is, ook nogeens doelmatig — motivatie, ofwel situatiebepaling voor gedrag […]. Zodra de ontwerper niet de — exclusieve — gebruiker (algemener: belanghebbende) is, moet z/hij vooràl rekening houden met die àndere gebruiker(s) .
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Is het überhaupt mogelijk tot de alsmaar beslotener bestuurderskring door te dringen met opbouwende invloed? Over succes ben ik niet optimistisch, maar een verantwoorde ontwerper is nu eenmaal niet nalatig.
Omdat elk gedag gemotiveerd is — en een beroep op bewustzijn, wat dat eventueel ook is, kan in dit opzicht slechts verwarren — vind ik dat er geen ontkomen is aan moraal.
in: In alle staten
Uiteraard kan er ook verder van alles nog mis gaan met openbaar bestuur, maar hier mik ik op de kritieke voorwaarde in informatiekundig opzicht. Informatiekunde kan pas aanspraak maken op de status van een heus vàk door relevant begrip van informatie. Daaraan is voor beroepsbeoefenaren de plicht verbonden om potentiële opdrachtgevers zonodig erover voor te lichten, opdat zij ontwikkelruimte voor daadwerkelijk stelselmatige voorzieningen bieden.
Omdat verschillende zgn paradigma’s aan de orde zijn, is de wissel van de ene naar de andere bijkans onmogelijk. De terugkeer van een rijker naar een armer paradigma vindt de persoon in kwestie ònverantwoord, want dan zou z/hij haar/zijn werk zelfs opzettelijk verkeerd doen, terwijl in omgekeerde richting iemand volgens het armere zelfs helemaal géén zicht heeft op het rijkere paradigma (als z/hij al over verzamelingen van veronderstellingen in meervoud kan denken)[.]
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
Ongetwijfeld zijn allerlei bedoelingen goed, maar voor — maatschappelijk — verantwoorde beroepsuitoefening moet informatiekunde een àndere richting inslaan, dus te beginnen bij èxpliciete grondslagen die op reële betekenissenvariëteit berekend zijn. Heus, dat is zo in èlk volwassen vak. […] Wie die grondslagen niet snapt, zelfs weigert te snappen, kan onmogelijk òpbouwende (ontwerp)bijdragen leveren, punt.
Als je op kwaliteit mikt, kan het vooràl geen kwaad om deskundig te zijn. Daarvoor heeft inhoud voorrang. Dat is wellicht alsmaar minder populair, dwz ergens wèrkelijk verstand van hebben, maar blijft onverminderd noodzakelijk. Wie terzake òndeskundig is, kàn niet eens begrijpen waarvoor z/hij eigenlijk verantwoordelijk is. En z/hij wijst aansprakelijk niet zozeer àf, maar heeft zelfs geen idee wanneer een reële aanspraak aan de orde is.
Een kwalitatief àndere, te weten door-en-door stelselmatige aanpak is geboden. Anders lukt het nooit, punt. Ik reken het ook tot mijn verantwoordelijkheid als deskundige burger om jou daarop èxpliciet te wijzen.
Bij nader inzien is de veronderstelling van — wat ik noem — naïef atomisme in moreel opzicht niet gebrekkig, maar zelfs amoreel. Uitgaande van de enneade is motief immers als het ware geamputeerd. Wat overblijft wordt onder de noemer van de Rede onverminderd geïdealiseerd, maar is feitelijk steriel[.]
[E]en ontwerper [kan] voor het dilemma […] staan dat z/hij haar/zijn opdrachtgever juist gediend acht met wat die opdrachtgever niet kàn begrijpen. Dat is zelfs principieel aan de orde waar het om verkeersvoorzieningen gaat. Een opdrachtgever die daarvoor eigen belang voorop stelt, frustreert evenwichtig verkeer, laat staan dat z/hij helpt voorzien in infrastructuur. Een infrastructureel voorstel is daarom allesbehalve opstandig bedoeld, maar wordt gauw als zodanig opgevat, dus precies verkeerd.
Verkeersmiddelen werken emancipatorisch naarmate ze evenwichtige(r) verhoudingen faciliteren. Dat is ingewikkelde ontwerpopgave, maar een èchte ontwerper wil natuurlijk niets anders. […] Tja, zònder verkeersoriëntatie met reële variëteit van deelnemers enz. van dien zijn ook informatiekundig ontwerpers zich nergens van bewust. [… E]en verantwoorde (!) ontwerper van verkeersvoorzieningen moet zich opstellen als vertegenwoordiger van àlle deelnemers.
Wat mij betreft, ik kàn niet anders meer. Voor mij is juist onderdrukking moeilijk, zo niet onmogelijk, van wat ik heb leren beschouwen als reële verschillen in samenhang. Wat ècht moeilijk is, is het wisselen van paradigma. Dat vergt een sprong. De redelijkheid volgens het ene ‘bewijst’ immers de onredelijkheid van het andere paradigma[.]
[O]mdat ik gestuntel met zgn ict-projecten op stelselschaal zie voortduren, ervaar ik als burger verantwoordelijkheid om op noodzaak van verandering te wijzen èn daarvoor praktische voorstellen te doen.
Ik ben de eerste die toegeeft, dat ik in het streven naar compacte flexibiliteit een flater geslagen kan hebben. Maar mocht het tot dusver opgestelde model tegen redelijke kritiek bestand blijken, dan hebben we meteen ook een alom bruikbare aanzet.
Ja, ook ik probeer adviseur te zijn, en neem de daaraan m.i. onlosmakelijk verbonden verantwoordelijkheid om een — potentiële — opdrachtgever tégen te spreken ter bevordering van wèrkelijke verbeteringen (met voordelen die daarom evenwichtig verdeeld moeten zijn over àlle belanghebbenden). Nota bene, er bestaat zelfs de noodzaak van c.q. plicht tot tegenspraak. Want er zijn problemen, nietwaar? Als ze er niet zijn, heeft het ook geen enkele zin om een adviseur te raadplegen. Of er speelt van meet af aan een schijnvertoning (wat overigens wijst op een ècht … probleem, maar vooralsnog verborgen gehouden). Okee, problemen zijn er dus kennelijk wèl. Daaruit volgt netzo logisch dat ‘het’ voor oplossing kennelijk ànders moet. Ofwel, de verantwoorde adviseur kan onmogelijk instemmen met de opdrachtgever die in een voor menig belanghebbende reële probleemsituatie feitelijk géén verandering wenst. Nogmaals, de adviseur moet (!) haar/hem tegenspreken. De adviseur doet dat geloofwaardig met, op de een of andere manier, maw afhankelijk van de situatie, een suggestie vóór iets anders.
Klopt, èlk gedrag is nu eenmaal gemotiveerd, dwz subjectief situationeel. Ontkenning daarvan, en dan doorgaans ook nog eens impliciet en daardoor des te moeilijker te beseffen, werkt averechts.
[E]en ontwerper die zich erbij neerlegt zèlf feitelijk géén inspraak te hebben, stelt zich al helemáál niet op als vertegenwoordiger van àlle overige belanghebbenden. Zònder die ontwerpruimte kan een ontwerper echter onmogelijk … ontwerpen[.]
Wat is zgn kunstmatige intelligentie eigenlijk? Een redelijk antwoord veronderstelt onderscheid tussen werkelijkheid en model. Een model geldt dan als … kunstmatige werkelijkheid. Daarbij blijft — de werking van — het model principieel, zeg maar, mechanisch, eventuele digitalisering ten spijt. Als analyse c.q. voorspelling kan de uitkomst volgens een model voor de gebruiker ervan als leidraad gelden voor haar/zijn wèrkelijk gedrag. Nota bene, dat vergt onverminderd intelligentie van die gebruiker (en z/hij is verantwoordelijk voor gedragskeuze annex —uitvoering).
Indien de (overheids)opdrachtgever in kwestie weigert om de ontwerper de ruimte te geven voor behartiging van belangen van feitelijke gebruikers, dwz deelnemers aan maatschappelijk verkeer, kan de ontwerper ònmogelijk haar/zijn bijdragen verantwoord enz. leveren. Over verhoudingen gesproken, daarom beoefent een ontwerper bij voorkeur — verplicht? — een zgn vrij beroep (zolang als z/hij dat zònder betaalde opdrachten volhoudt) .
in: aantekening 65.6
De crux is […] dat een ontwerper opzettelijk mikt op verandering (waarbij bestendiging geldt als grensgeval), met verantwoordelijkheid van dien. Ofwel, ontwerp(en) is doordrongen van ethiek. En verantwoordelijkheid vergt een, zeg maar, drager.
[Vooral voor w]ie mikt op evenwichtiger verhoudingen tussen deelnemers aan maatschappelijk verkeer [geldt dat] met zo’n doel […] het middel niet strijdig [mag] zijn. En dan nòg is er het vaak toepasselijke gezegde van de splinter in andermans oog. Dat noopt tot het scheppen, open laten van ruimte. Dat lijkt een risico, maar een alternatief voor emancipatie enz. is er nu eenmaal niet.
To put it bluntly, I prefer nonself-adaptive systems, that is, tools. When required they should be multipurpose tools, highly flexible and so on, but I am happy leaving the behavioral self-adapting to their human users, that is, to us. Tools should of course facilitate our self-adaptation, but no more. For we already have trouble enough behaving ethically ourselves. I am far from ready to let self-adapting systems loose in and on the world.
in: note 56.23
Voor ontwerp weegt nu eenmaal de kwaliteit van de individuele ontwerper het zwaarst.
[Met] Metapatroon […] gaat het om erkenning van reële
(betekenis)verschillen in samenhang. Dat strookt niet met potentiële
opdrachtdrachtgevers die zowel uitgaan als — willen —
uitkomen op louter hun eigen gelijk. Dat doet iedereen, nota bene èlk
voor zich, met c.q. volgens, inderdaad, onderling verschillende
betekenissen. Die wijten ze eveneens allemaal eraan dat alle ànderen
fout zitten, laat staan dat zelfs maar enig besef bestaat van
(beschavings)voordeel door verschillensamenhang.
Op hùn manier(en) werkt het echter nooit stelselmatig, pakt voor
overige belanghebbenden doorgaans nadelig uit, voor henzélf op wat
langere termijn overigens óók en daarom doe ik er niet aan mee (als ik
het al zou kunnen opbrengen).
De oplossing is echter nu net niet om vakmensen zich dan maar nòg minder om veronderstellingen te laten bekommeren. Voor verantwoorde beroepsuitoefening hoort het er nadrukkelijk en onlosmakelijk bij volgens maatschappelijke oriëntatie. Ter bestrijding van intra-/monodisciplinaire zelfgenoegzaamheid, met gevaar voor onze samenleving van dien, moeten ‘van buiten’ kritische vragen gesteld kunnen worden, met rècht op begrijpelijk antwoord. Dat vergt van zo’n buitenstaander niet dat hij het vak in kwestie zelfs beter beheerst. Wat vervolgens volstaat, is dat hij het antwoord grondig op maatschappelijke redelijkheid kan beoordelen en daarover op zijn beurt begrijpelijk verslag doet. Zolang het antwoord de kritiek niet wegneemt, moet hij de vraag herhalen en zonodig vèrdere vragen toevoegen. […] Daarmee moet iederéén zich ‘van buiten’ met kritische vragen kunnen bemoeien. De één is daar wat beter in dan een ànder, en dan zijn we dus onherroepelijk weer bij Socrates uitgekomen.
En infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer ontwerpt een informatiekundige ook nog eens niet voor een ènkel individu, maar voor de veranderlijke maatschappelijke verhoudingen tussen willekeurige individuen. Zonder modelleermethode die op ordening van bijbehorende betekenissenvariëteit bemeten is, lukt dat uiteraard nooit. Maar vooral de informatiekundig ontwerper moet vanàf toepasselijke veronderstellingen verantwoord weten wat hij doet.
Niemand is zònder vooringenomenheid. En het is maar waar de grens getrokken is.
Als èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, draagt tekenverkeer dus altijd een ethisch resp. politiek aspect. Zo wijs ik — ook hier wederom — dringend op de noodzaak van ethisch besef tegenwoordig ook en vooral bij mensen die beroepsmatig werken aan digitale voorzieningen voor informatieverkeer.
in: aantekening 69.7
Maar als ethiek het onderwerp is, vind ik kwalificatie volgens gereedschap resp. techniek gauw op z’n minst verwarrend. Volgens een beroep is overigens alweer wat anders, en dan gaat het dus om waarden voor de desbetreffende beroepsbeoefenaren om in acht te nemen voor hun gedrag in verhoudingen tot andere mensen enzovoort. Ethiek veronderstelt immers het vormogen om gedragskeuzes te maken. Dat is aan subjecten voorbehouden, ja, natuurlijk onder — vaak sterke — invloed van beschikbare (gebruiks)objecten. Zo kan ik mij wel ethiek voor timmerlieden (m/v) voorstellen, maar géén schroevendraaierethiek. En dus bijvoorbeeld wel ethiek voor computerprogrammeurs, maar géén digitale ethiek.
in: aantekening 69.7
Socrates zèlf probeerde zo’n kritisch-opbouwende houding te verspreiden. Individuen met zulke kwaliteit verbeteren hun samenleving. Of schrijf ik hiermee ten onrechte vooral Plato een opvatting toe die mijn voorkeur geeft? Hoe dan ook, de Atheense machthebbers zagen in Socrates’ optreden daarentegen een kwaliteitsverslechtering van de jeugd; op die aanklacht van jeugdbederf werd Socrates ter dood veroordeeld.
Ik ben meer pragmatisch en houdt daarom kennis voor gedragsmiddel. Het is overigens de vraag of dat per saldo, zeg ook maar ethisch, iets uitmaakt.
Van oudsher hebben talloze zgn denkers zich beziggehouden met het vraagstuk van de evenwichtige verhouding tussen eenheid en veelheid. Voor een antwoord bestaat een ethische noodzaak. Daar is enkele tientallen jaren geleden als aanleiding bijgekomen — en maakt de ethische overweging des te dringender — de snel groeiende, feitelijk grenzeloze, dekking van digitale technologieën ter facilitering van informatieverkeer. Daarvoor is het niet genoeg om louter op betekenisverschillen te wijzen[. …] Voor beheersbare digitale infrastructuur voor informatieverkeer staat daarentegen de opgave voorop, heel praktisch en in beginsel lòs van welke technische instrumentering dan ook, vooruit, postmodern, om zulke verschillen stelselmatig uit elkaar te houden (en dat vergt — wat vooralsnog paradoxaal klinkt — een methode voor eenduidige verschillensamenhang). Daarbij gaat het dus niet om categorische ontkenning van betekenis in modernistische zin, maar om categorische afwijzing van de aanspraak op absolute geldigheid ervan. Elke betekenis is er één onder vele betekenissen.
Het is dus de ontwerpopgave óók voor infrastructuur voor informatieverkeer om voor het gebruik ervan de maat te bevorderen van menselijke — variëteit van — gedragshoedanigheden. Infrastructuur is maatschappelijk. Daarbij gaat het dus om publiek domein.
Differences usually occur for a reason. So, people are often extremely relieved when they feel they don’t have to fight et cetera for their particular meanings to taken seriously. Being reassured that their interests both are and remain supported, it right away makes them more open to do away with so many irrelevant differences they might counterproductively uphold.
in: note 71.5
I am inclined to think about so-called artificial intelligence, machine learning et cetera more in terms of risks than benefits. Mostly it is hyperbole, anyway. What can possibly be achieved responsibly without making explicit what results may mean to stakeholders, that is, through real-life concepts touching them?
in: note 71.40
Nota bene, uiteraard elke informatie die bijgehouden wordt, kan — tevens — voor simulaties gebruikt worden. Aldus geldt èlk informatiemodel o.a. als — potentiële — gesimuleerde werkelijkheid; dat wordt … werkelijkheid door er desbetreffende programmatuur ‘op’ te laten werken. Dankzij de opgevoerde nauwkeurigheid van de gelijkenis, nou ja, door een bekwame informatiekundig ontwerper, bevordert Metapatroon de kwaliteit van eventuele simulaties sterk. De vraag of simulatie geoorloofd, wenselijk e.d. is moet echter steeds nadrukkelijk zowel gesteld als terdege beantwoord zijn.
Dat overkomt ‘ons’ met allerlei zgn technologieën, te weten ònderschatting van gevolgen. Dat neemt niet weg dat een realistische(r) opvatting vereist is om tot evenwichtiger verhoudingen ermee te kunnen komen.
Omdat ik niet weet wat de beste keuze is, zie ik het als mijn verantwoordelijkheid als ontwerper om er het ruimst denkbare spectrum van mogelijkheden voor te bieden.
Uiteraard hoort daar kritische zèlfbeoordeling bij; ook een bepaalde ontwerper is slechts voor bepaalde opgaven geschikt, en o.a. een projectleider weet dat doorgaans niet te beoordelen.
Mijn idee is dat je nooit moeilijk over verandering moet doen, vóórdat je redelijk geleerd hebt zowel wat er ècht aan de hand is als wat er ònvermijdelijk ter verbetering moet gebeuren. Kop in het zand steken kan altijd nog, maar je wéét dan tenminste dat dàt niet helpt.
[I]nformatie dient gedragsafstemming tussen actoren in hun situationele hoedanigheden (en vandaar de noodzaak tot contextuele verbijzondering, met context als beschrijving van situatie). De behoefte betreft nodige en voldoende gebruikskwaliteit van informatie. Verbetering van die gebruikskwaliteit […] vergt een stelselmatig plan, stapsgewijs uitvoerbaar. […] Op hùn beurt moeten de veranderaars daaraan motivatie enz. ontlenen; anders zijn ze niet professioneel.
In de betekenis van het ópleggen van bepaalde betekenis vind ik […] dat er informatiekundig géén school mag bestaan. Een informatie(verkeers)kundig ontwerper heeft m.i. als verantwoordelijkheid betekenissen in hun veranderlijke variëteit voor deelnemers aan informatieverkeer te faciliteren (waaraan z/hijzèlf in àndere hoedanigheden óók deelnemer is, maar dat mag niet leiden tot miskenning van betekenissen die àlle andere deelnemers willen laten gelden).
Met subjectief situationisme en aldus voor Metapatroon als bijbehorende modelleermethode onthoud ik me opzettelijk van èlke vooringenomen categorisering van “wijzen,” wat het meta-karakter ervan uiteraard versterkt. Ik vind dat — juist — daarvoor vrijheid resp. verantwoordelijkheid kunnen opgaan. [… Want] uitgesproken tégen absolutisme, fundamentalisme e.d. moeten informatiekundigen zich m.i. wel … gedragen. Anders wordt het nog steeds niets met digitale facilitering van informatieverkeer in èn voor een open samenleving.
Ontwerpen is een vakdiscipline, zodra wat wèrkelijk bruikbaar is juist niet (!) voor de hand ligt. Daarmee is ook meteen het probleem aangegeven dat ontwerpers hebben om aan betaald werk te komen. Wie iets voor de hand vindt liggen, stelt zich er netzo onmiddellijk tevreden mee[. …] Het inschakelen van een èchte, vakbekwame ontwerper komt […] niet eens òp bij wie meent meteen te weten hoe-het-moet. Z/hij betrekt er louter mensen bij die daaraan (lees ook: aan haar/hem) gehoorzamen. […] Wie [echter] hulp wil om mogelijkheden te openen ipv àf te sluiten, moet zich niet op slaafse navolging verlaten, maar in een zo vroeg mogelijk stadium opbouwende kritiek regelen en daarvoor dus een bekwame ontwerper inschakelen. Dat vergt echter mensenkennis. Wie zich daarvoor meldt, zijn doorgaans géén ontwerpers. Een opdrachtgever moet ernaar op zoek. [… D]e ontwèrper dient juist het belang van haar/zijn opdrachtgever met, vooruit, òngehoorzaamheid. Want z/hij (h)erkent ruimer verband, zeg ook maar de onloochenbare verwevenheid volgens onderlinge afhankelijkheden. Ook daar zit echter wel degelijk een logica achter, maar die is noodzakelijkerwijs ànders. […] Ontkenning […] pakt nadelig uit, zij het op korte termijn nog niet voor de opdrachtgever en daarná heeft z/hij stellig alweer een àndere functie.
Maar op verdraagzaamheid bestaat één uitzondering. Wat ònverdraagzaamheid verdient is … onverdraagzaamheid. […] Ik hoop dat het verband met Metapatroon je niet ontgaat. Dankzij het methodische verbijzonderingsbeginsel laten zich àlle voorkomende betekenissen zowel onderscheiden als samenhangend ordenen. Dat zou toch moeten helpen dat wie allemaal ze hebben, die verschillende betekenissen, dus, elkaar — leren — verdragen?!
Op het moment van de tekenervaring met gedragingsvervolg door een subject zijn ontwerper, opdrachtgever e.d. weliswaar àfwezig, maar als zodanig zijn juist zij mede bepalend voor telkens de feitelijke tekenwèrking met uiteraard dienovereenkomstige verantwoordelijkheid ervoor.
in: aantekening 76.9
Onderscheid tussen gebruik en beleving lijkt meestal nogal impliciet
gerechtvaardigd te zijn door gebruik wèl en beleving géén functionele
… kwalificatie annex waardering toe te kennen. Wat m.i. voor
functionaliteit e.d. telt, is motief. Is esthetiek zònder waarde voor
gebruik? Heeft een subject er slechts iets aan voor zijn —
recreatieve? — beleving? Vooruit, stel dat een subject een indruk
van schoonheid wil opdoen. Dan gaat het er toch om of
‘iets’ dáárvoor functioneel is, maw gebruikskwaliteit
biedt?! Kortom, het hangt er maar van af.
Volgens de aanduiding functioneel dreigt het gevaar om daarmee slechts
de eisen en wensen te associëren van de betalende opdrachtgevers. Maar
ja, er zijn steeds meer opdrachtgevers die klanten iets vooral willen
laten … beleven. In werkelijkheid is belevenisloos gebruik
natuurlijk netzo illusoir als gebruikloze beleving.
Wie is er nu eigenwijs? Ook ik ontkom er niet aan, herstel, ook ik kies voor de verantwoordelijkheid om verschijnselen te duiden enzovoort volgens wat ik een relevanter referentiekader acht.
Naarmate iemand met zijn (lees ook: haar) gedrag invloed kan
uitoefenen op — het gedrag door — iemand ànders heeft hij
(lees ook: zij) macht. Aldus is macht betrekkelijk. Wie géén illusie
— meer — heeft iemand ànders te kunnen beïnvloeden, hoeft
het desbetreffende gedrag niet te staken. Maar wanneer hij ermee dóór
gaat, is het liefhebberij (met — nog — louter invloed op
hemzèlf).
Het òmgekeerde doet zich echter vaak voor. Ofwel, met wat beter tot een
liefhebberij beperkt kan blijven, oefent iemand elders invloed uit met
dienovereenkomstige verspreiding van nadelige gevolgen. Wie daarvan
misbruik maakt, heet ook wel een beunhaas.
Wat mijzelf betreft, ik meen zowel steekhoudende kritiek op gangbare
theorie & praktijk van zgn digitalisering als een opbouwende
voorstelling van stelselmatig bemeten heroriëntatie te geven. Ik blijk
er geen invloed mee te hebben. Ik ga er — vooralsnog? —
daarom maar als liefhebberij mee door. En wie weet gaat er ooit
gunstige invloed van uit.
in: note 77.82
Een ontwerper vind ik in allerlei opzichten — vergelijkbaar met — een beoefenaar van antropologie. Dat geldt zo mogelijk èxtra voor een informatiekundig ontwerper. Wie voorzieningen voorstelt voor informatieverkeer moet immers de levenswijzen willen begrijpen van deelnemers aan het maatschappelijk verkeer dat met die voorzieningen gediend moet zijn. […] ‘[W]e’ delen ‘de’ wereld. Wie dat inzicht niet … deelt, kan daarom nooit verantwoord ontwerp(en) als beroep uitoefenen. Daarbij stuit een ontwerper vaak op kortzichtigheid van opdrachtgevers. […] Menig ontwerper verklaart zich [echter] trouw aan publiek annex opdrachtgever. Mocht hij (lees ook: zij) aanvankelijk al niet met dezelfde kortzichtigheid behept zijn, dan legt hij doorgaans zichzèlf van weeromstuit zulke censuur op. […] De belangrijkste opgave — ook en vooral — voor een ontwerper is daarom zijn (lees ook: haar) werk ter verruiming tot een verantwoord “kader.” Daar willen juist mensen in de positie van opdrachtgever [vaak] niets van weten. Een ontwerper moet vrij genoeg zijn om géén opdrachtnemer te zijn. Dat is inderdaad gemakkelijker gezegd dan — niet — gedaan.
in: note 77.105
Nu beschikt geen enkel algoritme over cognitief vermogen. Er is met computerprogrammatuur daarom nooit “begrip” aan de orde. Een programma voert opgegeven (!) instructies uit. Dat wekt hoogstens de schijn van begrip. Als het om digitale be-/verwerking van informatie gaat, kan algoritme daarom ’domweg‘ als synoniem van programma(tuur) gelden. De aanduiding kunstmatige intelligentie voor een algoritme/programma vind ik ronduit misleidend. Er komt hoogstens wat hogere wiskunde — van oudsher bekend als operationele analyse — bij kijken, maar iets ànders dan wat de maker geïnstrueerd heeft doet een programma niet (en daarom is de maker verantwoordelijk).
Wie wil dat het werk door een specialist voor haar/hem doorzichtig
is, moet immers zèlf zo’n specialist worden. Voor vertrouwen
moeten ’we‘ in allerlei maatschappelijk-verkeerssituaties
met minder genoegen nemen.
Maar, inderdaad, het moet voor iederéén mogelijk zijn om na te gaan dat
wat-er-gebeurt al dan niet in overeenstemming is met eventuele
gedragsregels ervoor.
Wie [—] besef[t] dat èlk gedrag politiek is in de zin van — poging tot — invloed ervan op verhoudingen met respectievelijke ruimtes van dien voor belangen, [zou] toch een methode moeten verwelkomen om verschillende betekenissen samenhangend te ordenen. Zo’n methode is Metapatroon.
Zo’n apparaat is en blijft echter een object, ofwel gewoon … gereedschap. Het is beslist géén subject. Dat onderscheid acht ik ook en vooral ethisch cruciaal. Want een object is niet aansprakelijk enz. Dat is voor dienovereenkomstige gevolgen met zowel voor- als nadeel wèl het subject dat het gereedschap heeft gemaakt, gebruikt e.d.
Ik ben vanuit de positie van buitenstaander nogal zuinig geworden met pogingen voor voorlichting. Want vrijwel alom bestaat domweg geen interesse in òngevraagde raadgevingen, en al helemaal niet in wat als afwijking van reeds politiek-bestuurlijk geformaliseerd standpunt — nou ja, wat erop moet lijken — prompt als louter misplaatste kritiek bestempeld en daarom géén ènkele aandacht waardig gegund wordt. Voor wie oprecht belangstelling toont, doe ik natuurlijk zelfs graag moeite.
Zulke ontkenning heeft onloochenbaar ‘geholpen’ om veel specialistische kennis te verwerven. Maar, over “een groot probleem” gesproken, ethiek moet er dan als het ware ook weer apart worden bijgehaald (als dat al gebeurt). Volgens gedragingenafstemming met verhoudingen van dien als veronderstelling voor kennis(vorming) is ethiek (lees ook: politiek) onder de noemer van motief daarentegen principieel (!) integraal en integrerend ònderdeel van subjectief-situationele gedragscycli.
De principiële reden dat ik de religieus bedoelde instelling van K[ierkegaard] wel voor gezien houdt, is dat hij meent dat een mens voor zijn weg naar àlles allereerst als het ware terùg moet naar … niets. Wat mij betreft is dat echter ònmogelijk en heeft daarom geen enkele zin. Er geldt volgens mij altijd en overal dezèlfde instelling met ònlosmakelijk ethische overwegingen. Dat is overigens inderdaad ook maar weer … iets waarin je moet geloven. :-)
in: aantekening 83.6
Maar ook informatiekundig voor wat tegenwoordig digitalisering betreft is het uiteraard dringend noodzakelijk dat verantwoorde ontwerpers voorop […] resultaten [helpen oplever]en als infrastructurele voorzieningen voor evenwichtige maatschappelijke (!) verhoudingen door adequate facilitering van informatieverkeer. […] Maatschappelijk-verkeersvoorzieningen inclusief regels moeten verkeer dienen, ofwel specifieker deelnemers. Bùrgers moeten volgens hun als opbouwend erkende belangen, met variëteit van dien van moment tot moment, respectievelijke aandelen in publiek gefaciliteerde omgang kunnen nemen. Het is pertinent niet zo, althans niet in wat ‘we’ onder een rechtsstaat willen verstaan, dat òmgekeerd deelnemers er zijn om voorzieningen in het publiek domein en zodoende de zich apart wanende regelaars te dienen (wat dan het enige overblijvende verschil zou zijn).
Maar ànders dan nòg duidelijker zo redelijk mogelijk op betrekkelijkheid te wijzen wil ik dan weer niet.
Wie expliciet(er) probeert te duiden o.a. :-) hoe de werkelijkheid in-elkaar-zit, welk aandeel zij (lees ook: hij) zèlf heeft — en welk aandeel niet — en wat dat voor haar gedragsoriëntatie — inclusief verwachtingen over gedrag door andere subjecten; zie verderop meer over subject — betekent, mikt — tja, hoe zeg je dat enigszins begrijpelijk? — filosofisch op ethiek.
Toegegeven, belangbaarheid betreft niet alleen het voornaamste, maar
gelet op de toekomst met onzekerheid van dien óók het moeilijkste
aspect om in het vroege stadium van ontwerp(en) redelijkerwijs te
duiden (lees ook: specificeren). Wie al dan niet gevolgen en, zo ja,
welke gevolgen van een ànder middel gaat ondervinden, laat zich immers
pas alweer wat nader voorspellen volgens een dáárvoor voldoende
uitgewerkt ontwerp. Hoe valt er dan vóór het ontwerp verantwoord
rekening te houden met wie pas ná het ontwerp duidelijk(er) als
belanghebbende erkend kan zijn?
[…] Een ontwerper begint met de erkenning van iederéén als
belanghebbende. Dat is in elk geval … niet verkeerd. Zulke
radicale veralgemenisering noodzaakt tot abstrahering. Noem het ook
maar theorie. Ik benadruk dat theorie niet strijdig is met praktijk.
Integendeel, theorie is voorwaarde voor praktijk. Of zoals een gezegde
luidt, niets is zo praktisch als een goede theorie.
Die vuistregel kan nog ‘verstrekkender’ benut worden. Want de veronderstellingen van iets àls middel, àls persoon, enzovoort zijn ‘buiten’ het model gemaakt, zeg ook maar boven de horizon (waar je ze dus niet — meer — ziet). Maar zèlfs àlle onderscheidende veronderstellingen laten zich ìn het model dwingen door voor àlles op z’n algemeenst te beginnen, ofwel met … iets. Maf? Over belangbaarheid gesproken, dat legt de ontwerper de discipline op om àlle verschilrelevante factoren te verantwoorden.
in: aantekening 85.7
Ik begrijp dat het voor een opdrachtgever die zich voor een bepaald onderwerp verantwoordelijk acht, contra-intuïtief is om dat lòs te laten. Dat leidt tot weerstand tegen pogingen voor ruimere, evenwichtigere opzet. Maar een ontwerper die de beperkende verkramping van een opdrachtgever gehoorzaamt, hèlpt natuurlijk niet om per saldo passender beheersing te verkrijgen.
Ik opper alternatieven om te verduidelijken dat er wat te kiezen valt en dat vooral — aandacht voor — die keuze cruciaal is.
[N]ieuwsgierigheid […] is belangrijk, herstel, dat is cruciaal om evenwichtige verhoudingen te bereiken. Dat zijn verhoudingen waarin en —mee deelnemers hun aandelen kunnen ervaren als bevredigend enzovoort. Zo’n alom aanvaardbare e.d. verdeling vergt geëmancipeerde deelnemers. Emancipatie is natuurlijk ook weer een verhoudingsbegrip.
in: aantekening 87.9
En ‘wij’ zouden juist moeten — leren — weigeren om medeplichtig zelfs maar te raken aan voorspelbaar verkeerde werking. […] Dat veronderstelt echter de nodige vrijheid.
Ik moet het maar fascinerend vinden dat er een digitaliseringsindustrie bestaat met als grondslag een - vergaand impliciet - informatiebegrip dat abstraheert van betrekkingen en daarmee - vergaand onwetend - dient als instrument voor bestendiging van eenzijdige (machts)betrekkingen annex -verhoudingen. Dat vèrdient blijkbaar prima, vandaar. Maar ‘goed’ voor maatschappelijke ontwikkeling en in dàt kader voor individuele ontwikkeling is natuurlijk iets anders. Ik besef dat ik er zo gauw niets aan kan veranderen, maar de poging ertoe wil ik niet nagelaten hebben.
Een professional, en in die zin gaat het principieel om een therapeut, moet ànderen willen resp. kunnen helpen. Wie daarentegen met voorrang zichzèlf helpt, zeg ook maar alle retoriek ten spijt de gevarieerde doelen van de ‘meerdere’ anderen feitelijk ontkent, gedraagt zich als zodanig immoreel, niet integer (en helemáál wanneer die anderen er zelfs de dupe van raken). Vooruit, dat wil ik als, eh, misverstand nog wel aan onbenul toeschrijven, maar dat doet er uiteraard niets aan af dat zulke mensen ònprofessioneel zijn en dringend … geholpen moeten worden ermee zsm òp te houden.
[O]ok en vooral vernieuwing in de zin van opbouwende verandering(en) als doel [vergt] inderdaad middelen […]. Zo behoren eventuele ‘aparte’ veranderaars tot middelen. Juist veranderaars moeten zich daarvan nadrukkelijk bewust zijn en mogen dus beslist niet zichzèlf als doel voorop stellen. [… Anders] raakt het middel zèlf tot aldus gewijzigd doel. Nee, dat kan uiteraard niet kloppen. Veranderaars verworden tot pseudo-veranderaars. Wat zij onverminderd als opbouw(end) propageren, pakt daardoor averechts uit als afbraak, maar als zodanig — nog — slechts herkenbaar voor wie zich het eerdere, zeg maar externe, doel kan voorstellen. Dàt doel moeten ‘geslaagde’ machinaties verhullen. Zo laat menigeen zich alom voor de gek houden. Populisme en zo.
Tégen de stroom in van wat voor informatiebeleid, - architectuur e.d. moet doorgaan, hebben wij wèl maatschappelijke(r) oriëntatie gekozen.
En verklaring van tot en met ontwerp van pràktische omgang met betekenis van … betekenissen voor evenwichtige verhoudingen moet informatiekunde, herstel, moeten vooral informatiekundigen uiteraard als maatschappelijke opgave beschouwen. Wanneer komt het er eindelijk van?
Mijn opvatting van de opgaven van een informatiekundig ontwerper is dat hij met voorzieningen voor informatieverkeer moet helpen mikken op — bevordering van — evenwichtige(r) verhoudingen tussen feitelijke deelnemers. […] Van dat besef moet hij minstens de opdrachtgever proberen te doordringen. Als hij daarin niet slaagt, blijven voorzieningen voor evenwichtige(r) verhoudingen ònhaalbaar. Dan zijn er nog ict-ers die zich niets aan welk ontwerp gelegen willen laten liggen; zij menen het tòch beter te weten.
Waarom houd ook ik niet een bord voor mijn kop, ofwel doe alsof digitalisering slechts een vraagstuk van digitale techniek is? Wat maak ik mij eigenlijk druk, zeker als ik er toch niets aan kan veranderen èn dat zelfs redelijk kan verklaren, om emancipatoire verhoudingen? Voor zover ik m’n eigen therapeut ben, haha, met dus gebreken van dien, nee, ik krijg dat bord dáár niet gespijkerd.
Ook een professional moet leven. Maar àls professional dient hij (lees ook: zij) met voorrang het belang — te dienen — van anderen.
Ook Metapatroon kan als, zeg maar, gereedschap verkeerd gebruikt worden. Wat ik dus verkeerd vind, is inzet voor verdere infrastructurele ontwrichting. Als voorwaarde voor kritisch-opbouwend gebruik van Metapatroon wijs ik op — een leer (lees hier dus ook: ideologie) van — maatschappelijk verkeer van zoiets als evenwichtige verhoudingen. Klopt, daarmee bevorder ik niet bepaald dat Metapatroon daadwerkelijk gebruikt wordt, maar op verkeerd gebruik zit ik dus nog minder te wachten.
[W]aardenvrije (lees enneadisch ook: òngemotiveerde) beschrijving [is] ònmogelijk[. …] De beschrijver volgt àltijd een model annex motief (lees ook: belang e.d.) [mbt] de als feitelijk veronderstelde situatie in kwestie.
in: aantekening 89.8
Ik weet allang hoe gevestigd asociale opvattingen over taal- en
tekengebruik zijn. Ofwel, hoe moeilijk of zelfs onmogelijk ze zijn te
’verbeteren.’
Natuurlijk is mijn tekenbegrip evenmin absoluut consistent. Dat kàn
immers niet. Maar het is alweer praktischer voor opgaven van
betrekkelijkheid. En geldt betrekkelijkheid niet voor àlle
opgaven?
Moet ik echter … opgeven omdat, wie beslissende invloed op
verandering kan uitoefenen, verhoudingen verhult om ze eenzijdig
volgens haar/zijn positie te kunnen blijven exploiteren? Zo beschouwd
val ik de gevestigde orde aan. Gesteund door de angstige massa is de
effectiefste bestrijding om niet eens kennis van een
emancipatorisch(er) tekenbegrip te nemen.
Ik ga op mijn manier toch maar door …
[Z]gn intelligentie behoort tot wie het model inclusief
verwerkingsinstructies opstelt. Wie? Een mens, dus. Maar een machine
kan, mits voorzien van enig model/instructies, toch verdere
modellen/instructies afleiden? Als dat gebeurt, is dat dan niet …
intelligent? Nee, ik vind van niet, wat ik met afleiden probeer aan te
geven. Welke afleiding dan ook blijft immers ’binnen‘ de
mogelijkheden van het, zeg maar, oorspronkelijk menselijke model plus
instructies. Maar kunstmatig, dan? Dat treft, wanneer een mens
informatie niet zèlf verwerkt, maar dat een hulpmiddel (met een duur
woord: artefact) kan laten doen. Daarom moet het model met instructies
geschikt voor kunstmatige verwerking, door een hùlpmiddel, dus,
beschreven staan; dat heet programmatuur. Inderdaad, zo beschouwd is er
met èlke verwerking door welk hulpmiddel dan ook sprake van kunstmatige
intelligentie. Intussen is er niets wonderlijks aan. Dat kàn ook niet,
punt. Wat intelligentie betreft, zit er altijd een mens
’achter.‘ Z/hij is en blijft aanspreekbaar op, kan resp.
moet als verantwoordelijk voor gevolgen van kunstmatige verwerking naar
’voren‘ worden geroepen. Hoe simpel of juist ingewikkeld
een model enzovoort is, maakt daarvoor principieel niets uit. Wat zgn
specialisten modelleren annex programmeren is inderdaad voor verder
iederéén gauw ònnavolgbaar, ònbegrijpelijk. Maar wonderlijk, nee. De
schijn van onverklaarbaarheid kan echter gevoel van afhankelijkheid,
machteloosheid aanwakkeren en voor iedereen — behalve voor
zo’n specialist — wèl begrijpelijk tot bezorgdheid leiden.
Nogmaals, dat verandert in beginsel niets aan wie verantwoordelijk
’daadwerkelijk‘ is voor gevolgen van inzet van een middel.
Er valt geen ènkele verantwoordelijkheid af te schuiven op het middel
in kwestie. Wat helaas blijft, is dat ontwerper, producent,
leverancier, eigenaar, gebruiker e.d. gaan steggelen over resp.
aandelen in verantwoordelijkheid (lees: afdoening van schade).
Voor de zoveelste keer maken ’we‘ het ons nodeloos moeilijk
door AI als iets aparts te beschouwen, waarvoor o.a. nog een passende
ethiek moet worden … ontworpen. Vervang ook AI gewoon door
middel, klaar.
Wat telkens telt, is nota bene de combinatie van omstandigheden (lees ook: situatie) en subject. Daarom biedt subjectief situationisme een passende grondslag voor stelselmatige variëteit. Op die grondslag is Metapatroon als modelleermethode/-taal gevestigd voor eenduidige ordening van … dynamiek van … betekenissenvariëteit. Het formele beginsel betreft recursieve contextuele verbijzondering. […] Een omslag naar een cultuur gekenmerkt door opbouwend-emancipatoire verhoudingen heeft ook dergelijk instrumentarium nodig èn informatiekundige ontwerpers die er verantwoord mee kunnen omgaan.
Over techniek gesproken, met wat geldt als moderne variant kan een subject inderdaad alsmaar grotere invloed op een situatie uitoefenen en bijgevolg op wat geldt als toekomstige situaties. De zgn moderne techniek laat het samenloopbeginsel echter onverlet. Dat beginsel valt er zelfs duidelijker mee te illustreren. En dat kan weliswaar helpen manen tot ruimer besef van verantwoordelijkheid, maar verantwoordelijk voor ‘zijn’ samenloopaandelen is een subject altijd geweest.
[V]erantwoordelijkheid […] associeer [ik] met de ob-/subjectieve ònmogelijkheid afzijdig van verhouding te bestaan.
in: aantekening 90.69
Zo beschamen vooral architecten, zeg ook ontwerpers, die de situatie niet zo, eh, nauw nemen door een kortzichtig … nauwe duiding ervan, vertrouwen inderdaad èxtra. Want ‘we’ moeten juist op ontwerpers kunnen rekenen om verschillende belangen te herkennen en ter bevordering van maatschappelijk evenwichtige verhoudingen laten afwegen. […] Ik blijf erop wijzen, daar komen ontwerpers overigens nog steeds niets verder mee zònder verlichte opdrachtgevers.
in: aantekening 90.70
Ach, het is ook maar weer wat je professioneel vindt. Dàt draait
m.i. om besef van verhoudingen op de reële maatschappelijke schaal. Een
ènkelvoudige insteek kàn nooit algemeen geldig zijn, punt. Iemand die
onvoldoende rekening houdt met alle daadwèrkelijke belanghebbenden met
dienovereenkomstige variëteit van hun gedragingen is daarom geen
professional, maar … […]
Mijn idee is om besluitvorming àls ontwerpen te ondernemen, en ook
omgekeerd ontwerpen àls besluitvorming. Verder moet ontwerpen, en
daarmee besluiten, proefondervindelijk uitvoeren omvatten. En juist bij
proefondervindelijke uitvoering moet meteen met àlle belanghebbenden
rekening worden gehouden. Wie dat zó doet met open houding volgens
… integratie van beleidsbepaling en -uitvoering, noem ik
professioneel, want verantwoord werkzaam.
Dat gaat uiteraard […] mis waar ontkenning van verhoudingen met
meervoud van betrokken deelnemers met hun daardoor (!) van elkaar
verschillende belangen aan de (wan)orde is.
Principieel en zo door naar methodisch komt het aan op erkenning van
dynamiek van verschillen in samenhang. Eenduidige interpretatie
enzovoort van zulke interdependentie, zeg ook maar wederzijdse
afhankelijkheid, door-de-schalen-heen vergt aanname van zoiets als
singuliere gedraging. Als zo’n, eh, element veronderstel ik de
samenloop van een object en een situatie. Kan een object als het ware
àctief aandeel in samenloop nemen, dan noem ik zo’n object nader
een subject. Het methodische bereik geldt ònbegrensd door de keuze van
wat als object/subject resp. situatie geldt voor een samenloop, al naar
gelang van wat … geldt als overkoepelende(r) situatie te maken.
Dergelijke herhaling (lees ook: recursiviteit) moet praktisch èrgens
worden gestaakt: horizon. [B]edoelde methode [op verkeersschaal is]
Metapatroon […]. Ik bedoel verkeer in de betekenis van omgang,
dus met deelnemers volgens — wat zij èlk opvatten als relevante
— verhouding. Ofwel, er bestáát voor belangen met bijbehorende
betekenissen geen enkelvoud.
Het is (g)een dilemma. Valt er van een opdracht die onder deels valse voorstelling is verkregen, ooit nog iets deugdelijks te maken? Ik vind van niet.
[I]n hoeverre een middel als functioneel kan worden beoordeeld, wil niet zeggen dat het minder, of wie weet juist meer, vormgegeven is. Er is àls middel geen ontkomen aan techniek van vormgeving. Inderdaad, zodra een ontwerper een middel vooral beschouwt voor zèlfexpressie, tja, dat is op die manier ook functioneel, bekommert z/hij zich niet om wie allemaal er tzt gebruik van — kunnen — maken.
Ik vind dat een informatiekundig ontwerper verantwoord werkt, als z/hij voorzieningen voor informatieverkeer opvat als een middel voor het doel van facilitering van evenwichtige verhoudingen. Dat vergt een nogal onafhankelijke opstelling. Als een opdrachtgever het belang ook en vooral voor haar-/hemzelf van zulke verhoudingen niet erkent, is er blijkbaar onvoldoende ontwerpruimte.
in: aantekening 92.7
Hoe dan ook vind ik dat een ontwerper weliswaar opdrachten uitvoert, maar zich ònafhankelijk van haar/zijn opdrachtgever moet kunnen opstellen. Indien een ontwerp daadwerkelijk tot resultaat komt, zijn daarmee immers ook ànderen geraakt. De ontwerper moet m.i. de opdrachtgever belangen van àlle eventuele, zeg maar, betrokkenen laten afwegen en met ontwerp(en) mikken op resultaat dat evenwichtige verhoudingen faciliteert. Z/hij stuit daarmee helaas vaak op ònwil resp. ònbegrip van de opdrachtgever in kwestie die vooral ‘uit’ kan zijn op eenzijdig voordeel op korte termijn. In zo’n geval heeft de ontwerper met voorrang de opgave om zo’n opdrachtgever te laten beseffen dat op wat langere termijn óók haar/zijn voordeel met bevordering van emancipatie gediend is. Ofwel, ontwerper als therapeut. Nee, daar is menig opdrachtgever zelfs nog minder van gediend. Nou ja, dan niet. Maar dan moet de ontwerper zonder veel èxtra moeilijkheden haar/zijn kennelijk ònevenwichtige verhouding met de opdrachtgever kunnen beëindigen. Dàt vergt dáárvoor voldoende ònafhankelijkheid. En daarom, nou ja, dat is mijn opvatting, ‘moet’ de ontwerper een ‘eigen’ bedrijfje voeren. Maar marktwerking?
Volgens — mijn opvatting van — subjectief situationisme
telt […] èlk gedrag als resultaat van zo’n samenloop, maw
door het subject in kwestie voorzien van zijn aandeel. [D]at […]
gaat daarom beslist tevens op voor o.a. het aandeel dat iemand levert
in de hoedanigheid van informatiekundig ontwerper. […] Wat
subjectief situationisme, met ter verduidelijking de op die grondslag
gevestigde stelselmatige modelleermethode Metapatroon, zelfs
veronderstelt is de principiële betrekkelijkheid vàn een ideografie;
gedragingen worden in hun wederzijdse afhankelijkheid (lees ook:
interdependentie) beschouwd en uitgedrukt. {…]
Zeg dat een informatiekundig ontwerper eveneens leest, te weten de
omstandigheden waarin deelnemers aan informatieverkeer …
verkeren. […] Dat houdt voor een ontwerper in, dat hij het belang
van àlle deelnemers moet overwegen om voorzieningen voor —
bevordering van — hun evenwichtige verhoudingen te treffen.
[….] Voor een ontwerper acht ik zijn onafhankelijke opstelling
[daarom] zelfs cruciaal om verantwoord werk te leveren. […] Ja,
vooral menig opdrachtgever wenst volgzaamheid dat eenzijdig strookt met
zijn belang ipv onafhankelijkheid waarmee zijn belang zelfs beter
gediend is, maar waarvan hij wantrouwt dat ook ànderen er met hùn
belangen bij gebaat zijn nota bene op zijn kosten. Dan ontbreekt de
voornaamste voorwaarde voor deugdelijk ontwerp(en), punt. [… Nee,
de ontwerper mag] zijn oordeel vooraf niet klaar […] hebben
liggen. Zo is iemand die onder het mom van een specialisme klakkeloos
een oplossing voorschrijft, dwz zònder adequate probleemverkenning
enzovoort, uiteraard géén verantwoorde ontwerper.
in: aantekening 93.8
Waarin de ontwerper overigens wèl gelijk wil hebben èn krijgen, :-) is uiteraard de veronderstelling van betrekkelijkheid. […] Maar wat telt als het gelijk van een therapeut, zoals natuurlijk ook een informatiekundig ontwerper in menig opzicht, over ethiek gesproken, therapeut behoort te zijn? Zijn betrokkenheid is tijdelijk ter bevordering van betrekkingen tussen ànderen. Hij gaat dus een betrekking aan om zich er ook aan te ònttrekken. […] Zo’n onafhankelijke opstelling kan een opdrachtgever onverdraaglijk vinden, als krenking ervaren. Voordat een ontwerper binnen is, ligt hij er in dat geval alweer uit (waar hij dan maar gelukkig om moet zijn).
[A] responsible designer should especially guard independence of judgment oriented at — promoting — interests of all stakeholders, not just — strictly her/his own and to some extent what s/he takes for — her/his paymaster’s interests.
in: note 80.3
Wat wil iemand bereiken door een … beroep op professionaliteit
te doen? Kenmerkt hij (lees ook: zij) zichzèlf als zodanig? Of verwacht
hij ermee iets van wie hij erop aanspreekt en, zo ja, wàt? Over en weer
kan dat van alles zijn.
Mij lijkt vaak vooral de nadruk op verantwoord passend. Wat ik zoal
voor verantwoord houd? Ik bedoel er erkenning mee van eigen bestaan
inclusief belangen als principieel verhoudingsgewijs. Dat vergt daarom
overweging van mede-deelnemers met èlk hùn eigen belanghebbende bestaan
en zo door naar ook voor hèn navolgbaar evenwichtige belangenafweging
èn daadwerkelijk handelingsaandeel leveren aan beoogde
evenwichtigheid.
Of ik daarin weleens slaag, is overigens iets anders. Maar het is
natuurlijk … ònevenwichtig om dergelijk falen slechts anderen te
verwijten.
in: aantekening 95.7
[Graag] verduidelijk ik […] meteen dat ikzèlf onzeker ben in
het besef van ook en vooral mijn doorgaande betrekkelijkheid. Immers,
om als deelnemer een afgestemd (lees ook: verantwoord(baar)) aandeel
volgens — wat ik veronderstel als momentaan relevante —
verhouding te leveren, zou ik moeten rekenen op resp. met wie allemaal
m.i. eveneens deelnemers eraan zijn inclusief wat ook voor hen via
vèrdere verhoudingen vèrdere gevolgen kunnen zijn. Ga maar na. Dat
betreft oneindige verwevenheid. Maar ik ‘ken’ mijzelf niet
eens terdege, laat staan de … rest vanuit verleden in het heden
met toekomst.
Kortom, ik veronderstel voortdurend grenzen om wat ik aldus aan de
àndere kant veronderstel te … verwaarlozen. Daarbij kan ik niet
‘alleen’ aldus uitgesloten anderen duperen. Wat vooralsnog
door beperking in mijn voordeel is, kan later juist voor mijzelf in
nadeel verkeren.
Een verantwoorde methode om tot een oordeel en daaraan ontleend
gedragsaandeel te komen, zo luidt mijn suggestie, omvat daarom ook en
vooral mijzelf. En als ik erken mij zèlf praktisch onvermijdelijk
‘uitsluitend’ te gedragen, kan ik ervan uitgaan dat ieder
ànder dat in enige mate eveneens altijd doet.
Op die manier laten zich verschillende — politieke —
opvattingen duiden volgens vergelijkingen van aandachtspunten (met
resp. verwaarlozingen van dien). De één vindt dit (on)belangrijker, de
ànder dat, enzovoort.
[E]en subject vergist zich ernstig indien z/hij meent, nee, niet dat ànderen hetzèlfde ‘vinden,’ wel dat ànderen zodanig van haar/hem verschillen dat zij zich […] klakkeloos naar wat z/hij ‘vindt’ — moeten — voegen. […] Moraal is immers leer van … evenwichtige betrekkingen.
En omdat betekenis en ethiek ook naar mijn idee ònlosmakelijk
verweven opgevat moeten zijn, sterker nog, omdat betekenis stelselmatig
met verwevenheid van dien pas verantwoord … betekenis heeft,
betreft een doorgaand gesprek over betekenis dus altijd een doorgaand
gesprek over ethiek, en omgekeerd. [Zo] kom ik op ethiek via semiotiek
door er zelfs principieel van uit te gaan dat een motief inherent is
aan èlke betekenis. [Dat] heb ik […] als subjectief situationisme
[…] toegelicht. […] Afgeleid van de opvatting van Charles
S. Peirce over semiosis veronderstel ik een drieledig tekenbegrip dat
bemiddelend, en precies die veronderstelling van bemiddeling acht ik
Peirce’s baanbrekende idee, samenhangt met enerzijds een
drieledig gedragsbegrip, anderzijds een drieledig, eh, begripsbegrip,
vooruit, betekenisbegrip. Aristoteles oppert een differentiële factor
voor betekenis: opzicht, grond. Ook Peirce doet dat. Maar als hij
object, interpretant en teken als elementen van — dynamiek van
— semiosis onderscheidt, vind ik het vervòlgens … logisch
om ze alle drie van een, zeg maar, grondelement voorzien te beschouwen.
Waarom Peirce dat nalaat, blijft gissen. Hoe dan ook, met èlk van
‘zijn’ drie elementen voorzien van bijbehorend
grondelement, resulteren drie elementenparen. Drie maal twee is zes:
hexade. En afgeleid van Arthur Schopenhauer associeer ik het
grondelement van interpretant (lees ook: begrip) met diens wilsbegrip,
ziedaar motief (lees ook: intentie e.d.).
Peirce’s triade (plus ook door hem nog slechts ruwweg
veronderstelde grond) heb ik als een structuurschema van semiosis nòg
weer verder uitgebreid. Zijn bemiddelingsidee heb ik doorgezet door
tevens èlk paar van een bemiddelingselement te voorzien. Drie maal drie
is negen: enneade.
[Als] m.i. verwante veronderstelling [opper ik] dat èlk teken een
verzoek tot inschikkelijkheid is (Engels: every sign is a request for
compliance). Ofwel, nota bene zònder uitzondering dient een teken als
— neerslag van — een gedraging afstemming van vèrdere
gedragingen (en daardoor valt vol te houden dat ethiek àltijd met
betekenis gepaard gaat).
Afstemming veronderstelt verhouding. Met een subject altijd gedacht als
de ene deelnemer eraan, en volgens zijn … perspectief, geldt m.i.
op z’n algemeenst beschouwd situatie als ‘zijn’
wederdeelnemer. Wat het subject in kwestie àls situatie met bijbehorend
gedrag ervaart, beïnvloedt mede zijn — verdere —
motivationele begrip waarnaar het subject zich op zijn beurt dan vèrder
gedraagt. Als onderdeel van een situatie kan het ene subject inderdaad
een ander subject ervaren (die het ene subject dan abusievelijk
exclusief als voortbrenger van het teken in kwestie ervaart, maw houdt
voor de gehele situatie).
[…] Volgens subjectief situationisme zijn subject en situatie
gedragsmatig géén verschillende (f)actoren met èlk gedrag. Daarentegen
wordt gedrag toegeschreven aan wat telkens telt als hun samenloop. Als
zodanig ‘bestaat’ een situationeel subject. Dat kan ook
subjectieve situatie heten, maar dat klinkt toch wat minder
gedragsmatig. Zulk geïntegreerd opgevat gedrag heeft niet alleen op
z’n algemeenst gedifferentieerd zowel subject als situatie als,
zeg maar, oorzaken. Dat gedrag heeft tevens gevòlgen voor zowel subject
als situatie, ze veranderen er allebei door. Het subject dat op een
volgend moment in een situatie verkeert, is daarom altijd een veranderd
subject, zoals het ook altijd een alweer veranderde situatie is,
enzovoort. […]
Het bereik dat overwegingen verantwoord moeten dekken, vergt een
grondslag die erop berekend is. Anders blijft het uiteraard modderen.
Rara, hoe lukt het om ‘iets’ dat van situatie tot situatie
… ànders is, tevens als hetzèlfde te erkennen? Daarvoor moet
wederom van een … verschil uitgegaan worden. Veranderingen
betreffen gedrag. Wat hetzelfde blijft, kàn geen gedrag betreffen. Een
subject ‘heeft’ daarom één, zeg maar, gedragsloze
identiteit (mijn term ervoor: nul-identiteit) en daarmee als het ware
verbonden zoveel gedragsmatige identiteiten als het in verschillende
situaties verkeert. Daarmee kunnen willekeurig verschillende
interacties overzichtelijk samenhangend ‘in kaart’ gebracht
worden en voor stelselmatige ethiek — wat als een pleonasme zou
moeten gelden — geanalyseerd.
[…] Over wat techniek heet, zou het op enig ogenblik dan de vraag
zijn of het aan de samenlopende situatie moet worden toegerekend, of
toch zinvoller aan het samenlopende subject. […] Nogmaals, een
subject kàn gedragsmatig niet anders dan situationeel subject zijn. Dat
is volgens mij zelfs principieel kenmerkend voor èlk leefwezen.
[…] In die zin verandert welke zgn technische … verandering
niets aan het samenloopkarakter van gedrag […], nee, wat
wisselwerkende verwevenheid betreft niets nieuws. Dat kan voor ethiek
wel aanleiding zijn voor gewijzigde thematisering[, …] maar
consequent herleidbaar tot algemene(re) beginselen.
Zo wijs ik het idee af, dat communicatie deelnemers dient om ze ergens precies hetzèlfde … idee over te bezorgen. Daaruit vòlgt m.i. de noodzaak voor een kwalitatief àndere grondslag van o.a. ethiek.
Maatgevend voor doeltreffend gedrag is dat het, inderdaad, doel treft. Ik zou zeggen dat we ons meteen vaak vergissen in wat we àls doel laten gelden.