Metapatroon > interdisciplinaire grondslagen > sociale psychologie
Besef helpt dat iedereen, dus u óók, zich op natuurlijk wijze niet uniform gedraagt. U varieert uw gedrag al naar gelang de situatie.
[S]ocial psychology has long since recognized behavioral differentiation, with situation as the selective factor.
in: Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management
De toevoeging van situatie faciliteert de verplaatsing van aandacht van object naar gedrag-van-object-in-situatie.
[H]et situatiebegrip biedt een gedragsafbakening. Ofwel, binnen een bepaalde situatie is objectgedrag wel degelijk uniform. Sterker nog, dergelijke uniformiteit is nu net wat op haar beurt een aparte situatie constitueert. Vanuit precies diezelfde afbakening is daarentegen suprasituationele uniformiteit van gedrag, en dus van navenante betekenis, zelfs principieel ònmogelijk.
Metapattern assumes that specific behavior is always determined by an object being in a situation. The same object in different situations will show different behaviors.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Metapatroon beschouw[t] (vooral) gedrag synoniem met wat-bestaat. De variëteit van wat-bestaat valt netjes te ordenen op basis van situaties. Volgens Metapatroon bestaat — gedrag van — èlk situationeel object in-de-tijd.
Het gaat […] om de radicale aard van de erkenning van pluriformiteit. Ik pleit ervoor om [van] èlk object a priori de mogelijkheid van [karakteristiek] gedrag in diverse situaties te [erkenn]en.
De aanname van subjectiviteit als informatiebeginsel leidt zelfs tot verdere nuancering. Elk individu gedraagt zich immers niet uniform, maar vertoont gedrag al naar gelang de situatie. Daar hoort tekenvoortbrenging, respectievelijk -verwerking als gedraging bij. Interpretatie is dus niet slechts subjectief, maar zelfs ook nogeens situationeel. Gecombineerd levert dat subjectief situationisme als aanname voor het teken- annex informatiebegrip op.
in: Constructieve filosofie in informatiemanagement
Toon mij uw situatie en ik vertel u uw gedrag. Wat […] telt […], is de eenduidigheid met precisie die de — beperking tot een — specifieke situatie afdwingt. Het doet er dan niet toe, of het in retrospectief gaat om een gedragbèschrijving danwel proactief om een vóórschrift voor gedrag. Situationeel gedreven stáát er dan een ondubbelzinnig gedragsmodel.
in: Interoperabiliteit voor informatieverkeer in publiek domein
Als een éénheid lost de menselijke maat […] subiet op. Wat verschijnt is dynamische variëteit van gedrag. Een bepaalde gedraging kan uniek zijn pèr persoon èn pèr situatie. Voilá, subjectief situationisme. Dat is precies waarvoor stelselmatige betekenisordening passende variëteit moet bieden.
[Streeft] de mens natuurlijk […] naar een identiteitséénheid,
waarvoor dus een vàste grens onontbeerlijk is[?] Daarentegen luidt mijn
aanname dat een mens inherent gevarieerde identiteit vertoont.
Of dat een oorspronkelijke gedachte is? Nee hoor, dat is ondermeer in
de sociale psychologie allang bekend. In een bepaalde situatie geldt
een dienovereenkomstige identiteit die zo eenduidig mogelijk, specifiek
gedrag inhoudt. Sterker nog, dat is precies de betékenis van
situationeel onderscheid.
in: Informatiekundig onbehagen
Elke individuele mens is steeds resultante van een unieke sociaal-psychologische ontwikkeling. Wie onderscheid maakt tussen sociaal en psychologisch, mag daardoor niet één van beide verder als irrelevant beschouwen. Als verschijnselen constitueren ze elkáár.
When suggesting examples from daily life, everybody easily becomes aware of how different situations correspond to equally different contexts to generate precision, i.e. to disambiguate.
in: note 23.1
Gelet op het uitgangspunt van pluriformiteit kan een object zich netzo divers gedragen als er contexten voor aangegeven zijn.
De openheid van de contextfunctie is dus altijd radicaal subjectief. Het verklaart zowel de situationele variatie van het gedrag door een subject, als — de mogelijkheid — tot het variëren van de ene tot de andere gedraging.
Beknopt gezegd komt mijn benadering erop neer het absolute bestaan van objecten te ontkennen. Als eerste kenbeginsel hanteer ik niet object, maar context. Het aantal contexten is variabel, evenals wat als context geldt. Object is nu 'slechts' het tweede kenbeginsel. Daarmee bedoel ik dat een object altijd binnen een context hoort. Logisch volgt daaruit dat objectgedrag contextafhankelijk is. Overigens geef ik op dit punt meteen toe dat dit idee niet totaal nieuw is. De contextuele aard van gedrag is uiteraard allang bekend in de — context van de — sociale psychologie. Maar voor digitale informatievoorziening is het volgens mij nu een uitvinding.
in: Vernieuwing als dynamiek van theorie, techniek en toepassing
Het verband tussen sociale psychologie en interoperabiliteit kàn zelfs niet anders dan hecht zijn, als ze allebei qua semantiek al niet op precies hetzelfde neerkomen.
in: aantekening 32.9
Het maatschappelijk verkeer vertoont sterk gegroeide en nog steeds groeiende variëteit. Neem een menselijk individu. Zij of hij ‘verkeert’ in allerlei situaties met daarvoor kenmerkend gedrag. De sociale psychologie verschaft het inzicht dat de individuele identiteit de dynamische resultante is van zulke pluriforme interactie. Kortom, ‘de bron’ voor identiteitsinformatie is zelfs niet problematisch. Nee, enkelvoudig opgevat bestaat er gewoon geen bron meer (als die ooit bestond).
in: Strijders tegen stelselmatige modernisering
Hoe bevorderen we dat mensen in gevarieerde situaties steeds evenwichtig naar bevindt van reële verhoudingen handelen?
Accepting the impossibility of isolating an object from situations and corresponding behaviors, it pays to look closely at the core assumption for interdependency: for an object, situation determines behavior.
in: Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management
Active denial of subjectivity becomes a problem when real differences have a subjective (also read: individual) basis in interpretation.
in: Semiotics of identity management
Het formele begrip dat de sociale psychologie hanteert is situatie. Het object in kwestie vertoont afwijkend gedrag van situatie tot situatie. Sterker nog, juist zulke gedragsvariatie ligt ten grondslag aan onderscheid naar situatie.
in: Integratiemethode voor informatiestelsel
Nota bene, een situatie is een axiomatisch ontwerp, géén conclusie van een redenering. […] Een bepaalde situatie staat toe om aan iets ànders (gesitueerd object) bijbehorend gedrag toe te schrijven als nòg weer iets anders (per definitie situationele eigenschappen). […] Het ontwerpkarakter van situatie enzovoort zorgt voor dynamiek.
Over situaties is het toch alweer gemakkelijker te veronderstellen dat uw gedrag in de ene situatie relevant is voor hoe u zich in een andere situatie gedraagt. Kortom, op het niveau van objectgedrag staan situaties als het ware met elkaar in verbinding. Er is dus méér dan puur verschil.
in: Integratiemethode voor informatiestelsel
Social psychologists have known for a long time that the overall behavior of a person is never completely consistent. Rather, consistency is limited to what is called—in Metapattern terms—a context. But this does not mean that modelers should apply the opposite idea and postulate as many different persons as there are relevant contexts. Overall, it is also still one indivisible person. Metapattern provides the balance between identity and difference, a balance which should be managed in open interconnection.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Metapattern suggests an actor invokes a particular behavior as befitting a particular situation. The patterns an actor is primarily recognizing are therefore: situations.
in: Metapattern for converging knowledge management with artificial intelligence
'[V]erstandhouding' is grounded on community. It is essentially social. It is about social relationships where participants use their mind (verstand) for enacting an attitude (houding) toward each other.
in: Mannoury's significs, or a philosophy of communal individualism
My view is radical in the sense that the dialectic process essentially occurs along phases of the individual, rather than between individual on the one hand and community on the other. Community is always constituted by individual behavior. Community, too, is the individual's experience of a possible situation. One such internal experience may lead to his subsequent external behavior, etcetera.
in: Mannoury's significs, or a philosophy of communal individualism
Calling upon yet another discipline, it is social psychology informing us that different behaviors of one and the same 'thing' are not necessarily consistent. On the face of 'things,' one behavior may even contradict another. The problem is resolved by introducing a differentiating variable, usually called situation.
in: What is an instance in information modeling?
What really does characterize an object is its behavior. In fact, given a particular situation, that behavior is the situational object.
in: Metapattern: information modeling as enneadic dynamics
Stel dat het ding <X> het aantal van <n> verschillende
gedragingen heeft. Nu dringt de vraag zich duidelijker op, wat een
specifieke gedraging, dus één uit die verzameling van <n>
elementen, veroorzaakt. Is dat helemaal een zaak van ding <X>
zèlf, dus volkomen autonoom?
De sociale psychologie heeft inmiddels het inzicht opgeleverd dat een
bepaald ding tot specifiek gedrag komt overeenkomstig de specifieke
situatie die het ervaart op enig moment. Dat verband is zelfs
onlosmakelijk evenredig. Ding <X> heeft nu eenmaal <n>
verschillend gedragingen, omdàt het <n> verschillende situaties
kan ervaren, vice versa. Wat volgens deze aannames wezenlijk is,
betreft daarom niet zozeer de tot één ding gebundelde gelijkheid, maar
de ontlede gedragsverschillen.
Kortom, voor het ene ding is zijn variëteit aan gedragingen wezenlijk.
Tot dat wezenlijke behoort tevens dat situaties differentiëren in
ruimte-tijd.
in: Metapatroon voor variëteitsborging in modelgedreven ontwikkeling
Met situationisme hangen we nog aan traditioneel objectivisme. De wezenlijke stap vind ik daarom die naar ‘subjectief’ situationisme. De 'taal' die ik daarvoor ontwikkelde is Metapatroon. Maar dat is nog niet genoeg. Ook Metapatroon kan je nog strikt objectivistisch toepassen (en dat blijven we natuurlijk doen waar we consensus mogen blijven vooronderstellen). De individu-gerichtheid bereik je pas wanneer je Metapatroon gebruikt tegen de achtergrond van de semiotische enneade als model van subjectieve ervaring. Zo breng je aspecten van de individuele persoon ‘in’ het informatiemodel, enzovoort.
in: Aantekeningen over identiteitsbeheer
Whereas ‘entity’ seems to suggest unification, only, I right away from basic assumptions include dynamics of identity and differentiation. So, whatever ‘entity’ is assumed, it may exhibit different behaviors. What counts as the 'logical atom' therefore shifts down to an entity's situated behavior.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Variety for information management can […] encompass subjective differences, i.e. to be included into interdependency. It requires the shift of perspective where a subject is considered an object. The subject-as-situation allows to further differentiate between her, or his, motives, and so on.
in: Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management
Het is een misvatting dat informatie gelijkluidend is voor gevarieerde situaties.
An object behaves according to a particular situation; that is, its behavior can change from one situation to another. […] It is this behavioral variety, and the need to model it conceptually, which has resulted in the assignment of primacy to the situation rather than the object. […] Thus, primary attention shifts to what is around an object.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
[S]ociale psychologie is met haar situatiebegrip aldus veel minder een kunde zoals, het woord zegt het al, […] informatiekunde dat wèl bedoelt te zijn.
Ik vind dat gemeenschappelijke betekenis gewoon niet bestaat, zodat ik in dat opzicht niet door een paradox geplaagd ben. Dat is al winst. Ja, persoonlijke betekenis is natuurlijk wel resultaat van gemeenschapsproces.
in: aantekening 19.8
Is gemeenschap iets overstijgends, belangeloos? Of is het, after all, een speel- of liever vechtveld waarop sommige actoren onder verwijzing naar gemeenschap hun request for compliance proberen te versterken? Dat lijkt me lastig te ontkennen, zodat je überhaupt die individualistische insteek nodig hebt. Maar is de gemeenschap dan nog wel actor? Of is het, zoals ik dus meen, op z'n gunstigst een soort stenografische aanduiding van statistiek-van-individuen en op z'n slechts een slinkse machtsslogan? Overigens beoefenen we op dit punt allang geen wetenschap meer, maar rommelen we wat met axioma's. In die zin heeft wetenschap onvermijdelijk politieke keuzes als basis (of hoort dat nog bij mijn axioma's?
Betekenis (lees dus ook: zin) varieert eenduidig per individu èn voor iedereen ook nog eens per situatie. Verder veranderen situaties ‘natuurlijk.’ Daarom moet zgn subjectief situationisme aan stelselmatig beheersbare betekenisordening ten grondslag liggen. Die methode heb ik met de naam Metapatroon ontwikkeld: consistente context- èn tijdverbijzondering in het informatiestelsel.
in: aantekening 22.1
Qua formele methode is het […] handiger om te veronderstellen dat het netwerkkarakter principieel is. […] Er was dus eigenlijk altijd al een netwerksamenleving. Dat viel echter niet of nauwelijks op, omdat actoren doorgaans slechts in een gering aantal verschillende situaties verkeerden èn de overgangen betrekkelijk langzaam verliepen. Dan komt niemand op het idee om een gesitueerde actor als specifiek, verànderlijk … gesitueerd en vervolgens zelfs als een knooppunt (een begrip dat relaties met àndere knooppunten vóóronderstelt) te beschouwen en ook zo te gaan noemen. Maar met terugwerkende kracht valt èlke samenleving natuurlijk prima te modelleren volgens wat we nu ‘netwerk’ noemen. Dat is gewoon óók een netwerk, zij het karig voorzien van relaties dóór grenzen van deelnetwerken en minder dynamisch. […] Alle samenlevingsvormen, in alle stadia, kunnen aldus gekenmerkt zijn als een bepááld netwerk, als een bepáálde orde. Dat maakt historische ontwikkelingen en toekomstverwachtingen veel eenvoudiger inzichtelijk.
Iemand of iets telt pas als individu bij de gratie van relaties. Organisatie zou je statistiek van zulke relaties kunnen noemen. Gemeenschap is ook (een) organisatie.
Uit een menswaardig uitgangspunt volgt ondermeer een contingent organisatiebegrip (in plaats van andersom, waarbij aandacht voor de persoon zelfs vaak blijft ontbreken).
Kwalitatief is die variëteit in de allerkleinste, want zelfs dan al meertakige, organisatie aan de orde. Sterker nog, één dezelfde mens verkeert in allerlei situaties.
Zet er een apart scharnier tussen en laat daardoor vooral die veronderstelde objectgedragingen zoveel mogelijk karakteristiek zijn voor de relevante situaties in kwestie. Dankzij het scharnier kom je desgewenst van de ene naar de andere situatie.
Het aardige van contextuele verbijzondering vind ikzelf o.a. dat je qua semantiek ook helemaal niet iedereen hoèft te begrijpen. Zeg ook maar dat je onmogelijk, daar heb je het weer, overal deskundig in kunt zijn (als het je al allemaal zou interesseren). Een verbijzondering correspondeert met aandachtsgebied. Als iedereen zijn eigen aandachtsgebieden uitdiept, maar wel zorgt voor schakelpunten, zijn we alweer een stuk verder met interoperabiliteit.
De reële maatvoering voor gemeenschappelijkheid is niet àlles, maar steeds wat voor een coherente situatie doorgaat. Probeer nooit een afspraak over reële verschillen héén te maken. In dat geval is de enige productieve afspraak om die verschillen over en weer te erkennen. Daarmee valt tenminste (samen) te werken.
Door de schaal te knijpen, kan je de illusie van monosituationele objecten (blijven) koesteren. Soms is informatievoorziening kleinschalig genoeg. Inderdaad, wat zou je je dan druk maken om (veranderlijk) multisituationele objecten? Je moet je tegenwoordig natuurlijk wel afvragen, of kleinschaligheid van informatievoorziening nog bestaat in de zgn informatiemaatschappij.
Omdat het communicatiemodel dia-enneadisch, zeg maar dialogisch is, is daarmee echter niet gezegd dat de wederpartij klakkeloos voldoet aan het verzoek in kwestie tot inschikkelijkheid. Integendeel. Meestal volgt zelfs een poging die moeite te ontlopen. Daarvoor produceert die wederpartij op zijn beurt een teken dat netzo inherent mikt op inschikkelijkheid. Dergelijke evolutionair psychologische annex sociaal-psychologische verschijnselen moeten zich cognitief manifesteren. Wie die puzzel eens netjes oplost, vergelijk ‘m ruwweg met de opgave van samenhang door-de-schalen-heen voor de zgn gebouwde omgeving, maakt wetenschappelijk natuurlijk een enorme stap.
Naarmate je een gebeurtenis scherper kunt plaatsen, verbijzonder je kennelijk de situatie in kwestie. In het model doe je dat met dienovereenkomstige context. […] Zo herken je meteen de behoefte aan méér situationele objecten, zodra je de schaal verruimt. […] Precies! Je kunt — beschrijvingsmogelijkheden voor — zulke gedragsvariëteit opvatten als tegenhanger van de verbijzonderingsruimte voor situaties.
Zie ook aspecten van Metapatroon > aspecten van infrastructuur > identiteitstelling(en). Verder Metapatroon > interdisciplinaire grondslagen > pragmatisme.
[Aan h]et verzoek tot inschikkelijkheid geef je steeds bewuster een dubbele lading. Wat primair blijft, uiteraard, is de poging om de ander je idee serieus, opbouwend te laten overwegen enzovoort. Er is door ervaring echter bijgekomen, helaas, dat je liefst zo snel mogelijk ontdekt of dergelijk verzoek überhaupt kans heeft. De inschikkelijkheid waarop je dus aanvullend mikt, betreft òmgekeerd blijk van desinteresse, wie weet zelfs tegenwerking … Dat lukt prima met een ènkel verzoek, te weten de oproep voor enige inspanning die niet onmiddellijk het eigen belang dient resp. waarvan o.a. het eigen belang pas herkenbaar is ná de geleverde inspanning.
in: aantekening 42.9
Het referentiekader poneert correspondentie, met situatie als het corresponderende element langs de derde, dwz objectdimensie. Dus context veronderstelt en als zodanig medieert (tussen) […] motief en situatie. De verdere corresponderende tritsen zijn signatuur, focus en identiteit respectievelijk intext, concept en gedrag. Het enige dat je ‘ziet,’ kàn ‘zien,’ is het model met zijn relativiteit van context, signatuur en intext. De rest moet je er bijdenken: metafysica/ontologie. Zonder inzicht in die ruimere cognitieve dynamiek, wat voor menigeen eventjes een paradigmawissel vergt, blijft het met Metapatroon bijvoorbeeld alsof je een hamer aan de ‘verkeerde’ kant vastpakt.
[D]e principiële ònmogelijkheid van gedeelde mening vormt een stelling die ik […] aannemelijk gemaakt meen te hebben. Haha, hoe ik ooit iemand ànders daarvan kan overtuigen? Ik kijk er in elk geval niet meer van op, als me dat niet lukt.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Een ànder paradigma voor betekenissen gaat uit van taal als zgn verstandhoudingsmiddel. [… D]enk […]aan o.a. sociale psychologie, maar er is veel méér. Hoe dan ook, informatie is taal. De ene deelnemer aan interactie informeert de andere deelnemer met een doel. Er is dus altijd een belang onlosmakelijk verbonden aan — uitwisseling van — informatie. Dat is er inherent politiek aan.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Psycho-sociale interacties verlopen echter kwalitatief ànders. Met elke herhaling wijzigt de grens en aldus de inhoudswaarde van wat slechts hetzelfde teken lijkt. Voor eenduidige bepaling van inhoudswaarde is het ene teken niet genoeg. Er ‘moet’ context bij voor rijkere vormwetten.
in: Metapatroon met rijkere vormwetten voor conceptueel modelleren op stelselschaal
[A] person is not interacting with a separate motive and concept through focus. In the cognitive sense, s/he is constituted by that very interaction!
in: note 47.17
In the person acting as a so-called sign producer — I believe that — a transcendental correspondence is assumed aimed at eliciting behavior. Such is the purpose of a sign or, as a slogan, every sign is a request for compliance. […] Acting as a so-called sign observer, cognition (also read: semiosis) more or less ‘works’ in the opposite direction. Behavior is taken as a sign leading to a concept. It is only more or less, because the observer cannot help start from (specific) attention. In other words, s/he necessarily ‘enters’ the observation with a particular focus and thereby motive.
in: note 47.17
[R]egarding information the personal is not some reduction of the organizational. If anything, it is exactly the reverse. Fundamentally, there is only the personal, with the organizational ‘only’ a label for aggregation, for discognitization[. …] So, If you really want to get at the bottom of information, by all means stick to the (inter)personal.
in: note 47.17
Ik vind taal(gebruik) primair een middel voor (gedrags)beïnvloeding. Daarvoor verwijst taal niet naar ‘iets’ dat apart bestaat, maar o.a. naar hoe ‘het’ volgens de spreker voor de hoorder ‘is’ om te voldoen aan het verzoek tot inschikkelijkheid. Dat klinkt egocentrisch, maar valt mee zodra we beseffen dat sociale beïnvloeding een pleonasme is.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
De verbijzonderingsontledingen zijn afhankelijk van de (communicatieve) bedoeling met de bewering. Daaruit volgt dat eventueel tot en met de gesitueerde tekenvoortbrenger resp. beoogde —ontvanger, enzovoort, in het model tot uitdrukking komen voor (praktisch) nodige en voldoende betekenisverduidelijking: subjectief situationisme.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Veel humor is van oudsher gebaseerd op het jezelf laten betrappen op aanvankelijk aannemelijke, maar naar wat later blijkt valse contextualisering. Een goochelaar laat het publiek in de waan.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Waar‘in’ mensen zich ònlosmakelijk gedragen, zijn allerlei situaties. Per situatie bestaat […] situationeel gedrag. Daarvoor denkt een mens motivationeel en communiceert contextueel.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
It can now be recognized that with three categories, two interdependent arbitrary distinctions are involved, rather than one. Counterintuitive as it may be, this is not a problem at all. On the contrary, it allows for more precision in modeling, reducing ambiguity. What stands out in a situation as a situated object? And on the basis of that situated object, what counts as its behavior?
in: Metapattern for complementarity modeling
Extending complementarity to social-psychological phenomena, though, the number of complementary phenomena must instead be assumed infinite.
in: Metapattern for complementarity modeling
Cornelis L. Kruithof [houdt] achteràf bekeken o.a. een dringend pleidooi voor Metapatroon (dat ik immers pas later ontwierp, in 1990 onder de noemer van multicontextueel paradigma). [… Zijn] boodschap [werkt m.i.] èxtra krachtig in combinatie met onderwijs in het opstellen van stelselmatige modellen met Metapatroon.
in: aantekening 50.4
Wat ik subjectief situationisme noem, is een sociale psychologie op z’n semiotisch. Dat expliciet semiotische, met de enneade als (meta)model, faciliteert èxtra samenhangend overzicht. Dat maakt, althans, dat vind ik, eerder opgestelde sociaal-psychologische verhandelingen (veel) begrijpelijker[.] En volgens de semiotische enneade meen ik her en der prompt (verstrekkende) verbeteringen van zulke theorieën te kunnen suggereren.
in: aantekening 50.5
Wat iemand — niet — zegt, is afhankelijk (lees ook: afgeleid) van zijn ervaring van (de) situatie en hoe hij daarin tekengewijs, dwz met een verzoek tot inschikkelijkheid, voor zichzelf — geen — verandering in wil brengen. […] Een situatie is altijd een leefsituatie, met subjectieve ervaring van dien.
in: Kritiek op de mystiek van Foucaults veldwerk
Het is als sociologische reïficatie een misvatting om objectief te associëren met noodzakelijke overeenkomst van begrip. Wat telt zijn gedràgsverschillen, met gedrag als objectief element.
in: Kritiek op de mystiek van Foucaults veldwerk
Pas door langs de objectdimensie een element met interesse/motief te laten corresponderen, en volgens de enneade is dat situatie, ligt — ineens — het evolutionair antwoord voor de hand op de vraag waaròm motieven wisselen, waaròm een organisme zoals o.a. een mens tot en met motieven kan (af)leren. Dat is ‘natuurlijk’ omdat een gewijzigde situatie vraagt om ander gedrag van een individu en/of omdat een individu gedrag wil voortbrengen om een situatie zo gericht mogelijk te wijzigen. En dat vergt zonodig steeds een ander concept. Dat komt neer op beperking door focus.
in: William James als voorbeeldige randfiguur
In de consequent doorgetrokken, gelede correspondentie(dynamiek) volgens de enneade komt tot uitdrukking dat een individu dankzij verschillende gemotiveerde concepten dienovereenkomstig verschillende gedragingen probeert te beheersen en daarmee zijn relatie tot veranderlijke omgeving. Met èlk gemotiveerd concept gedraagt ook het individu zichzèlf, en ìs daardoor, onlosmakelijk gesitueerd[.]
in: William James als voorbeeldige randfiguur
Met een gedraging die door een gemotiveerd concept als het ware gepland is, kan het ene — zich aldus situerende — individu mikken op een ànder individu om ook weer als het ware uit zichzèlf een gedraging te doen. Op zijn beurt moet natuurlijk ook dat àndere individu dáárvoor allereerst een eigen gemotiveerd concept opbrengen. In Semiosis & Sign Exchange luidt mijn samenvattende slogan dat “every sign is a request for compliance” (Nederlands: elk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid). Met andere woorden, communicatie is dia-enneadisch; zie o.a. Dia-enneadic framework for information concepts.
in: William James als voorbeeldige randfiguur
Het lijkt mij evident dat beschaving gedijt bij verschillen, mits nodig en voldoende samenhangend. Destructieve verschillen kweken we juist door onderdrukking. Met ruimte voor verschillen dragen mensen tevens verantwoordelijkheid voor opbouwende samenhang. […] En, nee, variëteit slaat niet op hol. Dat kàn gewoon niet, want het gaat om menselijke gedragingen, met de beperkingen van het menselijk cognitief vermogen van dien. […] Het individuele van de mens zorgt voor verschillen, maar het sociale tegelijk voor hun samenhang en door samenhang blijven verschillen ‘op’ orde. Dankzij ruimte ontwikkelt samenleving zich door veranderlijke variëteit met voor deelnemers in dito veranderlijkheid steeds zo evenwichtig mogelijke verhoudingen. Het zijn op hun beurt die alomtegenwoordige verhoudingen waardoor (pas) orde bestaat. […] Een verschil betreft vaak (een) verandering. Een beschaving eindigt in de chaos van haar einde als dáárvoor ruimte ontbreekt[.]
Wat Stirner benadrukt, is wat ik op z’n enneadisch de subjectief gemotiveerde aard van gedrag noem. Het kàn niet anders, punt. Vandaar enkeling. Ook empathie e.d. betreft weliswaar een andere enkeling, maar is vàn de ene enkeling. Stirner legt het allemaal duidelijk uit, vaak met humor. Dus betrekkingen tussen enkelingen volgen respectievelijke motieven vàn (de) enkelingen in kwestie. Daarvoor neemt een enkeling deel aan verkeer. Waaròm hij eraan deelneemt, is steeds zijn (eigen) zaak. Wat nader gespecificeerd neemt een enkeling deel aan (een) vereniging. Dat duurt zolang als hij er voor zichzelf belang bij meent te hebben.
in: Herpositionering van staat tot Stirneriaanse infrastructuurvereniging
In informatie- resp. tekenverkeer zijn over en weer motieven in het ‘spel. ’ Daarvoor is het — dialogische — schema dus dia-enneadisch[.]
in: Signifische onlosmakelijkheid met passende formalisme(n)
An object […] may be seen as a contextualistic machine, thereby cognitively being equipped as a … subject. No, we don’t master artificial intelligence to the extent that we can build organicistic copies. In fact, what — I hold that — contextualism teaches is that the concept of such copies is nonsense[.]
in: Invitation to contextualism
A situation evokes behavior, corresponding with motive and concept. Seen across the ennead, a concept is different because with a motive the situation is interpreted as different.
in: Invitation to contextualism
Onder hoogstens het mom dat we elkaar de waarheid zeggen, doen we als deelnemers aan tekenverkeer over en weer louter verzoeken tot inschikkelijkheid. Iemand kan zich opzettelijk vaag uitdrukken als het zijn bedoeling is om de ander in verwarring te brengen. Of de ander kan van iemand beweren dat hij zich vaag uitdrukte (hoewel het verzoek glashelder was), wanneer die ander geen zin heeft om te doen wat iemand kennelijk van hem wil. Ook vaag telt (dus) allerlei betekenissen … variërend voor gesitueerde subjecten. Dat zijn betekenissen … die dankzij bijbehorende contexten allemaal precies zijn.
in: Snoeiwerk
Door zulke ver-bijzondering telt (een) begrip synoniem met (een) betekenis. Elk gemotiveerd begrip van een doener-als-denker is een unieke, door-en-door verbijzonderde (gedrags)regel van een denker-als-doener. Ook denken is op zijn beurt … gedrag. Voor dictatoriale logica met één-regel-voor-àlles is daar niets te halen, of brengen.
in: Wat is reële variëteit ook alweer?
Tot een motief behoren concepten, met de overgang van een gemotiveerd concept naar situationeel gedrag. Nota bene, zulke overgangen zijn voor mij — in navolging van Peirce — axiomatisch. Zeg ook maar dat ik niet kan uitleggen hoe dat allemaal werkt. En aan — een resultaat van — situationeel gedrag valt af te lezen, met alle ver-teken-ing van dien, hoe “geregeld” het veronderstelde motief, met alle ver-focus-ing door semiosis, daadwèrkelijk … was. Aan die vertekening is natuurlijk dan weer het desbetreffende motief van het àndere subject debet.
in: Motief en norm
Ander perspectief, andere zienswijze? Ja, per definitie. Maar een gemotiveerd concept dat geen betrekking heeft op situationeel gedrag? Nee! En een gemotiveerd concept is nu eenmaal subjectief, dus nooit objectief.
in: Motief en norm
Als elk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, gaat de verzoeker ‘als regel’ na of hij met dat middel zijn doel bereikte.
in: Motief en norm
Elke deelnemer aan onderling verkeer heeft eigen motieven die als zodanig niet uitwisselbaar zijn. Dat lukt slechts met tekens, en dan nòg … […] Wat de voortbrenger van een teken wil, is dus één. Wat voor gedrag door de eerdere waarnemer uiteindelijk telt, is weer iets ànders, te weten wat vervolgens z/hijzèlf wil. Een dialoog voltrekt zich daarom dia-enneadisch.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
De aanname dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, houdt in dat het óók geldt voor willekeurige tekenreactie. Dat is dan netzogoed een verzoek, enzovoort.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Het is onmogelijk dat de ene deelnemer aan tekenverkeer een gemotiveerd concept van een andere deelnemer met absolute nauwkeurigheid ‘stuurt’ en bijgevolg bepaalt. De kans dat de ander tenminste begrijpt wat de bedoeling met het teken van de één is, kan de één echter wel beïnvloeden. Daartoe dient de configuratie van signatuur en context [… en daarbij] is […] het maar de vraag […] of het de bedoeling is van de één dat haar/zijn … bedoeling duidelijk is voor de ànder. Met een teken kan z/hij onder valse voorwendselen de ànder als het ware proberen te verleiden tot inschikkelijkheid.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
[T]here is always another situation, and so on. As we are ourselves in the process of making situations, too, there’s also no end to epistemic dynamics.
in: note 53.9
Axiomatically, I don’t see any difference between, especially, (social) psychology and philosophy. For it is ‘we’ who philosophize.
in: note 53.43
Kenmerkend voor gedrag met cognitieve factor is gerichte gesteldheid. Met andere woorden, een actor acteert onvermijdelijk in een bepaalde hoedanigheid. Hij (lees overal natuurlijk ook: zij enz.) is tot dergelijke selectiviteit gemotiveerd door zijn ervaring van relevante situatie tot en met zijn begrip hoe hij daarin verandering wil brengen.
in: In hoedanigheid, beginsel van verkeersdeelname
Er bestaat apart niet zozeer een totaal object (lees ivm met semiosis steeds: subject) met omgevingsoriëntatie. Met zijn gedifferentieerde gedrag is elk situationeel object veeleer een synthese; gedrag is fusie van object- c.q. subjectsysteem en omgeving. Gedragsmatig laat zich geen scherpe grens trekken. Wat telt als situationeel object, gedraagt zich onlosmakelijk als een verhouding van object en situatie.
Wat mij betreft is bewustzijn niet het totale — cognitieve — vermogen voor semiosis. Maar dat terzijde, communicatie als potentialiteit vóóronderstelt deelnemers met zulk vermogen. Hoe semiosis wederzijds daadwerkelijk verloopt, is weer mede afhankelijk van de feitelijke tekens (actualiteit van communicatie). Dat schetst het dia-enneadische schema.
Volgens mij is een zgn sociaal systeem ook maar weer situatie, dus een geïnterpreteerde factor waarmee een subject verwachtingsvol zijn gedrag bepaalt.
Algemeenst vind ik gelden dat elk subject zich altijd situationeel gedraagt. Hij kan ‘objecten’ tot een situatie rekenen waarvan hij evenzo situationeel gedrag, met motief van dien, verondersteld. In verwachting van hùn gedrag kan hij o.a. zichzelf als hùn object voorstellen, enzovoort. Dat doet er echter allemaal niets aan af, dat als subject hij zich dat slechts kan voorstellen als situatie. Er is geen cirkel. Deelnemers beïnvloeden elkaar doorlopend, maar doorlopen èlk hun semiotische momenten. De resultaten zijn dus niet gelijk voor de deelnemers. Het loont ter bevordering van inschikkelijkheid te doen alsòf sociale systemen objectief bestaan, maar niets kan ontsnappen aan semiosis met subjectiviteit van dien.
Het is natuurlijk ook maar weer wat als psychologie geldt. Klopt, zodra interactie als basisschema geldt, schiet verklaring volgens solitaire actie tekort. Maar interactie betekent allerminst het einde van semiosis van betrokken deelnemers, integendeel. En solitaire actie is inderdaad een zinloze insteek. Als subject is er voor gedrag altijd een situatie aan de orde. Dat kan een sociale situatie heten, zodra (inter)actie gebeurt met ‘iemand’ die zijn gedrag eveneens volgens semiosis voortbrengt.
Hoe dan ook is er gedragsmatig aan het subject in kwestie niets, herhaal, niets volkomen situatieloos, zeg ook maar als — een — wezen met algemene, laat staan ònveranderlijke geldigheid. Daarom probeer ik die associatie te vermijden voor voorlichting over situationisme, en zo door over Metapatroon. Opbouwende oriëntatie op variëteit mikt niet op uniforme dingen, maar op variëteit van gedragingen. Gelet op traditioneel taalgebruik klinkt het merkwaardig om gedragingen evenzovele wezens te noemen. Vooruit, aan gedrag is dan zgn wezenlijk dat het samenloop ‘is’ van situatie en subject.
in: Semiotische bewegingsleer voor maatschappelijk informatieverkeer
Eigenlijk betreft een motief een situatieverloop. Het gaat om de bestemming van gedrag uit een situatie naar een situatie.
in: Semiotische bewegingsleer voor maatschappelijk informatieverkeer
Volgens de enneade is èlke zgn handeling een situationele gedraging en als zodanig àltijd subjectief gemotiveerd.
in: Semiotische bewegingsleer voor maatschappelijk informatieverkeer
Hoe de verhouding tussen subject (lees ook: zèlf) resp. omgeving (lees ook: vaak ànder subject) uitpakt, wisselt zowel van subject tot subject als — wat het subject ervaart — van situatie tot situatie. Dat is de schaal van egoïsme/altruïsme (maar subjectief-situationeel is en blijft het).
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Er bestaat natuurlijk geen universeel toepasselijk recept. Subjectief situationisme, nietwaar? […] Begint het niet onherroepelijk bij het ene ‘subject’ zèlf zoals z/hij zich situationeel ervaart? Wanneer z/hij een teken voortbrengt, op welke inschikkelijkheid door de ànder mikt z/hij ermee?
in: aantekening 54.4
Subjectief situationisme op enneadische basis benadrukt veranderlijke motivationele subjectiviteit. Elk motief is een doel, met bepaald situationeel gedrag als netzo subjectief middel ervoor. De variëteit wat doelen betreft is aldus … absoluut. Gelijkheid van doel is principieel onmogelijk, blijft een illusie. Dat geldt reeds per individu voor verschillende situaties.
in: In alle staten
Gedragskundige ontleding begint ermee om de initiatiefnemer te
identificeren, en vervolgens tot wie hij het teken in kwestie richt.
Welk doel heeft hijzèlf en tot welk gedrag als bijdragen door de ander
zet hij het tekenmiddel in?
Volgens subjectief situationisme beschikt een individu over het
vermogen zich gedifferentieerd te gedragen. Daarvoor richt hij zich
naar de situatie zoals hij die ervaart resp. wil bereiken. Een teken
wèrkt, wanneer het andere individu daardoor zijn motief — wat
neerkomt op ervaring van situatie — wijzigt. Dan vòlgt
dienovereenkomstig gedrag.
in: Geef mij ajb even de pindakaas!
Wat gelijk overkomt, zijn echter slechts wat enneadisch signaturen heten. Een teken omvat tevens context. […] De opsteller moet […] het complete teken nodig en voldoende eenduidig maken om redelijke kans op inschikkelijkheid door de geadresseerde te bereiken.
[O]mdat de geadresseerde eveneens een subject is, hangt een optimaal teken af van de voorkennis waarover de geadresseerde beschikt resp. wat de opsteller verwacht dat de geadresseerde al dan niet, zeg maar, mobiliseert voor interpretatie. En met een teken probeert de opsteller die selectie door de geadresseerde juist vergaand te bepalen.
Een individu is wat mij betreft individu, omdat hij (lees uiteraard ook: zij) zich met inzet van zijn cognitief vermogen subjectief-situationeel gedraagt. Een bepaalde gedraging is daardoor principieel situationeel bemeten volgens een subjectief gemotiveerd concept. Van gedraging tot gedraging vormt een individu steeds een eigen, enig motief. Ofwel, een motief is niet vàst, op voorhand gegeven. Motiefvorming doet mee in de plasticiteit en variëteit volgens semiosis.
in: Vereniging en infrastructuur
Met een teken doet de één aan de ànder mededeling van wat hij aan gedrag door de ànder wil.
Naar mijn idee is een motief subjectief en aldus een sociaal-psychologisch begrip. En dat contextualisering vaak duurzaam geldig blijft, komt door opvoeding en —leiding. […] Wittgenstein noemt het een kwestie van africhten.
Volgens de drie enneadische dimensies geldt een — zekere — correspondentie. Zo‘staat’bepaald situationeel (object)gedrag‘voor’een gemotiveerd concept. Hun correspondentie is bemiddeld, zoals Pierce zou zeggen, door een teken-in-context. Op deze manier zijn motieven géén woorden, maar wordt elk motief wèl uitgedrukt. Dat gebeurt met het aandeel van context aan een teken. […] Uit de verschillende dimensies voor interpretatie en teken volgt o.a. onderscheid tussen motief en context. Daardoor blijft motief … subjectief, evenals dienovereenkomstige contextualisering door de spreker. Op zijn beurt is de hoorder subjectief gemotiveerd, op basis waarvan hij contextualiseert. De context zoals de spreker voortbrengt resp. zoals de hoorder opvat verschilt vanwege subjectiviteit inclusief differentiële motieven van semiosiscyclus tot semiosiscyclus. Hoe dat zowel intra- als intersubjectief wèrkt, heb ik met [een dia-enneadisch schema] proberen te schetsen. Dat is dus intersubjectiviteit zònder — aanname van — gemeenschappelijk gelijke betekenis. […]Wat iemand zegt, is niet louter uitdrukking van een eigen motief. Met wàt hij zegt, mikt hij op motivering door een ànder (en in het geval van intrasubjectieve tekendynamiek is hijzèlf als toekomstverwachting die ànder). Want ook de ànder handelt slechts naar … eigen motief, met bijbehorend concept. […] Het uitwisselen van tekens, ofwel communicatie, is over èn weer door-en-door gemotiveerd. Op haar beurt is óók een reactie een verzoek tot inschikkelijkheid, enzovoort.
Hoe geeft een individu […] uitdrukking aan zijn leven? Dat gebeurt door zijn gedrag. Wàt daarbij tot uitdrukking komt, zo ontleen ik aan Arthur Schopenhauer (1788-1860), is steeds de wil (lees ook: motief) van het — ernaar— handelende individu. […] Ofwel, een individu‘is’het verloop van zijn motieven resp. behoeften en zo door naar dienovereenkomstige gedragingen. Volgens een motief focust resp. situeert een individu gedrag. Door verandering van motief past een individu zijn gedrag principieel situationeel aan.
Met een verzoek tot inschikkelijkheid wendt de één zich tot een ànder. Z/hij maakt zich daarvoor ten principale géén voorstelling van zichzelf als ware z/hij die ander. Aan het verzoek is, zeg maar, àndersheid inherent. Het gaat daarmee immers om hoe z/hijzèlf zich juist niet wil gedragen (maar dat wil overlaten aan de ànder).
Nee, dat is niet paradoxaal. (Want) wat ik bepleit, vind ik een open kader. Dat is berekend op veranderlijke betekenissenvariëteit. […] Ik oriënteer me principieel op gedrag. En gedrag is volgens mij betrekkelijk nieuw. Het resulteert uit samenloop van een subject en een situatie. Vandaar de aanduiding subjectief situationisme.
Netzomin als iets helemaal nieuw kan zijn, kan een subject helemaal vrij zijn. Dat is eveneens betrekkelijk. Ja, een bepaald motief is vàn het subject in kwestie, maar het betreft samenloop met situatie. Het gevoel van vrijheid is stellig groter naarmate iemand situaties beïnvloed, gewijzigd krijgt overeenkomstig zijn gemotiveerd begrip (en zijn gevoel van eenzaamheid navenant minder). […] Het is allemáál semiosis, met òndoorgrondelijkheid van dien. Met negen elementen ter verklaring schuift de grens van (on)redelijkheid toch weer wat op.
Karakteristiek […] is nu net dat een mens met zijn cognitief vermogen verschillende situaties kan ervaren, maar zich steeds feitelijk gedraagt vòlgens één bepaalde ervaring. Die betreft dan zijn momentane interesse in kwestie, ofwel motief.
De àfwijzing van alwetendheid via afleidingen betreft passende bescheidenheid. Op de inmiddels reële verkeersschaal die met digitale technologieën gefaciliteerd wordt, is een model van betekenissenvariëteit nooit uitputtend. En in veranderlijke werkelijkheid kan het ook nooit definitief zijn. Daarom is wellicht de zwaarste eis aan een geschikte modelleermethode dat modellen — en daardoor wàt volgens zulke modellen werkt — optimaal onderhoudbaar zijn. Aan die eis voldoet Metapatroon door gedrag als maat te hanteren. Wat relevante samenlo(o)p(en) niet treft, kan allemaal ongemoeid blijven resp. dóórlopen.
in: Hoofdregel
Daarentegen luidt mijn opvatting, dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is. Onlosmakelijk relevant zijn juist ook de deelnemers aan tekenverkeer in kwestie inclusief hoe zij ieder voor zich de situatie ervaren om ernaar te handelen. Daarvoor kunnen sprekers èn hoorders — evenals schrijvers èn lezers — beschikken over een rijk aangeleerd repertoire. Zo beschouwd is het onzinnig om over tekortkomingen van taal te … spreken.
in: aantekening 57.7
Volgens subjectief situationisme resulteert èlk gedrag uit samenloop van subject (nota bene, hier in de zin van actor) en situatie.
[O]ok nog eens impliciet [is de aanname] dat taal dient ter beschrijving van werkelijkheid. Dat geloof ik dan weer niet. Ik vind elk teken een verzoek tot inschikkelijkheid. Het ene subject richt een teken tot — wat hij daarvoor tevens meent dat is — een ander subject (en vaak is hijzèlf dat). En als een subject iets als teken opvat, hoort daar zijn indruk bij van een ander subject dat het tot hem richtte (opnieuw: vaak van hemzèlf afkomstig). Wat het ene subject aan voorkennis veronderstelt bij het andere subject, bepaalt hoe al dan niet uitvoerig hij zijn verzoek opmaakt.
Over dilemma gesproken, een teken is een verzoek tot inschikkelijkheid. Hoe geeft de verzoeker een impuls aan semiosis door wie hij met een teken aanspreekt, opdat die ànder een eigen gemotiveerd concept vormt dat resulteert in diens gedrag waarvan de verzoeker vervòlgens kan nagaan in hoeverre de geadresseerde daarmee heeft voldaan aan zijn oorspronkelijke verzoek? Daar is niets zuiver aan, maar een kwestie van schipperen tussen wat de verzoeker voor zichzelf noodzakelijkerwijs ànders en wat voor de geadresseerde nog zo herkenbaar mogelijk moet suggereren. Dàt is met een teken altijd maar weer de … kunst. Voor zulk teken- resp. informatieverkeer bestaan strikt genomen geen gemeenschappelijke regels[.]
Een teken is pas dialogisch een volwaardig begrip, dus in intra- of intersubjectieve communicatie.
Uitgaande van een subject kan z/hij situationeel gedrag voortbrengen — bedoeld — àls teken, dus signatuur èn context. Z/hij kiest daarvoor wat volgens haar/hem de grootste kans biedt op vervulling van haar/zijn gemotiveerde concept in kwestie. Want … èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid. Wie z/hij met het teken aanspreekt, heeft hij op het oog om met dier/diens gedrag de beoogde inschikkelijkheid te leveren (waarbij de aangesprokene een ànder subject kan zijn, dan is tekenverkeer intersubjectief, òf het oorspronkelijke subject zèlf; in het laatste geval is semiosis in strikte zin aan de orde, ofwel intrasubjectief). Waarop ik hier wil wijzen, is dat een subject m.i. niet op voorhand onderscheid tussen verschillende zgn talen erkent en een teken daarom beperkt tot één zo’n vermeende taal. (Ook) wat doorgaans talen genoemd worden, zijn vergaande abstracties. Dat helpt stellig om allerlei aspecten — gemakkelijker — te onderzoeken. Maar voor inzicht in andere verhoudingen sluiten we ons met dergelijke abstracties juist principieel àf.
Het dia-enneadische model verduidelijkt, dat een tekenwaarnemer in die hoedanigheid — en dat is dan een subject — een configuratie van signatuur en context met een dienovereenkomstig gemotiveerd concept duidt als situationeel gedrag van een object resp. subject. Zo’n, zeg maar even, subjectieve interpretatieslag begint overigens reeds met een gemotiveerd concept, en eindigt er dus mee, enzovoort. De variabele uitgangsconfiguratie van motief met bijbehorend concept komt dan neer op […] “different situations” […]. Dat uitgangspunt leidt tot eveneens een gemotiveerd concept als aankomstpunt. […] Herkenbaar gelijk op verschillende tijdstippen en/of voor verschillende subjecten is doorgaans wat enneadisch signatuur heet. Ook kan de oorspronkelijke verzoeker bijbehorende context, voor zover hij daarover invloed heeft, ònveranderlijk proberen te houden. Dat lukt deels door registratie. Het is echter een misvatting om te denken dat wat een subject steeds als teken beschouwt, compleet wordt overgeleverd. Ja, als ik dìt woord herlees, herken ik dat er nog steeds hetzèlfde woord staat. Het is ook nog dezelfde zin, in hetzelfde boek. Maar helemáál dezelfde context kan ik onmogelijk herroepen. Intussen ben ik immers veranderd, mede door die eerdere lezing. O.a. zgn literatuurwetenschap kan gauw ertoe neigen om aandacht te vernauwen tot wat geschreven staat en hoe een lezer dàt begrijpt. Maar die lezer bestaat altijd in een ruimere werkelijkheid die hij subjectief situationeel beleeft.
Een situatie volgens tekenverkeer moet steeds als dia-enneadische beweging worden beschouwd, met als punt dat een teken een verzoek tot inschikkelijkheid is van de ene deelnemer aan (een) andere deelnemer(s). Wat daarbij voor de, vooruit, ontvanger van het verzoek geldt als teken, wijkt àf van wat de opsteller als zodanig voortbracht. De materiële vorm wekt gauw valse schijn van doorlopende objectiviteit.
Een subject gedraagt zich principieel naar samenloop met — wat hij interpreteert als — situatie, enzovoort. Aan de subjectieve autonomie is dus steeds situatie voorwaardelijk. Dat maakt van de resultante van samenloop van subject en situatie, kortweg het situationele subject, eenduidig precies een hoedanigheid, zeg ook maar rol. Met Metapatroon laat zich zulke variëteit stelselmatig modelleren. Overigens vind ik de aanduiding als hoedanigheid duidelijk vanwege de associaties van hoe (specifiek) en danig (afgeleid van doen). Het waarom zit ’m als het ware in de samenloop tòt die gedragsverbijzondering. Hoedanigheid resp. rol is bij uitstek een verkeersbegrip.
Dat èlk teken geldt als verzoek tot inschikkelijkheid maakt representatie overigens slechts in de zin van afbeelding van objectief veronderstelde werkelijkheid ondergeschikt. Ook en vooral een verzoek betreft representatie, maar op z’n enneadisch principieel van een gemotiveerd concept, dus intra- en/of intersubjectief gedragsgeoriënteerd, van wie het desbetreffende teken voortbrengt. Vergelijkbaar verandert correspondentie van betekenis. Kwestie van context …
[D]ankzij het begrippenpaar signatuur en context als onlosmakelijke
tekenelementen laat zich signatuur eventueel kleinschaliger bepalen
resp. context véél en véél grootschaliger. Tot een teken behoort nooit
slechts, bijvoorbeeld, een lòsse klank. De context omvat —
herkenning van — de spreker, de toehoorder, de situatie waarin ze
verkeren, enzovoort. Ofwel, met context op z’n enneadisch zijn
“menselijke relaties” integraal onderdeel van theoretische
beschouwing.
Context is aldus het gedeelte van een teken dat als het ware voor
zichzelf spreekt (wat ook zou verklaren waarom het voor theorie aan
aandacht ontsnapt). Indien voor deelnemers aan communicatie veel aan
die voorwaarde voldoet, zeg maar door enscenering, volstaan beknopte
signaturen. Denk aan samenwerkende specialisten onder tijdsdruk. De
chirurg moet met spoed een instrument aangereikt krijgen; een enkel
woord moet dan voldoen als verzoek tot inschikkelijkheid (Engels: every
sign is a request for compliance).
Wat wetenschap heet, is ook maar gedrag. En gedrag is subjectief-situationeel.
Het is natuurlijk niet alleen de spreker/schrijver in kwestie die iets wìl; dat doet de intra- of intersubjectieve hoorder/lezer netzo natuurlijk eveneens!
Ontleend aan het wilsbegrip van Arthur Schopenhauer (1788-1860) vormt (!) motief een enneadisch element. Dat is het aanknopingspunt voor de stelling, dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is (Engels: every sign is a request for compliance). Een teken is voor het ene subject dus een middel om een ander subject, maar nota bene meestal zichzèlf, te bewegen tot bepaald gedrag.
(De veronderstelling van) dat actieve aandeel van een subject aan samenloop is in de enneade opgenomen als — het element — motief. Wat ik dus met een Möbius-ring tot uitdrukking vind komen, is dialectiek als afwisseling ipv verzoening (lees ook: compromis) .
Waarop het ene subject juist en altijd precies mikt, zo is in elk geval mijn idee van taalgebruik, is gedrag door een ànder subject resp. vervòlgens van hemzelf. Dat het vrijwel nooit lukt, nota bene, is iets ànders. […] Met de enneade als referentiekader valt pas operationeel te begrijpen hoe — en waarom — het zoal werkt[.].
Volgens mij is èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid. Het gaat met taal dus niet primair om beschrijving van ‘de’ werkelijkheid, maar om beïnvloeding van gedrag, zowel intra- als intersubjectief. Dergelijke sociale psychologie is echter ook weer bij [die auteur] zelfs helemaal niet aan de orde. Ik vind dat dus een taalfilosofie van niets. In elk geval voor zgn informatiekunde, of tegenwoordig beter gezegd informatieverkeerskunde, is wat feitelijk neerkomt op beperkende logica niet louter irrelevant, maar werkt zelfs averechts. […] Nogmaals, voor informatie(verkeers)kunde leidt dergelijke logica slechts hopeloos àf. Desondanks neem ik de moeite voor kritiek. Want die beperkende opvatting(en) zijn informatie(verkeers)kundig onverminderd gangbaar. Dat leidt onvermijdelijk tot — herhaalde — mislukking; projecten volgen die — doorgaans ook nog eens impliciete —averechtse opvatting. Zolang dat niet verandert, blijven we vergeefs bezig met infrastructuur voor informatieverkeer. Oh ja, met o.a. verspilling van dien.
There’s advantage in behavioural flexibility, for which a subject has the ability to learn — and unlearn — motives … for distinguishing situations. Context, and sign (also read: language use) in general, supplies necessary and sufficient mediation.
in: note 56.7
Irreducible as it is, too, including motive in every sign occurrence simply amounts to every sign being a request for compliance. So, what counts beyond variety in signs (always including context) is variety in motives: subjective situationism.
in: note 56.7
Motive as one of the ennead’s elements points to what I take every sign to be, i.e., a request for compliance. I don’t see how any other interpretation — of sign, language, et cetera — makes evolutionary sense.
in: note 56.17
De gedragsmatige voorwaardelijkheid is principieel deels, zeg maar, buitensubjectief. Aan de orde is altijd samenloop van subject en — diens ervaring van — situatie, enzovoort. Vandaar: subjectief situationisme. De soevereiniteit zit ’m dus in het eigen spoor van onvermijdelijke samenlopen. Dat wijkt per subject àf van het spoor van willekeurig welk ànder subject.
Volgens subjectief situationisme is het leven vàn een subject feitelijk de voortdurende samenloop met veranderlijke situaties; een subject verandert mede door een situatie en verandert mede daardoor op zijn beurt die situatie, enzovoort.
Het is dus niet zo merkwaardig, dat tekens vaak als zo’n verhaal opgesteld zijn. Want èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid. Ofwel, de opsteller mikt ermee op — voortbrenging, zeg ook leren, van — waarden bij de geadresseerde. […] Die gewijzigde waarden zijn voor de opsteller steeds middel, maw de moraal van het verhaal, voor haar/zijn doel van beoogd gedrag door de geadresseerde.
Mijn opvatting luidt dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is. Het ene subject probeert middels een teken (een) ander(e) subject(en) tot gedrag te bewegen. Ofwel, niet over de ervaring van het ene subject ‘gaat’ een teken, maar mèt een teken mikt z/hij op haar/zijn doel waarvoor hij (een) ander(e) subject(en) inschakelt. Als daarvoor een verhaal over eigen ervaring blijkt te helpen, kan het ene subject dat invoegen. Dat gebeurt dus ‘slechts’ instrumenteel.
Wat mij betreft dekt ‘verzoek tot inschikkelijkheid’ wèl het relevante spectrum. Daarbij gaat het ook niet om “gelijk” hèbben, laat staan objectief, maar voor het verzoekende subject om zijn zin te krijgen in de … zin dat de wederpartij(en) voldoen aan het door hem gedane verzoek. [Overigens is] een subject met semiosis toch vooral met zichzèlf ‘in gesprek’ is, met dienovereenkomstige verzoeken tot (zelf)inschikkelijkheid van dien.
Mij gaat het […] om duiding enz. van veranderlijk gedrag. Elke gedraging beschouw ik als samenloop van persoon en situatie, enzovoort. Daarbij abstraheer ik van biologische dan wel sociale oorsprong. Daarentegen neem ik dáárvan vanaf het allereerste individuele gedrag integratie aan.
in: aantekening 62.5
Voorzover een teken bemiddelt tussen ideeën van verschillende subjecten, of achtereenvolgens bij hetzèlfde subject, gebeurt dat volgens zgn dia-enneadische dynamiek altijd ter afstemming van gedragingen. Daarom telt motief tot de enneadische elementen.
Mijn opvatting luidt, dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is. Zo’n verzoek is aldus een afbeelding van, op z’n enneadisch uitgedrukt, een gemotiveerd concept. In dat plaatje is de identiteitstelling van het verzoekende subject opgenomen, of z/hij houdt dat opzettelijk verborgen. Teven is/zijn het/de aangesproken subject(en) geadresseerd, of houdt het verzoekende subject wellicht open wie dat — kunnen — zijn. En het verzoek omvat natuurlijk óók wat het ene subject wil vàn een of meer andere subjecten (waarbij z/hij dat andere subject vaak zèlf is voor later tijdstip) .
De vraag is steeds of het àndere subject het verzoek tot inschikkelijkheid gedaan door het ene subject inderdaad afdoende (!) begrijpt zoals het ene subject voor onderlinge gedragsafstemming bedoeld heeft. Nota bene, dat betekent (!) dus nog niet, dat het àndere subject het verzoek in kwestie inwilligt.
Voor — vaak — vergelijkbare situaties ontstaan betrekkelijk vaste, zeg maar, tekenpatronen. Naar zulke doelmatigheid werkt evolutie volgens natuurlijke en/of culturele selectie nu eenmaal. Naarmate méér subjecten dergelijke ervaringen delen, raken zulke patronen publieker (met dienovereenkomstig grotere selectiedruk). Noem dat maar immateriële infrastructuur. Betekenis is en blijft echter — principieel beperkt tot — wat een subject met semiosis … subjectief-situationeel ervaart.
Ik ga zowat òmgekeerd juist radicaal uit van een ènkelvoudige tekenbeweging, met uniciteit van dien. Als ònderdeel van een teken(exemplaar) kan — en vrijwel altijd: zal — de gebruikte signatuur ook de geadresseerde allang bekend zijn (want dat heeft z/hij eerder geleerd). In combinatie met voor dat specifieke teken gebruikte netzo specifieke context bepèrkt de gemeenschappelijkheid zich zeker in eerste aanleg tot de subjecten die zich middels de ene tekenbeweging onmiddellijk op elkaar — proberen te — betrekken.
Deelnemers aan communicatie zijn ieder voor zich subjectief betrokken. De verzoeker doet dat met wat hij via haar/zijn teken met gedrag door de geadresseerde(n) wil bereiken. En de geadresseerde beoordeelt enz. wat z/hij als tot haar/hem gericht verzoek, ja, ook al … beoordeelt.
Wat neutraler uitgedrukt — kan dat trouwens met een teken zoals ik het karakteriseer? — dient tekenverkeer afstemming van gedragingen over en weer. Maar goed, wie terdege beseft dat hij met een teken iemand ànders tot bepaald gedrag probeert te bewegen, begrijpt ook hoe moeilijk dat kan zijn.
Een subject zou op het eerste gezicht soeverein genoemd kunnen worden in eigen situaties, let op het meervoud, maar eigen situaties zijn er nu eenmaal niet (of het moet zijn wanneer een subject tegelijk tot situatie beperkt is). En betrekkelijke soevereiniteit is tegenstrijdig.
Ik meen dat er geen algemeen geldige uitspraak mogelijk is over wat overheerst in de resultante van de unieke samenloop van een bepaald subject met een bepaalde situatie. Door situationeel gedrag van een subject kàn juist de situatie immers sterk veranderen.
In feitelijk gedrag komen tevens, zeg maar, individuele verschillen tot uitdrukking. Daarom is zowel subject als situatie een gedragsfactor. Dit houdt o.a. in dat de identificering door de één van een ànder altijd ook weer situationeel is. […] Het is immers de betrekking in kwestie waarnaar ook de identiteitstelling zich voegt, punt. […] Nee, het ene subject situeert het andere subject (en doet dat ook ‘uit’ zichzèlf voor intrasubjectieve betrekkingen). Dat betekent dat een, pleonastisch uitgedrukt, situationele identiteit telkens is samengesteld uit onlosmakelijk verbonden ‘eigenschappen’ van zowel subject als situatie[. … Dat is h]et idee van — veranderlijk — meervoud van situationele identiteiten ‘rondom’ de nul-identiteit van een subject[. …] De nul-identiteit van een subject beschouw ik niet als uitkomst van (weg)gekrompen situationele identiteiten. In plaats [daar]van […] zie ik de nul-identiteit als onmisbaar scharnier voor ontwikkeling van ‘zijn’ deelidentiteiten. Ook vind ik een cirkel geen passend beeld voor een subject. Alweer reëler stel ik de vergelijking met een bloem voor, met allemaal verschillende bladen die vanuit het midden met elkaar verbonden zijn. Wat dàt beeld echter nog niet biedt, is zgn recursiviteit van situationele verbijzondering van subjectgedrag. Dat kan — pas — eenduidig resp. formeel worden uitgedrukt met Metapatroon.
Samenwerking e.d. acht ik dekkend verklaarbaar volgens subjectief situationisme. Weliswaar zijn motieven subjectief, maar volgens de enneade bepalen ze de situationaliteit van subjectgedrag en aldus de intra- c.q. intersubjectieve afstemming.
in: aantekening 64.3
Ik herleid sociale gedragingen tot wisselwerking van subjecten met hun respectievelijke situationele gedragingen: subjectief situationisme.
Ik beschouw èlk teken als verzoek tot inschikkelijkheid. In het Engels klinkt dat nog wat dwingender: every sign is a request for compliance. Kom er maar eens achter welk motief iemand heeft, nou ja, nòg moeilijker te ontdekken, had … […] Nogmaals, wàt probeert iemand te bereiken?
Wat mij betreft beginnen we juist niet met (een) wetenschap(sbegrip), maar met veronderstellingen voor alledaags gedrag. Even — erg — kort door de bocht, kennis van een gedrager (lees ook: actor) is een middel (waarin ook en vooral met zijn motief als doel gerekend is). Een zgn wetenschapper beschouw ik tevens in die hoedanigheid als een gedrager. Niets bijzonders. Dus, wat is zijn (of: haar) motief voor dergelijke gedragingen? Voor èlke gedrager telt daarvoor de situatie waarin hij (of: zij) verkeert c.q. welke hij — daarom — in een àndere situatie wil veranderen. Voilà, subjectief situationisme.
in: aantekening 65.4
Voor wat ik als grondslagen beschouw, gebruik ik de noemer subjectief situationisme. Gedrag betreft samenloop van subject en situatie. Daarom verschilt gedrag al naar gelang verschillen van subject en/of situatie resp. identificeert ze als samenstellende verschijnselen.
In traditionelere termen, een context is van een àndere categorie van een situatie. […] Als elementen van de enneade correspondeert context met situatie (en met motief). Wat de één als relevante situatie ter motivering van gedrag door de ander wil voorstellen, doet hij middels — enscenering van, met beperkingen van dien — context. Een subject kàn het enneadische signatuurelement überhaupt niet apart, dwz zònder context, voortbrengen dan wel interpreteren.
Kortom, relativering van subjectiviteit is m.i. terecht, zij het dat ik daarvoor met situatie een algemenere factor aanwijs.
Mijn opvatting luidt dat samenleven gebeurt dankzij gedragsgerichte dynamiek volgens principieel verschillende gemotiveerde begrippen, met intra- resp. intersubjectieve gedragsafstemming middels tekens. Ofwel, èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid.
It is from Peirce that I have taken the idea that a change in interpretative state always (!) involves a factual/behavioral state with a sign-state mediating. And to make matters more ‘involved,’ how behavior is situationally differentiated through contextually differentiated sign(ature) is co-controlled from the interpretative state, i.e. motivated concept, to be changed by the ensuing cycle of enneadic dynamics. I find this (meta)model credible from the perspective of especially biology, including evolutionary psychology. Again, what is the state-changing algorithm? Appearing as sign, there is influence partly from outside. Most radically conceived, one focus changes completely at random to the next. Then, the algorithm counts as a random number generator, with the number(s) produced identifying both node and orientation for interpretative state.
in: note 56.24
What a subject considers being an object, is … motivated (and therefore always limited to a correspondingly situational appearance, i.e., phenomenon). This capacity must have developed because it offers evolutionary advantage, with motivational differentiation by an organism (also read: subject) ‘only’ serving its differential behaviors for increasing chances of survival.
in: note 56.27
Volgens gedragsoriëntatie houd ik het op onlosmakelijke samenloop van — enerzijds verondersteld — object c.q. subject met — anderzijds veronderstelde — situatie. Dus, het scheppen van een situatie brengt nu eenmaal gauw het scheppen van een dienovereenkomstig object […] mee.
in: aantekening 67.3
Mijn idee is daarentegen dat elk subject altijd zijn eigen “gedachten” heeft. Wat met een teken daarom hoogstens kan lukken, is om iemands “gedachten” zo te beïnvloeden of, beter gezegd, iemand zijn eigen gedachten zo te laten beïnvloeden dat z/hij ernaar handelt conform de bedoeling met dat teken.
Maar wie zijn de deelnemers aan de tekenuitwisseling? Dat varieert van een subject dat zo’n teken tot zichzelf richt tot een subject dat het — ook — tot een ander subject richt. Waarom doet z/hij dat? Waarom vat z/hijzèlf c.q. dat andere subject het als zodanig op? Klopt, dat varieert … Kijk, dàt valt aan gedrag waar te nemen (en zelfs niet ànders). Ga je dan de mate van inschikkelijkheid na? Maar, indien je slechts ‘toegang’ tot vertoond gedrag hebt, hoe waardeer je het ‘eigen’ motivationele begrip van het ermee geadresseerde subject? Voordat je het weet, ben je bezig om zgn wetenschappelijke objectiviteit door een ander onderzoeksparadigma te vervangen. Dat is voor zo’n van subjectiviteit doordrongen onderwerp […] terecht, hoognodig, enzovoort.
Naarmate méér context wordt uitgedrukt, verkrijgt de ene term in combinatie met die context duidelijker betekenis. Hoeveel context aanvullend nodig is voor zgn nodige en voldoende duidelijkheid, hangt echter af van het subject dat op zijn beurt het teken in kwestie, dwz term (lees volgens enneadische semiotiek algemener: signatuur) plùs context, ervaart. Daarbij telt niet alleen de, zeg maar, opgedane kennis van dat subject mee, maar tevens de momentane situatie waarin hij zich bevindt èn met welk gedrag hij daarin eventueel verandering wil brengen.
Aan de ene kant geldt wezen allesomvattend en onveranderlijk, aan de andere kant telt ‘wezenloos’ subjectieve veranderlijkheid.
in: aantekening 68.4
Wat mij betreft kunnen slechts — individuele — subjecten strijden, inderdaad met èlk subject steeds sterk onder invloed van wat hij daarbij/-voor aan zijn omstandigheden — doorgaans impliciet — al dan niet onder zijn invloed laat gelden (met die — eventueel wijzigende — opvatting natuurlijk telkens reeds als resultante van zijn samenloopgeschiedenis met situaties).
in: aantekening 68.4
Waartoe het ene subject een ander subject, of zichzèlf, wil bewegen middels een teken, is dat het andere subject interpreterend juist wel zelf tot het motief (lees hier dus ook: de wil) met bijbehorend begrip komt voor de verzochte gedraging.
in: aantekening 68.4
Wat telt is wisselwerking door subjecten. Onvermijdelijk subjectieve tekeninterpretatie wordt daarbij vergaand bepaald door wat het subject in kwestie als context opvat.
Maar zelfs van hetzèlfde subject zijn achtereenvolgende gemotiveerde begrippen niet aan elkaar gelijk. Wat telt, is de mate van onderlinge gedragsafstemming. Naarmate het andere subject geoefender is in wat het ene subject van hem wil, kan dat ene subject voor een teken, dwz als verzoek tot inschikkelijkheid, volstaan met navenant minder contextuele uitdrukking. […] Dat heeft echter niets met abstractie te maken, maar àlles met eerder vertrouwd geraakte (lees ook: geleerde) gedragsafstemming. [… T]ekenverkeer dient het ene subject altijd principieel om een ander subject tot gedrag te bewegen middels semiosis door het andere subject (en intrasubjectief zijn het ene en het andere dia-enneadisch gewoon hetzelfde subject).
Wie een teken ‘geeft,’ zoekt ermee afstemming van gedragingen. Dat betreft dus nooit een ènkel individu, maar op z’n minst één, vooruit, afzender en één — beoogde — ontvanger. De afzender wil de ontvanger ermee tot gedrag bewegen. Daarom is dat beoogde gedrag door de ànder juist … ànders dan het gedrag door de één die de ànder verzoekt tot dat àndere gedrag. Als er ooit duidelijk is dat de één de ànder iets wil laten doen dat hijzèlf (lees overal ook: zijzèlf) niet doet, gebeurt dat onder de noemer van bevel. Ofwel, ook — wat doorgaans heet — een bevel is zeker géén uitzondering op de ‘regel’ dat een teken gedragsafstemming dient, dwz met over en weer verwachtingen van vèrder gedrag. Wie een zgn bevel krijgt, kan ervan uitgaan dat de afzender nota bene zèlf niet zal doen wàt hij — daarom wèl — de ontvanger beveelt. Inderdaad, daaraan liggen meestal weer regels ten grondslag, bijvoorbeeld waarmee zgn hiërarchische verhoudingen gevestigd zijn.
De crux is natuurlijk om het gedragsverschil niet, zeg maar, in het veronderstelde object te zoeken, althans niet exclusief, maar om tevens — het verschil in — omstandigheden als relevante factor te erkennen.
Subjectief gedrag enz. is principieel betrekkelijk, en wel met situatie als andere factor: subjectief situationisme.
Onder de noemer van subjectief situationisme [vertoont e]en subject […] in verschillende situaties dienovereenkomstig gedrag; die verhouding is dus 1 : 1.
Wat mij betreft heeft zgn opheffing niet mystieks. Elk gedrag betreft samenloop van subject en situatie. Het situationele aandeel heft naar rato het subject op, vice versa. Kortom, stelselmatig is vooral die verbijzondering … niets bijzonders.
Het gaat mis, soms zelfs grondig, indien een subject zijn situationele subjectiviteit vergeet.
Volgens subjectief situationisme resulteert — variëteit van — gedrag uit — telkens wisselende — samenloop van subject en situatie.
Wat mij betreft gaat het mis door er een tegenspraak in te zien. De situationele dynamiek is voor een subject juist normaal. Dat valt echter moeilijk te herkennen, omdat het subject in kwestie telkens focus kent. Zijn aandacht is altijd vòl op een bepaalde situatie gericht. Daarom ontgaat hem zijn aandachtsdynamiek, maw de opeenvolging van verschillende objecten van aandacht voor zijn variabele gedragingen. Een aandachtsmoment zònder einde is juist tegennatuurlijk.
Nu is èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid. Daar volgt dus uit dat hoe iemand verzoekt onmogelijk valt te onderscheiden van wat resp. waarom z/hij verzoekt.
Ik ontken verschillen beslist niet, integendeel. Maar voor (aan)passend gedrag bestaat m.i. situationele variëteit met per situatie zoiets als een glijdende schaal, allemaal per individu ook weer situationeel tot op zekere hoogte — ja, ik geef toe, niet ònbeperkt — veranderlijk (een mens leert resp. vergeet situationeel-selectief: gemotiveerd). Wat de ene mens in bepaalde omstandigheden wat beter kan dan een ander mens, kan voor andere annex gewijzigde omstandigheden andersom zijn. Zo loont samenleving door wisselende situaties, met een mate van solidariteit als min of meer ‘gedeelde’ basis.
Er is met omgeving veeleer zoiets als situationele dynamiek aan de
orde, te weten een meer- annex veelvoud van wisselende situaties.
[…] Kortom, een organisme acht ik niet zozeer aangepast aan dè
omgeving, maar ook en vooral zowel aan èlke situatie in zulk
omvattender omgeving als aan nota bene (af)wisseling van elkaar
opvolgende situaties.
Gedrag van een organisme resulteert telkens uit samenloop met een
situatie. De verhouding tussen de aandelen in gedragsbepaling varieert
van vrijwel volledig situationeel tot vrijwel volledig subjectief. Ook
een organisme dat in staat is tot verdergaand subjectieve
gedragsbepaling (lees ook: zèlfbepaling) vertoont tevens vergaand
situationeel bepaalde gedragingen.
En èlk gedrag loopt telkens uit op verandering van zowel organisme als
situatie. Zo kan de uitloop volgens de ene gedraging mede de samenloop
voor een volgende beïnvloeden, enzovoort.
Situationele invloed kunnen individuele organisme over en weer hebben.
Naarmate het samenloopgehalte van uitloop gering is, heet het dat
betrokken organismen een natuurlijk leven leiden. Hoe groter
daarentegen dat aandeel, des te meer er van cultuur sprake is (wat m.i.
daarom ook wel infrastructuur kan heten).
Voor een ruim cultuur- resp. infrastructuurbegrip lijkt het mij
irrelevant of de betrokken organismen zich bewust zijn van hun
bijdragen onder die noemer. Ook onder mensen heerst vaak gebrek aan
bewustzijn ervan. Tegelijk lijkt mij zoiets als bewustzijn een
evolutionair-functioneel als ‘middel’ om de mate van
subjectinvloed op gedrag te vergroten.
De omgeving als situationele dynamiek kan veranderen door natuur- en/of
cultuurverschijnselen. Als dat gebeurt, bestaat hoe dan ook
aanpassingsdruk.
[In] het idee dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is […] ligt immers de veronderstelling van zowel een verzoeker als een verzochte besloten, met voor de één de interpretatie volgens zijn bedoeling en voor de ànder de bedoeling volgens zijn interpretatie.
Sterker nog, er is eigenlijk géén wereldbeeld in de zin van ènkelvoudig, maar voor een subject telkens zijn situatiebeeld. Wat omvattend(er) gewoonlijk — nog — wereldbeeld heet, zeg ook maar ontologie, metafysica e.d., is aldus — zoiets als — metasituationeel van aard (en dat is dan wèl enkelvoudig).
Voor het ene subject zijn één of meer andere waargenomen, veronderstelde e.d. subjecten dan telkens ònderdeel van een ervaren c.q. beoogde situatie.
in: aantekening 74.1
Maar ook dat kan … niets worden, zolang een geschikte grondslag ontbreekt. Ik houd het daarvoor op dezèlfde grondslag, omdat cultuur zoiets als een aggregaatbegrip is, dus beslist géén subject. Een cultuur gedraagt zich niet. Een subject gedraagt zich o.a. volgens wat hij — in een bepaalde situatie — voor cultuur houdt.
in: aantekening 74.1
Wat een dekkend formalisme betreft is het een complicerende factor om gedrag van een subject — of van een object — mede van één of méér andere ob- en/of subjecten te laten afhangen. Want dat leidt voor dàt gedrag van het ob-/subject in kwestie tot dienovereenkomstig veelvoud van betrekkingen, te weten één betrekking met èlk van die overige ob-/subjecten. Voor het formalisme dat ik ontwierp heb ik het aantal gedragsbetrekking op altijd één gesteld, en wel met de situatie in kwestie. Als deel uitmakend van eenzèlfde situatie hebben andere relevante ob-/subjecten er hùn respectievelijke (gedrags)betrekking mee.
in: aantekening 74.6
Ja, ‘natuurlijk’ zijn — ook — subjecten met elkaar verbonden, althans volgens het vermoeden dat zij over en weer behoren tot situaties waarin zij — wij, dus — zich gedragen. Indien verschillende subjecten dezèlfde situatie zouden ervaren — wat ik trouwens al uitsluit, maar vooruit — dan verkeren zij daarin vanuit hun resp. posities, met dienovereenkomstig verschillende kennis en zo door naar verschillende gedragingen, enzovoort. Ofwel, samenhang bestaat uit verschillen (zo luidt althans mijn vermoeden :-). Dat is evolutionair gezien met nadruk niets nieuws.
In enneadische termen is het vooral motief dat telkens als zodanig (!) niet mededeelbaar is.
Indien gedrag relevant is, moeten we ermee rekenen voor een
bruikbare taalopvatting. Wie dat blijft weigeren, beseft kennelijk (!)
niet hoe z/hijzèlf taal gebruikt. Het is voor een subject een illusie
absolute kennis te verkrijgen. Daarmee zou het tot absoluut gedrag in
staat zijn. Menig mens lijkt die wens overigens te koesteren, maar dat
kan ook en vooral voor àndere mensen vreselijke gevolgen hebben.
Een gedraging valt toe te schrijven aan een ònderdeel van wat bijgevolg
doorgaat voor dè werkelijkheid. Zo’n verondersteld ònderdeel
gedraagt zich echter niet uniform, dwz altijd en overal gelijk. Zijn
gedrag varieert naar omstandigheden, is maw situationeel bepaald met
situatie in kwestie eveneens als ònderdeel van dè werkelijkheid
opgevat.
Wat als object geldt, ondergaat wisselende omstandigheden. Een subject
beschikt over cognitief vermogen. Daarmee kan het zichzèlf instellen op
wat het ervaart als een situatie, en met aldus deels zèlfbepaald gedrag
beïnvloeden wat situationeel vòlgt, enzovoort.
De vraag is of een verzoek tot inschikkelijkheid zoiets als waarheidsgetrouw kan zijn. Ik meen van niet. Voor de verzoeker is het criterium of de verzochte, dwz degene tot wie z/hij het teken richt, daadwerkelijk doet wat hij ermee verzoekt. Daarvoor wil een zgn leugen weleens beter helpen. Het hangt m.i. vooral af van de wederzijdse schatting van de onderlinge machtsverhouding. De zich almachtig wanende verzoeker maakt expliciet wat z/hijzèlf wil dat de verzochte doet. Daartegenover probeert een verzoeker vanuit gevoel van ònmacht tot uitdrukking te brengen wat de verzochte zou moeten willen. Overigens is als zodanig (!) het motief van de verzoeker haar/hem ònbekend. Weliswaar valt het te rationaliseren, ofwel tot een begrip te brengen, maar het motief in kwestie is het dan niet meer. Die als het ware ònbereikbaarheid van motief vind ik dan vergelijkbaar met de principiële ònmogelijkheid om kennis van àlles te verkrijgen. Er is metafysisch aan, dat de veronderstelling ervan het denken op gang brengt, maar de onbewijsbaarheid enzovoort ervan als zodanig (!) heeft een mens maar te aanvaarden. Het verschil met geloof in traditionele betekenis is aannames (lees ook: axiomata) voorwaardelijk zijn. Ze moeten aan resultaat helpen. Maar wat geldt dáárvoor dan als criterium? Daar is — de veronderstelling van — het motief weer … Er valt nu eenmaal aan — de irrationaliteit van — metafysica niet te ontkomen.
Een subject gedraagt zich. Als hij gedrag door een ànder subject — of door hemzèlf, daarvoor geldt nota bene hetzelfde — op het zijne afgestemd wil krijgen, bedient hij zich daarvoor van een teken.
Wat empathie heet, helpt een organisme aan succes met een verzoek tot inschikkelijkheid, te weten om een ànder organisme — of, intrasubjectief, zichzèlf — te bewegen tot het ermee beoogde gedrag.
Volgens het “algemene” referentiekader geldt o.a. wèl dat elke gedraging van elk organisme — zoiets als — een motief ‘kent.’ Organismen beïnvloeden elkaar met resp. door hun eventueel wisselende motieven. […] Maar naar mijn idee zit er wel degelijk — en […] hoe kan het evolutionair ook anders? — regelmaat in de ogenschijnlijke wanorde. Dat moet voor reële verschillen, noem ze ook maar van de eerste orde, tussen zowel gedragingen van het eenzèlfde individu als soortelijke kenmerken dan een regelmaat van zoiets als de tweede orde zijn.
Sterker nog, het is m.i. niet zo, herstel, nooit zo, dat subject A een gedachte X heeft waarop hij met een teken(uitwisseling) T subject B wil brengen. Daarentegen wil subject A subject B bewegen tot gedraging G. Daartoe dient T als middel. Ofwel, A probeert B via T op te wekken tot het voornemen voor G. Eveneens dat voornemen van B kunnen we een gedachte noemen, maar dat is nota bene een àndere gedachte dan die van A. Hun zgn gedachten zijn o.a. vooral complementair, want wat A wil dat B doet, wil A dus zèlf niet doen; anders zou A dat teken er niet aan hoeven te besteden, nietwaar?
in: aantekening 76.1
Indien inderdaad èlk teken principieel geldt als een verzoek tot inschikkelijkheid, vormt spel natuurlijk een interessante communicatiecategorie. Voor wat toneelspel heet, vind ik het dan gauw echter zelfs òmgekeerd een retorische vraag, kortom, met navenant evident bevestigend antwoord, of èlk(e) tekenproduct(ie) wellicht mede het karakter van een toneelvoorstelling draagt.
Ik ding op objectiviteit àf. Want het momentane motief van een subject bepaalt sterk wàt z/hij ervaart als situatie enzovoort. […] Subjectief situationisme, dus.
Nogmaals, een subject neemt steeds waar, kàn feitelijk slechts
beperkt annex beperkend waarnemen, wat het wìl waarnemen. Zo doet het
zichzèlf met èlk teken als het ware een verzoek tot aanpassing aan wat
het daardoor als voor hem relevante omstandigheden ervaart.
Daarom neem ik wel degelijk één principe voor taal(gebruik) aan. Dat
luidt: èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid (Engels: every
sign is a request for compliance.
En volgens soortelijke beperkingen ontwikkelen individuele “wezens” — soms vergaand — verschillende, in enneadische termen, motivationele begrippen. Daarom lijkt het erop dat taal afstemming dient van gedragingen tussen subjecten van één en dezelfde soort. Veel ‘communicatie’ gebeurt echter tussen individuen van verschillende soorten. Dat merkt een mens gauw, bijvoorbeeld, wanneer z/hij de gevulde voederbak van de hond van de buren probeert wèg te nemen terwijl die hond aan het eten is.
in: note 77.2
De verzoeker verschaft zonodig aanwijzingen om de geadresseerde met alweer grotere kans tot beoogde inschikkelijkheid te bewegen. En naar de aard van een verzoek, is verhouding tussen de deelnemers aan tekenverkeer per verzoek juist niet symmetrisch. […] Een subject geeft ‘met zoveel woorden’ […] aan wat het is dat hij van de ànder — of van zichzèlf — wil als gedragsvervolg.
in: note 77.22
De subjectieve categorisering kan aan veranderingen onderhevig zijn. Dat heet leren. Wie zich aan vuur gebrand heeft, gaat er voortaan voorzichtiger mee om. Een prettig verlopen ontmoeting kan de indruk van de één over een ànder sterk wijzigen. Indien wat een subject beschouwt als een object, voor zichzèlf — ook — een subject is en omgekeerd, moeten àlle subjecten daarmee over en weer rekening — blijven — leren houden.
in: note 77.96
Het ene subject kan wel willen, dat een ànder subject een toestand aanvaardt zoals de één die opvat, maar domweg de verklaring dat-iets-zo-is volstaat daarvoor niet. Zelfs nooit, want zekerheid over de opvatting van de ànder kàn de één niet hebben. Ofwel, het blijft van de één bij een … verzoek tot inschikkelijkheid. Hoe de ànder erop reageert, is nota bene óók een verzoek tot inschikkelijkheid. Zo van, neem ajb van mij aan dat ik mij ernaar ga gedragen. Of, vergeet het maar! Vaak doet de ànder overigens alsòf z/hij zich ernaar voegt, maar trekt zich feitelijk van het verzoek door de één weinig tot niets aan.
in: aantekening 78.3
Die levensloop, dwz van/door dàt subject, kent telkens een bijbehorend cognitief vermogen als resultaat van …, van wat in elk geval ik niet goed meen te begrijpen, maar wat m.i. eveneens hoe dan ook volgens radicaal gedragsmatig perspectief pas enigszins redelijk valt te duiden. En niet te … vergeten, daar is het subject dan, ik bedoel in de hoedanigheid van getuige. Dat is natuurlijk óók weer een situatie in de samenloop waarmee het subject ’zich‘ gedraagt. En omdat volgens mij èlk teken geldt als verzoek tot inschikkelijkheid, beoordeelt de getuige de vraag naar wat z/hij zich herinnert onvermijdelijk vergaand naar wat z/hij daardoor meent dat de vrager van haar/hem wil.
Over invloed gesproken, dat doet een subject niet uitsluitend voor zijn eigen gedrag. Hij overweegt ook — en vooral? — “what will work” als een ànder subject dat werk annex gedrag doet. Daarvoor moet hij natuurlijk met voorrang de ànder tot een opvatting brengen over “what is right” voor die … ànder. Motiveren, zeg maar.
Omdat B zèlf gemotiveerd is, weet A nooit zeker hoe B zich als ’antwoord‘ op zijn verzoek zal gedragen. [… M]et een teken van A is niet zeker wat “comes to pass” met gedrag door B. Dat hangt ’natuurlijk‘ af van wat B ook vèrder allemaal wetend wil c.q. willend weet. […] Voor alle duidelijkheid, het ene subject zegt vooral het àndere subject wàt hij kan/moet doen, waaròm dat voor die ànder voordelig is en wàt voor die ànder als resultaat voordelig is. (Ik laat intrasubjectief tekenverkeer hier immers buiten beschouwing, maar daarvoor geldt ’natuurlijk‘ dezelfde structuur van dia-enneadische dynamiek.) Zijn verzoek kan het ene subject op allerlei manieren uitdrukken, en overwegend impliciet laten dankzij voor het àndere subject nodige en voldoende context. [… H]et [is] A met een teken niet (!) erom te doen […] blijk van eigen opvatting — wat die ook is — te geven, maar ’daarentegen‘ B ergens toe [te] bewegen[. …] Wat het ene subject echter wèl moet geloven, en dat heeft voor hem enneadisch de ’vorm‘ van motivationeel begrip, is wat het andere subject als teken zal waarnemen resp. hoe die ander er zijn betekenis aan zal geven met gedrag tot gevolg dat voor het ene subject als inschikkelijk geldt. […] Zulk(e) taal(gebruik) is juist de gewoonste zaak van de wereld, te weten de wereld waarin subjecten hun gedragingen op elkaar afstemmen. […] Er valt [daarbij] qua [taal]functies echter niets te ontwarren. Want èlk teken is gedragsmatig. […] Een verzoek tot inschikkelijkheid, punt.
(Ook) aan de motivationele variëteit van begrippen, zeg maar ruwweg overeenkomstig de situationele variëteit van gedragingen (met à la enneade ’ertussen‘ de contextuele variëteit van intexten) zitten meerdere kanten. Er is precisie mee gediend, maar kan juist tot ònbegrip leiden indien B een àndere situatieduiding heeft dan A bedoelt. (Vooral) het contextdeel van A’s teken aan B schiet dan — kennelijk voor B — tekort.
Een stelling die ik erop na houd, is dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is. Daarmee gaat, klopt, onuitsprekelijkheid gepaard. Om te beginnen kent de verzoeker dus haar/zijn motief niet als zodanig. Maar z/hij weet nog minder over tot wie z/hij het teken richt. Z/hij doet allerlei veronderstellingen over hoe z/hij die ànder met een teken kan bewegen tot een motief enzovoort waarmee die ànder zichzèlf tijdig beweegt tot het verzochte gedrag. Dat is een door-en-door betrekkelijke opgave.
Er is géén omgeving in ènkelvoud. Zoiets als werkelijkheid
veronderstel ik wèl in ènkelvoud. Wat een subject uitmaakt, is dat hij
over een vermogen beschikt om van duiding, ervaring e.d. van
werkelijkheid te wisselen. Hij kènt dus geen starre omgeving (lees ook:
situatie), maar van moment tot moment verschillende
omgevingen/situaties. Nogmaals, dat is kènmerkend voor een subject. Zo
beschikt hij over aanpassingsvermogen.
Naar mijn idee kan een subject dat vermogen tot situationeel
verbijzonderd gedrag niet wijzigen. Wèl kan het hem niet duidelijk
zijn, dat hij zich aldus wisselend gedraagt. Zo nee, dan is vooral zijn
oordeel erover star. Dat werkt stellig dóór in zijn gedragingen. Een
subject kan abusievelijk denken dat hij zich altijd en overal hetzèlfde
gedraagt. Wat er doorgans aan de hand is, is dat het subject in kwestie
probeert te bereiken dat àndere subjecten zich gedragen zoals hèm past
en blijft passen.
Welke media heeft een subject — verder — leren beheersen? En momentane beheersing door het andere subject van welke media verwacht het ene subject? De afstemmingsmogelijkheden verschillen ‘natuurlijk’ van medium tot medium of, algemener gezegd, volgens mengsels van media.
[S]chrift vind ik tevens het, zeg maar, achterlaten van een zichtbaar object (enneadisch als tekenelement: signatuur) met de bedoeling dat de kijker er bepaalde gedragsgevolgen aan verbindt.
Van medium tot medium resp. voor allerlei mengsels van media is zoiets als de hoofdregel algemeen geldig; voor eenduidige interpreteerbaarheid gaat het om een configuratie van signatuur en context. […] Zulke “willekeurigheid” is stellig moeilijker om te leren beheersen, maar maakt eenmaal enigszins geleerd vèrder gevarieerd taalgebruik inclusief leren verhoudingsgewijs — wellicht? — gemakkelijker.
Klopt, het teken is de gedachte (Peirce: interpretant) niet. Of omgekeerd. Maar intrasubjectief kan de eerdere interpretant wèl dienen als het volgende teken, enzovoort. [Wat telt, is] de nadruk op daadwerkelijk gedrag ter effectuering van aldus slechts gedachte oplossingen. En dat het ene subject vaak andere subjecten inschakelt om te helpen bereiken wat hij zich als oplossing dacht. [Daarvoor] moet een subject beschikken over een navenant flexibel tekenvermogen, immers om passende verzoeken tot inschikkelijkheid te vormen. Zo’n taalopvatting lijkt mij nota bene voor een taalwetenschapper volstrekt — logisch[. …] Als enige taalfunctie komt m.i. slechts gedragsmatige afstemming in aanmerking. […] Het is alweer duidelijker om te beginnen met “de relatie” van het denken door een subject met zijn gedrag èn met het gedrag door àndere ob- en subjecten. Op zijn eigen gedrag en op dat van andere subjecten kan hij met tekens (lees ook: tekengedragingen) invloed proberen uit te oefenen.
[Zijn] expliciete positionering […] van teken als onlosmakelijk element voor ruimer gerichte samenhang […] heeft Peirce m.i. overigens zèlf evenmin consequent genoeg vervolgd. Hoe dan ook luidt mijn opvatting dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid (Engels: every sign is a request for compliance) is. Ofwel, een teken dient afstemming van gedragingen door subjecten. Het ene subject wil een ander subject — of zichzèlf als ‘ander’ subject op een volgend moment — bewegen tot bepaald gedrag. Hij brengt een teken voort met zijn ‘verzoek’ ertoe. Hoe praktisch kan het zijn! Vervolgens is het ‘natuurlijk’ de vraag of dat andere subject eraan voldoet, want ook hij gedraagt zich in samenloop met (teken)situaties volgens zijn motieven.
En wat volgens samenloop meetelt, is de momentane situationele ervaring door het subject in kwestie (wat àls ervaring natuurlijk als behorend tot dat subject kan worden gerekend […]).
Enerzijds een ob- of subject, anderzijds een situatie heeft een rol in samenloop. […] O.a. een subject heeft ‘slechts’ een, wat pleonastisch uitgedrukt, aandeelrol. […] Maar terwijl een subject niet dè hoofdrol heeft, laat staan de enige rol, is z/hij geen passief “uiterste.” Een subject levert, vooruit, in òmgekeerde richting, actief haar/zijn gedragsaandeel inderdaad mede bepaald door hoe z/hij dènkt haar/zijn gedrag te … bepalen. Wie over en weer afhankelijkheden beseft, komt natuurlijk tot ànder gedrag dan wie meent zèlf volkomen ònafhankelijk te … zijn.
‘We’ aanvaarden dergelijke verschillen van de één, maar maken er voor een ànder een schandaal van zodra er iets van bekend raakt. Hmm, wie zonder zonden is … Nogmaals, van zijn gedragsverschillen maakt iemand zèlf doorgaans geen punt, want hij wijst op dienovereenkomstig verschillende situaties.
Dat gaat echter slechts op volgens de wederom onuitgesproken veronderstelling dat (taal)gebruik strijdig is met dergelijke verschillen en daarentegen mikt op, eh, gelijkheid. Mijn opvatting is juist dat òngelijkheid voorwaarde voor taalgebruik is[. … M]et een teken verzoekt het ene subject een ander subject, of zichzelf, om gedragsmatige inschikkelijkheid. Een teken dient aldus afstemming van gedragingen, doordat het ene subject een ander subject, of zichzelf, met een teken tot een “mentale voorstelling” probeert te bewegen waarmee dat andere subject vervolgens ‘zichzèlf’ beweegt tot het gedrag dat het ene subject van haar/hem verlangt. Daarom omvat een teken — vaak impliciet, zodra dat onderling reeds bekend verondersteld kan zijn — o.a. een voorstelling van een “ding” waarop het beoogde gedrag betrekking moet hebben. Dat vergt dus ook helemaal géén “volledige afspiegeling van een ding,” maar slechts wat voor de verzochte inschikkelijkheid relevant is. En gedragsmatig beschouwd is het geen probleem dat de “mentale voorstelling[en]” van de verzoeker resp. met haar/zijn verzoek de geadresseerde van elkaar verschillen. Dat is zelfs voorwaarde voor àfstemming van hun respectievelijke — verdere — gedragingen.
Ik associeer angst met besef van ònvermogen. Kennelijk verkeert iemand in de wetenschap dat de mogelijkheden van zijn gedragsaandelen tekort zullen schieten voor samenloop met wat z/hij aan situaties verwacht. Aldus beschouwd geeft iemand met — tekens van — angst uitdrukking van haar/zijn besef van beperkingen. Wat kan iemand eraan doen? Dat varieert tussen versterking van eigen vermogen tot en met ontkenning van situaties. Ontkenning kost vaak de minste moeite en is daarom populair. […] Over … angst gesproken, een zgn paradigmawissel vergt een sprong. Kierkegaard was zich terdege bewust van vernauwing onder de noemer van wetenschappelijke objectiviteit.
in: aantekening 83.4
Als middel voor gedragsafstemming moeten gedragsaandelen van alle — althans door de verzoeker inclusief haar-/hemzelf — relevant geachte subjecten ‘in’ het teken zijn verdisconteerd. Dat vergt context als ònlosmakelijk onderdeel van een teken. […] Nota bene, èlk “piece of language” omvat context. Wat bekend staat als enscenering maakt daarvan vaak een groot deel uit. Daarvan zijn ‘we’ ons doorgaans niet bewust, ook al omdat ‘we’ abusievelijk menen dat taal tot woorden, zinnen e.d. beperkt is resp. gehouden moeten blijven. Als ‘we’ ons voor een latere beschrijving — met op haar beurt een onvermijdelijke context — van een eerder uitgewisseld teken beperken tot herhaling van de uitgesproken/-geschreven woorden (enneadisch: signatuur), ontbreekt daaraan inderdaad de bedoelde enscenering. Voor redelijk begrip moet daarvan dus eveneens een beschrijving beschikbaar komen.
De taal- annex tekengebruikers beoordelen voortdurend in hoeverre ‘hun’ tekens de inschikkelijkheid opleveren die ze ermee willen bereiken. Wat wèrkt, komt voor hergebruik in aanmerking in wat een subject ervaart als een vergelijkbare samenloop met een situatie. Door de wil tot vergelijkbaarheid lijkt het wellicht alsof een taal op zichzèlf bestaat, maar een taal is natuurlijk géén taalgebruiker.
Wie Peirce volgt in verruiming van het tekenbegrip, wijst […] het idee van analogie àf. Het is gedragsmatig allemáál taal en teken. […] Op z’n enneadisch nader beschouwd gaat het met elk teken om zoiets als een ontmoeting van […] motieven […]. Wat een subject op enig moment àls teken waarneemt, is mede afhankelijk van haar/zijn voorafgaande motivationele begrip; dat telt immers als gedragsbepaling inclusief zoiets als waarnemingsgedrag. Haar/zijn — nadere — interpretatie van wat z/hij àls teken opvat, kan haar/hem via een mede daardoor opgevat ànder motivationeel begrip tot — poging tot — dienovereenkomstig ànder gedrag bewegen, enzovoort.
Maar nogal principieel gedragsmatig beschouwd is, herstel, vind ik politiek geen onderscheidend criterium. Want gedrag is àltijd afstemming, dwz ontmoeting van verschillende (!) belangen. Kortom, èlke gedragseenheid is — noem het maar — politiek geladen.
in: aantekening 84.6
Ga er nu eens gewoon van uit, dat èlk teken een verzoek tot
inschikkelijkheid is. Dat veronderstelt dus een betrekking, in elk
geval door de spreker met wie z/hij als hoorder(s) beschouwt. De
spreker probeert die hoorder(s) middels (!) een teken tot gedrag te
bewegen dat met haar/zijn belang strookt; dat heeft natuurlijk een
grotere kans van slagen, indien ieder van die hoorders het verzochte
gedrag met haar/zijn eigen belang vindt stroken. Kortom, èlke poging
tot uitwisseling van een teken is politiek.
Er is aan tekenuitwisseling niet slechts een kans op succes ermee
verbonden. Een teken kan ook weer-, tegenstand, enzovoort oproepen.
Wanneer de spreker hoorders nog niet zo goed kent, of juist zó goed dat
z/hij weet welke betekenissuggesties leiden tot hun tegenstand ipv
medewerking, vermijdt z/hij zulke woorden en andersoortige
tekenbestanddelen, denk aan gebaren om geen onnodig risico te lopen
resp. enige kans op inschikkelijkheid te maken.
Met een teken is tekenverkeer aan de orde, en verkeer betreft
verhoudingen. Neem een intersubjectief geval, ofwel van twee
verschillende betrokken subjecten, vooruit, A en B. Wanneer A een
behoorlijke kans wil maken om B zich tot gedrag, door B, dus, volgens
zijn voorstel, van A, dus, te bewegen, moet A het
teken-als-middel-ertoe afstemmen op wat B gedragsmatig passend kan
vinden volgens hun verhouding. Maar A kan onmogelijk met volledige
zekerheid weten hoe B erover denkt resp. middels een aanvullend teken
erover kan gaan denken. Sterker nog, daarvan kan op zijn beurt B zèlf
onmogelijk volledig bewust raken.
Wat A van B wil, stel ik simplistisch even ééndimensionaal voor. Aan
het ene uiterste gaat het A dan om gedrag door B dat volledig voordelig
voor A is (en aldus volledig nadelig voor B). Omgekeerd kenmerkt het
andere uiterste zich door gedrag door B dat ‘beperkt’ kan
blijven om toe te laten dat vervolgens gedrag door A volledig voordelig
voor B is (en aldus volledig nadelig voor A). Zo beschouwd komen deze
uitersten overeen met strikt eenzijdige machtsverhouding. Met het ene
uiterste gaat in elk geval A ervan uit de volledige macht over B te
hebben. Met het andere uiterste is het uiteraard precies
omgekeerd.
Tja, het is de vraag of B hun verhouding inclusief machtsverdeling ziet
zoals A dat doet … zoals B mede vindt blijken uit het teken dat A
nù tot hem richt. En juist dat teken in kwestie kan B vooral opvatten
als poging door A om die machtsverdeling in zijn voordeel resp. in het
nadeel van B te wijzigen. Zo van, als ik, hier B, dus, daadwerkelijk
doe wat A afgaande op mijn duiding van zijn teken van mij vooral in
zijn voordeel verlangt, geef ik, hier nog steeds B, dus, door mijn
inschikkelijkheid ermee hem (A) met zoveel woorden een teken met onze
gewijzigde verhouding in te stemmen. Ik zou wel gek zijn!
Zodra één van de betrokken subjecten een teken in termen van zo’n
machtsverhouding plaatst en/of beoordeelt, is vooropgezette
begrijpelijkheid eenzijdig het recht van de zich oppermachtig wanende
verzoeker — wat dan een eufemisme is — tegenover het
subject tot wie hij zich richt als aan hem onderdanig en/of de plicht
die het zich oppermachtig wanende verzochte subject aan het door hem
strikt aan hem onderdanig veronderstelde verzoekende (lees dan ook:
genade zoekende) subject oplegt. Een amerikaans-engelse misvatting over
begrijpelijkheid luidt: Don’t make me think!
Dergelijke verhoudingen zijn pathologisch.
Macht is natuurlijk niet ééndimensionaal. Verschillende gedragingen
vergen allerlei vermogens. Met samenwerking kunnen subjecten met
complementaire vermogens een gezamenlijk resultaat bereiken met voor
elke deelnemer een voor hem gunstiger aandeel dan louter
zelfvoorzienend haalbaar kan zijn (als er in zijn eentje überhaupt al
ièts van was gelukt). Wie macht(sverdeling) daarvoor zelfs als enig
uitgangspunt neemt, kan helaas ver komen, maar nooit in een alom als
opbouwend, evenwichtig enzovoort ervaren richting en samenwerking mag
dat daarom niet heten.
Volgens de houding voor samenwerking is begrijpelijkheid geen absoluut,
maar relatief … begrip. Met het oog op samenwerking houdt een
teken van A in, dat de inschikkelijkheid door B met diens gedrag een
noodzakelijke bijdrage betreft aan gezamenlijke inspanningen waarvoor B
op zijn beurt dus op bijdragen door A mag rekenen. Volgens die houding
loont het voor B om, indien het hem vooralsnog niet duidelijk is waarom
A hem verzoekt, tot A een verzoek om nadere toelichting te richten.
Onder de noemer van samenwerking moet B er immers van uitgaan dat zijn
begrip van A’s verzoek mede in zijn eigen voordeel kan zijn
indien hij er daadwerkelijk naar handelt. Ofwel, investering door B in
begrijpelijkheid levert juist ook hemzèlf iets op. En dan weer in zijn
voordeel doet A er verstandig aan om op aanwijzing van B moeite voor de
verzochte toelichting te doen. Wat kan helpen, is dat A nadrukkelijk
genoeg wijst op wat hij bijdraagt.
Enige argwaan blijft juist dàn echter geboden. Iemand met een
eenzijdige machtshouding maakt gauw en gretig misbruik van iemand met
een te klakkeloze samenwerkingshouding. Een samenwerkingsaanbod kan ook
domweg niet overwogen worden, omdat er met relativering van verhouding
van dien abusievelijk prompt een dreiging in wordt herkend van de, ja,
volstrekt illusoir, eigen absoluut veronderstelde positie. Die
verdediging is feitelijk een aanval, maar geldige omgangsvormen
verbieden onmiddellijk vertoon van agressie. Daarom krijgt zo’n
afwerend teken afkomstig van wie nog in onzekerheid verkeert over de
machtsverdeling waarvan hij normatief wil — blijven —
uitgaan, vaak de gedaante van zgn goede raad.
Wie tijdig een fopvatting herkent, bespaart zich nodeloze moeite die
hij immers beter in samenwerking kan steken, of in wat op z’n
minst die belofte vooralsnog wèl lijkt te bieden.
[D]ynamiek van begrijpelijkheid [i]s een m.i. onmisbare voorwaarde voor
samenwerking. Het kan lang zoeken zijn naar subjecten die over
verschillen gelijkgezind zijn.
Het samenloopkarakter van gedrag houdt nota bene een beperking van vrijheid in. Die is dus situationeel.
Een teken(exemplaar) kan wat betekenis ervan betreft niet, zeg maar, op zichzèlf worden beoordeeld. Er is tevens een subject dat een teken voortbrengt èn dat richt tot (een) ander(e) subject(en) — en meestal tot zichzèlf — ter onderlinge afstemming van gedragingen. Kortom, èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid met dienovereenkomstig verschillende (!) betekenissen. De verzoeker ‘bedoelt’ ermee waartoe z/hij de geadresseerde(n) wil bewegen zoals z/hij die àndere gedraging(en) vindt stroken met het hare/zijne. En elke geadresseerde geeft er een betekenis aan die haar/hem op haar/zijn beurt past voor — verandering van — de situatie in kwestie.
Ik onderscheid object van subject. Een subject heeft het vermogen
tot gedragsbepaling volgens motivationele begrippen, vooruit, volgens
“behoeften.” Als zodanig heeft een object
‘natuurlijk’ géén behoeften.
Een subject kan dus wèl behoefte hebben aan een object met bepaalde
eigenschappen. Het is maar wat het subject in kwestie … wil, nota
bene altijd situationeel. […]
Op het momènt van haar/zijn situationele gedraging kàn een subject
zelfs niet “irrationeel” zijn. Z/hij kan eerder gedrag
later wel betreuren, omdat het haar/hem niet opleverde wat hij ervan
verwachtte. Teleurstelling kan haar/hem tot een volgende poging
bewegen, maar dan ànders omdat het op de eerdere manier kennelijk niet
werkte.
Door hun samenloop hebben object èn situatie elk hun aandeel aan — resulterend — gedrag. Als een object een subject is, dwz beschikt over cognitief vermogen ter bepaling van samenloop- en zo door tot gedragsaandeel, is de aanduiding “purposeful” inderdaad treffend (waarvoor de semiotische enneade motief als element telt). Van samenloop tot samenloop verandert (lees ook: leert) — ook — het subject in kwestie en dùs zijn vermogen om aandeel aan toekomstige samenlopen te leveren.
in: aantekening 86.9
Zodra je de waarnemer ruimer opvat als subject dat waarneemt ten dienste van zijn situationeel variabel gedrag kan je ook pas begrijpelijk krijgen wat praktisch telt als gelijk- resp. volgtijdelijkheid van verschijnselen. Dat is voor iedereen … ànders. Gedragsmatig moet daarom iedereen leren omgaan met vertekende waarneming in situationele dynamiek die hèm raakt. De relevante vakdiscipline is veeleer sociale psychologie.
Met elk teken erkent het subject dat het voortbrengt daarentegen ‘met zoveel woorden’ principieel dat het onlosmakelijk in verhoudingen staat.
[M]et vertekeningen gaan we zó routinematig om dat we ons er doorgaans niet van bewust raken. Dat gebeurt pas als afstemming mislukt, we er een probleem in zien en op zoek naar oplossing gaan.
Wat een subject als een teken ervaart, gaat m.i. dus onlosmakelijk
gepaard met interpretatie als verzoek tot inschikkelijkheid. Daarom ben
ik geneigd [dat] te associëren met “manieren [van]
doorbreking” in de zin van — ervaring van — geslaagd
verzet tegen wat een ànder wil dat het subject doet. Als het subject
ervaart dat z/hij wèl kan doen resp. laten wat z/hij ervaart dat z/hij
zèlf wèl wil, is dat voor haar/hem op dat tijdstip in die situatie, zeg
maar, mooi, goed e.d. Wat thans zoal voor kunst(ervaring) doorgaat, kan
daar sterk van afwijken. Van mooi naar kunst(ig) vind ik daarom een
verwarrende verwisseling van thema. […]
Wat iemand … mooi vindt, kan juist zijn wat haar/hem, over
verheven gesproken, verlossing van veranderdruk laat ervaren. Nogmaals,
als dat lukt, duurt het nooit lang en slechts onder bepaalde
omstandigheden (lees: situatie).
Ik stel principieel een andere vraag. Die luidt, waaròm richt een subject een teken tot een ander subject (en zelfs meestal tot zichzèlf)? Als enige … functie komt m.i. afstemming van gedragingen in aanmerking. Daarom heb ik als enige semiotische hoofdstelling geformuleerd, […] dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is.
Wat is er nu zo moeilijk aan om omgevingsinvloeden op gedragingenvariëteit te erkennen? […] Andere […] situatie, ander gedrag. En zodra verschillende gedragingen in een omvattend(er) model geordend beschreven moeten staan, is explicitering van bijbehorende situaties onmisbaar, punt. Met context als beschrijving van situatie kenmerkt zo’n stelselmatig passende modelleermethode zich door contextuele verbijzondering. Metapatroon kent dat als recursief beginsel voor open bereik. Oh ja, wat dan weer van natuurkunde valt te leren, situationele gedragsverbijzondering geldt niet slechts voor dieren (en planten; algemeen: subjecten), maar voor willekeurige objecten.
Overigens hoeft het voordeel voor de één niet in het nadeel van een ànder te zijn. Samenwerking dient wederzijds voordeel; wie echter niet tot de verzameling samenwerkers behoort, kan uiteraard wèl dienoverkomstig betrekkelijk nadeel ondervinden.
Kenmerkend voor een subject is het vermogen tot wisseling van perspectief. Zo slaagt een subject erin zich tot op zekere hoogte naar omstandigheden te gedragen inclusief verandering ervan, enzovoort. Met een nul-identiteit strookt daarom niet een ènkel “perspectief.” Mede afhankelijk van — verloop van — situationele samenlopen geldt telkens een … perspectief. Van het ene komt het andere, ook voor het subject in kwestie vaak moeilijk tot onmogelijk … redelijk te voorspellen.
Dat maakt volgens mij hermeneutiek wat èlk subject met èlk teken doet. En met interpretatie vat een subject een teken niet op, in elk geval niet primair, als een mededeling over een “feitelijke toestand,” maar, nogmaals, als een verzoek tot inschikkelijkheid. Dat omvat vaak èxpliciete mededeling van wat het verzoekend subject houdt voor een “feitelijke toestand” om het geadresseerde subject tegelijk zo duidelijk mogelijk te laten weten wèlk gedrag voldoet aan het desbetreffende verzoek. Ingewikkelder is het ook weer niet. Om er … iets van “filosofische waarheid” van te willen maken, verwart slechts.
De veronderstelling dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, houdt betrokkenheid van verschillende deelnemers in. (Een zgn subject richt een teken overigens het vaakst tot zichzèlf; van het ene op het andere moment geldt z/hijzèlf als … verschillende subjecten.) De inschikkelijkheid waartoe het ene subject (een) ander(e) subject(en) oproept, betreft gedràg (lees ook: handeling) dóór (het) andere subject(en) zoals het ene dat afgestemd op het zijne ziet. Of (het) andere subject(en) dat ook zo zien, is altijd maar de vraag … Hoe dan ook dient informatie afstemming van gedragingen door wie in resp. situationele hoedanigheden als deelnemers op elkaar zijn betrokken. Zo hebben zij èlk hun motief.
Ja, als situatie(s) ervaren zijn gemeenschappen een samenloopfactor. Maar het is altijd een subject dat ervaart, enzovoort. Nogmaals, dat is géén subject in absolute zin, zeg ook maar met onwrikbaar wezen, maar dus telkens situationeel subject.
Eenzijdigheid komt voorstanders ervan kennelijk goed uit (waarbij ze gemakshalve vergeten — hoezo één betekenis?! — dat zij ànderen verzoeken genoegen te nemen met hun dienovereenkomstig … àndere, òndergeschikte plaats).
Tja, gemeenschap is een kwestie van verhoudingen, zodat vrijheid dienovereenkomstig betrekkelijk geldt. Ofwel, wie zich er met zoveel woorden als absolute waarde op beroept, bedrijft valse retoriek. En zo zijn ook gemeenschappen niet strikt van elkaar gescheiden.
Subjectief situationisme veronderstelt dat belangen niet strikt subjectief, zeg ook maar persoonlijk, kùnnen zijn. Een subject rekent met (de) situatie(s) en voorzover z/hij daarin àndere subjecten herkent met hùn belangen. […] Voor optimaal verkeersverloop vermijden deelnemers vaak … botsingen. Daarentegen bereiken zij door samenwerking anders onhaalbare resultaten. Nee, niet altijd opbouwend, overigens.
Ik veronderstel dus dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid
is. Kortom, het ene subject probeert àltijd (een) ander(e) subjecten
— en meestal (vooral) zichzèlf — ermee tot gedrag te
bewegen dat hij (lees ook: zij) als afgestemd beschouwt op zijn (lees
ook; haar) eigen gedrag.
Hoeveel moeite besteedt het ene subject aan productie en overdracht van
een teken? Eveneens evolutionair consequent acht ik de
veronderstelling: zo weinig mogelijk. Dus ook, wat de één meent bij de
ànder reeds als bekend te weten, behoeft geen herhaling, maar slechts
minimale verwijzing. En daarom vind ik de aanduiding ideologie treffend
voor wat de één allemaal gelooft dat de ànder op voorhand gelooft ter
bepaling van diens gedragsaandeel respectievelijk voor wat de ànder
voor diens interpretatie enzovoort gelooft. […]
Ik herhaal dat er pas iets begrijpelijks van valt te maken door situationisme door te trekken tot subjectief-situationisme. Een situatie heeft géén grond. Dat hebben de deelnemers eraan voor hun respectievelijke gedragsaandelen èlk wel, en dat zijn hun respectievelijke ervaringen van relevante situatie, ofwel hun respectievelijke motieven (die ze over en weer middels tekens proberen te beïnvloeden). Ja, dat betreft een veronderstelling en zoals geldt voor àlles dat àls veronderstelling (lees ook: axioma e.d.) … geldt. […] De clou is om ze ònverklaarbaar te … verklaren. Zolang dat praktisch uitpakt, prima. Het criterium heeft principieel een subjectief-situationeel bereik.
in: aantekening 89.8
Van menselijk denken maak ik subjectief denken, want natuurlijk beschikken niet alleen mensen over cognitief vermogen (als middel voor afstemming van — afwisseling van — hun situationele gedragsaandelen).
[B]etekenis-voor-gedrag […] neem [ik] radicaal als uitgangspunt. Een subject wil weten om ge-wetens-vol te doén. Omdat een situatie tot gedrag kan dringen, doet een subject vaak wat haar/hem op dàt moment nog het minst verkeerd uit lijkt te gaan pakken. Zo’n situatie is niet zozeer een taalspel om te weten, maar een verhoudingenstelsel om te doen. En wàt een subject daadwerkelijk … doet, betreft inderdaad vaak taalgebruik om vòlgens haar/zijn weten-schap van situationele verhoudingen invloed uit oefenen op (een) andere situationele deelnemer(s). Naar mijn idee is zelfs èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid. Wie een teken voortbrengt verkeert in onzekerheid of het subject tot wie z/hij het richt er zich ook door wil laten bewegen. Wie iets àls een teken opvat, verkeert op haar/beurt in onzekerheid over … Ga zo maar door.
Oh ja, een object dat voor ’zijn‘ situationele gedragsbepaling beschikt over cognitief vermogen, noem ik een subject. Als het ene subject van doen heeft met een ander subject, […] moet hij hem ook àls subject waarderen. […] Niet alleen situatie telt, maar situatie èn subject doen dat. En wat een subject ervaart àls situatie is om te beginnen al onvermijdelijk … subjectief.
Vooruit, zeg maar dat we ook met dingen — woorden kunnen doen.
Wat telt, is wat àls … samenstellende delen van … een teken
kan worden opgevat, geduid, enzovoort. Voor afgestemd gedrag, wat
altijd en alom neerkomt op situationeel gericht gedrag, hebben woorden
slechts een zeer gering aandeel.
Onderscheid dat er voor communicatie wèl toe — doet, is dat
tussen deelnemers aan tekenverkeer met het ene individu dat een teken
voortbrengt en andere individuen die gedrag àls een teken opvatten,
enzovoort. Overigens wisselt een individu ook … en nota bene
zelfs vooral … tekens uit met — zichzèlf. […
O]nderscheid moet principieel natuurlijk wèl … blijven …
gelden tussen enerzijds wat de één wil dat de ànder doet, anderzijds
wat de ànder daadwerkelijk doet op een teken van de één.
[…]
Ik benadruk nog maar eens dat er grondig beschouwd slechts een ènkel
taal-/tekenbegrip productief volgehouden kan worden, en dat is dat èlk
teken een verzoek tot inschikkelijkheid is. Wie dat met mij òneens is,
geeft daarmee aan dat het in minstens één geval klopt (en is het
kennelijk alsnog eens met mij :-).
[E]en object dat over cognitief vermogen beschikt[, …] noem ik een subject. Een subject ondergaat èn maakt aanspraak. Dat werkt … dus … middels tekens.
[Daarvoor geldt] dat er — sprake is van … minstens
… twee zijnden. Daarvan spreekt het ene, en het andere hoort. Het
andere hoort dan het ene spreken (lees; dènkt het ene zijnde er is dat
tot haar/hem spreekt; als het andere zijnde een object is, maar géén
subject, heet dat waarneming voor het ene zijnde als subject). En het
andere zijnde hoort met — zijn momentele situationele identiteit
dat ene zijnde volgens ook — zijn momentele situationele
identiteit. Zoals ik al zei, haakt het andere subject met de
situationele identiteit zoals z/hij die van het andere zijnde ervaart
in op de nul-identiteit ervan, enzovoort.
Of ik hiermee een toepasselijke schets van … enige …
cognitie geef? Ik vind er alweer véél meer variëteit redelijk mee
verklaarbaar. Logisch? Ja, maar de aanname van twee
identiteitsbegrippen (!) vestigt een kwalitatief àndere logica, zeg
maar een stelsellogica. […] Wie voor een object inclusief subject
vasthoudt aan een ènkel identiteitsbegrip zit — zichzelf nog in
de weg.
Aan de psychologische verklaring is sociaal, dat zulk gedrag contingent is, dwz mede afhankelijk van de situatie in kwestie. Hetzèlfde individu, maar àndere situatie? Volgens sociaalpsychologische logica resulteert ànder gedrag.
in: aantekening 91.8
Tegen de aanduiding als model heb ik geen bezwaar. Een subject ‘kent’ echter geen model van zichzelf als geheel. Als differentiële factor geldt telkens een situatie. […] Een subject benut cyclisch allerlei partiële (!) modellen, variërend voor het opdoen van situationele ervaring tot het — daarmee — opstellen van een plan voor het voortbrengen van situationeel passend gedragsaandeel. Ofwel, de modellencyclus dient subjectief aandeel aan situationeel gedrag. […] Hoewel een subject een model heeft, betreft een model aldus de betrekking van (!) ‘eigen’ subject en ‘andere’ situatie. [… Er geldt] principieel niet een ènkelvoudige subjectgerichtheid, maar — dynamiek van — meervoudige subjectief-situationele perspectieven. [… H]et model, herstel, de modellencyclus in kwestie acht ik principieel selectief in subjectief-situationele zin. En de ene gedràgscylcus inclusief modellencyclus gaat over in de andere, enzovoort. […] En van die ‘modellen’ is het subject in kwestie zich zeker niet allemaal resp. volledig bewust. In mijn enneadische uitbreiding van het triadische … model dat Charles S. Peirce van semiosis schetst, druk ik dat uit met een optische analogie voor de drieledigheid van interpretant. Motief verkeert ‘achter’ focus; eventueel bewustzijn is voorbehouden aan begrip er ‘voor.’
Ik zie openheid beperkt door zowel het iets als ‘resultaat’ van eerder doorgemaakte samenlopen als de situatie waarmee het op enig moment samenloopt. Het is niet anders. Vergeleken met een — iets als — object is een subject uitgerust met cognitief vermogen. Daarmee kan een subject àctief gedragsaandeel aan situationele samenloop leveren en zodoende ‘zelf’ invloed uitoefenen op toekomstig — wellicht — relevante situaties. Tja, hoe ‘wij’ dat meestal doen, is nogal ènkeldimensionaal, pakt per saldo vaak rampzalig uit.
Wisselende situaties drijven de subjectontwikkeling, waarbij mede daardoor op hun beurt ook situaties wijzigen, enzovoort.
Er is voor subjectief gedragsaandeel m.i. geen ontkomen aan gesitueerdheid. Maar een subject … betrekt natuurlijk ervaringen bij zijn overwegingen. En hoe meer gevarieerde ervaringen een subject … ontwikkelt, des sterker zou z/hij — kunnen — beseffen dat z/hij vanwege onlosmakelijke gesitueerdheid allesbehalve autonoom bestaat. Dat kan haar/hem dan tot navenant sterker verantwoordelijkheidsbesef voor situaties (lees ook: milieu, omgeving) brengen.
Zgn objectivering is àltijd subjectief-situationeel bepaald. Beroep op objectiviteit dient een subject om zijn geprivilegieerde positie in verhoudingen met àndere subjecten te verhullen.
Vervang de term klasse eens door de term verzameling. Uitgaande van
subjectief situationisme ‘is’ het altijd een bepaald
subject dat ‘kiest’ wat z/hij àls een verzameling opvat. En
dat doet z/hij altijd situationeel. Dus, in/voor — wat z/hij
altijd, maar doorgaans zònder ervan zgn bewust te zijn, ervaart àls
— een bepaalde situatie acht z/hij het voor wat z/hij wil
bereiken ‘nuttig’ om bepaalde verschillen voor
on(der)geschikt te houden. Dat resulteert in elementen waarmee z/hij
aldus met één en hetzèlfde situationele gedragsaandeel, maw op vergaand
dezèlfde manier, dènkt te kunnen omgaan. Ofwel, het criterium voor
‘element’ resp. ‘verzameling’ van exemplaren
‘kent’ gedragsmatige oriëntatie en is principieel
differentieel, te weten tèlkens subjectief-situationeel.
Terwijl het subject in kwestie zich aldus voor een bepaald bereik
zoiets als uniform gedrag meent te kunnen veroorloven, pakt dat gedrag
alom niet hetzèlfde uit. Er resulteren verschillen, ook al omdat
wie/wat z/hij als elementen veronderstelt ‘willekeurig’ is.
Stel desalniettemin dat die … elementen eveneens als subjecten
kunnen worden beschouwd met ervaring van continuïteit
door-de-situaties-heen. Mede als gevòlg van het gedrag van het subject
in kwestie veranderen zij … verschillend. Dat gebeurt
‘natuurlijk’ omdat zij eraan voorafgaand van elkaar …
verschillen. Daar doet de veronderstelling door het subject in kwestie
dat z/hij in een opzicht dat momentaan voor haar/hem telt met hen
allemaal op dezelfde manier kan verkeren, niets aan af. Maar als
invloed elementair verschillend doorwerkt, is het óók voor het subject
in kwestie maar de vraag of de veronderstelling nuttig blijft dat er
een verzameling, zeg dus ook maar klasse, ‘bestaat’ van
elementen waarmee z/hij als zodanig opgevat allemaal op dezèlfde manier
kan blijven (!) omgaan (als het de eerste keer al verstandig
was).
Zo ontspoort een bureaucratie, herstel, wie zich van bureaucratie
bedient.
in: aantekening 92.3
Het is taktiek van de één om de ànder te laten geloven dat z/hij zulke moeite dan toch vooral doet, sterker nog, moet doen in haar/zijn eigen belang (met al dan niet expliciete verwijzing naar zgn algemeen belang, of een norm, als verdere aansporing annex dreiging). Dat is mèt tekens altijd de productiewijze geweest. Opnieuw niets nieuws, dus, hoogstens geef ik een nieuwe verklaring ervan (en vòlgens zo’n verklaring kan een subject … vèrvolgens inderdaad àndere gedragsbepalingen opstellen enzovoort dan wanneer z/hij die verklaring niet kent).
in: aantekening 92.3
Ook mijn taalbegrip is ànders. Ik beschouw, over verhoudingen resp. gedragsaandelen eraan gesproken, èlk teken als een verzoek tot inschikkelijkheid.
Als het echter klopt dat èlk teken een verzoek om inschikkelijkheid is, betreft tekenverkeer verschillende deelnemers met hun … verschillende belangen. Hoe pakt afstemming van hun … verschillende gedragingen daadwèrkelijk uit? De ene deelnemer probeert de andere tot een interpretatie te bewegen waarmee die ander zich als het ware zèlf tot gedrag zet dat de één van de ànder verlangt. Zo gaat èlk teken als het afstemmingsmiddel dat het is, met strijd gepaard. Zeg ook maar, een- èn andermaal. Met een definitie bedoelt de één de — verdere — interpretatie van haar/zijn teken door de ànder en bijgevolg het gedrag door de ànder te kanaliseren, zeg ook maar te koloniseren. Wie daarvoor evenwichtige verhoudingen inclusief nota bene belangen van de ànder zoals die ànder dat allemaal ziet veronachtzaamt of zelfs opzettelijk schaadt, moet op verzet ertegen rekenen. [Dat blijft zo] zolang minstens één deelnemer haar/zijn ‘definitie’ voor absoluut geldig houdt en op die manier — verhoudingen met — (de) ànder(en) feitelijk ontkent, laat staan zolang ze dat van weersomstuit allemaal blijven doen.
Aan “relaties” levert een subject gedragsaandelen. Hij levert eveneens àls gedrag zoiets als allereerst een afstemmingsaandeel. Dat ‘doet’ hij met een teken, ziedaar verzoek tot inschikkelijkheid. Op zulk gedrag door de één volgt dan gedrag door de ànder, waarbij het niet domweg gezegd is dat die ànder daadwerkelijk voldoet aan het verzoek van de één. Voor èlk subject gaat het met zijn gedrag(saandeel) om wat hij vindt stroken met wat hij als situatie ervaart. En met èlk van zijn gedragsaandelen verandert zowel hijzèlf als de situatie als … ànder, enzovoort. De verschillende samenlopen van het — daardoor veranderende — subjecten met — eveneens veranderende — situaties leggen beperkingen op.
De afhankelijkheid is tweeledig en hoe dat uitpakt, is er in evolutionaire zin selectief aan. Een individu (lees ook: subject) verkeert in een situatie (vandaar: subjectief situationisme). Door hun samenloop veranderen beide (f)actoren, enzovoort.
Wat [men doorgaans] onder religie … verstaat, […] lijkt
mij politiek. En ik vind èlke gedraging politiek in de zin een subject
niet anders dan situationeel ‘zijn’ aandeel overweegt resp.
daadwerkelijk levert ter verandering van zowel zichzelf als — wat
hij duidt als — de situatie. Daarbij geldt mikken op continuïteit
óók als verandering, te weten met zoiets als niets als grenswaarde. Zo
vat ik het subjectieve gedragsaandeel niet zozeer re-, maar proactief
op. […] Dat blijft m.i. niet beperkt tot mensen. Daarom heb ik
het over subjecten. Als subject beschouw ik een … object dat over
cognitief vermogen beschikt ter bepaling van zijn tèlkens situationele
gedragsaandeel, noem het inderdaad “verstandige en geengageerde
participatie.” Als zoiets als de relevante ruimte van het
“contact” veronderstel ik steeds een samenloop van subject
en situatie. Voor het subject in kwestie verloopt de aanleiding voor
zijn vòlgend gedragsaandeel via een, ik noem het hier toch maar,
weergave van die samenloop. Dat geldt als een teken. Zo luidt mijn
veronderstelling dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is.
Daarmee is zeker niet gezegd dat een subject er klakkeloos gehoor aan
geeft. Wàt hij als teken opvat, staat op voorhand immers onder invloed
van zijn cognitief vermogen inclusief motieven. Dat geldt voor zijn
— verdere — interpretatie ervan met in cognitieve zin als
uitkomst zijn, zeg maar, plan voor zijn gedragsaandeel. Verwerkelijking
àls gedrag kan dan opgaan in wat (een) ander(e) subject(en) — en
doorgaans beslist ook wederom hijzelf als … subject —
ervaart (èlk ervaren) als samenloop van subject en situatie middels een
teken als verzoek tot inschikkelijkheid.
Zo mikken subjecten vaak een aanzienlijk aandeel van hun …
gedragsaandelen op afstemming van hun gedragsaandelen. Dan heet het
kortweg dat wij tekens (lees ook: informatie) uitwisselen. […] Zo
proberen willekeurige subjecten elkaar (lees ook: over en weer) tot
levering van gedragsaandelen te bewegen, telkens volgens wat de één de
ànder — niet — wil laten doen zoals hij dat vindt stroken
met wat hijzèlf — niet — doet.
Nota bene, afstemming betreft verschillende (!) gedragsaandelen. Het
andere subject ‘moet’ een teken dat het ene subject tot hem
richt dus zelfs … ànders opvatten dan het ene subject doet.
Anders zou de ander immers tot hetzèlfde gedragsaandeel kunnen
besluiten. Dat kàn echter niet. Nee, “noodzakelijke voorwaarden
voor het echte verstaan” geef ik zo niet aan, wèl een
begrijpelijke, houdbare verklaring. […]
[Het klopt niet] als maatgevend [te] reken[en] met een … situatie
waarin een neutrale waarnemer, maw de spreekwoordelijk objectieve
wetenschapper, gedrag van een proefpersoon … waarneemt. Vooruit,
stel dat de proefpersoon zich niet bewust is van enige zgn waarneming
door enige zgn wetenschapper. Ja, hoe die persoon zich — verder
— gedraagt, heeft hij in zijn ervaring van de situatie
verdisconteert. Maar onder de noemer van “reactie” blijft
veronachtzaamd dat hij àctief bezig is, zelfs proactief om —
verdere — samenlopen zodanig te beïnvloeden dat ze hem beter
(lees ook: minder slecht) uitkomen. En zodra de proefpersoon merkt dat
de zgn waarnemer feitelijk … actief is, is er van enige
neutraliteit al helemáál geen … sprake. In wat voor de
proefpersoon het “betekenisvolle” teken is, verschijnt de
zgn waarnemer onvermijdelijk zelfs prominent met vergaande invloed van
dien op — verdere — gedragsaandelen door de proefpersoon.
[…]
Maar wat geldt als gepast? Elke gedraging verdient politieke
beoordeling, en daar komen de subjectief verschillende duidingen àls
relevante situatie dus nog bij[. …] Sterker nog, zo’n
… onafhankelijk standpunt bestaat ‘natuurlijk’
niet.
Een subject heeft vaak zijn (on)eigen inschikkelijkheid niet door.
[…] Dat besef lijkt mij [echter] een onmisbare voorwaarde voor
verantwoorde politiek, terwijl gebrek eraan zgn politici juist lijkt te
typeren. Of valt het van hen slechts het meest op?
Waarin mensen […] een uitzondering [zouden] vormen, nou ja, op
z’n minst uitmunten, is dan dat voor hen informatie verwijzing
betreft naar wat als, zeg maar, object bestaat. Zo [geldt] een woord
als uitwisselingseenheid met gedeelde betekenis. […] Dat klopt
m.i. dus niet. Wat telt is telkens de verhouding en hoe de ene
deelnemer andere deelnemers — en zelfs meestal zichzelf —
tot bepaalde gedragingen wil bewegen. Onderling en met andere levende
‘wezens’ doen ook mensen niets anders: pragmatiek. Daarvoor
laat zich van een teken een — wat ik noem — gedragsmatige
structuur veronderstellen. Volgens enneadische semiotiek kan een zgn
woord onderdeel van één van de drie tekenelementen zijn.
Deze taalopvatting leidt voorts … natuurlijk tot o.a. andere
ideeën over de geschiedenis van taal(gebruik). […] Ik zoek het in
doeltreffend- en doelmatigheid van teken als, nogmaals, verzoek tot
inschikkelijkheid met veronderstelling van gedragsmatige … syntax
van dien. Wie zulke tekens voortbrengt, noem ik subject. Dat is dus èlk
levend ‘wezen.’ En ook mensen bedienen zich voor tekens van
veel meer dan woorden.
Gedrag veronderstelt een gedrager. Met een bepaalde gedraging past
de gedrager zich aan bepaalde omstandigheden aan met
dienovereenkomstige — al dan niet door de gedrager opzettelijke
— aanpassing van de omstandigheden. Enzovoort.
Dit is een evolutionaire opvatting. Die strookt met een (post)modern
sociaal-psychologisch … paradigma. […]
Een norm is ‘kennelijk’ een voorschrift voor een gedrager.
Indien z/hij omstandigheden duidt zoals die norm im- dan wel expliciet
aangeeft, dient z/hij zich te gedragen zoals die norm im- dan wel
expliciet voorts aangeeft. (Het nalaten van bepaald gedrag is
natuurlijk ook gedrag.) En een norm geeft im- dan wel expliciet
sancties aan die op niet-naleving ervan staan.
Zo beschouwd is een rechtsstelsel ònderdeel van een normatief stelsel.
Codificatie (lees ook: verdergaande explicitering van normering) dient
… Tja, wat eigenlijk? Dictators zijn dol op wetten.
Om iemand besef van een norm in te peperen laten we haar/hem een
ritueel ondergaan. Tijdens zo’n ritueel ligt doorgaans àlle
nadruk op vestiging van een onlosmakelijke verbinding met (lees o.a.
ook: verwantschap) van een persoon met een andere persoon of met een
‘maatschappelijke’ instelling. Dat is vaak echter
(groten)deels een, zeg maar, plaatsvervangende verbinding. Want voor de
ene persoon vertegenwoordigt de — ene — ànder
meerdere/verschillende … ànderen.
Ja, A trouwt met B. Dat normeert niet alleen A’s gedrag …
anders in — een aantal van — haar/zijn betrekkingen tot B
(en andersom), maar — vooral? — óók haar/zijn gedragingen
in — een vaak véél groter aantal van — haar/zijn —
eventuele — betrekkingen tot andere personen/instellingen dan B.
Sterker nog, voor — regulering van — zulke
‘overige’ betrekkingen maakt het althans voor ànderen
meestal helemaal niets uit met wie A getrouwd is. Wat daarvoor telt, is
A’s getrouwd-zijn, klaar. Uitgaande van zo’n normerende
gebeurtenis betreft een stelsel dan het bereik van doorwerking
ervan.
Ja, A behaalt een diploma aan onderwijsinstelling C. Daarna hoeft A
zelfs niets meer met C te maken te hebben. Maar met haar/zijn diploma
komt z/hij in aanmerking voor verdere betrekkingen.
Toespitsing op een normerende gebeurtenis zònder (!) uitputtende
opsomming van invloed op betrekkingen die er ook door worden geraakt,
houdt het stelsel dat de ene gebeurtenis als plaatsvervangend
constitueert open (lees: minder gesloten) voor veranderingen. Dit is
wederom een evolutionaire opvatting.
Het is wellicht wennen om ook geboorte en overlijden als normerend te
beschouwen. Maar plaatsvervangend algemener geldig per persoon kan ik
niets bedenken.
Wanneer X een betrekking met A — nader — wil aangaan, kan
z/hij daarvoor van belang achten dat A ‘voldoet’ aan de
voorwaarde van het met ‘succes’ hebben ondergaan van (een)
bepaald(e) — eerdere — normerende gebeurtenis(sen). Moet X
daarvoor A op haar/zijn woord geloven? Als waarborg wordt van zulke
gebeurtenissen zgn akte opgesteld en bijgehouden. Er is voor A niet één
akte met voortschrijdende registratie. Er bestaat over/voor haar/hem
een akte per normerende gebeurtenis die voor haar/hem geldt. Naar
behoefte, over normering gesproken mits de raadpleger daartoe bevoegd
verklaard is, telt voor verificatie een deelverzameling van
akten.
Ik wil maar zeggen dat ik besef er niet aan te moeten beginnen om
stelsels als èlk afgebakend te vóóronderstellen. Daarentegen zijn de
verschillende (!) gebeurtenissen met normerend uitwaaierende bedoeling
juist gemakkelijk aanwijsbaar. Dat is … logisch, want opvallend
moeten ze ook zijn om plaatsvervangend te dienen.
Hoe dan ook wil ik hiermee nòg maar iets zeggen. Dat is dat ondanks
alle pogingen tot begripsprecisering ook een vraag voor de zgn
respondent ‘natuurlijk’ een teken is. Voor haar/zijn
antwoord overweegt z/hij dus wat — hij dènkt dat — de
vrager van haar/hem wil en in hoeverre z/hij eraan tegemoet wil komen.
Subjectief situationisme is nu eenmaal niet objectief.
Noem een verzoek ook maar een wens. Ziedaar wenselijke antwoorden.
[… E]en ‘afwijkend’ antwoord [is] juist …
betrouwbaar […] voor wie er wèl rekening mee houdt dat de
respondent àls subject er op haar/zijn beurt situationele duidingen
enzovoort op na houdt.
Wat het ene subject op enig moment ‘zijn’ relevante “omstandigheid” (lees dus ook: situatie) acht[, …] telt [vaak] verdere … subjecten die op hùn beurt telkens situationeel georiënteerd zijn. [Stelselmatig is daarom enkelvoudig subjectperspectief [onpraktisch enzovoort]. De m.i. omvattender opgave waaraan ik bijdragen geleverd … meen te hebben is om […] een praktische manier te bieden voor principieel samenhangende (lees daarom ook: stelselmatige) modellering van meervoudige perspectieven: Metapatroon. […] Die methode […] probeer ik alweer tientallen jaren tevergeefs ingang te doen vinden. Ik stuit er kennelijk mee op academische en/of bestuurlijke taboes. Met zoveel woorden wijs ik op wederzijdse afhankelijkheden. Op valse objectiveringen. Mensen die een positie hebben om veranderingen te bevorderen (b)lijken echter meestal — zonder uitzondering? — geneigd — geraakt te zijn? — slechts op veranderingen uit te zijn die eenzijdige afhankelijkheden in hùn voordeel … beslechten. Anderen moeten zich schikken naar wat zij willen, maar wie onzeker is of dat gebeurt, houdt die voorkeur voor scheve verhoudingen liever verborgen om anderen in de waan van erkenning van hùn belangen te laten. Door de semiotische hoofdstelling, te weten dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, ervaren zij zich zowel betrapt als belemmerd. Daadwerkelijke emancipatie is, en blijft, prompt kansloos.
in: aantekening 94.5
Volgens mijn taal- annex tekenopvatting, samengevat met de stelling dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, [dient e]en teken […] afstemming van gedragingen. Een teken (lees ook: taalgebruik) veronderstelt uitwisseling. Er ‘is’ een verhouding aan de orde, met deelnemers van dien èn daarom tellen hun resp. belangen. Dat zou niet sociaal, niet politiek zijn? Vergeet het.
in: aantekening 94.8
Wat er, zeg maar, tekenmatig gebeurt, acht ik […] ‘gewoon’ verklaarbaar volgens de aanname dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is. Nogmaals, taal- resp. tekengebruik betreft gedragsmatige afstemming.
[W]aaròm wisselen, zoals ik ze algemeen aanduid, subjecten tekens
uit en wàt gebruiken ze daarvoor als passende tekenstructuur? [Overweeg
aub] dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is (Engels: every
sign is a request for compliance). Klopt, voorgaande zin is een evident
geval van deze tekenkwalificering. :-) [Want ik] probeer […] onze
gedragingen op elkaar afgestemd te krijgen zoals mij dat passend lijkt
(en waarvan u ‘natuurlijk’ het uwe vindt, enzovoort, zoals
u laat blijken met wat u op ùw beurt mij als teken wil laten weten;
inderdaad, ònbeantwoord laten van een verzoek is wat bewegen tot
inschikkelijkheid betreft eveneens een teken :-). […]
Bij de aanname dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is
[…], past een hypothese over structuur van een teken. Wat komen
als elementen in aanmerking en hoe hangen ze samen? En welke positie
neemt een teken in alweer ruimer verband beschouwd in? […]
Om met verklaring — wat — verder te komen vergt m.i. daarom
een model dat zowel teken in verband plaatst met gedrag èn cognitie als
plaats heeft voor samenhangende veranderlijkheid.
Al dan niet opzettelijk ontstaat verhulling, verwarring, enzovoort door wat voor de ene situatie past, ten onrechte als geldig voor een andere situatie te opperen. Denk aan reclame, bestuur, politiek … Nota bene, volgens mij is zelfs èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid. Het ene subject probeert een ander subject — inclusief zichzelf — ermee tot gedrag(sverandering) te bewegen zoals hij dat als afgestemd met zijn eigen gedrag(sverandering) beschouwt.
Stel, subject A wil afstemming van zijn gedragsaandeel met dat van
subject B. Daartoe verricht A zoiets als voorafgaand gedrag waarvan hij
verwacht dat B het als tot hem (lees ook: haar) gericht teken opvat.
Want, zo luidt in elk geval mijn taal- resp. tekenbegrip, èlk teken is
een verzoek tot inschikkelijkheid. Het idee is dat B mede door het
teken in kwestie een motief ontwikkelt dat hem — verder —
beweegt tot verrichting van het feitelijke gedragsaandeel zoals waarom
A met dat teken bedoelde te verzoeken.
Dit taal- resp. tekenbegrip vind ik o.a. verduidelijken wat zoal onder
cultuur kan worden verstaan. A en B delen méér cultuur, naarmate het
teken dat zij uitwisselen voor geslaagde afstemming van hun gedragingen
minder expliciete aanwijzingen hoeft te bevatten.
in: aantekening 95.8
Jij en ik verkeren in een verhoudingenverloop waarin wij telkens onze respectievelijke gedragsaandelen op elkaar afstemmen, met over en weer ervaring van meer of minder resultaat vergeleken met wat we er dus èlk mee willen bereiken. Zo gaat dat door, van — uitwisseling van — het ene teken tot het volgende, enzovoort. Daaruit vòlgt een samengesteld teken- annex informatiebegrip als voorwaarde (!) voor samenhangende verschillen door-de-verhoudingen-heen, enzovoort. Kortom, met een ènkelvoudig opgevat informatiebegrip gaat het dus voorspelbaar mis, en dat is met netwerk(en) inmiddels àltijd, zodra verschillende deelnemers erkenning verdienen.
Sterker nog, subjecten kunnen pas verantwoord met elkaar — blijven — spreken en bijgevolg afgestemd — blijven — handelen in wederzijds besef van, en onophoudelijk lerende nieuwsgierigheid naar, betekenissenvariëteit door ook en vooral daardoor voortschrijdend meervoudige betrekkelijkheden.
Wie een teken voortbrengt, geeft niet slechts aan tot welk gedragsaandeel z/hij de ànder ermee wil bewegen. Z/hij ‘verduidelijkt’ tegelijk het aandeel dat die ànder van haar/hem kan verwachten in het geval van — weigering van — inschikkelijkheid. Na, eh, opvoeding kan dat doorgaans overigens ònuitgesproken blijven; als context dringt dat niet of nauwelijks — meer — tot bewustzijn door van zowel de één als de ànder.
Onzin, dat is een zgn individu nooit geweest, autonoom. En zal resp. kan het ook nooit worden. […] Een individu is bij, en daarom door, leven telkens ànders … niet-autonoom (lees: in dynamiek van verweven afhankelijkheden betrokken, ecologie heet dat ook wel). Want èlk organisme, maw een leefwezen, dus inderdaad o.a. een mens, leeft naar wisselende omstandigheden. […] Daaraan komt voor àlle organismen voortdurend — wat ik véél ruimer […] beschouw als — taal te pas. Dat … verband geldt principieel. Daadwerkelijk taalgebruik kan en zal echter wisselen […]. En ‘natuurlijk’ verandert ook ‘een’ taal […] mee als omstandigheden structureel genoeg veranderen, in dat geval met vertraging. Omgekeerd kunnen — àndere — omstandigheden wijzigen mede door zulke veranderde taal.
in: aantekening 96.2
[Het impliciet gangbare] idee van het talige ideaaltype komt m.i.
neer op hoe een volwassene schrift beheerst, en dan vooral woorden met
èlk een betekenis waarover volwassenen het onder elkaar
‘eens’ zijn. Wat [onder] taalontwikkeling [verstaan wordt],
blijft aldus beperkt tot wat bijdraagt aan beheersing van zùlke taal.
[…] De aanname dat ontwikkeling mikt op zo’n vàst doel, is
echter zelfs grondig verkeerd en leidt daarom juist van houd- en
bruikbaar inzicht enzovoort àf.
Taal is géén ding. Er is taal-, of algemener uitgedrukt, tekengebruik.
En gebruik veronderstelt, inderdaad, gebruikers. Volgens de
eenvoudigste verhouding zijn dat er twee. De ene brengt een teken
voort. Dat richt z/hij tot de andere.
Waaròm doet de ene dat? En waaròm stelt de andere zich ervoor, zeg
maar, open?
Antwoord: met tekenuitwisseling stemmen deelnemers hun
verhoudingsgewijze gedragsaandelen — pleonastisch: op elkaar
— af. Ofwel, èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid.
[…]
Het taal- resp. tekenbegrip waarvan ik uitga, associeert nota bene èlk
geval van tekengebruik mèt een doel. Herstel, mèt zoveel doelen als er
nu eenmaal deelnemers aan de verhouding (lees ook: situatie) in kwestie
zijn.
Als die voorstelling alweer realistischer is, in elk geval acht ik haar
evolutionair plausibeler, verandert natuurlijk tevens grondig het
antwoord op de vraag wàt een kind zoal leert onder de noemer van
ontwikkeling. Zijn vermogen tot situationeel gedifferentieerde
gedragsaandelen neemt toe, nou ja, dat zou het moeten doen. Dat omvat
ònlosmakelijk zijn groeiende beheersing van tekengebruik, zowel als
voortbrenger als als geadresseerde, als afstemmingsmiddel.
Met een ander antwoord op de vraag wàt een kind leert, ligt vervolgens
een ander antwoord voor de hand op de vraag hoé zulke vergroting van
het differentiële gedragsvermogen valt te bevorderen. Ik ken daarvoor
een algemene aanwijzing. Gelet op ontwikkeling tòt een bepaald tijdstip
kent een kind òp dat tijdstip, zoals Lev Vygotsky dat noemt, een zone
van naaste ontwikkeling. De inschikkelijkheid waarom een kind met een
teken wordt verzocht, helpt ontwikkeling daarom optimaal indien het
kind in kwestie daarvoor die zone effectueert, wat het dus ook kàn.
Vergeet zgn motorische ontwikkeling niet. Het kind doorloopt ter
vermeerdering van differentieel vermogen aldus de ene na de andere zone
van naaste ontwikkeling, enzovoort. […]
De praktijk, zeg ook maar het leven, is er […] één van open
veelvoud van wederzijdse afhankelijkheden (lees ook: samenhangende
verschillen). Die doen ‘we’ met aparte woorden
tekort.
Taal is geen ontwikkelingsdoel, taalgebruik is ontwikkelingsaspect.
Ik haal er expliciet wat evolutie(leer) bij. […] Ik zou dan
zeggen dat een subject het vermogen zgn aangeboren is om zichzelf
telkens momenteel in een situatie te ervaren. Nee, het subject in
kwestie kan zichzelf nooit àls subject ervaren. Maar het ervaart een
situatie met, ik herhaal, dat aangeboren vermogen, evenmin als één
geheel. Het subject ervaart … iets, eh, ànders in een situatie.
Voor het subject is … zoiets een object.
Denk aan hoe je zèlf kijkt. Je ziet jezèlf niet. Je ziet wèl iets
ànders. Maar je ziet dat nooit op zichzèlf, altijd omgeven door nog
weer e.e.a. … vèrder anders. Waar je zgn blik op gericht is, zie
je het scherpst. Wat je ‘eromheen’ alsmaar verder van dat
‘middelpunt’ verwijderd ziet, ervaart je dienovereenkomstig
alsmaar minder scherp. Je kunt je blik wijzigen. (Ver)ander(d) object,
bijbehorend (ver)ander(d)e vèrdere situatie, enzovoort. Ja, als je in
een spiegel kijkt, zie je jezèlf, maar dus als object, niet als
subject.
Voor subjecten die slechts met luttele objecten en per object altijd
met dezelfde situatie moeten — kunnen — omgaan, heeft
uitbreiding van aangeboren vermogen zgn evolutionair voordeel. (Zeer)
oppervlakkig uitgedrukt, als een subject een object-in-situatie sneller
kan ‘plaatsen,’ dan meteen ‘komt’ op het
bijbehorende plan voor zijn omgang ermee, volgt uitvoering van dat plan
dienovereenkomstig sneller.
Tja, als die voorwaarden niet meer opgaan, verandert dat voordeel in
een nadeel. Een soort subjecten sterft uit. Dat is dus wat anders dan
Johan Cruijff stelde, te weten dat elk voordeel z’n nadeel
heeft.
Het lijkt mij overigens ‘logischer’ — om andersom te
veronderstellen — dat het vermogen om ervaring volgens
object-in-situatie te differentiëren … evolueerde uit een gering
aantal vàste herkennings- annex gedragspatronen zònder verschil tussen
object-op-voorgrond tegen situatie-als-achtergrond. Nou ja.
’De mens’ is ook ‘maar’ een soort subject. Als
subject (lees ook: individu) kan een mens ‘uit’ ervaring
leren. Altijd volgens een motief ervaart z/hij een configuratie van
(een) object in (een) situatie, komt eventueel — mede daardoor
— volgens gewijzigd motief tot een — begin van —
handelingsplan en tot — begin van — uitvoering ervan. Dit
laatste heet vaak pas gedrag, maar de volledige cyclus zoals de
semiotische enneade schematisch toont, vergt natuurlijk gedrag van het
subject. Als het subject tevens zijn gedrag in die enge zin ervaart,
leert het. Als de uitkomst met zijn motief strookt, ‘ziet’
het subject bevestigd wat het — altijd in de ònlosmakelijke
relatie met zichzèlf — ervoor als object resp. situatie
veronderstelde. Een strijdige uitkomst kan aanleiding voor wijziging
zijn. Hoe meer objecten, situaties en hun verband(en) een subject heeft
‘leren’ differentiëren, des te moeilijker zo’n
wijziging, want inclusief àfleren, kan vallen. Dat is immers steeds
minder een apart geval. In hoeverre moeten tevens overig veronderstelde
objecten, situaties en hun verband(en) worden afgewogen, daadwerkelijk
herzien? Daarbij gaat het een subject nooit om … zuivere kennis.
De iets-matige ordening … dient het subject van zijn ene naar
zijn andere motief, enzovoort.
Als subject heeft ook een mens geheid vaste patronen aangeboren
gekregen volgens het … metapatroon :-) van ervaring volgens
situationele object(gedrags)verbijzondering. Maar een mens behoort tot
de soorten levenswezens met tevens zgn plasticiteit van cognitief
vermogen. Allerlei object-in-situatie-patronen zijn variabel, ze
ontstaan door — ontwikkeling in — ervaringen en kunnen
alsmaar meer verweven raken.
(Ook) voor een mens hoeft het daarvoor echter niet om, zeg maar,
volledig eigen ervaringen te gaan. Een mens kan tevens leren van, zeg
ook maar, gesimuleerde ervaringen. Wat een mens onder de noemer van een
wetenschap(sdiscipline) leert, weet z/hij vaak zelfs grotendeels
volgens horenzeggen, zienschrijven e.d. Wat verantwoord opvoeden heet,
is van meet af aan een kind óók proberen te behoeden voor bepaalde
ervaringen volgens waarschuwende
object-in-situatie-voorstellingen.
Van het cognitief vermogen van een subject wordt als onderdeel
verondersteld wat als geheugen(vermogen) wordt verondersteld. Dat is
dus niet zoiets als een lijst die steeds aangevuld wordt met een aparte
neerslag van haar/zijn laatste ervaring. Er heerst veranderlijke
ordening. Voor zover ik weet, is die structuur nog vergaand ònbekend.
Ik neem aan dat verwevenheid kenmerkend is. Daarom houd ik het voor een
stelselmatig passend ordeningsbeginsel op — dat van —
Metapatroon (want op zijn beurt passend volgens de semiotische
enneade). Dat beginsel is zowel relativistisch als recursief. Optimaal
compact voor open variëteit. Wie het beter weet, moet het vooral
zeggen.
Wat ‘staat’ er dan op enig moment, toegegeven, simplistisch
opgevat, over de werkelijkheid in het cognitief vermogen van een
subject? Op z’n Metapatroons is de ordening — zeer —
selectief. Het gaat erom wàt een subject wil, en hoé.
Daarvoor is vaak een nader kader … áángeleerd. Zeg ook maar een
deelpatroon, maar dat is en blijft naar wat ik als de aard ervan
veronderstel onlosmakelijk onderdeel van het ‘gehele’
cognitief vermogen van het subject in kwestie.
Mijn idee is — daarentegen — dat iemand (lees: een subject) zich door ‘zijn’ cognitief vermogen, wat dat ook is, onderhevig weet aan een principiële regel(maat). Een subject gedraagt zich naar wat hij àls een situatie ervaart met daarin focus op een object. Wat hij daardoor nader àls een object ervaart, is nooit zoiets als volledig object, dwz voorzien van àlle eigenschappen, maar àltijd wat strookt met de ervaren situatie in kwestie. En, over doel annex behoefte gesproken, dat gaat op z’n enneadisch ‘uit’ van zijn momentane motivationele begrip. Nota bene, het subject ‘wil’ juist wèl bijzonderheden kennen, maar met het object in kwestie door hem verbijzonderd opgevat volgens (lees ook: beperkt tot) de situatie in kwestie. Daar komt voor een subject het vermogen bij om een object als het ware door de situaties heen te kunnen ‘volgen.’ Daar is van oudsher het idee aan verbonden dat een object een wezen heeft, maw iets dat er ònveranderlijk aan is. Mijn idee is dus dat eigenschappen — voor een subject — slechts situationeel gelden. Daaruit volgt dat een object in de zin van eigenschappen géén wezen heeft, zeg ook maar àls wezen niet uit eigenschappen kan bestaan. De samenhang tussen het object in de ene en de andere situatie kan daarom slechts eigenschaploos worden verondersteld: nul-identiteit.
Samenleving, maatschappelijk verkeer, enzovoort komen erop neer dat voor het ene subject een situatie vaak (een) ander(e) subject(en) telt (tellen). En omgekeerd. Van verandering-door-samenloop tot verandering-door-samenloop.
[H]et kenmerkende verschil betreft nooit een individu op zichzèlf, maar ‘bestaat’ altijd ‘pas’ in samenloop van een subject met een situatie (eigenlijk: door wat het subject met cognitief vermogen ervaart àls situatie). […] Maar[, omgekeerd slechts] situatie is [ook] niet maatgevend. Dat is, nogmaals de samenloop (!) van subject en situatie.