Metapatroon > aspecten van infrastructuur > registers
[D]e huidige aanzet voor zgn basisregistraties is op reële stelselschaal strijdig met de hoofdwet van informatiekundige harmonieleer. Het principiële manco betreft de veronderstelling van betekenisuniformering.
in: Informatiekundige harmonieleer
[H]et reële bereik van interoperabiliteit is wezenlijk maatschappelijk. Voor een werkelijk stelselmatige opzet kom je meteen in het begin natuurlijk niet om de zgn maatschappelijke objecten heen, waarover volgens het achterhaalde inrichtingsparadigma exclusief met evenzovele basisregistraties informatie bijgehouden en beschikbaar gesteld zou worden. Zij verdienen echter van meet af de ruimte voor netzo reële betekenisdifferentiatie.
De opzet van respectievelijke basisregistraties kent nog de aanname van contextloze informatie. Houd èxtra zorgvuldig rekening met impliciet gebleven contexten en maak ze expliciet voor eigen informatievoorziening. Doe dat in overleg met overige deelnemers aan informatieverkeer. Daardoor is die informatie geschikt voor eventuele verdere interacties.
in: Korte boodschap over semantische interoperabiliteit
Het verschil tussen de ene en de andere interesse in — informatie over — iets manifesteert zich door — informatie over — afwijkende eigenschappen van iets. Maar tegelijk is voor verschillende interesses altijd — informatie over — een aantal dezelfde eigenschappen nodig. Het gaat overkoepelend immers om hetzelfde iets. Het informatiestelsel ondersteunt enerzijds reële afwijkingen. Dat gebeurt anderzijds zonder duplicatie van informatie die voor diverse interesses relevant is.
in: Hoofdzin over informatiestelsel
De productieve maatvoering voor samenhang komt niet, herhaal niet, voort uit de traditioneel gedachte basisregistraties, of je ze nu wat hechter probeert te groeperen via uitwisseling van wat authentieke gegevens genoemd worden. Soepel verloop van informatieverkeer, natuurlijk betrouwbaar en veilig, vergt de ruimte voor oriëntatie op semantische interoperabiliteit. Dergelijke interoperabiliteit valt vanwege de variëteit op maatschappelijke schaal onmogelijk via extrapolatie oid vanuit basisregistraties te borgen. Het is precies omgekeerd. Wat eventueel als een basisregistratie in aanmerking komt, vòlgt pas uit realistisch overzicht over semantische interoperabiliteit.
Ter facilitering van moderne netwerkverhoudingen zouden [basisregistraties] wèl belangrijke kruispunten kunnen bieden. In plaats van uniforme betekenis te leveren, moeten ze echter als, zeg maar, informatierotondes naar behoefte verschillende betekenissen geleiden.
in: Informatiekundige harmonieleer
Maar die basisregistraties dan? Dat hebben we onderzocht en daar kwam uit dat basisregistraties zich eigenlijk weinig aantrekken van wat anderen ermee willen doen. […] Als verkeerskruispunt zijn ze ongeschikt, zelfs contraproductief.
in: Durf je wel?!
For several decades, the government of the Netherlands is trying to
implement so-called basic records (Dutch: basisregistraties). The idea
is that original information on key objects in society is registered
only once. With better guarantees for quality, such common, even
standard information should subsequently be available for reuse
throughout the public sector.
Success has so far been elusive, though. […] Especially what
basic is taken to mean, often implicitly, is shown as a misconception
under conditions of networked interactions with characteristic
variety.
Singular meaning is clearly insufficient, even harmful, for supporting
variety. For semantic interoperability, it should be recognized that
differences are really basic. Otherwise, failures continue to
accumulate.
in: Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes
Allereerst is samenhang zelfs wezenlijk voor een stelsel. Een
samenhangend stelsel is dus een pleonasme. Maar vooruit, prima zelfs,
dat maakt de noodzaak van samenhang nogeens èxtra duidelijk.
Er is echter, ten tweede, sprake van een tegenstrijdigheid met de eis
van samenhang tussen autonome dingen. Want autonomie betekent voor een
bepááld ding nu nèt dat er géén samenhang bestaat met à ndere
dingen. […]
Het is operationeel van tweeën altijd één. Er is òf een stelsel,
waaruit volgt dat samenstellende basisregistraties niet autonoom zijn.
Ã’f er zijn autonome basisregistraties, zodat er geen stelsel
is.
Algemeen beschouwd moet de opzet volgens meerdere deelregisters reeds de vraag naar hun samenhang oproepen.
in: Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes
Op maatschappelijke schaal, nota bene, is […] verdeeld informatiebeheer uiteraard realiteit. Tegelijk is samenhang onder de noemer van primair semà ntische interoperabiliteit dringende noodzaak, waarvoor de principieel stelselmatige aanzet voor heuse infrastructuur (voor informatieverkeer) onmisbaar is, punt. We moeten dus vooral uitleggen waaròm dat tegenwoordig kwalitatief anders is (klopt, integratie van digitale informatie- met communicatietechnologie, daardoor instant netwerkkarakter van informatieverkeer in maatschappelijke betrekkingen, blabla ... ) dan vroeger en waarom bijgevolg een à ndere aanpak niet slechts (wat) beter, maar cruciaal is.
Traditioneel is informatie ‘slechts’ integraal onderdeel van een (bepaalde) toepassing, lees ook informatiesysteem. Dat verband is met aparte databases (dus) losser geraakt, zij het dat zo’n database dan beperkt blijft tot een organisatie(deel). Maar op stelselschaal is zelfs aan de orde welke informatie al dan niet als — onderdeel van — infrastructuur telt.
Het lukt domweg niet met één primaat, één bron of noem maar op. Wat werkelijk dreigt, is dat “partijen” ernaar teruggrijpen. Dat is dan wel steeds hùn eigen bron, zodat rommeligheid troef blijft. […] Het is onzin dat voor informatiekwaliteit één enkele bron compleet verantwoordelijk kan zijn.
in: Strijders tegen stelselmatige modernisering
The general point for identity management is that a system of registration is always a sign in its own right, too.
in: Semiotics of identity management
Het is één van de voorwaarden voor stelselmatigheid, dat de dekking compleet is.
in: Aandachtspunten voor infrastructuur voor informatieverkeer
[Dat] lijkt een merkwaardig complex model vanuit het perspectief van een ènkele registerhouder met traditioneel zijn zgn eigen personenregister. Echter voor iemand die met zijn persoonsidentiteit stelselmatig overzicht wil hebben over de personenregisters waarin hij geregistreerd staat, ligt de opzet juist voor de hand. Vervolgens rijst de vraag naar de noodzaak van allerlei personenregisters. Op basis van vertrouwen, ondersteund door adequate autorisatie, kan informatie via verkeer beschikbaar zijn wanneer en voorzover er behoefte aan is.
in: Stelselmatige semantiek door Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
Het overgrote deel van die informatie is […] afkomstig van à ndere deelnemers dan betrokken (overheids)instellingen in die sector. Bijbehorende òpschaling van wat telt als informatiestelsel, biedt daarom kans voor verdere verbeteringen.
Gelet op bijbehorende verantwoordelijkheden is informatie als regel zelfs verspreid opgeslagen. Wat telt is de mogelijkheid tot samenhang, waarvoor eenduidige betekenisordening op stelselschaal onontbeerlijk is: een plek voor elke informatie en elke informatie op haar plek.
in: aantekening 20.5
Met stelselmatigheid is dat een achterhaalde opzet. Of een informatieverzameling nu register, dossier of wat dan ook heet, de basale denkfout bestaat eruit om haar elementen a priori èn universeel geldig te bepalen. Dat is op de schaal van wezenlijk pluralisme echter principieel onmogelijk.
Pas met waarborg voor erkende gebruikers dat zij hun erkende informatiebehoeften adequaat vervuld krijgen, is een informatieverzameling daadwerkelijk … de basisregistratie in de (netwerk)maatschappelijke betekenis die tegenwoordig eigenlijk volkomen normaal is.
in: Willen de èchte basisregistraties...?
Met een basisregistratie als een scharnier verdwijnt radicaal de afweging naar welke eigenschappen van een object opgenomen moeten zijn.
in: Willen de èchte basisregistraties...?
De objecten kennen relaties. Daaruit volgt verwevenheid tussen […] registraties. Die samenhang bepaalt het groeipad. Dat kan vanwege stelselmatigheid niet anders.
in: Willen de èchte basisregistraties...?
In eerste aanleg kan [Metapatroon met] contextuele verbijzondering op ruimere schaal als analytisch instrument dienen.
in: Modellering werkgeversbegrip
Semantische interoperabiliteit is een noodzakelijke voorwaarde voor hergebruik van informatie. In plaats van beheer van kopieën kan informatie naar behoefte aan authentieke bronnen ontleend zijn. De geborgde actualiteit bevordert informatiekwaliteit en bespaart per saldo kosten.
in: Korte boodschap over semantische interoperabiliteit
[D]e logistieke insteek be[tekent], dat contextuele verbijzondering à la Metapatroon van informatiebeheer uitgesproken een verdelingsvraagstuk maakt.
Hoe dan ook, door integratie met digitale communicatietechnologie is het voor informatieverkeer ronduit ondoelmatig om met digitale informatietechnologie nogeens extra zgn informatiesilo’s in te richten.
[I]nformatiebeheer [is] praktisch verspreid, min of meer langs
lijnen van contextuele verbijzondering (dus tot en met persoonlijk, en
zo eventueel verder verbijzonderd tot subjectieve situaties). Dus zeker
géén alles-op-één-hoop.
Voor samenhang-in-verspreidheid is ergens natuurlijk wel uniformiteit
onmisbaar. Dat is echter beslist geen uniformiteit van betekenis, maar
uniformiteit in de behandeling van hun noodzakelijke verschillen ...
met tegelijk hun geborgde samenhang.
Wat […] qua optimale structuur opvalt, is dat (ook) zo'n kennisbank […] typisch/wezenlijk bestaat uit, zeg maar, verknopingen. Zo van, bedrijf A gaat perceel Z bebouwen (met excuus voor mijn ruwe voorbeeld; het gaat om het idee ‘onder’ verknopen). Nu sta je voor de keuze. Bevat 'mijn eigen kennisbank' het zoveelste exemplaar van informatie over A, dito Z? Of verwijs je daarvoor naar zgn authentieke registers, zodat de kennisbank zich keurig beperkt tot wat voor de desbetreffende informatiebehoefte(n) relevant is als èxtra informatie over de relatie A-Z. Nota bene, die relatie A-Z is stellig reeds elders verbijzonderd. Want er kunnen allerlei à ndere informatiebehoeften zijn, die helemaal niets met bouwen te maken hebben, maar wel degelijk óók die relatie A-Z betreffen. Sterker nog, stel dat al nadere informatie over die relatie bekend is, dan kan je vanuit de eigen kennisbank daarnaar verwijzen. Er is natuurlijk een praktisch probleem; Hoe spreek je dergelijke beschikbaarheid van informatie in andere bakjes deugdelijk af? Je kunt ook redeneren: Zulke afspraken moet je hoe danook maken. Of je direct bij dergelijke informatie kunt, is feitelijk ondergeschikt; blijkbaar 'gaat' een andere partij erover.
One way of appreciating Metapattern is that data is increasingly distributed while the requirements for coordination also increase. So, data persists. And it does in various places, to be subsequently coordinated. Then, for most practical business and government purposes performance is not really an issue (for selected information, computers and telecommunications are 'fast enough,' anyway). Another vital consideration is that a limited set of primitives can no longer be counted upon to carry meaning throughout the larger system of connected databases etc. At the assembly/model level, the emphasis of optimization shifts to unambiguously appointing contexts.
in: On metapattern and other themes in information management
Omdat praktisch onbegrensd is wat geldt als het totale informatiestelsel, kan je de overeenkomstige informatieverzameling niet langer met goed fatsoen een register noemen. Maar tòch blijft er sprake van registers (let op, meervoud). Daaruit volgt nu eenmaal stelselmatig dat register en allerlei eventuele afleidingen ervan op relevante knooppunten in het informatiestelsel moeten bestaan. Met dergelijke variabelen erbij ontstaat integrale betekenisordening, dus inclusief verschillen tot en met waarden die zònder contextuele verbijzondering tegenstrijdig zouden zijn (en dus een onoplosbaar probleem blijven vormen voor methoden die niet principieel laten differentiëren).
Daarbij speelt de interessante wetmatigheid, dat informatie door een kopie niet vèrbruikt wordt in de zin van erná niet-langer-bestaand. Het is wel zo, dat de waarde ervan kan wijzigen door hergebruik. Maar of informatie daardoor meer, of juist minder waard wordt, valt niet met algemeenheid te beweren. Dat varieert.
in: aantekening 36.3
Wat gaat er dan mis met o.a. NHR als basisregistratie? De KvK begrijpt nog niet, dat het register onderdeel is van de infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal. Zolang ze dat niet snappen, gaan ze ervan uit dat het register primair hun eigen taken dient. En daarvoor […] beroepen ze zich op desbetreffende wet- en regelgeving. Dat lijkt richtinggevend, maar is het voor de kwalitatieve aanpassing aan de informatiemaatschappij nèt, herstel, helemaal niet. Nee, dus. Daar komen ‘we’ pas uit, zodra de KvK (NHR), de gemeenten (GBA) e.d. hun informatievoorziening splitsen in enerzijds (eventuele) infrastructurele, anderzijds organisatie- en/of taakspecifieke delen. Het politiek-bestuurlijke benul is daarvoor echter nog niet gegroeid. Evenmin zijn er professionals werkzaam, die het gewoon doen. Zo blijft het helaas gepruts.
in: aantekening 42.5
Met stelselmatige voorrang vestig je […] conceptueel overzicht. Op grond daarvan kom je (pas) tot inrichtingskeuzes zoals voor eventuele basisregistraties … en wat als basisinformatie eigenlijk telt. Dat blijkt overigens bijna … niets.
Waaraan de beoogde basisregistraties mank gaan, is o.a. de valse veronderstelling dat de regels uitputtend de werkelijkheid beschrijven, zelfs vormen. De ontwerper moet daarom vèrder kijken dat wet- en regelgeving. Ik voeg er onmiddellijk aan toe, dat een wetgevingsjurist óók ontwerper is. Juist haar/zijn opleiding moet dus eveneens stelselmatigheid adresseren. Let op, dat is geen sinecure, maar omvat een kwalitatief ander paradigma (lees ook: basistheorie).
Een wezenlijk manco van basisregistraties zoals ze thans geconcipieerd zijn komt erop neer dat een bepaalde verschijningsvorm qua type als zoiets als het basisobject geldt. Voor — ondersteuning van — concrete taken (lees ook: vraag) gaat het dan goed, zolang de bijbehorende verzamelingen met objectexemplaren allemaal déélverzamelingen zijn van de verzameling, zeg maar, registerexemplaren. Zo niet, dan kan de verzameling registerexemplaren ònmogelijk bepalen wat als basisregistratie geldt, punt. Dat is er inderdaad aan de hand. […] Als die informatiekundige wetmatigheid op stelselschaal genegeerd wordt, blijft het prutsen. Let wel, ik beweer niet dat de oplossing eenvoudig is.
Semantiek helemaal loslaten kan de overheid […] overigens nota bene niet. Als infrastructurele opgave voor de overheid geldt o.a. borging van rechtszekerheid. Dat is met facilitering van informatieverkeer met digitale technologieën niet anders. Er zijn dus zgn maatschappelijke objecten waarvan de overheid registers voert ter identificatie. Dat zijn de basisregistraties, althans, zouden ze moeten zijn. (Ook) daar staat het achterhaalde paradigma van simpele semantiek vorderingen op de relevante schaal in de weg. Inderdaad, daar wreekt zich het gebrek aan hoogste gezag … dat voldoende snapt van het vraagstuk.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
[M]et — op den duur — stelselmatige positionering van èlk register komen informatievraag en –aanbod overal (meer) in balans.
in: Uit het moeras van stam- en basisgegevens
Voor zo’n stelsel op (veel) ruimere schaal is karakteristiek dat informatie uit diverse in- èn externe verzamelingen bijeengebracht of, in omgekeerde richting, ernaar verspreid moet (kunnen) worden.
in: Even voorstellen, een stelselmatig experiment met informatieverkeer
[W]at raakt door deze stelregel — vermijdt registratie van conclusies — zoveel duidelijker? Dat is de noodzaak om te investeren in de kwaliteit van de veronderstellende proposities (premissen). Met overheersende aandacht voor de conclusie zijn we eigenlijk precies de verkeerde kant op gaan kijken.
in: Stelselmatige syllogistiek met Metapatroon
Met een stelselmatige informatierotonde kan je decentrale opslag […] handhaven en ergens ‘slechts’ het, zeg maar, samenhangingstekort toevoegen. Conceptueel doe je dat in/op de rotonde, maar wij-van-Information-Dynamics richten daarvoor één of meer netzo decentrale informatieverzamelingen in (opdat de rotonde qua implementatie zoveel mogelijk lòs staat en blijft staan van de lading die met het informatieverkeer wordt overgebracht). Verder kom je er wellicht toe om niet één feitelijke rotonde(voorziening) in te richten, maar ook daarvan weer een samenhangende verzameling informatierotondes te maken. Op dergelijk meervoud moet je infrastructuur voor informatieverkeer m.i. in elk geval van meet af aan berekenen.
in: aantekening 46.2
Het enkelvoud van hoedanigheid pèr traditioneel informatiesysteem blijkt pas duidelijk, nadat zulke systemen gekoppeld moeten gaan worden om informatie eenvoudiger te kunnen vergelijken, uit te wisselen, enzovoort. Dat blijkt dan niet te lukken.
Vroeger, dwz voor een verzameling van èlk strikt plaatselijke informatiesystemen, kreeg zo’n oriëntatie nauwelijks aandacht. Dat hoefde (immers) niet. De opdrachtgever kòn een plaatselijk systeem slechts gebruiken in een bepaalde hoedanigheid. Omdat ‘zijn’ relevante hoedanigheid (lees ook: rol) pèr beperkt systeem juist algeméén geldig was, kon de opdrachtgever daarvoor/-binnen volledig impliciet blijven. En van wederpartijen was per systeem slechts de hoedanigheid relevant waarop ze voor de desbetreffende taak moesten kunnen worden ‘aangesproken.’ De meeste informatiesystemen kennen deze enkelvoudige oriëntatie op deelnemers aan informatieverkeer nog steeds.
Metapatroon kiest voor radicale enkelvoudigheid. Wanneer een naam wijzigt, geldt die wijziging daardoor voor à lle relevante verbijzonderingen. Dat borgt actualiteit, betrouwbaarheid e.d. Informatiebeheer behoeft niet te rekenen met kopieën; zonder de noodzaak voor zulke afstemming bestaat een bron van veel fouten zelfs niet.
In de loop der jaren heeft een organisatie met digitale middelen alsmaar meer aparte informatieverzamelingen (lees ook: registers) aangelegd. Zulke verschillende verzamelingen bevatten echter informatie met betekenissen waartussen vaak wel degelijk verband geldt. Wat doorgaans ontbreekt, is een coördinatiemiddel. Door tevens die samenhang te faciliteren verbetert een organisatie doeltreffendheid èn —matigheid. Centraal staat daarbij de vraag, of het met een zgn object ‘in’ het ene register vergeleken met een object ‘in’ een ander register al dan niet om hetzèlfde object gaat. Onder de noemer van informatierotonde heeft Information Dynamics daarvoor een zgn infrastructurele voorziening voor informatieverkeer ontwikkeld.
Zodra via een rotonde informatie samenhangend uit diverse registers beschikbaar is, valt te overwegen om, als het ware in òmgekeerde richting, de functionaliteit pèr dienovereenkomstig informatiesysteem (lees ook: toepassing) te vereenvoudigen. Bijvoorbeeld, waarom zou het ene — nota bene, aangesloten — register nog bepaalde structurering van objectinformatie bieden, indien daarin elders reeds — en beter — is voorzien? Is het dan niet toereikend om een object slechts ‘plat’ in dat ene register te identificeren, omdat via de rotonde uit à ndere aangesloten bron desgewenst het ‘diepe’ structuurbeeld netzo prompt getoond kan worden?
Een gangbare, doorgaans impliciete veronderstelling voor — de opzet van — digitale middelen voor informatievoorziening is structurele homogeniteit van de — verschillende — exemplaren in één verzameling van (informatie)objecten, entiteiten e.d. Dan geldt de verzameling als een klasse en ‘hebben’ à lle elementen ervan in verleden, heden èn toekomst hetzèlfde type (op z’n objectgerichts eventueel volgens meervoudige overerving). Dat ene type bepaalt de eigenschappen van èlk exemplaar, inclusief samenhang tussen die eigenschappen plus het bereik van waarden per eigenschap. Er bestaat echter reële behoefte om heterogene typering van elementen van een bepaalde verzameling te faciliteren. Daar is flexibiliteit van digitale hulpmiddelen uiteraard sterk bij gebaat. Een concrete toepassing betreft reeds de verzameling van talloze (!) registers in gebruik c.q. beheer van een enkele organisatie. Die registers kunnen worden aangesloten op een zgn informatierotonde. Inderdaad verschilt de aldus ontsloten informatie qua structuur (lees ook: soorten van eigenschap enz.) van register tot register. Dat noodzaakt tot, wat paradoxaal uitgedrukt, typering pèr register-als-element van de verzameling in kwestie.
Uiteraard zijn er allang allerlei registers met relevante informatie. Verander er ‘om te beginnen’ juist zo min mogelijk aan, liefst helemaal niets. Sluit ze ‘slechts’ aan op een zgn informatierotonde. Vergelijk de, zeg maar, dekking met relevant-samenhangende informatie ‘via’ zo’n rotonde met wat het stelselmatige informatiemodel toont (maar dan moet zo’n model wèl ontworpen zijn). Die vergelijking kan heel praktisch tot een plan leiden voor eventuele — verhoudingsgewijs geringe — aanpassingen van aangesloten registers om dekking te verbeteren en/of beheerlast — per saldo — te verminderen en/of …
What is at stake generally is information. And context should be integrally reckoned with for information, context being — registered as — information, too.
in: note 53.6
As it is operational people who do the registering, it is only operationally useful information, i.e. information they will use themselves, that gets reliably registered. Given the right explanation (and support), they really don’t mind other people also using it, that is, making additions, subtractions, multiplications, whatever, but the ingredients for analysis et cetera should be kept strictly operationally relevant.
in: note 53.20
De vraag naar de bestaansperiode van een werk annex zaak verkreeg traditioneel impliciet en, nota bene, onnauwkeurig antwoord. Dat … werkte vaak redelijk genoeg zolang de voornaamste uitvoerende en/of coördinerende deelnemer (lees hier ook: behandelaar) eenzijdig en exclusief het desbetreffende zakenregister voerde. Een zaak bestond als het ware pas nadat de aanvrager in kwestie een formulier ingevuld had èn door de behandelaar was gecontroleerd. […] De verhouding verandert zodra de aanvrager informatie opgeeft die meteen geschikt is voor het zakenregister. Voorheen intern werk gebeurt voortaan extern, gefaciliteerd door digitale middelen. Dat biedt de mogelijkheid om ook ‘echt’ met een zaak te beginnen op het moment dat een actor zich meldt als aanvrager.
De aanduiding als stelsel is van toepassing op wat samengesteld werkt. Er zijn dus samenstellende delen. In zo’n opzet, een stelsel dus, is het onzin om de status van basaal, zoals in basisregistratie, louter te vereenzelvigen met centraal en dan in één moeite door met authentiek. In een optimaal stelsel is èlk deel authentiek. […] Dankzij betrouwbaarheid van digitale communicatiemiddelen is het vaak achterhaald om registers vol te proppen met gekopieerde informatie. Wat volstaat, zijn verwijzingen. Naar behoefte — en passende autorisatie! — wordt bijbehorende informatie uit haar bron opgehaald. In een stelsel dat opgezet is volgens radicale toepassing van zulke verwijzingen, is à lles authentiek. Je kunt omgekeerd stellen dat het dà n pas een heus stelsel is.
Ik herhaal hier slechts dat Metapatroon consequent breekt met absoluut onderscheid tussen data en proces. Aan daadwerkelijke data c.q. proces ligt altijd relativiteit ten grondslag volgens samenloop van … data en proces (met volgens Metapatroon als kunstgreep voor grens een zgn horizon). En ter verbijzondering dragen data en proces omgekeerd bij aan eventuele vèrdere samenloop, enzovoort. Nota bene, op die manier bestaat er géén aparte categorie data onder de noemer van stam-/basisgegevens. Indien nodig en voldoende zgn contextueel verbijzonderd op de relevante stelselschaal is èlke data resp. proces enkelvoudig (lees ook: uniek e.d.) bepaald.
in: Omhakken!
Strategische positionering van — nota bene, wat er nog overblijft van — basisregistraties e.d. is voor reële schaal van informatieverkeer pas mogelijk op … basis van een stelselmatig model van netzo reële betekenissenvariëteit. De huidige praktijk verschilt daar nog sterk van (anders was er ook geen noodzaak tot omslag) .
in: Stelselmatige oriëntatie op meervoudig informatiegebruik
Wat een subject als bestendig(er) beschikbaar teken bedoelt te produceren, dus door registratie tot een object, moet hij nota bene afstemmen op zijn à fwezigheid tijdens waarneming enz. ervan door een ander subject (of door hemzelf op later tijdstip). […] Als zodanig is ook de wetgever e.d. een publieksschrijver!
Voor wat telt als één (verantwoordelijkheids)thema, kunnen desondanks allerlei verschillende zgn digitale informatiesystemen met bijbehorend aparte databases in gebruik zijn. Dat is onvermijdelijk historisch zo gegroeid (en ook tegenwoordig kunnen er allerlei redenen zijn om zulke verschillen te handhaven, ondanks mogelijkheden die inmiddels bestaan voor nagenoeg ogenblikkelijke verbindingen). Een informatierotonde is een hulpmiddel om tòch op ruimere schaal in samenhangende informatie te voorzien. Dat lukt op die manier tegen geringe kosten èn zonder risico (motto: blijf overal juist zoveel mogelijk van à f!).
Zo zijn er talloze overheidsinstellingen die bepaalde (rechts)hoedanigheden bijhouden. Dat betreft doorgaans de specifieke rol waarin bepaalde burgers staan tot de instelling in kwestie. Verschillen genoeg. Maar samenhang ertussen lijkt à fwezig. Met maatschappelijke ontwikkeling in de richting van toenemende variëteit is daaraan echter dienovereenkomstig groeiend behoefte. Wie staat dáárvoor opgesteld? In Pentas politica doe ik de suggestie van een registermacht. Daaruit volgt niet zomaar, dat het register in kwestie centraal is. Dankzij verbijzonderingsbepalingen à la Metapatroon kan registratie langs die lijnen verspreid zijn (met één of meer informatierotondes voor eventuele doorgeleiding, enzovoort). Volgens het motto ‘Blijf overal zo veel mogelijk van à f’ kunnen we een eind komen, mits we overgaan tot oriëntatie op maatschappelijk verkeer inclusief regulering volgens op elkaar afgestemde rollen annex (rechts)hoedanigheden voor deelnemers.
Het is dus maar wat je onder stelsel verstaat. Neem het zgn stelsel
van basisregistraties. Daarvoor overheerst onverminderd het idee dat
overgeleverde registraties zoveel mogelijk òngewijzigd gelden als
samenstellende delen. Zeg maar bestuurskundig ligt dat voor de hand.
Want die aparte registraties kennen èlk hun eigen bestuur. Door
feitelijk uit te gaan van zulke bestáánde bestuursverhoudingen of,
helaas beter gezegd, gebrek eraan krijgen bestuurders in kwestie in elk
geval dáárover geen ruzie. Dat is uiteraard nog lang geen draagvlak,
maar voor het gemak wordt het daarmee graag verward. Het stelsel lijkt
grijpbaar, hoera, succes. Vooruit, alleen de financiering nog even
regelen. Mis!
Tja, als er ìets is dat juist niet voldoet als samenstellend deel, is
het zo’n gestolde voorziening inclusief vergaand apart bestuur
ervan. De aanleiding om een stelsel ruimer bemeten te beschouwen dan
zo’n vergaand apart gegroeide registratie is nu nèt dat die
hardnekkige apartheidjes allang nadelig uitpakken. Voortaan moet beter
rekening worden gehouden met onderlinge afhankelijkheden; kennelijk
zijn ze zelfs dwingend. Ofwel, wie stelsel niet opvat als aanwijzing
voor reële interdependentie, begrijpt het domweg niet. En klakkeloos
vasthouden aan traditionele klonten, of ze zelfs nog voortdurend
verwoed èxtra aanstampen, is daarom ònstelselmatig.
Indien inderdaad onderlinge afhankelijkheden aan de orde zijn,
ontkomen we niet aan principiële heroverweging van wat telt als
samenstel(se)lend deel. Daar vòlgt dan pas o.a. een andere
bestuursopzet uit, niet òmgekeerd. Bestuurders die echter —
doorgaans impliciet — niet bereid zijn tot heroverweging van
bestuur, bedrijven onder de noemer van stelsel louter valse retoriek
(en zijn aldus verantwoordelijk voor voortduring van ontkenning van
onderlinge afhankelijkheden, kortom, voor wanbestuur).
Ik herken nu pas hoe veelzeggend de aanduiding master data is. In het Nederlands was mij dat met termen als basis- en stamgegevens nog niet zo opgevallen. Maar in het Engels staat de associatie met de heerser er zelfs letterlijk. Daarbij gaat het dus om zowel eenzijdig als enkelvoudig vóórgeschreven betekenis. Dan is naïef atomisme te zwak uitgedrukt. [… M]et reële betekenissenvariëteit heeft het natuurlijk allemáál niets te maken, integendeel.
Wat ontbreekt, is principiële erkenning van reële verschillen volgens verschillende perspectieven. Variëteit van gedragingen annex betekenissen geldt natuurlijk nog véél sterker voor het complete maatschappelijk verkeer, zeg ook maar eerst en vooral tussen verkeersdeelnemers onderling in hun gevarieerde hoedanigheden (met, gaat u dat aub na, formeel slechts betrekkelijk zelden een bepaalde overheidsfunctionaris als zo’n deelnemer; telt u bijvoorbeeld eens het aantal politieagenten dat u ziet langsfietsen op het totale aantal fietsers dat voorbij komt). Zodra dat wèl gebeurt, te weten erkenning van reële verschillen op verkeersschaal, vervalt de valse veronderstelling van gemeenschappelijke informatie over een sub- annex object. Daarentegen geldt sub-/objectgedrag resp. informatie erover radicaal volgens een bepaald perspectief (en tijdsduur): situationele resp. contextuele verbijzondering met bijbehorende deelidentiteit.
in: aantekening 59.5
[M]et zulk informatieverkeer ontstaat feitelijk slechts een — volgende — kopie. Zodra autorisatie met stelselbereik adequaat geregeld is, en verbindingen ‘doen’ het, zijn kopieën overbodig. Het gaat inderdaad nog even duren, voordat het zo ver is.
[D]igitalisering van communicatie noodzaakt tot een kwalitatief à ndere houding ter borging van samenhang. Voorheen was de technologie in kwestie slechts geschikt voor aparte informatiesystemen. In die omstandigheden is het, zeg maar, logisch om eventuele overdracht van informatie van het ene naar een ander systeem netzo apart in te richten, enzovoort. Het idee van zulke informatieverzameling was om elk informatiesysteem vervolgens voor zijn verwerkingsopgaven zelfvoorzienend te laten zijn. De noodzaak tot apartheid van informatiesysteem bestaat echter — allang — niet meer. […] Onder voorwaarden van betrouwbare overdracht van digitale signalen èn autorisatie is verveelvoudiging (lees ook: kopiëring) van informatie voor talloze aparte informatiesystemen achterhaald. Naar — geautoriseerde — behoefte kan gericht worden geput uit een stelsel informatieverzamelingen (lees ook: registers). […] Duplicatie van informatie is òndoelmatig. In eerste aanleg geldt dat het veelvoud van afschriften voor allerlei (uitvoerings)organisaties. Vervolgens is er de zorg om een kopie in overeenstemming met oorspronkelijke informatie, dwz de bron, te houden, met dà n weer risico van gebruik van achterhaalde informatie, enzovoort. Van oudsher bestaat een voorziening om (bron)informatie toegankelijk te maken èn houden voor gevarieerde gebruikers: archief. [Als samenstellend onderdeel van] Pentas politica [bepleit ik] de status van archief formeel herkenbaarder voor te stellen: registermacht. […] Let wel, volgens mij beheert de zgn registermacht niet een gecentraliseerde informatieverzameling, maar een federatief registerstelsel. [… I]n een stelselmatig adequate opzet heeft [een aparte (overheids)instelling] — nagenoeg — géén registers in eigen beheer. Zodra zo’n (uitvoerings)dienst daarvoor op de registermacht kan vertrouwen, kan zij zich voor allerlei maatschappelijke gebeurtenissen concentreren op [zijn primaire opgave] .
Maar dà t is het probleem helemaal niet. Dankzij zgn contextuele verbijzondering à la Metapatroon wordt duidelijk dat óók zoiets als, vooruit, gemeentelijk bestuur ‘slechts’ als een context geldt, en dus géén kader voor enkelvoudige, absoluut geldige betekenissen. De oplossing is dus niet om registers categorisch bij gemeenten wèg te halen. Wat elke gemeente specifiek aan persoonsinformatie nodig heeft, moet vooral dáár — kunnen — blijven. En dat geldt voor à lle overheidsinstellingen. Federatieve ipv centralistische opzet. Door toevoeging van een zgn informatierotonde ontstaat praktisch — het begin van — een heus stelsel. Nota bene, zeker in eerste aanleg hoeven bestaande registers daarvoor niet(s) te veranderen. Zelfs beter van niet […].
[E]en nogal principiële vraag […] betreft de, zeg maar, aard
van een teken. Meestal vat ik een teken zó uniek op, dat het met een
netzo unieke gebeurtenis strookt. Dat verandert door èxpliciet
gebeurtenis toe te voegen. Daardoor kan het gebeurteniskarakter van
teken vervallen. De nadruk verschuift naar teken-als-ding. Zo’n
ding is duurzaam, herbruikbaar. Een dergelijk tekenbegrip past
traditioneel beter voor archief(beheer) e.d.
Maar zodra we tekenmatige constituering van hoedanigheden (h)erkennen
voor wat het ìs, moet de prioriteit met archivering dáárop liggen.
Zeg maar registermacht voor autorisatiebeheer. De orde in
maatschappelijk verkeer is immers bepaald door nadere hoedanigheden met
onderling bepaald verband.
[H]et stelselmatige punt [is], dat “afnemers” — dat heb ik overigens altijd al een misleidende, denigrerende e.d. aanduiding gevonden — op de hoogte moeten — kunnen — zijn van elkáárs gebruik. Hoe is samenwerking, coördinatie enzovoort à nders mogelijk?! Dat vergt dus niet alleen registratie van die verschillen, […] maar óók dat de samenhang ertussen is vastgelegd [en] kom je dus uit op … Metapatroon.
Voor een nader onderzoek, en dan allereerst vooral probleemverkenning, helpt het om het in elk geval voorlopig niet over stamgegevens te hebben. De opvatting als zgn stam betreft immers al een oplossing, en vrijwel zeker zit daar nu juist het probleem. Er moet worden gekeken naar eventuele verstoringen van informatiekwaliteit vanwege verschillende taken die blijkbaar ten onrechte dezèlfde informatie gebruiken. Hoe dan ook, zodra de één die informatie geschikt maakt voor zijn (lees overal ook: haar) taak, is diezèlfde informatie daardoor immers prompt òngeschikt voor de à nder met zijn taak, enzovoort. Voor alle duidelijkheid, met zulke reële betekenisverschillen zijn het dus géén stamgegevens, punt. De crux is dat aan informatie met een noodzakelijkerwijs verbijzonderde betekenis domweg nooit de status van ‘stam’ verleend mag zijn.
[E]rkenning van reële betekenisverschillen heeft ook gevolgen voor
de opzet van beheer. [Toelichting] begin [ik] met een schets volgens de
aanname van uniformiteit. Dan geldt dat in de werkelijkheid aparte
objecten bestaan. Let op de aanduiding ‘eigenschappen.’ Er
is ‘eigen’ aan gedacht dat ze van het object in kwestie
zèlf zijn, dus altijd en overal hetzelfde. Tja, als dat zo is,
nogmaals, dat er vaste objecten bestaan met uniforme eigenschappen, dan
is doelmatigheid ermee gediend om desbetreffende informatie enkelvoudig
te registreren voor meervoudig gebruik. Dat is dus het idee van
stamgegevens, basisadministraties e.d.
Nu betreft beheer allerlei aspecten, zeg maar van de
(digitaal-)technische middelen tot en met de betekenisvolle inhoud
(lees voor dit laatste: de waarden van de objecteigenschappen, met o.a.
de object‘naam’ als eigenschap). Voor de beheeropzet
volgens uniformiteit ligt het gauw voor de hand om voor centralisatie
met een èxtra organisatie(onderdeel) te kiezen, en daar eventueel
volgens aspecten verder opgesplitst. Hoe dan ook raken meer- annex
veelvoud van decentraal gebruik en enkelvoud van centraal beheer
organisatorisch gescheiden.
Waarom gaat dat geheid mis?
Het meervoud van gebruik bestaat niet voor niets. Dat komt voort uit
de behoefte aan c.q. noodzaak tot pluriformiteit (lees ook: variëteit)
van gedragingen met, nota bene, bijhorende betekenissenvariëteit.
Kortom, de veronderstelling van uniformiteit van betekenis is vals, een
illusie. Maar het is niet zo dat elke zgn gebruiker daarom maar het
beste geheel apart een ‘eigen’ register kan voeren,
afgestemd op ‘eigen’ gebruik. Want in een samenleving
stemmen moeten gebruikers — kunnen — samenwerken. Dat vergt
afstemming van betekenissen, en daarvoor moeten respectievelijke
betekenissen, maw de reële verschillen, tevens van samenhang zijn
voorzien. Aldus verschilt stelselmatige variëteit principieel van
uniformiteit.
Volgens uniformiteit is het met èlk beheeraspect feitelijk méér van
hetzelfde. Domweg à lle (beheer)aspecten centraliseren,
klaar.
Voor stelselmatige variëteit is het wat ingewikkelder. Wat telt voor
optimale afstemmingsmogelijkheden (lees ook: coördinatie,
samenwerking), is dat de verschillende gebruikers 1. elkaars
betekenisverschillen erkennen, 2. dezelfde methode gebruiken om zowel
hùn verschil uit te drukken als dat verschil stelselmatig met overige
verschillen te laten samenhangen. Uit het tweede punt volgt dat
zo’n methode een kwestie van centralisatie is. Maar wie kan er nu
beter dan een gebruiker zèlf de (eigenschaps)waarden beheren die voor
haar/zijn specifieke gedragingen (lees ook: activiteiten, taken)
relevant zijn? Daarvoor lijkt juist decentralisatie aangewezen, mits
elke gebruiker daarbij tevens de noodzaak tot samenhang — zoals
methodisch gefaciliteerd — in acht neemt.
Op de vraag of de samenhangende verschillen ‘technisch’
allemaal in één informatieverzameling, een database dus,
geregistreerd moeten staan, is géén algemeen geldig antwoord
mogelijk. Praktisch gezien verdient vaak een federatieve opzet van
feitelijke registers de voorkeur. Gelet op de talloze registers die
allang in operationeel gebruik zijn, moet de overgang van (beheer)opzet
van uniformiteit naar stelselmatige variëteit hoe dan ook uitgaan van
zulke bestaande registers (inclusief wat tevergeefs als zgn
basisadministratie met zgn stamgegevens wordt bijgehouden en
aangeboden). Onder het motto “Blijf overal zo veel mogelijk van
à f” lukt het met een informatierotonde eenvoudig en vlot om
een federatief registerstelsel mèt reeds aanzienlijke en aldus
voordelige samenhang te vestigen.
Voor beheer volgens stelselmatige variëteit is methodische
centralisatie slechts een middel voor het doel van decentralisatie van
het bijhouden van samenhangend relevante betekenisverschillen.
Nogmaals, zonder behoefte aan tot en met noodzaak tot samenhang zou
iedereen in afzondering vooral haar/zijn eigen gang moeten gaan. Maar
die behoefte en noodzaak zijn er dus wèl.
Volgens zgn informatica, zeg ook maar techniek van hulpmiddelen, lijkt zo’n indeling wellicht logisch (en dan heet informatie: data), maar daardoor blijft dus informatiekundig noodzakelijke samenhang onbereikbaar (tenzij je domweg on-ge-lo-fe-lijk veel geluk hebt). […] Als het inderdaad zo is, dat […] er feitelijk géén informatiekundig ontwerp gemaakt is, maar vrijwel prompt gewerkt is, en wordt, volgens een nogal losse verzameling — ook zelfs slechts vergaand impliciete — informatica-ontwerpjes, dan acht ik verklaard waarom het aanmodderen blijft.
(Pas) volgens het stelselmatig bemeten betekenissenmodel — telkens in de versie die op dà t ogenblik representatief genoeg geacht wordt — laten zich concrete registers samenhangend aanwijzen. Een vergaande dekking van het stelselmatige betekenissenmodel blijkt dan stellig door bestaande registers geboden; door ze op een zgn informatierotonde aan te sluiten, in eerste aanleg wellicht tot afschriften ervan beperkt, is zelfs op korte termijn reeds vergaand stelselmatig inzicht praktisch haalbaar door het verschaffen van overzicht (en hoeft er verder nog niets te veranderen).
Om te beginnen is, formeel uitgedrukt, nodig en voldoende verbijzonderde gedragsbeschrijving … optimaal herbruikbaar. Wat telt, is authenticiteit. En die zit ’m vaak in radicale verbijzondering, ofwel juist ver wèg van wat traditioneel geldt als (object)kern. In absolute zin zijn er ook géén basis- c.q. kernregistraties. Voor wat als stelsel-voor-informatieverkeer wordt verondersteld, geldt een horizon. Wat in het stelselmodel meteen aan die horizon hangt, vooruit, duidt voor het stelsel in kwestie op een kernregistratie (maar raakt betrekkelijk door stelselverruiming).
Het lijkt mode om over data te spreken. […] Daarmee houdt het echter ook meteen op, [indien men nog is] verstrikt in het allang achterhaalde programmatuurparadigma. Tja, dat is voor stelselmatige voorzieningen voor informatieverkeer helaas nog steeds een averechtse koers.
Tja, er is alom veel om informatie te doen, doorgaans onder de noemer van data, terwijl vrijwel niemand ervoor open staat om het betekenisaspect grondig na te gaan.
You are interested in getting an overview of information, also call
it data. There is ‘something’ about which information might
be distributed across a variety of digital storages, each of such
databases most likely having been set up independently at some time and
place or other.
You need to identify such a ‘something,’ or
‘whatever,’ at the scale of what your aiming at for
integrated order. Actually, there may be different types of
‘something’ you are after for improved coordination.
For example, an airline should want to track engine parts. When, and
here I am just thinking of ‘something’ off the top of my
head, the requirement is that an engine part of some type should be
replaced every x hours of engine operation time, should then be
overhauled, and only be replaced in some engine after overhauling (and
testing), for compliance with such rules information from on-board
systems and systems for the maintenance shops must be brought
together.
Of course, almost everywhere it is person as a ‘something’
about which information is kept all over. […] With persons, it is
even evident that there are — more — regulations to comply
with. The European Union now has General Data Protection Regulation.
Anyway, using an information roundabout you have to comply with
whatever regulation holds for the ‘something’ in question.
But then, an information roundabout can also be the means you need to
monitor et cetera compliance.
in: note 71.14
[S]trictly conceptually there should be no difference in modeling for operational information systems on the one side and for a so-called data warehouse on the other; eventually, no separate data warehouse is required.
in: note 71.25
[It] lead[s] up to an already more comprehensive conceptual model of facilitating integrated order where — physical — information resources (primarily read here: databases) constitute a federation. I believe such an organization, i.e., as a federation, to be unavoidable, and therefore necessary; there is no way that all pertinent information can be available in a single — physical — database. On the contrary, I would argue that the pervasive means for instantaneous digital communication promote distribution of information resources.
in: note 71.37
[E]en èchte informatierotonde [omvat ] naar zijn aard de te laten samenhangen bestanden/registers juist niet[. …] Die blijven waar ze zijn. Beperkt tot een stelselmatige zoekfunctie biedt de rotonde zoekcriteria die door-de-aangesloten-registers-heen op elkaar afgestemd zijn, opdat informatie samenhangend uit verschillende registers tegelijk kan worden geselecteerd en getoond. Afgezien van informatiebehoeften die daardoor — vaak spectaculair — beter vervuld raken, helpt de mogelijkheid tot gericht zoeken om de informatiekwaliteit stèlselmatig te verbeteren. Slogan: beheer voor stelselmatige informatiekwaliteit. Samenhang, en zodoende zowel vervulling van informatiebehoeften en kwaliteitsbeheer van informatie, kan nog eens worden versterkt — in het geval van verspreide registratie echter nooit verzekerd — door identificerende informatie (lees ook: informatiesleutels) zoals geldig in de aangesloten registers èxpliciet van onderling verband te voorzien. Dat is dan eigenlijk geen zoeken meer, maar koppelen. En dat vergt voor bedoeld toegevoegd sleutelverband één of meer èxtra registers […], die eveneens op de informatierotonde aangesloten moeten zijn. Daardoor blijft de informatierotonde zèlf dus, zeg maar, bestands- annex registerloos (en daardoor optimaal flexibel enzovoort) .
in: aantekening 72.4
Principieel wijzigen onderlinge afhankelijkheden natuurlijk niet
doordat digitale technologieën inmiddels praktisch onmiddellijke
overdracht kunnen faciliteren van de ene naar de andere deelnemer aan
informatieverkeer. Indien deelnemer B voor de uitvoering van zijn taak
informatie van A nodig heeft, blijft het A die zulke informatie aan B
moet leveren, punt. In operationele zin, en vandaar de noodzaak van
à nder beheer, verandert er daardoor echter wel degelijk e.e.a.
Maar wà t precies? Zònder betrouwbare voorzieningen en/of
voorzieningen voor nagenoeg onmiddellijke verbinding voor
informatieverkeer neemt B noodgedwongen allereerst een afschrift van
A’s informatie op in zijn ‘eigen’
informatieverzameling(en) om dat afschrift vervolgens
‘ooit’ eens te gebruiken. Dat kan achterwege blijven indien
A’s informatie voor de uitvoering van B’s taak gegarandeerd
— zoals het in de maakindustrie heet — just-in-time
beschikbaar is. A’s informatie is optimaal actueel en wordt door
B aldus netzo onmiddellijk verwerkt. Verdubbeling van registratie door
B kan achterwege blijven; dankzij een aangelegd controlespoor (Engels:
audit trail) valt de taakuitvoering in kwestie desgewenst eenduidig na
te gaan. Omgekeerd kan A voor zijn taakuitvoering informatie van B
nodig hebben.
Vanwege die registraties over en weer, en zo dóór, van afschriften
waant iedereen zich eigenaar van informatie in ‘zijn’
registers, hoewel in de meeste administraties verreweg de meeste
informatie afschriften betreft. Op die valse schijn van eigendom berust
de doorgaans zelfs impliciete associatie met beheer. Aldus blijft
beheer kortzichtig beperkt tot ‘eigen’ registers, terwijl
de kwaliteit e.d. van de meeste informatie en bijgevolg een afschrift
ervan toch elders wordt bepaald. Dat wordt — wederom —
duidelijk, zodra informatie slechts uit de bron ervan wordt geput (en
naar bevoegde behoefte) .
Er moet om te beginnen een stelselmatig betekenissenmodel worden opgesteld. Dat is één model, maar informatie wordt uiteraard niet in één register bijgehouden.
Op stelselschaal geldt iedereen als deelnemer aan informatieverkeer en daarom is het juist eenvoudiger om géén onderscheid naar soorten van registerhouders te maken. Een burger komt dus óók als registerhouder in aanmerking. Het is wat à nders om te bepalen wèlke registerhouder wèlke informatie moet bijhouden. Dat betreft secundaire keuzes tov het stelselkarakter van infrastructuur voor informatieverkeer.
Doordat de overheid feitelijk akte opstelt van zo’n gebeurtenis, is aan een cruciale voorwaarde voldaan voor onderlinge verwachtingen door deelnemers-in-hoedanigheden tijdens hun vèrdere verkeersontmoetingen. Voor digitaal informatieverkeer kan daaraan zelfs èxtra behoefte bestaan, omdat de deelnemers elkaar — vooralsnog? — maar beperkt waarnemen.
Certificering à ls actor vind ik een gebeurtenis waarvan akte opgesteld is (en geregistreerd blijft).
Onafhankelijk van een individuele deelnemer aan maatschappelijk verkeer moet zgn akte opgemaakt en daarmee register bijgehouden zijn van wat geldt als samenlevingsrelevante gebeurtenissen waarbij z/hij in bijbehorende hoedanigheid betrokken — geweest — is. Die registers bieden aldus duidelijkheid voor vèrder verloop van maatschappelijk verkeer, enzovoort. En als onafhankelijke instelling geldt ònveranderd — in een staat als de Nederlandse — de overheid. Omdat registers in een rechtsstaat onontbeerlijk zijn voor regeling van maatschappelijk verkeer, moet adequate facilitering van maatschappelijk informatieverkeer juist beginnen met, zeg maar, administratief (her)ontwerp. Wie dat stoffig vindt klinken, mag er een andere aanduiding voor bedenken. Maar de verhoudingen òmdraaien slaat nergens op.
Deelnemers aan informatieverkeer benutten zo’n [informatie]rotonde doordat zij zowel hun respectievelijke informatieverzamelingen erop hebben aangesloten als dankzij zulke aansluitingen over èn weer telkens naar erkende behoefte informatie beschikbaar krijgen, steeds optimaal actueel en authentiek.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Stelselmatig informatiebeheer is vanwege schaaleffect kwalitatief à nders dan wat voor toepassingen (lees ook: aparte informatiesystemen) één voor één volstaat.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Noem een verzameling, waar dan ook, met relevante informatie een
register (en dat maakt in elk geval van de registerhouder — in
die hoedanigheid — een deelnemer aan informatieverkeer). Stel dat
alle registers met relevante informatie aangesloten zijn op een netwerk
dat praktisch onmiddellijke uitwisseling van informatie toestaat.
Vooralsnog van autorisatie à fgezien is er dan geen reden —
meer — om waar èlders dan ook afschriften van authentieke
informatie te registreren. Informatie waar een gebruiker op een
willekeurig netwerkpunt voor — ondersteuning van —
haar/zijn aldaar gesitueerde behoefte aan heeft, kan haar/hem precies
dáárvoor beschikbaar gesteld zijn (met de uitkomst in het geval van
informatie op haar beurt ook weer geregistreerd volgens het beginsel
van een-plaats-voor-en-alles-op-zijn-plaats).
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Oppervlakkig bekeken zou dat kunnen uitlopen op burgers als registerhouders van hun persoonsinformatie. Daar dreigt echter een vergissing. Want naar de aard van maatschappelijk verkeer zijn allerlei gebeurtenissen voor deelnemers eraan juist niet strikt persoonlijk. Vooral wanneer er toekenning van een hoedanigheid als deelnemer aan maatschappelijk verkeer mee gemoeid is, moeten ook en vooral à ndere deelnemers met passende hoedanigheden er kennis van — kunnen — hebben. Dat heet afgekort ook wel het algemeen belang, voor gebruikskwaliteit dus, en daarom voeren overheidsinstellingen registers met informatie over zulke gebeurtenissen van maatschappelijk-verkeersbelang.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Het geïdealiseerde beeld van ogenblikkelijke beschikbaarheid van
willekeurige registers benadrukt dat informatiebeheer stellig de meeste
moeite vergt voor de registers waarover de minste formele zeggenschap
mbt voorwaarden voor gebruikskwaliteit bestaat.
Besef van context als onlosmakelijk ònderdeel van informatie helpt
vervolgens over en weer te beseffen dat informatie in de optimale vorm
voor de één niet klakkeloos bruikbaar is voor een à nder. Want
met de ene vorm kan een betekenis bedoeld zijn, die voor de à nder
niet geldt. De vraag is dan of de één tevens rekening gaat houden met
de relevante betekenis voor de à nder, en dáárvoor een passende
vorm gaat bijhouden. Heeft de één daar zèlf belang bij? Hoe laten de
belangen van de één en de à nder zich tegen elkaar afwegen?
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Volgens de aangenomen idealisering is — de inhoud van — elk register uniek, want authentiek. Er worden volgens deze veronderstelling elders immers géén afschriften meer geregistreerd.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Volgens de geïdealiseerde voorstelling […] staat à lle
informatie enkelvoudig geregistreerd. Tegelijk is à lle informatie
daarmee authentiek.
In werkelijkheid bestaan er vaak gelijkluidende informatie-exemplaren
in verschillende registers. In elk geval voor het ontstaan ervan zijn
er goede redenen. Voor de overgang van toepassings- naar verkeersschaal
van informatiebeheer is het noodzakelijk zich ervan bewust te
zijn.
Zònder de — betrouwbare — mogelijkheid om informatie pas
op het verwerkingstijdstip uit één of meer registers elders te
putten, is het domweg noodzakelijk om op het verwerkingspunt tevens een
voorraad van benodigde informatie aan te leggen. Voor zover het,
vooruit, grondstoffen vóór verwerking betreft, gaat het daarbij om
afschriften. Dan gelden producten và n verwerking aldaar als
authentiek, waaraan nòg weer elders eventueel behoefte bestaat als
grondstoffen en aldus afschriften, enzovoort.
Op deze manier telt een bepaald register thans een mengsel van —
meestal heel veel — afschriften en — meestal slechts zeer
weinig — authentieke informatie. Indien een afschrift voor
hergebruik in aanmerking komt, kunnen er problemen optreden. Het is dan
de vraag, of de authentieke informatie waarvan het een afschrift is,
intussen niet gewijzigd is, of zelfs vernietigd. Kortom, hergebruik van
afschriften vergt afstemming voor gebruikskwaliteit. […] Succes
is uiteraard altijd afhankelijk van ontdekking van wijziging van
authentieke informatie. Of het afschrift strookt met de gèldige
authentieke informatie moet tijdig nagegaan zijn, dwz vóór het
eerst(volgende) hergebruik van het afschrift. Zolang afschriften aan de
orde zijn, is het van weersomstuit raadzaam om hergebruik zo mogelijk
uit te stellen tot ná een afstemmingsslag.
Hoe kritieker informatie voor verwerking is, des meer reden er is om
van een eigen afschriftenvoorraad af te zien en daarentegen tèlkens
van authentieke informatie een momentaan afschrift ervan te
gebruiken.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Verwant hieraan is het de vraag of ook weer een apart informatie-pakhuis (Engels: data warehouse) niet het spannen van een paard à chter de wagen is. Met aansluitingen van registers op een informatierotonde liggen de mogelijkheden niet op voorhand vast door de informatiestructuur ‘in’ zo’n pakhuis; er kan — veel — méér tegen véél lagere kosten en minder moeite.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Voorts, wederom in het besef van stelselschaal, is een waarschuwing op zijn plaats. Gelijkluidende informatie-exemplaren kunnen bedoeld zijn voor verschillende betekenissen. Daarvoor bieden de respectievelijke toepassingen waarbinnen informatie traditioneel ‘gevangen’ blijft, impliciet de nodige contexten. Daarmee moet afstemming rekenen, omdat het daarbij per definitie om — informatie in — meerdere registers gaat (en vanaf twee registers is de passende aanpak stelselmatig). Wat ergens een afschrift lijkt, kà n juist authentieke informatie zijn, of omgekeerd. Zolang zulke registers ongewijzigd gehandhaafd blijven — en waarom niet? — moet er voor stelselmatig informatiebeheer een register worden toegevoegd voor herkenbaarheid van feitelijke contexten (en om te beginnen volstaat de aanduiding van de toepassing in kwestie als context).
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
De fatale vergissing bestaat eruit om “stelsel” met zoveel woorden als ònderdeel van een groter geheel te verklaren. Op die manier valt de opgave van “inhoudelijke afstemming” nooit enigszins beheersbaar te krijgen. De enige manier om “afstemming” te optimaliseren is om à lles te erkennen als behorend tot “stelsel.” Dan blijkt dat een authentieke betekenis van “bepaalde gegevens” overal aan de orde is. Ofwel, authentieke betekenissen zijn naar hun aard (!) verspreid over het gehele stelsel. Ze kunnen ònmogelijk geconcentreerd worden in een verhoudingsgewijs zeer beperkt aantal zgn basisregistraties. Volgens de associatie van authentiek met basis, komt daarentegen èlke authentieke betekenis neer, vooruit, op — een element van — basisinformatie.
Een verkeersgeval kent zijn verloop mede doordat deelnemers
informatie uitwisselen (pleonastisch uitgedrukt: met elkaar).
Zowel voor (planning) als over (verslag) het gevalsverloop kan
informatie ook worden bijgehouden. Daarbij kan verslag van een eerder
stadium dienen voor planning van een — eventueel — volgend
stadium, enzovoort.
Volgens verkeersoriëntatie beschouw ik het verkeersgeval als de maat
voor registratie. Dat maakt een register van een ènkel verkeersgeval
tot een … basisregistratie.
in: Maatschappelijk informatieverkeer en gegevensbescherming
Het meervoud volgens telkens m deelnemers kan vervallen met een
zoiets als een gemeenschappelijk verkeersgevalregister. Als beheerder
komt een instelling in aanmerking die actief géén deelnemer is en
blijft aan het verkeersgeval waarop het register betrekking heeft.
Volgens het beginsel van machtenscheiding in het maatschappelijk
verkeer noem ik dat de registermacht.
Met alom betrouwbare verbindingsvoorzieningen zijn er inmiddels minder
redenen, althans wat risico’s voor onmiddellijke beschikbaarheid
ervan aangaat, om een register — ook — in eigen beheer te
voeren.
in: Maatschappelijk informatieverkeer en gegevensbescherming
[P]ragmatiek à la subjectief situationisme [betekent] dat — ook — jij je gedrag uiteraard op omstandigheden afstemt c.q. dat omstandigheden je tot een bepaald(e) gedrag(skeuze) dwingen. Zodra gedragingen van één en hetzèlfde subject — of object — onder verschillende omstandigheden geregistreerd moeten staan, bestaat reeds de noodzaak van situationele verbijzondering resp. explicitering (wat in een zgn conceptueel model als contextuele verbijzondering uitgedrukt staat). Indien de registratie zelfs verschillende subjecten — en/of objecten — onder verschillende omstandigheden betreft — wat nota bene normaal is voor verhoudingen op maatschappelijke (netwerk)schaal — is eenduidige betekenissenordening en zo door naar digitale facilitering ervan praktisch helemaal onbereikbaar zònder dergelijke explicitering. Metapatroon, dus.
Daarentegen beschouw ik context nadrukkelijk als factor vóór eenduidigheid. Dat is uiteraard ook de reden om nodige en voldoende context ‘in’ elk teken te expliciteren wanneer — de mogelijkheid van — eenduidige interpretatie redelijkerwijs verzekerd dient te zijn. Dat is zelfs exemplarisch het geval voor registers die een overheid voert in het belang van maatschappelijk verkeer volgens evenwichtige burgerverhoudingen.
Volgens de aanname […] dat èlk teken een verzoek tot
inschikkelijkheid is, gaat èlk teken(gebruik) gepaard met een zgn
samenwerkingsverband. En omgekeerd. Want het ene subject probeert dmv
een teken (lees ook: informatie) een ander subject te bewegen tot
gedrag afgestemd op eigen gedrag. (Ik laat hier verder in het midden
dat een subject het verzoek zelfs meestal tot zichzèlf richt. Maar ook
en vooral in zulke gevallen gaat het met informatie natuurlijk om
gedragsafstemming.)
Indien dat andere subject zich daarbij onder dwang gesteld ervaart, is
samenwerking als aanduiding echter misleidend. Over verzoek tot
inschikkelijkheid gesproken, in het woord samenwerking ligt reeds
vergaand de oproep tot inschikkelijkheid besloten. Voorzien van dit
commentaar handhaaf ik het ambtelijke jargon met de term
samenwerkingsverband.
Nogmaals, een samenwerkingsverband is inherent aan informatie. Indien
verschillende exemplaren van informatie als een verzameling (benaming
van oudsher: register; digitaal: database) worden bijgehouden, zijn
daarmee dus allerlei samenwerkingsverbanden aan de orde.
Voor evenwichtiger verhoudingen staat zo’n registermacht, inderdaad, tùssen burgers en — vooral — uitvoerende macht. Zolang informatieverkeer volgens hun ònderlinge tweeledigheid geregeld blijft, is ònevenwichtigheid nu eenmaal onvermijdelijk. Is dat zo ingewikkeld om te begrijpen? Verder, ook actueler dan ooit, acht ik zo’n onafhankelijke (!) registermacht noodzakelijk om wat sociale-mediabedrijven bieden te vervangen door infrastructuur voor informatieverkeer.
Alweer wat nader begrip van waaròm een subject zèlf onthoudt resp. vergeet, helpt uiteraard verantwoorde overwegingen, heel praktisch, te maken over wat al dan niet in zgn registers kan, moet e.d. worden opgeslagen. Tegenwoordig dus vooral in digitale vorm. Wordt die informatie vervòlgens ook bijgehouden? Wat zijn daarvoor dan, eventueel veranderlijke, criteria, enzovoort? En voor wèlke subjecten kan resp. moet welke informatie dan wanneer voor welke doelen beschikbaar zijn, en voor wèlke subjecten in wèlke situaties juist niet?
Het nut van metainformatie is dat daarmee gerichter enz. relevante informatie beschikbaar kan komen. Ik herhaal dat het niets nieuws is, zo’n toegevoegd register. Onder de noemer van documentaire informatievoorziening geldt zo’n hulpvoorziening als standaardpraktijk. Het is wèl zo, dat door digitalisering informatie uit veel en veel grotere verzamelingen op die manier gestructureerder kan worden geselecteerd. Nogmaals, aan het beginsel van metainformatie als hulpvoorziening verandert digitalisering niets.
Waarvoor gebruiken we registers? Oh ja, als een register digitaal
wordt bijgehouden heet het ook wel een database.
Een register dient om beschrijvingen van feiten beschikbaar te hebben.
Aan de vraag wie de beschikbare feitbeschrijvingen mogen of zelfs
moeten raadplegen — en daarmee verder gebruiken — resp. wie
niet, ga ik hier voorbij. Dat betreft autorisatie. En waaròm we over
zulke beschrijvingen willen kunnen — blijven — beschikken,
laat ik hier eveneens in het midden.
Een feit betreft de toestand van een werkelijkheidsdeel gedurende een
tijdvak. De bepaling van het relevante deel inclusief duur gebeurt
‘natuurlijk’ telkens subjectief (met subject in de
betekenis van individu dat zich wisselend gedraagt naar immers
wisselende omstandigheden: subjectief situationisme). Vooralsnog volg
ik hier echter de illusie van objectiviteit: objectief
situationisme.
Een verwante illusie die ik voorlopig maar volg, is dat taal het middel
voor objectieve feitbeschrijvingen is. En dat de natuurlijke vorm van
zo’n beschrijving een enkele (woorden)zin is. Ja, allemaal
ònzin, maar anders blijft onbegrijpelijk wat zgn redekundige ontleding
is.
Ik merk alvast op, want anders vergeet ik het wellicht, dat
samenstelling zoiets als de keerzijde van ontleding is. Wie een zin
naar behoren kan ontleden, wordt kennelijk geacht een zin fatsoenlijk
te kunnen samenstellen (lees ook: voortbrengen). […]
In elk geval voor zover registers zgn openbaar bedoeld zijn is het
daarom niet eens zo’n gek idee om voor “de meest
gepaste vorm†ervan te onderzoeken in hoeverre redekundige annex
-kunstige ontleding ermee strookt. De structurele overeenkomst blijkt
volkomen.
Probleem? Die opzet, althans strikte beperking ertoe, voldoet al niet
voor objectief situationisme. […]
Wat mij betreft gaat het redekundig om deelfuncties, omdat over een zin
verondersteld is dat hij als zoiets als redekundig geheel de functie
heeft van een feitbeschrijving. Let wel, die aanname vind ik als taal-
en tekenopvatting dus véél en véél te beperkt (want mijn
sùbjectief- situationele idee is dat èlk teken een verzoek tot
inschikkelijkheid is), maar kan m.i. intussen redelijk voldoen voor
begrip van wat we als registers gebruiken.
Met feitbeschrijving van een zin als redekundige functie is de grofst
aangehouden indeling in (deel)functies tweeledig. […] De twee
voornaamste deelfuncties zijn aldus onderwerp en gezegde. […] De
feitbeschrijving als redekundige samenstelling (!) telt [volgens nadere
indeling van het gezegde] niet twee, maar ‘feitelijk’ drie
voor beschrijving noodzakelijkerwijs te onderscheiden deelfuncties, te
weten onderwerp, eigenschapsclassificatie en eigenschapswaarde.
Er zijn werkwoorden die classificatie en waarde van een eigenschap als
het ware verenigen (en die heten onovergankelijk resp. intransitief).
Met zo’n werkwoord als werkwoordelijk deel is er inderdaad géén
— behoefte aan verdere explicitering met een —
naamwoordelijk deel. Kortom, de plaats voor dat deel kan onbenut
blijven. Ofwel, het — gehele — naamwoordelijk gezegde omvat
… feitelijk het werkwoordelijk gezegde.
Als het klopt dat een zgn register moet doorgaan voor een verzameling
van feitbeschrijvingen, zou het juist merkwaardig zijn indien de
indeling daarvoor zou afwijken van de redekundig basale drieledigheid
volgens overgeleverde grammaticale syntax. Omdat wie tegenwoordig
ict-ers heten zich voor structurering van databases echter niet of
nauwelijks taal- in de … zin van redekùndig oriënteren, is het
overdrachtelijke wiel-met-drie-spaken als kleinste samenstellende
… samenstelling telkens vooral apart opnieuw uitgevonden met vaak
afwijkende termen voor, eh, feitelijk dezèlfde deelfuncties.
Bijvoorbeeld, waar komt doorgezette normalisatie volgens
entiteit-relatiemodellering anders op neer? En doorgezette subtypering
met objectgerichtheid?
En daarom moet het Resource Description Framework (RDF), tuttut,
raamwerk, niet zozeer als een — poging tot —
structuurstandaardisatie worden beschouwd (want, nogmaals, op zulke
drieledigheid als kleinste gemene structuurveelvoud komt iedereen wel
uit), maar veeleer van terminologische uniformering. […]
Geabstraheerd van de opgegeven volgorde van de — drie —
deelfuncties is overigens een dùbbele drieledigheid aan de orde. Het
gaat immers drie keer om de combinatie van een aanduiding van soort
deelfunctie en een bijbehorende deelbeschrijving. […]
Zolang over en weer drieledigheid volgens dezèlfde deelfuncties
inclusief hun volgorde geldt, laten zich de, zeg maar, etiketjes van de
resp. deelfuncties immers eenvoudig genoeg, want telkens stuk voor
stuk, vertalen. Ja, zònder zo’n vertaalslag kan
informatieverkeer — en RDF mikt op digitale facilitering ervan
— nòg weer vlotter verlopen. Alle kleine beetjes helpen, en ook
RDF kà n een beetje helpen. Principieel verdient drieledigheid van
feitbeschrijving echter voorrang. Dat houdt weliswaar een beperkte
taal- en tekenopvatting in, maar die beperking lijkt mij, vooruit, te
stroken met wat we — juist — van zgn registers
verwachten.
Maar voor die drieledigheid raad ik dringend à ndere
veronderstellingen (lees ook: paradigma) aan, met dienovereenkomstig
consistentie terminologie. […]
Eén van de drie redekundig basale deelfuncties staat bekend als
onderwerp (Engels: subject). Maar voor een feitbeschrijving gaat het
— ook — daarmee om een … object. Een feit betreft
aldus … feitelijk twee objecten volgens een bepaalde
relatie.
Voor een feit moeten we èrgens van uitgaan. Daarvoor kiezen we één
van beide … objecten. Het à ndere object heeft voor het feit
in kwestie dan in één moeite door óók zijn plaats, want die geldt
ten opzichte van — de plaats van — het ene object. De
duiding van het à ndere object ten opzichte van het ene object
vergt een classificatie.
De redekundig gebruikelijke indeling van deelfuncties, stellig verstard
geraakt door het al dan niet bewuste — maar, nogmaals, te
beperkte — idee dat een woordenzin een absoluut geldige eenheid
van taalgebruik is en taalgebruik exclusief dient voor
feitbeschrijvingen, heeft zo — zoiets als — een richting.
Er is enerzijds een object. Als feit wordt een eigenschap van dà t
object vermeld. Dat vergt anderzijds eveneens een … object, met
ertùssen een kwalitatieve relatie ter kwalificering van wat dat andere
object và n het ene is e.d. […]
Maar […] ga niet van het ene, maar juist [eens] van het
à ndere object uit. Và n dat andere is het ene inderdaad
géén eigenschap. Wat — verwijzing naar — het ene object
èn de classificatie van hun samenhang aan het andere object toevoegen
voor een feitbeschrijving, is — wat ik noem — context
[…]. De context beschrijft als het ene object de situatie en als
verband tussen beide objecten de hoedanigheid (lees o.a. ook:
verschijningsvorm) van het andere object volgens het ene object annex
situatie. […] Maar wanneer voor het à ndere object het ene
object als situatie geldt, hoe zit het dan met dat ene object? Volgens
die richting opgevat, geldt voor dà t object op zijn beurt
eveneens een nòg weer, toe maar, ‘ener’ object als
situatie voor zijn relevante hoedanigheid, enzovoort.
Aan zo’n reeks moet praktisch een einde gesteld zijn; dat lukt
door object-vóór-hoedanigheid met situatie-object te laten
samenvallen.
Maar als de reeks kan worden uitgebreid door telkens het ene
situatie-object voor een eraan gekoppelde feitbeschrijving voor
object-vóór-hoedanigheid te laten doorgaan, […] is uitbreiding
uiteraard ook de andere kant op mogelijk […] door een
object-vóór-hoedanigheid voor een eraan gekoppelde feitbeschrijving
als situatie-object te laten functioneren, enzovoort. […]
Maar let op! In zo’n reeks komen objecten niet voor zoals ze
slechts per ènkele zin voor de opzet overeenkomstig redekundige
ontleding/samenstelling zijn verondersteld. Daarvoor wordt —
abusievelijk en doorgaans onbewust nog — aangenomen dat een
object volkomen zelfstandig bestaat, dus beschikt over wat hem altijd
en overal helemaal ‘eigen’ is (en dat zijn dan zijn
eigenschappen). Tja, indien de gehele werkelijkheid zich als feit met
een enkele drieledige zin afdoende zou kunnen laten beschrijven, past
zulk zgn logisch atomisme als paradigma (met absoluut in de zin van
onveranderlijk zelfstandig bestaande objecten als atomen).
Maar de werkelijkheid blijkt prà ktisch veranderlijk
meeromvattend. En een ènkele zin staat nooit op zichzelf. Ja, iemand
zègt iets, maar doet dat gebarend enzovoort in een momentane situatie
die als context onlosmakelijk ònderdeel van een teken is (dat daarom
véél ruimer dan het ene woord resp. de ene zin geldt; zoiets als de
subjectief-situationele gedragscyclus stel ik enneadisch voor
[…]. Ook zo’n reeks […] verklaart het idee van een
ènkele zin als volledige feitbeschrijving ongeldig (en dus nog ervan
afgezien dat wat doorgaat voor een feitbeschrijving altijd een
ònderdeel van een teken is, en wel om de kans van slagen van het
verzoek tot inschikkelijkheid te vergroten).
Nota bene, ook reeds volgens de aanname van objectiviteit is
daarentegen eveneens (!) het ene object waarvà n met het andere
object een — nadere — hoedanigheid aan de orde is
principieel … relatief, te weten beperkt geldig in/voor een
bepaalde situatie. Zeg ook maar dat èlk relatief object als deelobject
van een absoluut object kan worden beschouwd met telkens een —
andere — situatie als criterium voor wat telt als deel. Een
dergelijk ‘deelobject’ vind ik daarom duidelijker aangeduid
als situationeel object (maar dus niet te verwarren met situatie-object
waarmee het object bedoel dat van een object-vóór-hoedanigheid het
bereik aangeeft van de hoedanigheid in kwestie). Klopt, met …
feitelijk allemaal van zulke situationele objecten blijft er van het
zgn absolute object à la logisch atomisme natuurlijk niets over,
hmm, niets à nders dan wat zich onder objectnoemer ertoe beperkt
in samenhang tussen situationele objecten te voorzien. Zo’n
nul-identiteit kan, prima, als het absolute objectresidu worden
opgevat[, de praktisch onmisbare schakel voor d]e paradigmatische
vervanging van absoluut object door situationeel object als
oriëntatiepunt voor feitbeschrijvingen.
Ingewikkelder is het niet. Principieel zelfs onoplosbaar blijft
daarentegen de opgave van de inrichting van registers voor reële
variëteit door te volharden in het traditionele geloof, waarnaar, ook
zo iets, niemand overigens … feitelijk handelt, in absolute
objecten waardoor resp. -voor drieledige feitbeschrijvingen van slechts
één type, neerkomend op het redekundige, volstaan. Vergeet het
maar.
Op stelselschaal met variëteit van dien kunnen we niet stilzwijgend
uitgaan van absolute objecten. Dat werkt niet. Het is ook géén
oplossing om alsnog expliciet houvast te zoeken door het opstellen van
algemeen geldige definities, integendeel. Er moet met voorrang zoiets
als een, eh, raamwerk van relevante situationele objecten worden
gespannen (en structureel bijgehouden). Dat vergt, van opzet inderdaad
ook drieledig als kleinste samenstelling, feitbeschrijvingen van een
à nder type (dus ook anders dan o.a. RDF, omdat nu eenmaal andere
deelfuncties tellen voor constitutieve beschrijving van een
situationeel object vergeleken met beschrijving van eigenschappen
và n een — situationeel - object). Extra! Het is voor
stelselmatig deugdelijk bemeten voorzieningen voor informatieverkeer
inclusief registers niet … anders. Ja, dat vergt uiteraard ook
een geloof, zeg ook maar paradigma, met, vooruit, bekering van dien. En
dà t blijkt wèl nogal ingewikkeld.