Metapatroon > aspecten van infrastructuur > informatie-eigendom
[H]et èigendomsbeginsel [komt] eraan te pas […] om maatschappelijk evenwicht en solidariteit te bevorderen.
Informatie over de individuele (rechts)persoon is eigendom van diezèlfde (rechts)persoon.
in: Manifest voor informatieverkeer
Uit het zicht và n en al helemaal zonder enige invloed dóór de persoon in kwestie raakt haar/zijn persoonsinformatie door allerlei procesketens verspreid. Wie is feitelijk eigenaar van wèlke informatie?
in: Belangenbehartiging voor vertrouwensklimaat
Het eigendomsrecht op persoonsinformatie berust bij de persoon in kwestie, omdà t dergelijke informatie voor verkeer ingezet kan zijn. Wat zijn dan de regels voor zo veilig èn vlot mogelijk verkeer? […] Manifest [voor informatieverkeer] doet de aanname van persoonlijk informatieeigendom, want dáárdoor functioneert (ook) het verkeersstelsel pas evenwichtig. Die redenering is zelfs òndenkbaar vanuit het oude paradigma (van organisatorische informatievoorziening), maar volstrekt logisch volgens het nieuwe paradigma van de civiele informatiekunde.
It is now more apt to argue for a private and a public aspect to every single interaction.
in: Semiotics of identity management
[D]e wederzijdse doordringing van publiek en privaat [pakt] voor informatieverkeer intensiever uit […]. Inderdaad is dat weer de reden om principieel te pleiten voor rechten en plichten op basis van expliciet informatieeigendom.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
In de huidige opzet van de elektronische overheid zijn burgers en bedrijven overigens nog niet aangemerkt als actoren die een gedeelte van relevante informatie onvervreemdbaar in eigendom houden, respectievelijk beheren.
in: Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger
Bevorder infrastructuur voor informatieverkeer met een variëteit die de principiële rechten van burgers — en, nota bene, van (hun) bedrijven en (hun) overheidsinstellingen — erkent, beschermt en zo meer. […] Sta geen onuitgesproken samenloop toe van economisch belang met onttrekking van persoonsinformatie aan persoonlijk zeggenschap. […] Suggereer voorts geen tegenstelling tussen veiligheid en privacy, alsof méér veiligheid per definitie minder privacy inhoudt. Nee, onzin, juist een beschermde levenssfeer is veilig.
(Ook) voor privacy in de netwerksamenleving is een fundamentele heroriëntatie nodig. [… E]en voorwaarde voor verbetering op de nieuwe netwerkschaal [betekent] onherroepelijk de toewijzing […] van formeel eigendom over persoonsinformatie aan de persoon in kwestie. Dergelijk eigendom kent rechten èn plichten voor evenwichtig informatieverkeer.
Summier gesteld, stelselmatig antwoord op de eigendomsvraag begint bij de zgn (rechts)persoon. Als persoon is hij nota bene ònvervreemdbaar eigenaar van … zichzelf. Daarom is de persoon netzo ònvervreemdbaar eigenaar van zijn identificerende persoonsinformatie. Vervolgens geldt dat de persoon relaties kent met andere maatschappelijke objecten. Hij kan als het ware doorgaan voor de eigenaar van karakteristieke aspecten/onderdelen van die relaties. In zoverre is de persoon ook weer eigenaar van corresponderende informatie, zeg ook maar van zijn verdere persoonsinformatie.
in: Willen de èchte basisregistraties …?
Informatievoorziening heeft […] alles met belangen te maken. Zonder aanwijsbaar belang is er geen reden om informatie te verzamelen, laat staan om die gedurende enige tijd te bewaren.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 1
Momenteel staat eigenaar niet of nauwelijks wettelijk erkend en draait het daadwerkelijk om de beheerder, of houder, van een informatieverzameling. Dus niet om het 'onderwerp' và n de informatie in kwestie, zeg maar de persoon ik kwestie. Zolang 'we' voor inrichting van informatievoorziening dergelijke personen feitelijk secundair behandelen, ontbreekt deugdelijk fundament voor maatschappelijk informatieverkeer.
Zoals ooit voor fysieke goederen gebeurde, moet ook voor informatie in ruimst denkbare zin het eigendom zo eenduidig mogelijk toewijsbaar zijn. Afgezien van de intellectuele eigendom zijn vooralsnog slechts houder, respectievelijk beheerder erkende rollen als het om informatieverzamelingen gaat. Evenwichtig eigenaarschap is echter praktisch onmisbaar in een burgerlijke visie op de informatiemaatschappij.
Uitgaande van dat ene 'ding' moet er blijkbaar ook één eigenaar
van aangewezen (kunnen) worden, nietwaar? Nee, dat is helemaal niet
logisch volgens information equity.
Die logica erkent zgn interdependentie en schrijft daarom voor om
informatie volgens relaties tussen personen te bekijken. De blinde darm
(fysiek) is van A. Een diagnose (informatie) over de toestand van A's
blinde darm is eveneens van A … en blijft van A. Maar als B die
diagnose stelde, is louter die informatie qua diagnose eigendom van B.
Stel dat daar onlosmakelijk persoonsinformatie van A bijhoort, dan
moeten A en B daarover een overeenstemming op vrijwillige basis hebben
òf er is wettelijk een algemene informatieverhouding voor dergelijke
relaties geregeld. Hoe dan ook, dat traditionele medisch dossier is als
maat voor eigendomsbepaling véél te grof.
Volgens dezelfde ontleding moeten we operationalisering van
bijvoorbeeld een personeelsdossier aanbevelen. Dat complete dossier is
niet eigendom van òf de werknemer, òf de werkgever. Contextuele
verbijzondering maakt bedoelde ontleding enzovoort mogelijk.
[P]ersoonlijk informatie-eigendom is [nog] beslist niet […] een afgeronde regel voor informatieverkeer betreft. [H]et [i]s áánzet tot noodzakelijke problematisering. […] Juist omdat de eigendomsvraag a priori doorgaans geen eenduidig antwoord kent, is zij zo vruchtbaar. Het loont om allereerst de oorzaak van die variëteit te onderzoeken. Populair gezegd betreft informatie vaak interactie. De ene actor ervaart — van planning tot en met herinnering — dus een situatie waarin hij ook één of méér à ndere actoren betrokken (h)erkent. Het is de interactie die de eigendomsvraag problematisch maakt.
Expliciete waardering van de eigendomsvraag leidt […] tot evenwichtige(r) regels voor informatieverkeer. [D]e variëteit van interacties maakt a priori sluitende verkeersregels een illusie. Ze kunnen echter véél beter.
Het stèllen van de principiële eigendomsvraag over informatie
betekent uiteraard geen algeméén gebruiksverbod. Samenleving is nu
eenmaal in wezenlijk opzicht altijd informatieverkeer. Zo’n
verbod zou in één klap de maatschappij radicaal òntregelen. Dat
kà n niet eens.
De vraag naar informatie-eigendom moet daarom gesteld worden als
noodzakelijke aanzet tot borging van (min of meer) evenwichtige
betrekkingen, nota bene in een samenleving met sterk toegenomen
intensiteit van informatieverkeer.
[H]et loont om óók gedrag in informatiebetrekkingen algemeen en principieel als een eigendomskwestie te beschouwen. Naarmate dat beter lukt, blijkt daarvoor bestaand recht toepasselijk. Met andere woorden, de bedoeling van zo'n verruiming van toepassingsgebied van een formule is wat mij betreft nu juist om te vermijden dat we voor èlke concrete berekening weer een apà rte formule ontwikkelen. Dankzij abstractie verkrijgt een formule algemene(re) toepasbaarheid.
[Het is] een voorstel voor een simpel uitgangspunt: persoonsinformatie is eigendom van de persoon in kwestie. Daardoor verdwijnt reële complexiteit/variëteit natuurlijk niet. [Het] idee is wèl dat daarmee een (veel) minder problematisch stelsel ingericht kan worden. […] Overigens [tellen] tenminste-zo-goed-en-zo-kwaad-als-mogelijke informatieregels weer als aspect van een omvattend stelsel voor maatschappelijk informatieverkeer. Het gaat om zo redelijk mogelijk evenwicht op die schaal.
Elke vergelijking schiet ooit tekort. Het risico van het woordgebruik 'eigendom' is inderdaad dat tegenwoordig nog de vergelijking met materiele goederen onontkoombaar is, zeker in eerste aanleg. De aparte bedoeling van zo'n metafoor is natuurlijk ook om via transpositie zoveel mogelijk begrippen en hun samenhang te hèrgebruiken. De valkuil (waarvan ik me dus bewust ben, maar wat is het alternatief?) is dat het sui generis karakter van het à ndere paradigma nooit erkenning krijgt. Dat verklaart waarom wèrkelijke paradigma’s elkaar zo langzaam afwisselen, … als het al lukt.
Voor een à nder paradigma [geldt] informationele zelfbeschikking als leidraad, waarvoor persoonlijk informatieeigendom dan uitgangspunt vormt. Nota bene, vanwege het immateriële karakter van informatie in de zin van betekenis ontkomen we niet aan een principieel passende benadering.
Informatieeigendom is […] geen totaal onontgonnen begrip. Maar 'de intellectuele eigendom' volgens octrooi- en auteursrecht [is] niet radicaal genoeg als uitgangspunt voor een genuanceerd stelsel voor informatieverkeer.
[I]nformatieeigendom [biedt] een vruchtbaar perspectief voor frisse (beleids)oriëntatie op het complexe vraagstuk van privacy in de snel veranderende informatiemaatschappij. Het maakt nieuwe problemen èn kansen zichtbaar, helpt ze te verduidelijken. Juist een radicaal thema helpt optimale beleidscontinuïteit te bereiken; we missen dan tenminste zo weinig mogelijk dat wel degelijk allang bestáát.
[T]oekenning van informatieeigendom aan de persoon in kwestie [hoeft] helemaal geen pùnt in de wet- en regelgeving te zijn […]. [V]ergelijk het […] met een perspectivisch ofwel verdwijnpunt. Over een paradigmawissel gesproken, dat punt ligt/blijft als het ware buiten de afbeelding, maar verschaft juist daardoor ordening voor alles erin. Dus, zodra je maar doet alsof de persoon daadwerkelijk informatie-eigenaar is, raakt beheersbare samenhang tussen allerlei feitelijke stelselvoorzieningen gevestigd.
[D]e regeling van informatie-eigendom [vertegenwoordigt] een onlosmakelijk aspect […] van meeromvattende, stelselmatige benadering van informatieverkeer. Er moet in samenhang van alles en nog wat anders opgezet zijn, met nadruk bijvoorbeeld autorisatie met nodige en voldoende fijnmazigheid. Zo [ligt het] ook [met] semantiek […] 'anders' […] op stelselschaal.
[D]e informatiemaatschappij is een netwerksamenleving. Zeg maar, van wie is welk gedeelte van de informatie […]? […] Dat betekent dat tevens de (informatie)betrekking een expliciet aanknopingspunt moet zijn. Over de eigendomsverdeling annex –verhouding moet er iets algemeens, dus methodisch/procedureels [geregeld zijn].
in: aantekening 24.4
Hoewel het anders klinkt, is eigendom […] bij uitstek een gemeenschapsbegrip. Want zonder kans op onenigheid enzovoort tussen verschillende 'personen' over hun gedragingen met een object — meestal gebruik, respectievelijk verbruik ervan — bestaat zelfs geen aanleiding voor toewijzing van eigendom erover met evenwichtige rechten en plichten van dien.
[P]ersoonlijk informatieeigendom [behoeft] geen werkelijkheidsgehalte […] te hebben, zeker niet op korte termijn waarop het geheid een illusie is, om tòch als referentiepunt te kunnen dienen. En omdat ik veronderstelde dat juist de vergelijking met een perspectieftekening kan rekenen op gemakkelijker herkenning — wie heeft er nooit zo’n tekening geprobeerd — v[i]nd ik de term verdwijnpunt bruikbaar voor popularisering.
Het vraagstuk wat-is-nu-eigenlijk-van-wie spookt natuurlijk al rond vanaf de eerste manifestversie. Informatie is bij uitstek een verkeersmiddel, dus is het een inherent relationeel probleem dat een dito oplossing vergt.
In de tijdelijkheid van beschikkingsbeperking komt tot uitdrukking dat eigendom met dienovereenkomstig volledige beschikking de, zeg maar, natuurlijke evenwichtstoestand vormt. Zonder inspanning voor beperking resp. verlenging van beperking keert de eigendom vanzelf terug naar die toestand.
De uiterste consequentie van […] reële variëteit is dat betrokken partijen pèr interactie(gevà l) de eigendomsverhoudingen moeten overeenkomen.
Zoals allang geldt voor materiële goederen moet in een informatiemaatschappij óók het eigendomsbeginsel expliciet gevestigd zijn voor, klopt, het woord zegt het eigenlijk al, informatie. Ja, daartegen zijn allerlei bezwaren mogelijk volgens het heersende referentiekader. Maar dat kader veroorzaakt nu precies die ramp, nietwaar? Daarom lukt het nooit zònder kwalitatieve perspectiefwissel. […] Het éérste beginsel komt erop neer dat persoonsinformatie persoonseigendom is.
[B]orgstelling van eigendomsinformatie door de aparte registratiemacht (als infrastructurele voorziening voor maatschappelijk verkeer) is […] beslist géén overdracht van informatieeigendom. […] Haar beheerstaak is bepaald door de wetgevende macht, enzovoort.
[N]aarmate gedragsdifferentiatie meer en meer gevestigd is in het semiotische vlak, is persoonsidentiteit verhoudingsgewijs meer en meer een informatie-identiteit … zodat persoonlijk informatieeigendom van persoonsinformatie als basisrecht telt.
1. Zet eindelijk radicaal uit je hoofd dat alle informatie die je verwerkt ook je eigendom is; 2. Informatie óver iemand anders behoort aan iemand anders; 3. Als je meent dat je zulke informatie nodig hebt voor je handeling(en), regel dat gewoon netjes met die ander; 4. Dà t scheelt! Hou toch op met beheer van informatie die andere (rechts)personen jou volgens jullie overeenkomst voor je handeling(en) beschikbaar stellen; 5. Werk actief aan vertrouwen. Verantwoord je dus keurig over daadwerkelijke handeling(en) met informatie over en dus và n de ander; 6. Enzovoort …
Vernetwerking biedt kwalitatief nieuwe bedreigingen èn kansen. Wat als evenwichtige verhoudingen telt, wijzigt daarom stelselmatig. Daarop ontstaat […] scherp(er) zicht dankzij een leidend perspectief: persoonsinformatie is persoonseigendom.
Zo'n slogan als 'persoonsinformatie is persoonlijk eigendom' mikt op het creëren van een opening voor een andere kijk.
Voor beheer van persoonsinformatie bestaat thans geen ordenend beginsel. (Vooral) in een heuse informatiemaatschappij is zo’n beginsel echter onontbeerlijk. Het beginsel dat begrijpelijk, praktisch e.d. is, luidt: persoonsinformatie is persoonlijk eigendom. […] Eigendom is slechts een kunstgreep voor regulering van maatschappelijk verkeer. Dat is dùs met persoonlijk eigendom van persoonsinformatie precies zó!
Eigendom is een ordeningsbeginsel. Dat is iets anders dan vrijbrief. Het algemeen belang kan dus prima tot 'zijn recht' komen, m.i. zelfs ordelijker, met formeel eigendom van persoonsinformatie bij de persoon in kwestie.
Toch meen ik een pleidooi ervoor te kunnen houden, dat er informatie bestaat zònder eigenaar in de zin van persoonsinformatie. Zegt jou mijn (meta)kader van multiple axiomatization nog iets? Daaraan liggen drie zgn oorzaaksoorten ten grondslag. De derde soort is het teken. En een teken impliceert motief enzovoort, dus een persoon, voilà , jouw punt. Maar de twee andere oorzaaksoorten zijn respectievelijk botte kracht en impuls. Een model dat in dergelijke termen gesteld is, lijkt mij geen persoonsinformatie. Nota bene, dat is iets anders dan een aanspraak op zgn intellectueel eigendom door de opsteller van zo'n model. Ik bedoel maar, laten we ook op dit punt niet voorbarig generaliseren, maar de mogelijkheid van reële verschillen koesteren.
in: aantekening 37.5
De term verdwijnpunt [is] juist sprekend, omdat […] daarin de ontkenning van eigendom in absolute zin [zit]. Vervolgens is het nog altijd, ja, een heidense ontwerpenzovoortklus om evenwichtige verhoudingen voor persoonsinformatie in maatschappelijk verkeer te faciliteren.
in: aantekening 37.7
Zie ook Metapatroon > aspecten van infrastructuur > identiteitstelling(en) en Metapatroon > aspecten van infrastructuur > verkeersregels.
[D]e toekomstige variëteit van informatiebetrekkingen noodzaakt tot dekkende regulering van informatie-eigendom. Wat de intellectuele eigendom heet, schiet m.i. tekort omdat het slechts een zeer beperkt gedeelte betreft. Ik zie de crux verschuiven naar persoonsinformatie. [Zie] Manifest voor informatieverkeer (voorheen iDNA Manifest), waarvan het eerste artikel neerkomt op: Persoonsinformatie is persoonlijk eigendom. In het licht van de huidige maatschappelijke verhoudingen is die hoofdregel onrealistisch, … omdat ?ie er tegenin gaat. Weerstand, dus. Of, nòg effectiever, gewoon geen aandacht aan schenken. Maar [… h]et blijft vruchteloos worstelen met persoonsinformatie, zolang uitgangspunten vaag blijven.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Ook ?bescherming persoonsgegevens? valt pas praktisch geregeld te krijgen ná de wisseling naar het verkeersparadigma voor de informatiemaatschappij. […] Aan — alsmaar groeiend — veelvoud valt niets eenduidig op te hangen, althans niet op een manier dat er praktische maatregelen, voorzieningen e.d. voor kunnen bestaan. De oplossing is simpel. In principieel ènkelvoud geldt: persoonsinformatie is persoonlijk eigendom. Daar hoort inderdaad allereerst (eigen) verantwoordelijkheid van de persoon bij.
[M]et 1. mogelijkheden voor alsmaar intensiever informatieverkeer en 2. voortzetting van non-status voor eigendom [raakt] de persoon feitelijk zelfs volslagen ònmachtig […] wat beschikking, zeggenschap over haar/zijn eigen persoonsinformatie betreft. Ja, ook met gewijzigde status in de zin van persoonlijk eigendom van persoonsinformatie blijft het lastig. Maar dat ligt dan niet langer aan nodeloos vaag referentiekader. Dat komt gewoon op het conto van toegenomen verkeersintensiteit. Het is op die manier tenminste wèl volstrekt helder waarop toezicht & handhaving betrekking heeft. Overigens meen ik beslist niet dat eigendom inhoudt dat de persoon in kwestie uitputtend beschikkingsrecht heeft over haar/zijn persoonsinformatie. Eigendom is geen apartheids-, maar bij uitstek een samenlevingsbegrip, dwz ter regulering van verhoudingen.
Zo vind ik eigendom helemaal geen privé aangelegenheid. Integendeel, eigendom is een fictie die we vestigen voor ordelijk maatschappelijk verkeer. Wat mij betreft is het zelfs exemplarisch dat rechten en plichten, geboden en verboden voor maatschappelijke verhoudingen tot uitdrukking komen in regels voor (lees ook: onder de noemer van, met als verdwijnpunt …) eigendom.
[I]n de informatiemaatschappij moet natuurlijk op precies dezelfde manier de vraag luiden: Is informatievoorziening wel ònze informatievoorziening?
in: Ons huis
Retoriek troef. Inderdaad, informatie ‘ontstaat’ […] veelal door maatschappelijk verkeer. Rara, welke deelnemer is eigenaar van welke informatie? Naar aandelen valt onmogelijk zuiver te splitsen. […] Met — een vertegenwoordiger van — de registermacht als beheerder blijft het relationele karakter bewaard. Over paradox gesproken, er zijn als het ware netzoveel eigenaren als deelnemers aan de verkeersbeweging in kwestie. Ik èlk geval naar derden toe hebben zij de bevoegdheden zoals verder in het manifest zijn aangegeven. Op hun eventuele ònderlinge geschillen over informatiegebruik gaat het manifest niet expliciet in; dat blijft verborgen ‘in’ de mede daarvoor veronderstelde registermacht. In die zin is het manifest tòch volledig. Met artikel 1 is overigens iedereen het desgevraagd eens. Maar het moet gaan om evenwichtiger verhoudingen van deelnemers aan maatschappelijk verkeer, waardoor dat verkeer gùnstig wordt bevorderd, enzovoort.
De meeste gegevens in beheer van overheidsorganisaties zijn […] door uitvraag verkregen van burgers en bedrijven. Ofwel, van wie zijn ze eigenlijk? Voor heuse infrastructuur voor informatieverkeer is qua eigendom van persoonsinformatie een eenduidig oriëntatiepunt nodig.
Nota bene, eigendom van persoonsinformatie blijft onvervreemdbaar pèr (rechts)persoon. Die ene bepaling vormt de hoeksteen voor optimaal geregeld maatschappelijk informatieverkeer.
in: aantekening 59.1
[I]n verreweg de meeste gevallen blijkt een organisatie(onderdeel) slechts een fractie van relevante informatie zèlf voort te brengen. De allermeeste informatie komt dan van buiten (en dat aandeel kan met digitalisering nog zelfs sterk worden vergroot, met voordeel alom voor betrokken deelnemers aan zulk informatieverkeer). En nogal wat informatie gaat steevast naar buiten, opnieuw uitgaande van een bepaalde organisatie c.q. onderdeel ervan.
in: Dringende Oproep
Voorrang verdienen aangepaste maatregelen voor bescherming van persoonlijke levenssfeer. Nogmaals, zo’n aanpassing blijkt nodig vanwege digitalisering met inmiddels vrijwel dekkend bereik.
in: aantekening 67.4
Met een plein c.q. infrastructuur voor informatieverkeer is echter méér mogelijk. Betrouwbaar, veilig e.d. is immers dat informatie desgewenst beperkt blijft tot deelnemers in hun onderling informatieverkeer volgens respectievelijk nadere hoedanigheden van dien (en waarop toezicht inhoudelijk allang strak gereguleerd is en ook blijft).
Het veronderstelde zgn eigendom komt m.i. echter niet neer op
absoluut beschikkingsrecht van de persoon in kwestie over
‘zijn’ persoonsinformatie. Dat recht kan bij wet beperkt
zijn.
Doorgaans betreft zo’n beperking — de uitvoering van
— een overheidstaak. Dat roept de vraag op, eveneens nogal
principieel, waaròm een taak eigenlijk tot de zorg door de overheid
wordt gerekend (voorzien van wettelijke bepaling ervoor). Dat gebeurt
indien diverse belangen aan de orde zijn. Terwijl elk belang op
zichzèlf erkend is, moet de afweging ervan als van een à ndere
orde worden behandeld. Voor allerlei van dergelijke afwegingen zijn
overheidsinstellingen … ingesteld (en worden daarmee buiten
bemoeienis door zakelijke dienstverleners gehouden).
Afweging van belangen vergt verzameling van relevante informatie.
Wanneer de afweging een persoon tot onderwerp heeft, gaat het daarbij
dus om allerlei persoonsinformatie. Naar de aard (!) van hun —
primaire — taken, nogmaals, met belangenafweging als crux, zijn
overheidsinstellingen daarom verwerkers van persoonsinformatie van
zulke, zeg maar, tweede orde; zònder persoonsinformatie te combineren
zijn hun, nota bene wettelijke, taken ònuitvoerbaar.
Hoewel dit kenmerkende aspect van informatieverwerking door
overheidsinstellingen — voor zover ik kan nagaan — niet met
zoveel woorden resp. niet met aparte vermelding verwoord is in de
overwegingen behorende tot de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG), wijzen m.i. voldoende overwegingen er voldoende duidelijk
op.
Het verkeersbelang van allerlei certificeringen verklaart waarom overheidsinstellingen dienen als registerhouders voor de desbetreffende akten; wat een individu verstrekt krijgt, is functioneel daarom principieel een afschrift (hoezeer het er ook als origineel document uitziet). De zgn echtheidskenmerken doen aan het afschriftkarakter niets af; ze helpen slechts ook weer de verwachting of het afschrift oorspronkelijk is à ls … afschrift. Allerlei op het individu bemeten — voorstellen voor — registers zoals een digitale kluis gaan uit van de valse veronderstelling dat het enkele individu ook de maat voor het maatschappelijk verkeer is. Met zo’n kluis e.d. kan het hoogstens om afschriften gaan. Maar is aparte opslag van afschriften überhaupt nog wel nodig? Inmiddels bestaat voor een situationele wederdeelnemer, uiteraard mits daartoe geautoriseerd, ‘digitaal’ de mogelijkheid om netzo onmiddellijk de akte zèlf te raadplegen c.q. een melding op basis ervan te verkrijgen.
De aspectverantwoordelijke informatiebeheerder oefent niet vanuit de positie als eigenaar invloed uit op — voorwaarden voor — gebruikskwaliteit. Het is hoe dan ook onmogelijk om aspectverantwoordelijkheid af te bakenen. Dat ligt immers in de aard van een aspect, te weten verwevenheid met andere aspecten en daarom is onder zo’n noemer afstemming karakteristiek. Op stelselschaal is het inderdaad vooral een kwestie van regie. Het komt immers aan op afstemming van belangen van registerhouders die op hun beurt rekening moeten houden met belangen van deelnemers aan maatschappelijk informatieverkeer waarover persoonsinformatie geregistreerd staat.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Zeker wanneer het desbetreffende organisatieonderdeel de kosten draagt, verwart de registerhouder die hoedanigheid weleens met die van eigenaar van de geregistreerde informatie.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Voor vrijwel alle registers is voor vrijwel alles dat erin staat
overigens het idee onzinnig dat de registerhouder in kwestie de
eigenaar is. Dat geldt wellicht zelfs het sterkst voor
overheidsorganisaties. Zo’n organisatie is er immers voor
afstemming van maatschappelijk verkeer volgens een of ander
(verkeers)aspect. Daarvoor ‘moeten’ de verkeersdeelnemers
informatie aanleveren.
(Ook) eigenaarschap is hoe dan ook slechts zoiets als een
oriëntatiebegrip. Iemand mag à ls eigenaar van iets er niet
domweg à lles mee. Voor gebruik ervan in maatschappelijk verkeer
gelden tevens of zelfs juist voor de eventuele eigenaar gecodificeerde
rechten èn plichten.
Voor evenwichtige verhoudingen tussen leden van een samenleving
vormt persoonlijk eigendom van persoonsinformatie m.i. zelfs de crux.
Nu [is — ook —] persoonsinformatie relationeel[. …
D]aaruit volgt inderdaad dat wie de ene (!) persoon in kwestie lijkt,
niet zomaar als de enige eigenaar kan gelden. Dat laat zich volgens
— de grondslag van — Metapatroon verklaren.
Met een persoon als subject, resulteert ‘zijn’ gedrag uit
samenloop met een situatie. Daarmee gedraagt zowel het subject als de
situatie zich. Als eigenaar van de gedragsbeschrijving komt aldus zowel
de persoon als de situatie in aanmerking. Gelet op de ene persoon kan
de desbetreffende situatie, nota bene, Ã ndere personen tellen.
Dus heeft èlke ‘betrokken’ persoon recht op eigenaarschap
van persoonsinformatie waarvan informatie over één of meer
à ndere personen onderdeel kan zijn. Daarom heb ik destijds in
toelichting(en) de persoon voor eigendom van persoonsinformatie niet
als een ènkel, absoluut geldig ophangpunt geduid, maar geabstraheerd
als zgn verdwijnpunt. Een situatie biedt een bepaald perspectief voor
eigendomsverhoudingen mbt persoonsinformatie; van situatie tot situatie
kunnen de verhoudingen voor mede-eigendom verschillen, en bijgevolg per
persoon de informatierechten en -plichten.
in: note 77.91
[H]et probleem is juist dat de voorzieningen die
sociale-mediabedrijven bieden met hun zakelijk belang erbij géén
infrastructuur is. Ofwel, het zijn pertinent géén nutsbedrijven. Dat
lijkt maar zo en valt er ook onmogelijk werkelijk van te maken.
Infrastructuur moet principieel onafhankelijk van bepáálde private
belangen worden opgevat …, opdat optimale voorwaarden heersen
voor evenwichtige verhoudingen tùssen activiteiten ter samenhangende
verwerkelijking van private belangen. Zolang dat onderscheid niet
geldt, bestaat infrastructuur als zodanig ook niet en maken pogingen
volgens een verkeerde grondslag ’het‘ alleen maar
erger.
Precies verkeerd, zulke apartheid. […] Er is géén overkoepelende, dus stelselmatige betekenissensamenhang gevestigd. Er bestaat, met andere woorden, vooral géén expliciete voorwaardelijkheidsketen mbt hoedanigheden. […] Algemeen gesteld, door het ontbreken van een degelijke voorwaardelijkheidsketen mbt hoedanigheden werkt de aansprakelijkheidsketen die er de jure uiteraard is, de facto domweg zeer gebrekkig. Daar moet het ’slachtoffer‘ zonodig zèlf achteraan, her en der, terwijl intussen de schade voor haar/hem ernstig kan toenemen. Hoe dan ook moet een persoon in staat gesteld zijn om zèlf als controleur van haar/zijn her en der geregistreerde persoonsinformatie, en van wat ermee gebeurt, op te treden.
Nee, een omvattender beginsel lost inderdaad niet een ènkel
probleem op, maar laat talloze voorheen als incidenteel ervaren
problemen ‘eenvoudigweg’ verdwijnen. Ik vermoed dat een
beginsel dat eigendom van persoonsinformatie toekent aan de persoon in
kwestie prompt ònberedeneerde overheidsweerstand oproept, omdat het
als aanval opgevat wordt op de overheidspositionering als het ware
buiten de geregelde maatschappelijk-verkeersverhoudingen en als zodanig
inbreuk doet op — de valse illusie dat ruimte nodig is voor
— de willekeur om … orde te vestigen en handhaven. […
V]erhulling voor feitelijke bevóórrechting van de overheid […]
kan [gebeuren] uit onbenul, of opzettelijk. Ik vrees dat het onbenul is
en daarom vrijwel hopeloos om als buitenstaander stelselmatig gemikte
invloed op uit te oefenen.
Wat persoonsinformatie betreft is het op de schaal van de Europese Unie
helaas niet anders. (Ook) met de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) blijft de eigendomsvraag slingeren in het
nadeel van de persoon in kwestie (die daardoor prà ktisch immers
onmachtig is). Z/hij heet “betrokkene†in
AVG-termen en heeft als zodanig slechts beginselloos bepaalde rechten.
Sterk zijn die rechten dus niet, zoals van aldus kortzichtig ontstaan
uitzonderingsgeval tot uitzonderingsgeval telkens maar weer blijkt.
Voorspelbaar neemt het data-aandeel in autorisatiebepaling toe met toename van het bereik van informatieverkeer. Wie weet komt het daardoor tot een òmkering. Tot dusver zijn het vooral organisaties die voorzieningen treffen en met eigen-organisatie-als-situatie personen — ook tot dusver vooral eigen medewerkers — autoriseren voor gebruik ervan. Vanuit een individueel persoon gezien, en dat bedoel ik met omgekeerd, neemt z/hij ‘langs digitale weg’ steeds meer deel aan steeds meer maatschappelijk-verkeerssituaties. Zolang organisaties als haar/zijn wederpartijen eenzijdig de verkeersvoorzieningen bieden, leidt tot dat verveelvoudiging van haar/zijn persoonsinformatie resp. tot verveelvoudiging van door die organisaties aan haar/hem verleende autorisaties. Maar stel dat de persoon in kwestie over een ènkele voorziening beschikt voor haar/zijn persoonsinformatie in passende soorten en maten. Daaraan is òmgekeerd, dat de persoon autorisaties verleent aan o.a. organisaties. Als idee is dat overigens helemaal niet nieuw. En het zal nog wel even duren, dat besef ik ook wel, voordat het zover is (à ls het ooit al gebeurt). Dergelijke overwegingen zijn echter à ltijd hier en nu de moeite waard om toekomstvastheid (concreet: flexibiliteit) van ontwerp en zo door naar opzet te toetsen.
in: aantekening 85.6
Een Engels gezegde luidt: Possession is nine-tenths of the law.
Ofwel, met bezit zou eigendom vergaand een voldongen feit zijn. Gaat
dat ook voor gegevens op? In de zin van betekenis is een gegeven niet
exclusief. Eventuele exclusiviteit is een kwestie van eenzijdig
volgehouden macht over zgn gegevensdragers. Als B een exemplaar van een
fiets op slot heeft gezet met de sleutel(s) op zak, kan A er geen
gebruik van maken. De zgn drager van een gegeven laat zich daarentegen
vermenigvuldigen. Dat is altijd zo geweest, maar nu met digitale
technologieën lukt — alsmaar — vermenigvuldiging, van de
ene naar de andere kopie, enzovoort, zelfs zònder enige afwijking. Aan
uitsluitend een drager valt niet af te zien, of er een betekenis
oorspronkelijk mee is aan-, op- of hoe-dan-ook-gegeven. Hoe dan ook
geldt voor een gegeven dat er met — vrijwel — dezelfde
betekenis met bijbehorende gebruiksmogelijkheden meerdere
gegevensdragers kùnnen zijn.
Als een verschil tussen overheid en bedrijfsleven wat gegevens betreft
vind ik aannemelijk dat een overheidsinstelling er geen belang aan
hecht om haar gebruiksmogelijkheden exclusief te (be)houden, terwijl
een bedrijf daarop juist wèl mikt. […] Een bedrijf verzamelt
daarvoor niet zozeer afschriften, maar wil bereiken dat, eh, personen
zo veel mogelijk, bij voorkeur … exclusief, haar voorziening,
die van het bedrijf in kwestie, dus, benutten. Zo beschikt dat bedrijf
immers over de enige registratie van steeds meer persoonsgegevens
và n de personen à ls gebruikers van zo’n voorziening,
met mogelijkheden van gebruik (lees: verkoop) van die gegevens waarover
à ndere bedrijven daardoor niet beschikken: concurrentievoordeel.
Daarom is de voorziening zodanig ingericht dat gebruik ervan door
personen gegevens over hen oplevert, blijft opleveren, waar voor dat
bedrijf (!) een markt voor is. Een persoon beschikt, zeg ook maar,
bezit er zelfs … zèlf géén registratie van. […]
Uitzonderingen daargelaten, anders dan een bedrijf bekommert een
overheidsinstelling zich niet om welke gegevens een persoon (lees in
relatie tot overheid: burger) over zichzelf vèrder waar dan ook
beheert, zeg ook maar, bezit. Sterker nog, als een overheidsinstelling
persoonsgegevens formele status verschaft, ontvangt de desbetreffende
burger een afschrift van de desbetreffende akte (die als het ware een
verslag van de interactie burger-overheidsinstelling is; bezit ervan
kan voorwaarde zijn voor toelating als deelnemer aan andere
maatschappelijk-verkeersgevallen, wat ik door digitalisering overigens
achterhaald vind; wie bevoegd is tot een toets van een persoon, kan met
nodig en voldoende identificerende gegevens die een persoon opgeeft
nagaan of zij voldoet aan de voorwaarde volgens de desbetreffende
toets).
Wat geldt als persoonlijke levenssfeer is door samenleving nooit in
absolute zin persoonlijk. Nogmaals, wat mij betreft is het praktisch om
als aanzet te doen alsof dat wèl zo is. Zeggenschap over gebruik van
persoonsgegevens heeft à ls beginsel daarom de persoon zèlf over
wie die gegevens herleidbaar iets aangeven. Dankzij dat beginsel is
differentiering volgens variëteit overbodig. Dat kan elke persoon
immers zèlf bepalen. […] Maar regels beschermen de ene persoon
niet alleen tegen andere personen, maar tevens tegenover zichzelf. Wat
iemand een korte-termijn voordeel lijkt, kan op wat langere termijn,
soms zelfs vrijwel meteen, nadelig voor haar uitpakken. Neem rechts
houden. Wie zich eraan houdt, loopt minder kans op een verkeersongeval
met bijbehorende kans op schade of erger aan zichzelf. Waar een
symmetrische verhouding redelijkerwijs kan worden afgedwongen, zoals
met een openbare weg als referentiekader, volstaat dezelfde regel voor
alle deelnemers. Precies, rechts houden. Met persoonlijke levenssfeer
resp. persoonsgegevens lukt dat niet. Daarom moet er een regel zijn die
geldt voor de persoon en een andere regel voor vèrder iedereen. Van
die aan- resp. opzet vind ik de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) getuigen, prima, maar blijft daar nogal
verborgen. De AVG is nog hoofdzakelijk een regel voor verzamelaars; een
persoon heeft als betrokkene … slechts recht op inzage resp.
correctie van — gebruik van — de verzamelde
persoonsgegevens. […] De m.i. duidelijkste aanzet bieden
enerzijds de regel dat zeggenschap over à lle persoonsgegevens
exclusief berust bij de persoon in kwestie, anderzijds de regel dat
iedereen géén andere persoonsgegevens mag verzamelen, laat staan
verhandelen. Op beide regels moeten dan uiteraard uitzonderingen worden
bepaald[. …] Dat vergt classificatie van interacties inclusief
zgn transacties (lees ook: situaties) met per situatie(soort)
classificatie van hoedanigheden van deelnemers eraan. Zo’n
situationele hoedanigheid dient al s criterium, zeg maar, verdeling van
persoonsgegevens over persoonlijke deelnemers.
Hoewel er volgens mij dus nog wel wat aan de AVG valt te verbeteren,
vind ik verbetering van handhaving van de huidige versie prioriteit
verdienen. […] Ik stel voor om vooral de zgn betrokkene beter uit
te rusten om als zoiets als eerstelijns toezichthouder te functioneren.
Wie de AVG als betrokkene aangeeft, moet daarvoor eveneens als
daadwerkelijke gebruiker van de voorziening van de verzamelaar worden
opgevat. Kan de rechter volstaan met een aanwijzing voor zo’n
interpretatie? Met digitale netwerktechnologieën — waarover
inmiddels eveneens vrijwel alle betrokkenen beschikken, al dan niet
geholpen door een tussenpersoon — moet de verzamelaar èlke zgn
betrokkene dus in staat stellen om interactief de
gegevensverzameling(en) in kwestie selectief te raadplegen. Welke
persoonsgegevens staan daar over de als gebruiker geautoriseerde
persoon, en welk gebruik is er wanneer door wie op welke manier
waarvoor van gemaakt? Dat moet de betrokkene zèlf kunnen bekijken, op
willekeurig tijdstip, telkens weer en met signalering van wat er
vergeleken met de vorige raadpleging veranderd is. Er valt inderdaad
weerstand te verwachten. Maar het argument dat het te ingewikkeld
— en dus duur — is, klopt niet. De verzamelaar combineert
gegevens immers allang voor gebruik. Om dat tevens voor de betrokkene
te doen, is meer van hetzelfde. Met de tegenwerping dat een betrokkene
dat allemaal tòch niet kan begrijpen, zou een verzamelaar eenzijdige
betutteling (overheid) en/of exploitatie (bedrijf) bevestigen.
Met zgn lerende algoritmen begrijpt een verzamelaar zèlf evenmin hoe
gegevens gebruikt worden. Dat mag geen verontschuldiging voor
averechtse gevolgen zijn, bedoeld om verantwoordelijkheid ervoor te
ontlopen. Er is iemand aanwijsbaar voor de beslissing òm zo’n
middel te gebruiken. Een persoon is en blijft verantwoordelijk, punt.
Gedeelde verantwoordelijkheid? Geen verschil, slechts meerdere
personen, allemáál verantwoordelijk, dus aanspreekbaar. Tegen
bestuurders die dat niet beseffen, is uiteraard geen regel
gewassen.
Waarom verdient persoonlijke levenssfeer eigenlijk — nog —
bescherming? Mijn kortste antwoord is dat samenleving per saldo gedijt
bij variëteit van deelnemers, en omgekeerd; voldoende, nee, […]
geen absolute, privacy is onmisbare voorwaarde voor —
ontwikkeling van — variëteit door wisselwerking. […] Wat
is voldoende? Ter bevordering en borging van — dynamiek van en
door — evenwichtige verhoudingen in maatschappelijk verkeer
herhaal ik — als mijn opvatting — dat de meest praktische
aanzet is om van volledige privacy uit te gaan. Want eventuele
inperking vergt telkens een expliciete reden en publieke afstemming
erover. Een betrokkene zònder invloed is niet wèrkelijk …
betrokken. Voor de omgekeerde aanpak is kennelijk een dictatuur
gevestigd, zodat burgers evenmin iets te zeggen hebben over wat ze als
privacy wèl toegestaan krijgen. Dus niet aan beginnen, als het even
kan.
Wat dan wèl? Iedereen groeit op met het idee van de openbare weg voor
fysieke verplaatsingen. Iedereen vindt het vanzelfsprekend dat
‘de overheid’ er verantwoordelijk voor is. Waarom open? De
weg is beschikbaar zonder aanziens des persoons. Voor iedereen is het
verder een uitgemaakte zaak dat de andere verkeersdeelnemer zich in
beginsel niet mà g bemoeien met zowel waarvandaan de ene vertrekt
als waarheen zij gaat, laat staan met waarom zij dat doet en wat zij
zoal meeneemt. Ook ‘de overheid’ mà g dat in beginsel
niet als dè, ouderwets maar onverminderd toepasselijk uitgedrukt,
hoeder van infrastructuur, maar voor veiligheid e.d. stelt zij wel
eisen aan kennis en vaardigheden van deelnemers. En aan de
verkeersmiddelen die zij ‘op’ de infrastructuur
gebruiken.
Oh ja, ‘de overheid’ is zèlf eveneens gebruiker.
Zgn techbedrijven hebben ernstig gebrek aan infrastructureel besef
resp. aan inzicht in — doorwerking van — digitale
technologieën bij bestuurders en politici benut om de valse illusie
van infrastructuur te wekken. Ze weten er overigens ook vooral zelf,
die bedrijven, dus, bar weinig van af. Ook dat is ònverantwoordelijk.
Wat bedoelde bedrijven wèl hebben helpen verduidelijken, is dat er
voor informatieverkeer behoefte bestaat aan laagdrempelige digitale
voorzieningen, zoals de openbare weg iedereen biedt voor hun fysiek
verkeer. Ik zie geen echter principieel verschil tussen fysiek verkeer
en informatieverkeer. Het moet allang duidelijk zijn dat bevordering
van vlot en veilig verloop infrastructuur vergt, ofwel
overheidsverantwoordelijkheid ook dáárvoor. Dat vind ik, althans in
een rechtsstaat, de beste waarborg dat in beginsel niemand zich bemoeit
met waarom iemand informatie uitwisselt en welke informatie dat is.
Verder staan uitzonderingen die daarop gemaakt moeten worden, meteen
onder controle die nog het minst gebrekkig … controleerbaar is:
het politiek bestel. Dat is overigens niets nieuws. Voorzieningen voor
informatieverkeer op basis van andere informatietechnologieën zoals
brief, telegraaf en telefoon zijn ooit vroeg of laat onder
overheidsverantwoordelijkheid tot infrastructuur verklaard.
Privatisering doet dat met neoliberale kortzichtigheid deels te niet,
en dat moet m.i. dringend worden hersteld.
Staat overheidsverantwoordelijkheid op gespannen voet met het
beheerregime van het Internet? Dat vind ik niet vol te houden.
[…] Met een evenwichtig antwoord is inmiddels toch wel enige
haast geboden.
in: aantekening 96.7