Metapatroon > ontwerper > baanbreker
Een probleem met acceptatie van Metapatroon is, dat je pas een verantwoorde, goede ontwerper ermee kunt zijn, als je vooral die relativiteit beseft. Tja, dat is tegenovergesteld aan behoefte aan absolute zekerheid. Op stelselschaal is die behoefte geheid vals.
[S]emantiek op stelselschaal noodzaakt tot nieuwigheid die soms opzettelijk ìngaat tegen tot dusver gangbare modelleertheorie en –praktijk. Dat is niet vreemd, maar volstrekt normaal. Anders was het met een bekende oplossing allang gelukt, nietwaar? Als noemer voor het modelleren nieuwe stijl geldt: contextuele verbijzondering. Dat komt dus in eerste aanleg stellig contraintuïtief over.
in: Modellering werkgeversbegrip
[K]arakteristiek voor een [ontwerper] is […] haar/zijn open houding in wat z/hij altijd weer primair als unieke opgave ervaart. Daar horen relevante verschillen ònlosmakelijk bij. Sterker nog, zonder erkenning ervan blijft een probleem onoplosbaar.
Informatie is overàl. Daarom heb je […] juist met
informatiekunde gevarieerde toekomstperspectieven voor het uitkiezen.
Vergelijk het eens met de gebouwde omgeving. Daarvoor werken
binnenhuisarchitecten en planologen, gebouwarchitecten en
stedebouwkundigen. Als het goed is, doen zij dat niet als enge
specialisten, maar met professionele bijdragen aan samenhang
door-de-schalen-heen.
Die samenhang moeten we nu ook realiseren voor de
informatiemaatschappij. Zeg maar digitale architectuur
door-de-schalen-heen. Zonder nieuwsgierige, eigenwijze, klopt, dus
làstige mensen lukt vernieuwing nooit.
in: Digitale architectuur door-de-schalen-heen: van informatiesysteem tot en met -maatschappij
[M]ijn ervaring als ontwerper is dat juist openheid voor een ànder uitgangspunt leidt tot nieuw evenwicht. De oorzaak van doormodderen blijkt vaak een aanname die achterhaald geraakt is (als die ooit al klopte, maar goed).
De noodzakelijke samenhang op stelselschaal is kwalitatief een nieuwe opgave. Daarvoor is dus een aangepaste methode nodig, toegepast door mensen met dito aangepaste (ontwerp)deskundigheid. Wie echter blijft vragen, waar die methode op de relevante stelselschaal reeds gebruikt wordt, snapt het domweg niet. Nieuw is nu eenmaal … nieuw.
A designer is someone who knows when to choose her/his 'progressive moments.'
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Wie domweg niet weet […] dat via erkenning van principiële onzekerheid ontwerp pas leidt tot structuur, neemt daardoor gauw (onbewust) vooropgezette structuur als impliciet ontwerp. Zo staat het ontwerp echter van te voren al vergaand vàst. Dat is blind behoudend. Onder veranderlijke omstandigheden vormt dat, zachtjes gezegd, een risico.
Paradoxaal uitgedrukt heeft de professionele ontwerper […] slechts behoefte aan een leidraad die haar/hem ervan weerhoudt houvast te zoeken langs een … leidraad. Ontwerpen is primair lòslaten.
Vanwege extra benodigde variëteit is de ontwerpopgave nieuw.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
Wezenlijk is […], waarom de oude opvatting van bouwruimte niet langer voldoet. […] Dat van die informatiedynamiek wisten, inderdaad, informatiekundigen natuurlijk allang.
in: Informatieruimte
With new problems occurring, developing conceptual models is very much a creative process. No definitive recipe can be assumed to arrive at the overall modeling result.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Het is mijn overtuiging dat informatiekundigen zich onnodig afsluiten van invloeden uit andere vakgebieden.
Als ontwerper moet je principieel zo ver mogelijk kijken. Precies daar komen pas werkbare oplossingen in beeld. Houd je niet geremd, onder invloed van het schijnpragmatisme van de kleine stapjes. Geef 'ze' meteen gelijk met 'hun' voorwaarde. 'Ze' hebben ook volkomen gelijk. Over situatie/context gesproken, dat is echter slechts het gelijk voor ontwikkeling, invoering enz. Voor ontwerp is het onzin, punt.
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Een onderscheid dat […] nuttig is, beknopter ook, betreft
gedetermineerd versus ongedetermineerd. Voor een opgave die voor iemand
vooralsnog een ongedetermineerde oplossing heeft, als er überhaupt ooit
een oplossing voor kan bestaan, moet die persoon in kwestie als
ontwerper aan de slag. Let wel, dat onderscheid is subjectief. Een
objectieve maat is er voor complexiteit e.d. daarom niet.
Wie ergens niet uitkomt omdat de opgave voor haar-/hemzelf
ongedetermineerd is, kan iemand ànders inschakelen. Voor van alles en
nog wat waarover een amateur zich het hoofd zou breken, beschikt een
ambachtsvrouw of –man ... eenvoudig over een kant-en-klare
aanpak. Als het vraagstuk voor iedereen ongedetermineerd blijft, is
geen ontkomen aan ontwerp. […]
Verder geldt dat wat als eerder resultaat gedetermineerd werd, wederom
ongedetermineerd kan raken door veranderde omstandigheden. Het is en
blijft daarom de veranderlijke maatschappelijke variëteit die telt.
Stoor je ajb niet (teveel) aan neologismen. Daar kom je op stelselschaal weleens niet onderuit.
Metapatroon beschouw ik als ontwerpmethode. Over context gesproken, een ontwerper moet door een methode volgens mij primair zijn vrijheid bevorderd weten. Voor zover ik me waag aan ‘instructie,’ probeer ik vooral op zo’n houding te mikken. Dat is precies tegenovergesteld aan ‘instructie’ als een recept. Daar heb je voor een simpel uitvoeringsklusje wellicht iets aan, maar voor ontwerp werkt dat naar mijn overtuiging averechts. Overeenkomstig mijn beeld van ontwerpers probeer ik zelfs zowat overal en alom ‘instructie’ en ‘lessen’ te bieden. Wie een recept verwacht, ‘ziet’ ze er natuurlijk niet in. Dat vind ik een typisch ontwerpdilemma; het gaat ook zeker niet wèg door niet langer het specifieke karakter van ontwerp en bijgevolg ontwerpmethoden te erkennen, integendeel.
De opgave waarvoor we staan, betreft in dit stadium vooral ontwerp. Daarom moeten we zorgen nieuwe ontwerpers adequaat opgeleid te krijgen.
[I]k vind het juist reuze praktisch om eens lòs te denken van hier-en-nu plus al te nabije toekomst. Anders blijven we maar prutsen.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Omdat loslaten echter moeilijk, zo niet onmogelijk is, kunnen we het idee maar beter … loslaten om mensen van idee te laten veranderen die al een sterk gevestigd … idee hebben.
in: De ene ruimte voor informatieverkeer
De crux is concentratie op wat je als ontwerper wil helpen bereiken en om je daarbij juist niet te concentreren op overgeleverde beperkingen. Als je je in elk geval voorlopig zelfs helemaal niets van beperkingen durft aan te trekken, blijken ze voor wat je dankzij de aldus beschikbare ontwerpruimte voor je ontwerpresultaat vaak … irrelevant.
Voor begin met iets nieuws is […] de ontwerper onontkoombaar tevens de vroegste uitvoerder.
in: Opdrachtbeheersing volgens variëteitenanalyse
A designer doesn’t just passively picture information space, but also actively helps to constitute it as her/his design is implemented. It is where and when mistakes are inevitable, making it even critical to avail of a method allowing for opportunities to be explored and errors to be corrected as soon as they are discovered.
in: Open conceptual modeling with Metapattern
Mijn ervaring is dat vertrouwen de werkzame factor is. Op basis daarvan krijg je ruimte voor een proef gegund en volgt … de rest.
in: aantekening 46.1
Het mooist vind ik natuurlijk indien je een opdracht hebt voor ‘iets’ met informatieverkeer waarop tot dusver iedereen z’n tanden stukbeet, maar wat beslist opgelost moet zijn om verder te komen. Want dat wijst erop dat ‘het’ principieel niet lukt volgens gangbare benadering. Dus tijd voor een andere manier?
Wanneer we ons voor wat we in eerste aanleg opvatten als geïdealiseerd conceptueel model er niet om bekommeren dat iemand anders het zou moeten begrijpen, kan het (dus) nog strakker.
Ja, ik weet dat het handig is om precies te zien wat (verder) is gewijzigd. Maar ik vind het ontwerpmatig verstandig(er) om regelmatig ruimte te gunnen aan zo fris mogelijke blik.
Een ontwerper die in maatschappelijk opzicht (!) beter zijn werk doet, heeft vrijwel zeker minder kans. Maar omdat uitstel van verantwoordelijkheid feitelijk niet bestaat, nou ja, dan maar minder kans.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
Voor allerwege productief maatschappelijk verkeer is variëteit […] kenmerkend, voor beschaving ronduit noodzakelijk. Er zijn mensen die dat inzien èn willen agenderen.
Het probleem is dat bestuurders, prima, uitzonderingen daargelaten, maar die zijn dus netzogauw ònmachtig, dat bestuurders naar hun aard zulke lange tenen hebben dat zij onherroepelijk met beide voeten permanent op de rem staan. Tegelijk is het praktisch ònmogelijk om, als je ook maar de minste beweging tot verandering maakt, niet òp die tenen te staan.
Zo moeten voor informatiekundig ontwerp èchte ontwerpers aan het werk kunnen. Opdrachtgevers hebben echter geen besef (meer) van de onmisbare (kwaliteits)bijdrage door professionele ontwerpers. Zonder minimaal beroepsperspectief zijn ze er niet meer. Dat vak moet opnieuw worden opgezet, vrees ik, ditmaal voor opgaven op maatschappelijke schaal van informatieverkeer.
Apparently, there is no escaping becoming associated with urging for a political departure when promoting contextualism.
in: Invitation to contextualism
Brussaard, hij was allang gepensioneerd, bleef tegen mij herhalen dat er slechts van binnenuit iets valt te verbeteren. Als dat zo is, verdient opleiding zo mogelijk nòg hogere prioriteit. Er zijn interne medewerkers nodig die voorzieningen voor informatieverkeer stelselmatig dimensioneren.
Het (communicatie)probleem met aanhangers van zo’n beperkt gereedschap is echter dat ze inderdaad geen idee — kunnen — hebben wat reële betekenissenvariëteit is, laat staan wat daarvoor nodige en voldoende voorzieningen zijn voor informatieverkeer. Exemplarisch voor de averechtse beperking is de nadruk op bedrijf (Engels: business). Voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal bestáát die grens helemaal niet. Het moet dus ècht anders!
Meestal lukt het slechts een buitenstaander om een doorbraak voor een vak — de aanduiding ‘vak’ wijst reeds op onvermijdelijke behoudzucht — te maken, maar z/hij komt er vervòlgens dus niet mee binnen.
Waar ik voor Metapatroon ooit het zetje kreeg, was volgens mij een probleemstelling. Die leek mij weliswaar onzinnig, maar ik ging desondanks onder het motto “waarom niet?” aan de slag[.]
in: Met complementariteit uit de knoop
De vraag moet zijn wat als succes telt. Als de maat daarvoor in overeenstemming ligt, wijzen de terecht opgemerkte verschillen inderdaad op totale mislukking. Maar de crux van opvoeding is juist dergelijk verschil. De leraar kijkt of zijn instructie de leerling vervolgens zèlf brengt tot gedrag dat de leraar ermee wil veroorzaken. Dat lukt de leraar zelfs beter wanneer hij als het ware ingaat op de leerling, met alle verschillen van dien.
[I]k probeer die situatie opbouwend te — helpen — veranderen. Zonder kritiek lukt dat niet. Maar dàt maakt mensen op gevestigde posities doorgaans schichtig om vernieuwende voorstellen te overwegen, dus, waar het mij om gaat, uitgangspunten passend voor reële variëteit te kiezen […], opdat operationalisering niet nodeloos moeilijk is. Axioma’s vormen daarom zoiets als een open project. Stel dat een tekenverschijnsel niet volgens de (dia-)enneade verklaarbaar is. Dat is aanleiding om de enneade te herzien. Met die instelling vind ik voor serieuze informatiekunde echter allereerst naïef atomisme dringend aan vervanging toe[.]
Het is natuurlijk nog wat moeilijker, want helemaal nieuw kàn niet. De verantwoorde ontwerper beseft dat óók wat hij ontwerpt onderhevig is aan verandering. Daarom moet hij voorzien in aanpassingsvermogen en dat vergt (toekomst)visie. Zijn principiële bijdrage levert hij met zijn houding.
in: Generatiewissels
Doordat [Metpatroon laat] systematise[ren] volgens variëteit raak[t een ontwerper] niet gevangen in een beperkt èn beperkend kader. Zo laten zich dankzij radicale, èxpliciete axioma’s allerlei verschillen […] voorzien van samenhang.
Een vergelijkbare perspectiefwissel is nodig voor informatiekunde gelet op reële variëteit van informatieverkeer waarop digitale voorzieningen berekend moeten zijn. Daarvoor is doorbraak echter nog steeds niet gelukt.
Ik hoop aldus een verdere bijdrage te leveren aan verspreiding van — het idee van — subjectief situationisme en dan concreet door naar pràktisch gebruik van Metapatroon voor ontwerp enz. van infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer met passende variëteit voor reële dynamiek van meervoudige betekenissen.
[W]at [is] er kwalitatief zo ànders [..] aan radicale insteek
volgens maatschappelijke dynamiek van (rechts)hoedanigheden resp.
waaròm [is] dat zo voordelig[?] […] Het komt m.i. neer op keuze
voor tegenovergesteld uitgangspunt. Als er methodisch van een
paradigmawissel sprake is, zoals met Metapatroon, zou iets ànders ook
merkwaardig zijn voor praktisch gebruik ervan. Tja, maak dat maar eens
duidelijk aan mensen die onbekend zijn met wissel en zich zelfs
àfsluiten voor voorlichting erover.
Traditioneel geldt een bepaalde taak als zodanig, als uitgangspunt dus,
inclusief de eigen positie van de opdrachtgevende organisatie (die ook
betaalt, vandaar). Voor een (informatie)systeem wordt, zeg maar ruwweg,
de rest dáárvan àfgeleid. Daardoor ligt op voorhand de beperking van
mogelijkheden vergaand vàst. Zodra er ook maar iets in de
taak(uitvoering) wijzigt, moet zo’n systeem helemaal overhoop.
[…] Juist dankzij oriëntatie op hoedanigheden die allemaal wel
degelijk relevant zijn, maar dat zijn ze dus voor aspecten die slechts
bijkomend zijn als het uitgangspunt [slechts] de [‘eigen’
taak oid] is (en vanwege dat beperkte uitgangspunt buiten de
systematiek vallen), hebben we ontdekt dat zulke ‘extra’
hoedanigheden een veel algemenere structurele opzet vergen. Het is dan
de vòlgende ontwerpstap om het eerdere uitgangspunt te verlaten.
Wanneer het ‘gewoon’ zo is dat variëteit van hoedanigheden
aan de orde is, ligt het voor hand om juist dàt zelfs radicaal als
uitgangspunt te nemen. Door die òmgekeerde insteek zijn alle
onmogelijke uitzonderingen volgens het beperkte/beperkende uitgangspunt
plotseling zoveelste gewone gevallen. […] Het lijkt een paradox
dat je de gerichtheid op iets moet verlaten om — datzelfde
— iets te bereiken. Wat er gebeurt is dat daardoor ruimte
ontstaat, en in die ruimte past óók — dat — iets èn méér
dat er allemaal mee samenhangt (maar door krappe gerichtheid niet
past). Zo lost de paradox op.
Met Metapatroon kan je juist lòs raken van zulke vooròp gezette factoren (waarvan het risico dus is dat ze ten onrechte de status van absolute begrippen verkrijgen). Daarentegen mik je op zgn goedverbijzonderd gedrag. […] Herhaal opwaartse verbijzondering totdat je het genoeg vindt: horizon. Ga in omgekeerde richting na, of het aardig klopt. Itereer totdat je redelijk tevreden bent over eenduidigheid van systematisch annex stelselmatig verbijzonderde gedragingen. En later valt een model altijd te verbeteren; verwelkom voortschrijdend inzicht; nota bene, dankzij het beginsel van verbijzondering blijven aanpassingen altijd zo beperkt mogelijk.
[M]et een emancipatorische insteek is een ontwerper prompt een opstandeling. Want gelijkwaardigheid ondermijnt privilege.
Ook een opbouwend bedoeld voorstel dreigt prompt verkeerd te worden begrepen. Als het idee is om e.e.a. ten goede te veranderen, houdt het verzoek ertoe onvermijdelijk tevens enige kritiek in. Want, klopt, zó goed als voorgesteld wàs het blijkbaar niet … Het is voor een besluitvormer kennelijk moeilijk, zo niet onmogelijk, om van een voorstel te begrijpen dat z/hijzelf er óók op vooruit gaat. Vaak valt louter de kritiek op. Het lijkt daarbij niet uit te maken of kritiek expliciet is, of juist zorgvuldig impliciet gehouden blijft. Een verandervoorstel wordt nu eenmaal met kritiek geassocieerd, en kritiek past niet, punt.
Ik besef dat juist volgens een alweer achterhaald idee meestal het meeste geld valt te verdienen. Mijn aandacht blijf ik echter richten op methodische ordening van reële betekenissenvariëteit. Daarvoor vind ik met voorrang een oplossing nodig.
Waarom maak ik me er zo druk over? Uiteraard voel ik me gefrustreerd. Voor mijzelf zou het prachtig zijn om vooral ook praktisch vèrder met Metapatroon te komen. Maar als slechts eigenbelang ervaar ik het niet. Ik ben ervan overtuigd, en meen dat al sinds jaren van steekhoudende argumenten te voorzien, dat Metapatroon onmisbaar is voor, vooruit, in openheid evenwichtige infrastructuur voor informatieverkeer. Noem dat maar algemeen belang. Ik ervaar verantwoordelijk voor bevordering ervan. Solidariteit.
Inmiddels ‘verkeren’ we […] — allang —
in een cultuurstadium waarin zulke variabele variëteit van gedragingen
wat, zeg maar, verstandiger gefaciliteerd kan resp. moet zijn dan apàrt
van geval tot geval. Dàt vormt de reden voor infrastructuur.
Ontwerp enz. van infrastructuur vergt aldus een … focus die
contraintuïtief is voor het eerdere ontwikkelstadium waaruit
‘wij’ blijkbaar voortleven als anachronistisch product.
Ik ben helemaal vóór flexibele aanpak, en dan zeker om te beginnen. Ik doe niet ànders. Maar flexibiliteit onder noemers als agile en scrum blijft valse schijn, zolang het idee van wat er ontworpen enz. moet worden noodlottig … vastgeroest is. De insteek is overwegend organisatorisch gebleven en daarbinnen vaak ook nog eens beperkt tot een bepaalde zgn toepassing. Vervòlgens daagt pas de opgave van informatieverkeer tùssen zulke toch vooral apart opgezette informatiesystemen. Dat lukt dan uiteraard niet meer, want vanwege die aanvankelijke apartheid zijn we daarvoor veroordeeld tot alsmaar méér ad hoc voorzieningen.
in: aantekening 63.2
Indien van oud naar nieuw kwalitatief verschillende technologie(ën) aan de orde zijn, blijft de overgang stellig niet beperkt tot vervanging van de eerdere versie van een enkel element door de volgende versie ervan. Dan werkt verandering structureel door, wat uiteraard vele malen ingewikkelder is.
Wat ontwikkeling van resp. opleiding tot nodig kritisch vermogen betreft, is een rijker semiotisch kader onmisbaar. Dat valt gelukkig ook vroeg genoeg te leren, en anders is het alweer te laat.
‘Werkelijk’ vernieuwend zijn allereerst rijkere theorieën, dwz alweer zowel ruimer als gedetailleerder geldige modellen van werkelijkheid. Dat betreft kwalitatieve oriëntatie. Die valt onmogelijk te compenseren met kwantiteit, zoals tegenwoordig de misvatting onder de noemer van big data e.d. luidt. Uiteraard, ook weer wiskundig geformaliseerd, met méér informatie laten zich uitkomsten statistisch nauwer duiden, voorspellingen nauwkeuriger doen. Maar een onzinnig model blijft juist averechts werken, punt.
[Z]o’n beperkte houding [is] geen bezwaar [..] voor een verkeersdeelnemer voor haar/zijn gebruik van verkeersvoorzieningen (lees ook: infrastructuur). Integendeel, die focus is voordelig resp. noodzakelijk. Maar voor de opzet van infrastructuur is dat ànders. Infrastructuur moet, nogmaals, berekend zijn op willekeurige focus van willekeurige deelnemer. Adequate infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer komt niet van de grond, zolang politici en bestuurders erover beslissen volgens het per gebruiksgeval beperkende perspectief van verkeersdeelnemer. Infrastructuur is géén theorie. Voor verloop van maatschappelijk verkeer is nota bene zelfs niets pràktischer dan infrastructuur.
[E]en onontkoombaar aspect van verandering is kritiek op hoe-het-nog-steeds-is. Want … anders is het niet anders, nietwaar?
in: aantekening 67.5
Maar zelfs — of juist? — de knapste puzzelaars kunnen een opgave nooit consistent oplossen zolang zij de tegenstrijdigheid in hun opvatting ervan niet herkennen, laat staan wanneer zij zgn samenwerken aan een oplossing, maar dergelijke tegenstrijdigheden ook nog eens onderling verschillen zònder dat zij zich vooral dáárvan bewust zijn. Uit wederzijds onbegrip kunnen talloze indrukwekkende resultaten voortkomen, maar allerlei stukjes passen nog steeds niet voor een compleet òpgeloste opgave.
Wie gelooft dat [voorzieningen] waarmee het bij die simplistische begrippen zo’n beetje ophoudt, ook volstaa[n] voor facilitering van maatschappelijk verkeer inclusief overheidsbemoeienis ermee, vergist zich ernstig. Maar ja, hoe maken we dat duidelijk op een manier dat het gewijzigd perspectief ook wordt aanvaard? Door helemaal niets op te merken gebeurt er natuurlijk ook niets. Door wèl iets op te merken — en dat houdt ònvermijdelijk enige kritiek op eerdere keuze in — kan echter juist weerstand oproepen, en raken we verder van huis. Als intermezzo probeer ik dus zo positief mogelijk nèt genoeg prikkelends op te brengen om discussie uit te lokken die vooral opbouwend is. Tijdens zo’n discussie is m.i. méér uitleg mogelijk, hmm, hopelijk …
Nota bene, opzet van data — ik zou zeggen: informatie, maar goed — verschilt op stelselschaal […] kwalitatief van wat nog werkt per betrekkelijk kleinschalige toepassing. Ik begrijp dat het […] moeilijk valt om […] van zulk methodisch verschil zo gauw een concrete voorstelling te maken. Maak jezelf daarover beslist géén verwijt; vooralsnog is helaas bijna niemand zo ver.
At the scale of integrated order, nothing is classified a priori. For idealized design, anyway, we therefore have to start with … something. (Such radical abstraction will probably not be practiced later on, but at an early stage of design — which you might call analysis — I find it helps to avoid conceptual preoccupation.)
in: note 71.20
[T]here is no way to come up with a more encompassing design from extracting elements or whatever from a set of designs at smaller scale(s). At an increased scale, a design is sui generis. It therefore needs a creative human to produce such a more comprehensive design, or model.
in: note 71.39
Informatiekundig stellig mijn belangrijkste inzicht is ooit geweest dat er voor eenduidige ordening van betekenissenvariëteit inclusief samenhang […] géén houdbare verschillen bestaan tussen domeinen, sectoren e.d. Sterker nog, en over innovatie gesproken, je kunt je door je voor een stelselmatig informatiemodel vooralsnog niets van zgn sectoren aan te trekken — Russell Ackoff spreekt voor het geval van loslaten van beperkingen, die immers weleens … nodeloos kunnen zijn, van geïdealiseerd ontwerp — pas een organisatorisch doelmatiger ordening gedegen voorstellen.
Indien samenhang de opgave is, moet de ontwerper zgn kokers vooral niet zien als hèt probleem dat opgelost moet worden. Daarentegen moet de ontwerper de schaal zodanig verruimen, dat er überhaupt géén sprake meer is van zulke compartimentering. In een stelselmatig bemeten model moeten àlle relevante betekenissen eenduidig geordend opgenomen — kunnen — zijn.
De allereerste opgave bestaat er uit om een betekenissenmodel met het passende stelselmatige bereik te ontwerpen. […] Dankzij het modelleerbeginsel van — recursieve — contextuele verbijzondering, Metapatroon, dus, is elke betekenis(definitie) eenduidig geordend. Pas vervòlgens is het toevoegen van programmatuur (lees ook: software) betrekkelijk eenvoudig c.q. kàn niet mislukken.
in: aantekening 73.3
Voor alweer wat meer begrip van wat men als ontspoorde problematiek voorstelt, helpt het vooral om na te gaan of er wellicht ooit oplossingsaannames gemaakt zijn die weliswaar niet meer opgaan, integendeel, maar thans nog klakkeloos gevolgd worden.
Nou ja, opbouwend blijven dóórgaan met voorstellen, dan maar. Dat gaat echter onvermijdelijk gepaard, al is het ònuitgesproken, met kritiek. Want slechts de suggestie van een verandering houdt prompt in dat iets kennelijk beter kan; het valt onmogelijk te ontkennen dat de voorsteller zoals-het-nu-gaat slechter vindt dan wat z/hij ervoor in de plaats wil laten komen. Er zijn nogal wat mensen die kritiek ten onrechte persoonlijk opvatten èn daarvoor gevoeliger zijn dan voor verbeteringen.
in: aantekening 74.4
Het is nu eenmaal zo, dat informatiseringsproblemen zoals die zich
— vooralsnog onvermijdelijk blijven — voordoen bij de
Belastingdienst, enzovoort, enzovoort met voorrang informatiekundig een
kwalitatief àndere oplossingsrichting vergen. Je kunt aan besturing
e.d. sleutelen wat je wilt, zoals bestuurders zelfs èxclusief
volhouden, want zoals het gezegde luidt is àlles een spijker voor
iemand met een hamer, maar voor facilitering van stelselmatig
informatieverkeer helpt dat natuurlijk niets zònder passende
informatiekundige oriëntatie, integendeel. Als ergens een schroef
ingedraaid moet worden, veroorzaak je met een hamer slechts schade;
neem ‘gewoon’ een schroevendraaier, klaar.
Besef voor digitale facilitering van informatieverkeer op
maatschappelijke schaal ajb dat een vergaand nieuwe, dus nog
grotendeels onbekende opgave aan de orde is. Dat maakt het
ònverantwoord om te verwachten dat overgeleverde oplossingen voldoen.
Na zovele herhaalde mislukkingen zou dat toch eens moeten dagen. Ofwel,
“kansrijk” is juist niet wat nog onveranderd wordt
gebruikt. Nogmaals, verandering van louter (be)sturing is hoogstens een
kosmetische ingreep; ‘het’ ziet er wellicht eventjes
strakker uit, maar vervolgens raken rimpels e.d. juist peilloos
diep.
Er ontstaat daarentegen pas een reële … kàns dankzij een àndere
aanpak. In dit stadium van vernieuwing en daarmee gepaard gaande
onbekendheid c.q. onzekerheid is kans nota bene de treffende
aanduiding. Erkenning van onwetendheid is immers de voorwaarde om te
— willen — leren wat wèl werkt. Waar vrijwel iedereen
wanhopig nog wonderen verwacht van achterhaalde aanpak en/of —
laat iemand anders maar haar/zijn nek uitsteken, nietwaar? — geen
verantwoordelijkheid durft te nemen voor beleidswijziging, is het
inderdaad al bijna onmogelijk om zelfs maar de minste ruimte te
krijgen/maken om zelfs maar met zo’n leerproces te beginnen. Ik
heb daar weliswaar begrip voor, maar omdat er geen ànder
“spoor” voor de noodzakelijke veranderingen is, blijf ik
erop … hameren die richting ook daadwerkelijk te volgen. Dat doe
ik ook met overtuiging, omdat ikzèlf allang géén onzekerheid meer ken
over de stelselmatig werkzame informatiekundige heroriëntatie.
Hmm, het is ook maar weer de vraag of de probleemstèlling tegelijk de adequate probleemanalyse biedt. Slechts wanneer dat zo is, kan van het voorstel redelijkerwijs de oplossing worden verwacht. Maar ànders … niet. Sterker nog, wat abusievelijk als oplossing zou moeten dienen, pakt doorgaans èxtra averechts uit (zoals nòg duurder).
in: aantekening 75.4
Ja, goed idee, “moderniseren.” Maar mag het dan misschien ook met iets nieuws, dus ànders?
in: aantekening 75.4
Het valt zgn materiedeskundigen c.q. gebruikers niet te verwijten, dat zij een behoudende verwachting koesteren. Zij ontlenen hun zekerheid immers juist aan deskundigheid over een bepaalde materie, aan vervulling van een bepaalde — organisatorische — functie. Over digitalisering weten zij daarentegen meestal — nog — weinig. Dàt is hun vakdiscipline immers niet. Het zouden dus de ‘digitaliseerders’ moeten zijn, die de materiedeskundigen wijzen op mogelijkheden en beperkingen van wijziging van informatiestructuur. Dat gebeurt niet of nauwelijks, omdat wie als ‘digitaliseerders’ aan de slag mogen gaan ict-ers zijn, met in de aanduiding ict nadruk op de t van (machine)techniek. Ook zij, inclusief wie zich allemaal tooien met de functietitel van ict-architect, ja, daar is die t weer, hebben geen besef van de noodzaak om voor digitalisering met voorrang wijziging van informatiestructuur te overwegen. Nee, zij zijn beslist niet materiedeskundig, maar wèl eigenwijs. Wat onvermijdelijk volgt, is automatisering van zelfs ònbegrepen handmatige informatieverwerking. Volgens de verwachting van materiedeskundigen en gebruikers mislukt digitalisering; zoals zij handmatig werkten lukt niet meer, en wat daarvoor in de plaats gemaakt is werkt niet met bruikbaar resultaat. Dat valt met inzet van alsmaar méér ict-ers uiteraard niet te verhelpen. Sterker nog, daardoor wordt het alsmaar erger. Zo kan de omvang van een interne ict-afdeling met vele honderden medewerkers slechts betekenen, dat digitalisering allang ontspoord is. […] De ontbrekende vakdiscipline is informatiekunde.
Ipv doelmatigheid verdient doeltreffendheid prioriteit. Daar leidt aandacht voor doelmatigheid (lees ook: productiviteitsverbetering) zelfs van àf. Ofwel, in hoeverre kan een methode daarbij helpen? De bepaling van wat geldt als doeltreffend vergt vooral werk dat als onderzoek valt te bestempelen. Nauw verwant acht ik ontwerp(en). Daarvan is de uitkomst zelfs naar zijn aard onzeker.
Ik verontschuldig me niet voor wat ik volgens academisch gevestigde taalwetenschap stellig aan onzin beweer. Om verder te komen werken disciplinaire grenzen vaak belemmerend.
Ik besef dat het moeilijk is om een nieuwe theorie met bijbehorend operationeel gereedschap ingang te doen vinden. Maar ja, als ik me er niet om bekommer, wie dan wèl?
Wanneer iets je begrip blijft ontgaan, moet je durven ontsnappen aan — eerbied voor — gevestigde opvattingen. Want als die zouden kloppen, hoefde je niet zo met begrip te worstelen. Toch?! Kies daarom een vooralsnog contra-intuïtieve insteek.
Is het ònrealistisch te menen dat het […] hèlpt om in èlk geval de relevante informatievoorziening op orde te hebben? En is het ònredelijk te suggereren dat de kennelijk hardnekkige wanorde op dat vlak weleens aan allang averechtse veronderstellingen te wijten is?
in: note 77.78
Ik blijf nagaan of de semiotische enneade als axiomatisch kader van alles en nog wat samenhangend(er) verklaart enzovoort. Ik zoek naar mogelijkheden om informatiekunde volgens stelselmatig houdbare beginselen te beoefenen.
in: note 77.101
Wat mij betreft is de bedoeling van de experimentator wèl tot een ordening(smethode) te geraken. En zodra er (ver)volgens naar zo’n methode annex stijl wordt gewerkt, mee eens, is het met experimenteren alweer voorbij. […] Ik deel de opvatting dat een experiment zolang het duurt, als het ware stijlloos is. Maar zodra een àndere stijl als door een experiment voortgebracht geldt, markeert het resultaat ervan een overgang. Volgens de experimentele oriëntatie behoort het resultaat nog niet tot een stijl, maar na afloop van het experiment in kwestie telt het resultaat als, eh, nul-resultaat van dienovereenkomstig stilistisch werk. Nogmaals, verdere werken volgens die stijl betreffen daarom géén experimenten.
Het is twijfelachtig of een zgn uitvoeringsorganisatie informatie(verkeers)kundige ontwerpers met de vereiste deskundigheid zèlf in dienst kan krijgen, hebben resp. houden. Ook informatiekundig gezien verschilt ontwerpen daarvoor kwalitatief veel te sterk van wat voor zo’n organisatie de overheersende houding zelfs moèt zijn. Dat is beheer. Ofwel, haal er voor een stelselmatige ontwerpopgave voor alle zekerheid een ònafhankelijke ontwerper bij.
[Dit] voorstel om] samenhang te operationaliseren, wijkt principieel af van tot dusver gangbare verkokering. Vooralsnog is dat — dus — nogal nieuw, en vergt daarom een experimentele houding om mee te beginnen. […] Hier is als de crux […] bedoeld dat vernieuwing noodzaakt tot strakke bundeling van aandachtspunten. Een experiment kàn alleen maar slagen, indien àlle aspecten ten nauwste op elkaar betrokken zijn. […] Dat is uiteraard ànders voor voorzieningen die het stadium van beheer hebben bereikt. Zodra doeltreffendheid verzekerd is, verschuift de nadruk naar doelmatigheid. Voor dat laatste kan het juist nuttig zijn om ’functies‘ te scheiden. Maar nogmaals, en het belang van erkenning van deze vuistregel valt evenmin te overdrijven, dergelijke scheiding staat met vernieuwing zelfs garant voor mislukking. [… Er is] dóórlopende ondersteuning [nodig] van vernieuwing van voorzieningen voor stelselmatig informatieverkeer (lees ook: digitaal ecosysteem), maw met integraal bereik van strategische informatiekundige advisering tot en met pakketinrichting voor gebruik en hulp voor overgang naar regulier beheer.
[D]e enneade […] wordt louter als kritiek op Charles Peirce opgevat ipv als erkenning van zijn werk dat opbouwende ontwikkeling toestaat. Wat klakkeloze navolgers niet beseffen, is dat zij op die manier de dóórwerking van het uiterst vruchtbare aandeel van Peirce’s semiotiek belemmeren (en dat vind ik de bemiddelende positionering van teken).
Ik heb Metapatroon voor, zoals het heet, eigen rekening en risico ontworpen, enzovoort. Nee, ik kan er niet van leven. Maar wanneer ik niet blijf wijzen op informatiekundig m.i. reële problemen/kansen, wie doet dat dan wèl? Ik weiger vooralsnog de noodzakelijke marginaliteit met een wèrkelijk probeersel in de zin van een — noodzakelijke — afwijking van de gevestigde praktijk als volstrèkt kansloos te beschouwen. Dat is ook de reden, dat ik op zoek blijf naar publicaties waarnaar ik op mijn beurt kan verwijzen als bevestiging ervan dat mijn probeersel in menig opzicht voorlopers kent (en als zodanig géén … probeersel is).
De crux is nu net dat ik methodisch iets wilde bedenken waarmee àlles past. Dàt ogenschijnlijk maffe idee […] bracht mij op een ànder spoor (en stellig was ik daar nooit op gestuit door voor betekenissenordening aan de — nog steeds alom impliciet gemaakte — beperking van een ènkel bedrijf annex organisatie of, allang nòg averechtserer, ènkele toepassing vast te houden).
Klakkeloze oriëntatie volgens bepaalde techniek is vaak wèl passend voor beheer, echter niet (!) voor verandering met ontwerpopgave van dien.
in: aantekening 82.7
[M]et het treffen van voorzieningen [moet] rekening word[en] gehouden met mensen die er gebruik van moeten/kunnen maken. Zucht, voor een ontwerper is er natuurlijk niets … natuurlijker. Dat moeten politici, (overheids)bestuurders en — hogere — ambtenaren blijkbaar nog ontdekken[. …] Ik veronderstel dat die ontdekking ze moeilijk valt, zo niet voor hen onmogelijk is, omdat/wanneer ze vast — zijn gaan — zitten in een beheerhouding.
Het is uiteraard eveneens een ontwerpopgave, nota bene in tijd de eerste en in rangorde de klemmendste, om het publiek van potentiële opdrachtgevers te bereiken èn ze te overtuigen van hùn belang bij opening van ontwerpruimte. Dat is ook mij helaas nog steeds niet gelukt.
Is het niet andersom? Er zijn mensen die dènken dat uniformiteit — ze — helpt en als middel kùnnen computers inderdaad dienen. Maar ik maak mij juist alweer enkele decennia druk om contextuele inclusie voor facilitering van — ordening van — betekenissenvariëteit; daarvoor lenen althans dienovereenkomstig geprogrammeerde computers zich nadrukkelijk óók.
Een buitenstaander is kansloos. Verspil daarom geen nodeloze
energie, daar komt ervoor onbetaald blijven nog eens bij, wanneer je in
die positie verkeert.
Toegegeven, die raad volg ik in menig opzicht zèlf vooralsnog
slecht.
W[i]e […] een proef [doet,] volgt een àndere aanpak, opzet
e.d. dan gebruikelijk. [Want m]éér van hetzèlfde is immers allang
bekend. Om daarmee door te gaan is geen proef nodig, vandaar.
Of een proef iets bruikbaars oplevert, kàn je eraan voorafgaand niet
weten. Daar moet je tegen kunnen, zulke onzekerheid.
Klopt, daarom wordt niet iedereen gevraagd aan een proef mee te
doen.
Er kunnen allerlei redenen zijn om eens iets ànders te proberen. Aan de
ene kant voldoen wellicht de bestaande middelen niet, aan de andere
kant kan het zijn dat het doel gaat veranderen. Meestal is een mix aan
de orde; door veranderde omstandigheden dreigen middelen steeds verder
tekort te gaan schieten.
Een proef neem je, wanneer je denkt dat veranderingen zouden kùnnen
helpen. Maar of dat werkelijk zo is, weet je nog niet
‘zeker,’ sterker nog, kàn je uiteraard ook nooit weten, als
je eraan, een proef, dus, begint. Anders had je je die moeite kunnen
besparen, nietwaar? Vooruit, een proef heeft iets van
wie-niet-waagt-wie-niet-wint.
Wanneer wèl zekerder wordt dat o.a. de gangbare werkwijze moeilijkheden
geeft, zelfs schade berokkent en/of op afzienbare termijn achterhaald
dreigt te raken, is er uiteraard niets dwazer dan volhouden dat géén
veranderingen nodig zijn. Tja, wàt proberen we wellicht te helpen
veranderen? Dat vergt ontwerp(en).
Ook met ontwerpen kan je, herstel, moet je eigenlijk altijd een proef
(lees hier ook: eerst maar een verkenning) doen. Dat is zinvol als je
nog eens èxtra ruimte nodig acht voor — navenant voorlopiger
ideeën over — eventuele veranderingen.
[N]odeloos bescheiden houding [werkt] averechts […] voor optimaal ontwerp.
Over nieuw gesproken, het resultaat van een ontwerpproces is iets … nieuws. Naar zijn aard, dwz àls iets nieuws, kan dat resultaat op voorhand — dus — onmogelijk aan standaardisatie onderhevig zijn. Maar ook met ontwerpen als proces is terughoudendheid geboden voor wat, zeg ook maar, regels voor aanpak betreft. Wanneer ontwerpen alle(rlei) kanten op kàn gaan, is de kans immers — veel — groter dat er als iets nieuws ook iets nuttigs enzovoort uit komt.
Het lijkt mij geen toeval dat baanbrekende ideeën vaak afkomstig zijn mensen die zich met een bescheiden bemeten levensstijl materieel, eh, enigszins onafhankelijk kunnen — gaan — opstellen, erfenis, gulle gaven en zo, en opgaven dus kunnen kiezen enzovoort zònder “beschermers” die ze kennelijk moeten behagen. Het is dan ook en vooral een kwestie van kùnnen volhouden.
Met allereerst een, zeg maar, zo ideaaltypisch mogelijk ontwerp, moet daarom vervòlgens pas met beperkingen worden gerekend. De vraag is, of ze volgens dat ontwerp überhaupt nog tellen.
Daar is dus zo’n methodische knoop. [Da]t vermogen […]is vooral een doel, maar moet meteen als middel beschikbaar zijn.
Je kunt wel iets verzinnen, maar dat van je aannemen doet niemand
zomaar. (Want) voor inschikkelijkheid is elk teken slèchts een …
verzoek. Terwijl jij kennelijk een motief hebt om iemand ergens toe te
bewegen, heeft die ander op zijn beurt (vaak: heb jezèlf op jouw beurt)
een motief om zich (je, dus, in het geval van jezèlf) er al dan niet
naar te gedragen. Oh ja, ik heb mij maar weer beperkt tot vermelding
van hij, hem en zijn; ik bedoel er geen strikt mannelijke maar algemeen
persoonlijke voornaamwoorden mee.
Waar je als buitenstaander, vreemdeling e.d. geldt, slaat niemand zelfs
maar aandacht op tekens die je richt tot wie zich als groepslid
gevestigd beschouwt (althans, zolang je ermee geen aldaar heersende
normen schendt; zodra je dat doet, tja, eigen schuld, kan je prompt
rekenen op disciplinaire maatregelen, dwz op gevolg zelfs strijdig met
je — oorspronkelijke — verzoek dat intussen overigens nog
steeds niemand kent, immers überhaupt niet wil kennen).
Zèlf zonder invloed, kortom, heb je dringend hulp nodig, minstens om
zelfs maar gehoord te worden. Iemand waarnaar leden van de groep die je
probeert te bereiken wèl luisteren en die, over motief gesproken,
bereid is om — wat hij begrijpt als — jouw verzoek als het
ware dóór te geven als zijn verzoek, noemt E. M. Rogers een kampioen
volgens zijn theorie van vernieuwingsverspreiding. Een kampioen moet
een vooraanstaand aanvaard groepslid zijn. Anders werkt het natuurlijk
niet.
Het kritieke belang van een kampioen voor het op gang krijgen van
verandering is … ònveranderd.
[Als er een probleem is, vergt e]en wèrkelijke oplossing […] verandering. Een voorstel, hoe opbouwend ook, komt niet om kritiek heen op de overtuiging die het probleem voedt. Iemand met een stellige overtuiging vat een voorstel daarom prompt op als persoonlijk gerichte kritiek. Uit gekrenkte ijdelheid volgt klakkeloze afwijzing.
in: aantekening 87.9
Zelf ben ik niet zo van revoluties, maar een koerswijziging volgens een passender, want stelselmatig bemeten, beginsel — om gaandeweg beter uit te komen voor vèrdere voortgang — zit er nog steeds zelfs niet in. [… Want d]at blijkt, zachtjes uitgedrukt, niet eenvoudig met zelfs maar een koerswijziging (omdat dáárvoor reeds wijzing van beginsel onmisbaar is en dat stuit prompt op doorgaans ònbeargumenteerde weerstand van “aanvaarders van de gevestigde orde,” vandaar).
Herkenbaar? Daar moet ‘we’ dus nodig iets aan doen. Het kàn ook anders, nota bene door te beginnen met erkenning van veranderlijke gedragingen en dùs van betekenissen waarmee ‘wij’ met voorrang ònderlinge gedragingen in maatschappelijk verkeer op elkaar afstemmen.
Ik ben huiverig voor de kwalificatie als revolutionair. Mag het vooral pràktisch zijn?
in: aantekening 89.8
Vereenvoudiging? Ja! Maar verènkelvoudiging […] is een illusie. Nota bene, vanàf twee […] bestandelen telt meteen meervoud. Volgens wiskundig principe maakt het aantal van zulke delen dan niets meer uit. Als je beseft dat strikt enkelvoud onrealistisch is, moet je meervoud aanvaarden, punt (of, nogmaals, dat een zorg van een ander laten zijn). Waarom? Pas dankzij beheersing van willekeurig (!) meervoud, laten zich nodeloze verschillen elimineren. Dat wil je toch helpen bereiken?
Wat be-doel-t iemand als z/jij iets als doel voorstelt? Vooruit, over middelen valt heus nog wel te praten. Ik ben altijd redelijk. , wil z/hij maar zeggen. Maar doel, nee, dat is dus hèt doel. Dàt staat vast, en dat moet je mij vooral niet kwalijk nemen. […] Wil iemand soms op die manier verder iedereen afhouden van kritiek erop resp. discussie erover?
Tja, waar ontwerpers zich zo apart opstellen, gedragen zij zich ònverantwoord. Ik heb al enkele keren aangegeven dat een ontwerper feitelijk(e) gebruik(svariëteit) onmogelijk volledig kan ‘voorzien.’ Daarom mikt z/hij op openheid voor — verdere — ontwikkelingen, in het besef van onvermijdelijke grenzen. Wat helpt, natuurlijk, is wanneer z/hij zich met — motieven van — daadwèrkelijke gebruikers kan associëren.
Ik stel ruwweg twee soorten uitvoering voor. Zeg maar gesloten (plan is domweg uitvoerbaar) en open (ontwerp annex plan blijft aandacht vergen, omdat omstandigheden nog onbekend en/of veranderlijk zijn).
[De] — […] noodzaak van erkenning van [een] —
[…] betrekkelijke gedragsgrondslag […] ken [ik] als
subjectief situationisme. Aan ontkenning van zulke betrekkelijkheid
gaat m.i. digitalisering ernstig mank. […]
Tja, zgn ict-ers koesteren hun imago van vernieuwers. Aan heersende
verhoudingen veranderen zij doorgaans echter niets. Integendeel, [zij
dienen ze] volgens mystificatie van hun zgn vakdiscipline als
onnavolgbaar specialisme[. …] Nee, verhoudingsgewijs verandert er
niets door wie, voor hemzèlf comfortabel, [… schijnheilig ontkent
dat] betrekkelijkheid […] principieel [telt] en [dat] daarom
tevens digitale voorzieningen voor maatschappelijk informatieverkeer
[daarop] berekend [moeten] zijn. […] Wat er met overheersend
technische oriëntatie bij inschiet, is gedragsmatige oriëntatie op
deelnemers aan informatieverkeer met — erkenning van —
variëteit van dien. Wanneer ict-ers meteen aan de slag gaan volgens wat
zij als hun vakgebied beschouwen, geldt dat zowel voor henzelf als voor
de overhaaste opdrachtgever ook helemaal niet als rampzalig gemis. Wat
echter ontbreekt, is deugdelijk informatiekundig ontwerp. Een bekwame
ontwerper veronderstelt betrekkelijkheid inclusief van hemzèlf.
[…] Opdrachtgevers blijken er vaak [echter] niet van gediend[.
…] Wanneer opdrachtevers aldus uitgaan van hùn standpunt en dat
strikt willen handhaven, geven zij slechts ‘ruimte’ aan
— wie zich herkenbaar gedraagt als — daaraan gehoorzame
uitvoerders. Ach, wie daarvoor op ict-ers vertrouwt kan zich weliswaar
gauw laten misleiden, maar heeft dàt vanwege het strikte
‘eigen’ standpunt niet eens door[. …] Dan blijft het
zowel opdrachtgevers als tèchnisch-uitvoeringsgerichte ict-ers niet
dagen dat allereerst inschakeling van een, vooruit, eigenwijze
ontwerper vervolgens ook en vooral voor henzèlf, hmm, nuttig is[.
…]
Inderdaad, subjectief situationisme. Daaruit volgt informatiekundig dat
gedragsbeschrijvingen nodig en voldoende gedifferentieerd moeten zijn
volgens combinaties van enerzijds ob- resp. subjecten, anderzijds
situaties. Als stelselmatig bemeten modelleermethode is [daarvoor]
Metapatroon geschikt[.]
Wat valt er zoal onder verwaarlozing te verstaan? Blijft het bij
ergens weinig, of zelfs niets, aan doen? […] Samenvattend maak ik
er ònevenwichtige behandeling van. Ofwel, met hoe de één (de) van
ànder(en) bejegent, mikt z/hij vergaand eenzijdig op eigen voordeel.
Dat komt overigens vaak neer op vermijding van eenzijdig eigen
nadeel.
Verwaarlozen gebeurt dus verhoudingsgewijs. Deelnemers aan verziekte
verhoudingen gedragen zich ernaar, nota bene over èn weer. En het
gedragingenspectrum is breed met, ik verzin er maar even etiketten
voor, escapisme aan het passieve en sektarisme aan het actieve
uiterste.
Verziekte verhoudingen zijn er zeker ook in zgn arbeidsorganisaties[.
…] Ook onder de noemer van een (arbeids)organisatie gebeurt er
immers van alles en nog wat dat averechts uitpakt. […] De opgave
is [echter] om verziekte verhoudingen [alom] … gezond te krijgen.
Ik duid dat als — noodzaak tot — emancipatie. […]
Mijn idee is dat er willekeurig waar in elk geval een begin gemaakt kan
worden. […]
Het motto luidt [overigens vaak] dat àlles … ànders moet. Onzin.
Dat kàn niet eens. Over verwaarlozing gesproken, indien geen rekening
gehouden is met de reële variëteit van àlle relevante rollen (lees ook:
situationele hoedanigheden) inclusief dienovereenkomstige
betekenissenvariëteit inclusief betekenisvolle samenhang ter
facilitering van afstemming middels informatieverkeer tùssen de
noodzakelijkerwijs differentiële deelnemergedragingen, blijft voor hen
allemaal “de zone van naastgelegen ontwikkeling” uiteraard
ònbereikbaar. Daarentegen neemt wanorde vèrder toe. Vergeet spektakel,
heus, [… e]n vertrouw niet op techniek voor een spreekwoordelijke
vlucht naar voren. Voorrang verdient àltijd veranderkunde met
sociaalpsychologische oriëntatie van dien. Helaas, eh, onderschatten
zgn ict-ers nog weleens het belang ervan[. …] Dat lijkt inderdaad
in niets op gezonde verhoudingen. Om dat te veranderen moeten de
bestuurders zich ervoor interesseren ipv hun verantwoordelijkheid
… verwaarlozen. Nog vaak laten zij zich leiden door een mengsel
van ogenschijnlijk comfortabele afzijdigheid en verleiding door
technische sprookjes. Zolang bestuurders daarin volharden, kunnen zij
er dus ook niets aan doen wanneer anderen zelfs de verkeerde kant op
blijven … veranderen.
Dat valse motief gaat gepaard met ontkenning van behoefte aan veranderlijkheid, leidt tot weerstand tegen veranderingen. Ik wijs er op dat met informatietechnologieën ‘materiaal’ beschikbaar is gekomen dat weer èxtra mogelijkheden biedt voor feitelijk prompte — veranderingen van — resultaten (met voor- en nadelen). […] Als ontwerp- annex modelleermethode voor stelselmatig bemeten voorzieningen voor informatieverkeer is Metapatroon geschikt.
Uiteraard kan zowel bouwmateriaal als bouwproces — en bouwen
heet op z’n ict’s: ontwikkelen — onontkoombare
beperkingen opleggen aan welke begrippen praktisch bruikbaar gelden.
Voorts kan operationeel gebruik […] begripsmatig als het ware
terùgwerken. Ofwel, ontwerp moet tevens rekenen met ontwikkeling e.d.
Uiteraard, maar wànneer tijdens … ontwerp komen dergelijke vooral
technische overwegingen optimaal uit?
Mijn dringende advies is en blijft om je vooralsnog niet (!) te
bekommeren om ontwikkeling, verwerking e.d. Waarom dat volgens mij
vooral voor digitalisering loont, zit ‘m dus in de mogelijkheid
een ‘programma’ met verschillende informatie verschillende
resultaten — vaak ook weer informatie — te laten leveren.
Dat lukt met bijvoorbeeld een dragende muur niet zo vlot. Doe
begripsmatig allereerst … gewoon alsof er géén beperkingen van
welke aard dan ook zijn. Praktiseer, ik noemde Ackoff daarom al,
geïdealiseerd ontwerp. Opzettelijk laat ik zoiets als
ontwikkelperspectief ònvermeld.
De behoefte, herstel, noodzaak om verwevenheid expliciet (!) te modelleren bestaat nog niet voor zéér kleinschalig onderzoek [enzovoort] dat tevens in, zeg maar, één hand uitgevoerd wordt. Maar dat gaat dus prompt mis zodra reële begripsverschillen-in-samenhang aan de orde zijn en/of verdeeld geleverde onderzoekresultaten — voor eventuele vèrdere verwerking — moeten worden samengevoegd. Het is echter moeilijk mensen ervan te overtuigen dat stelselmatige opgaven kwalitatief àndere aanpak vergen dan waaraan zij gewend zijn, waarin zij geïnvesteerd hebben en die zij met hùn succes associëren (een zgn winst die op die manier, onlosmakelijke verwevenheid, nietwaar, geheid elders — voor anderen — verlies oplevert).
Now, why would Peirce demand such an attitude of openness? I believe it has to do with his position as an academic outsider, frustrations and all. Wasn’t he continuously offering ideas et cetera for serious consideration, but finding them academically neglected?
in: note 80.6
Perhaps closer proximity to praxis serve[s] frustration, prompting […] efforts to design a more suitable, relevant explanatory basis. In that spirit, I am having a go, too, with an ennead combining and then attempting to go beyond […] basic principles [previously proposed and which I find lacking for my purposes].
in: note 71.1
Hoewel ik moet toegeven nog steeds niets bereikt heb met mijn pogingen om het idee van een stelselmatige informatiekunde te verspreiden, of er zelfs maar serieuze aandacht op gericht te krijgen, weiger ik zo afwachtend te zijn.
in: aantekening 94.6
[Voor w]at ik blijf doen om allereerst enige aandacht te verkrijgen voor mijn informatiekundige theorie plùs methode voor modellering van stelselmatige betekenissenvariëteit is[, …] ontkom ik er […] niet aan op m.i. voordelige verschillen te wijzen. Voor zelfs maar overweging àls voordelen met daarvoor benodigde vergelijking vraag ik om besteding van enige moeite en tijd. Hoe anders? Ik begrijp, dat zijn nadelen voor wie ik met mijn verzoek ‘lastig’ val. Ik kan er als institutionele buitenstaander kennelijk niet genoeg voordelen tegenover suggereren, laat staan bieden.
in: aantekening 94.9
Is dat soms […] een zgn dubbele binding (Engels: double bind)?
Dat zou verklaren waarom ik […] tegenstrijdige opvattingen
ervaar. [Althans mijn] uitweg vergt kritiek op veronderstellingen van
de verzoeker. Dat valt […], precies, als wederverzoek tot
inschikkelijkheid, meestal echter verkeerd. Vaak komt de ene verzoeker
immers met een dubbele binding juist om kritiek te vermijden, een
— eventuele — criticus — op voorhand — uit te
schakelen enzovoort. Z/hij voelt zich met kritiek betrapt op de poging
tot verlamming, volgzaamheid e.d. Nee, niet toegeven, maar —
blijven — ontkennen.
Hebben argumenten, voorstellen dan geen macht? Blijkbaar vrijwel nooit
zonder andere verhoudingsgewijze machtsfactoren. Als het een criticus
eraan ontbreekt, heeft z/hij dus vrijwel nooit zelfs maar enige kans
van slagen met grondslagenkritiek inherent aan een voorstel voor ruimer
bruikbare veronderstellingen (en loopt z/hij het risico, mocht de
‘ander’ er wel over beschikken, van — verdere —
strafmaatregelen).
Tja, specialismen maken en houden het voor de resp. specialisten wel
eenvoudiger. Maar als een probleem inzicht in ruimer(e) verband(en)
vergt, en in een zgn vernetwerkte wereld neemt de kans erop uiteraard
alsmaar verder sterk toe, blijft het onoplosbaar zònder bijbehorend
ruimer overzicht. Op z’n minst moet daarom informatie uit
verschillende specialistisch georiënteerde registers selectief worden
vergaard en samenhangend geordend.
Dat is om allerlei redenen echter wat ingewikkelder dan het lijkt. Zo
verzetten specialisten zich er domweg tegen. Daarvoor gebruiken ze
graag het argument van bescherming van de levenssfeer (privacy). Ja,
belangrijk, herstel, zéér belangrijk. Wat ze echter niet vermelden, is
dat ze èrgens de baas over willen zijn. En dat, de baas, dus, zijn ze
in een samenwerkingsverband niet.
Voorts is zgn vaktaal een kenmerk van specialisme. Ofwel, wat een
specialist van de ene soort onder een, zeg maar, woord verstaat, kan
dus verschillen van wat het betekent voor/volgens een specialist van
een andere soort. Dergelijke verschillen zijn er niet voor niets, Het
is zinloos, zelfs gevaarlijk, om ze te — proberen te —
elimineren. In een samenhangend overzicht moeten ze juist tot
uitdrukking komen. Dat lukt met Metapatroon als modelleermethode
van/voor betekenissenvariëteit.
Moet er dan één, allesomvattend register worden ingericht? Nee,
meerdere gescheiden registers is prima. Maar, nogmaals, voor
overkoepelende taken moet er óók informatie uit kunnen worden
geselecteerd en volgens overkoepelende samenhang gerapporteerd aan wie
tot zùlke inzage bevoegd verklaard is. Daarvoor hoeft aan die aparte
registers niets te veranderen. Wat volstaat, is om ze op een zgn
informatierotonde aan te sluiten. Om de verschillende — soorten
— specialisten daarmee te laten instemmen, is helaas al moeilijk
genoeg; zij zien er een aanval op hun — vermeende —
onafhankelijkheid in. Er bestaat weliswaar zgn overkoepelend gezag,
maar bestuurders weten nu eenmaal weinig tot niets van de verschillende
specialismen en dùrven geen samenwerking van specialisten te eisen.
Daarom blijft dit probleem van gebrekkige tot ontbrekende coördinatie
— niet alleen — de kop opsteken.
Nota bene, een ànder paradigma is uiteraard wèl om informatie — met betekenissen — stelselmatig te beschouwen, dus volgens — erkenning van — betekenisverschillen in hun samenhang als uitdrukking van dynamische verwevenheid van maatschappelijk […] verkeer, verschillen die daardoor ‘natuurlijk’ in en voor noodzakelijkerwijs ruimer verband passen ((ipv verschillen èn hun samenhang te veronachtzamen door telkens kleinschalig te kiezen voor ten ònrechte algemeen geldig veronderstelde betekenissen).
in: aantekening 97.4
Wie betaalt krijgt voor tijdbesteding, heeft te maken met
onderscheid dat ik hier ruwweg veronderstel tussen idee en uitvoering.
Een idee is zó verteld en dat verhaal is eenmalig. Uitvoering kost
verhoudingsgewijs gauw veel méér tijd, en kan herhaling vergen.
En terwijl een idee zich niet of nauwelijks tegen concurrerende
‘vertellers’ laat beschermen, staat vooralsnog niemand open
voor wat in menig opzicht een kwalitatief nieuw, dus ànder, idee is. In
zakelijk opzicht zijn dat verwante belemmeringen.
Verandering is moeilijk. Des te moeilijker, omdat principes moeten wijzigen waarvan vrijwel niemand beseft ze te volgen. […] Er is voor wèrkelijke verandering echter geen alternatief. Beginnen, en volhouden. En je moet geluk hebben dat iemand-met-invloed er wèl … iets in ziet. Als je later begint, duurt het alleen nòg maar langer. Als je onverhoopt niet meemaakt dat het lukt, heb je het tenminste geprobeerd.