Metapatroon > stelseltaal > verbonden knooppunten
Een model op z’n metapatroons is een netwerk. […] Dat is […] opgebouwd uit kleinste schakels volgens, in termen van Metapatroon, gesitueerd(e) object(identificatie) gerelateerd aan gesitueerd(e) object(identificatie).
Metapatroon (met enneadische semiotiek als grondslag) faciliteert
ontleding tot radicale eenduidigheid van betekenis. Het informatiemodel
'bestaat' uit een netwerk van enkelvoudige knooppunten. [… Een]
aspect van informatiemodellering volgens Metapatroon is dat één
bepaald knooppunt gevarieerde bijdragen kan leveren. In termen van
cognitie:
1. is precies dat ene punt een focus, of
2. constitueert het mede een motief (wat voor het knooppunt in kwestie
afhankelijk gebeurt van een à nder knooppunt dat functioneert als
focus), of
3. constitueert het mede een concept (wat voor het knooppunt in
kwestie afhankelijk gebeurt van een à nder knooppunt dat
functioneert als focus).
Please note that every single node immediately implies a full [semiotic] ennead.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
The particular node determines two things: what counts as instance (being the particular node itself); and which relationships and other nodes constitute its type.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
[C]ontextualisering voor reële interoperabiliteit vergt contextualisering van èlk modelknooppunt ... waarvoor andere knooppunten nodig zijn ... en voordat je het weet ontkom je niet aan modelleren vanuit stelselmatig uitgangspunt[.]
As a tool for ontological engineers, Metapattern demonstrates three essential characteristics: 1. Context is a structural concept. […] 2. Time is factored at every meaningful node. […] 3. Validity is factored at every meaningful node.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
[M]etapatroon […] is (dan) toch niets anders dan een methode die helpt om cultuur- annex betekenisverschillen overzichtelijk geordend te krijgen?! Dat lukt met een compacte methode door tevens cultuurbereik als variabel te beschouwen. Eigenlijk vertegenwoordigt èlk knooppunt in een informatiemodel à la Metapatroon een cultuur. Zo zie je meteen hoe culturen genest kunnen zijn.
[L]aterally connected nodes establish and maintain "unification" while every node taken as a separate point of departure allows for unambiguous "distinction."
in: Victoria Welby's significs meets the semiotic ennead
Volgens de beeldtaal van (knoop)punten en (verbindings)lijnen komt dat er […] op neer dat wat je aanvankelijk als lijn trekt, vervolgens weer als punt dienst kan doen, enzovoort. Op die manier valt contextuele verbijzondering eindeloos nader te ... verbijzonderen: Metapatroon.
Nog even over de verbinding tussen steeds twee knooppunten. De ene stelt een situatie voor, de andere een à nderszins reeds gesitueerd object. Hun relatie situeert dat object (nog) verder: verbijzondering. De verbinding is daarom óók weer gesitueerd object. Ofwel, de verbindingslijn is tegelijk knooppunt. Dat komt in een model tot uitdrukking door de lijn (verbinding) te ‘voorzien’ van een staand rechthoekje dat dient als aanknopingspunt. Eventuele verdere verbijzonderingen, zo luidt het notatievoorschrift volgens metapatroon, worden dan vanuit de onderkant van dat rechthoekje getekend. Voor een verdere verbijzondering kan zo’n knooppunt op zijn beurt gelden als òf situatie òf reeds gesitueerd object. Meer smaken zijn er niet.
in: Yupta verkend met Metapatroon
A signature itself does not carry information except for leading to an intext as a particular context directs, vice versa.
in: Metapattern: information modeling as enneadic dynamics
Elk knooppunt heeft helemaal 'zijn' eigen, onafhankelijke identificatie. Daardoor is het mogelijk voor een knooppunt om (in de tijd) van context te wisselen. Handig, hoor!
Volgens Metapatroon kent, eigenlijk zelfs ìs elk knooppunt zijn unieke identificatie. Daar heeft een bepaalde nul-identiteit niets mee te maken. De nul-identiteit borgt wèl samenhang tussen de knooppunten die hem als eigenschap hebben. De context is het spoor naar het knooppunt in kwestie. Aldus heeft context evenmin iets met unieke knooppuntidentificatie in enge zin te maken. In Metapattern (2001) is context nog als enkelvoudig spoor gedacht. De mogelijkheid van meervoudige sporen, later ontwikkeld, blijkt passender variëteit te bieden.
Literally through the concept of signature, context and intext become concepts that are (more) independent from each other. For how instances of context relate to instances of intext can always change around signatures. This explains the modeling power of […] Metapattern.
in: Metapattern: information modeling as enneadic dynamics
De […] enig sluitende manier die wezenlijk recht doet aan contextuele verbijzondering, haakt in op de uniciteit van elk knooppunt.
In simpele constructies voor informatievoorziening is dergelijk samenspel inderdaad niet nodig. Dat wil zeggen, er is daar geen uiteenlopend gedrag van een object waarvan tegelijk de ondeelbare identiteit gehandhaafd moet blijven.
Stelselmatig beschouwd betreft èlk knooppunt een formele, authentieke registratie. Identificatie van zo'n knooppunt vergt, precies, ... een unieke identiteit ervan/-voor. Tegelijk moet een selectie van knooppunten van samenhang voorzien (kunnen) zijn. Dat lukt via een extra knooppunt met ... noodzakelijkerwijs op zijn beurt ook een unieke identiteit. Je zou de laatstbedoelde identiteit naar zijn werkingsfeer de samenhangidentiteit (metapatroon: nulidentiteit van object) kunnen noemen, terwijl die andere allemaal verschilidentiteiten (metapatroon: identiteit per objectdeel) zijn.
De stelselhorizon vormt ook een aanknopingspunt voor verdere relaties ... die op hùn beurt zonodig aanknopingspunten bieden voor verdere relaties …
in: Stelselmatige semantiek door Suwinet
Met de horizon als ultiem grensgeval annex lanceerplatform voor
recursieve gedragverbijzonderingen kent een bepaalde gedraging
consequent à ndere gedragingen als voorwaarden ervoor. Elk
knooppunt in een model à la Metapatroon identificeert dus een
bepaalde gedraging. Indien die gedraging op haar beurt een verdere
gedraging mede constitueert, vertrekt de lijn naar de aldus
(bestaans)afhankelijke gedraging vanuit de onderkant van het knooppunt
in kwestie.
In verbijzonderingslijn-vanaf-onderkant komt dus een
bestaansvoorwaarde tot uitdrukking. De keerzijde is uiteraard de
bestaansafhankelijkheid van wat aldus verbijzonderd is.
Algemeen geldt dat de enige praktische reden om juist de horizon als aanknopingspunt te benutten natuurlijk is om eenduidig een aanvullend (hoofd)aanknopingspunt gevestigd te krijgen.
in: Stelselmatige semantiek door Suwinet
Je kunt die horizonlijn ook beschouwen als een uitgewalst knooppunt. Elk knooppunt hangt aan één of twee andere knooppunten. De horizon is de uitzondering; die hangt aan zichzelf.
Voor een ruimer verkeersstelsel [valt d]e stelselmatig houdbare, zelfs productieve opzet […] redelijk eenvoudig te openen. Daarvoor moet zo’n verschijnsel dat voor een geïsoleerde informatiebehoefte ergens slechts ondergeschikt geldt, als één of andere eigenschap, dus, daarentegen zo onafhankelijk mogelijk bestaansrecht toegedicht krijgen. Volgens Metapatroon komt dat neer op een positie als knooppunt onmiddellijk verbonden met de horizon (van het informatiestelsel).
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
Met Metapatroon kan je het precies omgekeerd aanpakken […]. De samenhang is dan geen resultante, maar juist uitgangspunt. Herhaal, pùnt. In een informatiemodel zie je dat als een context. Nota bene, de meervoudigheid zit als het ware verdicht in dat ene knooppunt. Volgens Metapatroon kan je zo’n knooppunt vervolgens relaties laten aangaan met willekeurige à ndere knooppunten. Dat aantal is onbeperkt, lees dus ook: meervoudig. En elke relatie biedt op haar beurt aanknopingspunt voor het verbijzonderde gedrag van zo’n ander knooppunt in, het woord zegt het al, … relatie tot het knooppunt dat blijkbaar als context geldt.
A […] notion which might appear counter-intuitive is that the node representing the nil identity has hardly any need for properties. Some reflection will make this clear as an overall object only “works” through its identities in (other) contexts.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
[T]ùssen conceptuele knooppunten bestaat volgens Metapatroon géén, herhaal géén overerving (van gedrag). Dat is nu precies de garantie, herhaal garantie dat je op open stelselschaal nooit, herhaal nooit in de knoop komt door (situationeel) gedifferentieerde gedragingen die ònverenigbaar, herhaal ònverenigbaar kunnen zijn als je ze op één hoop zou moeten beheren.
[A]n overall object’s set of context-oriented identifiers constitutes just as many nodes for attaching relevant properties. By definition, properties are valid within a particular context; a set of properties which corresponds to a specific context is called intext.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Op deze manier kan over willekeurige verschijnselen die ‘normaal gesproken’ als een eigenschap opgevat worden van een enkel à nder verschijnsel, de vraag rijzen of dat stelselmatig (nog) productief is. Indien op stelselschaal feitelijk contextuele verbijzonderingen aan de orde zijn, gebiedt samenhang dat een fundamente(e)l(er) knooppunt wordt gevestigd, opdat die (verdere) verbijzonderingen dáárvan afleidbaar zijn en tegelijk dus via dat knooppunt zonodig met elkaar in verband gebracht kunnen zijn. Zo’n fundamente(e)l(er) knooppunt geldt als gemeenschappelijk voor wie met afgeleide verschijnselen ervan werkt. Daardoor kan op de schaal van het stelsel in kwestie (conceptuele) redundantie radicaal vermeden zijn. Dat vormt pas de informatiekundige basis voor zgn enkelvoudige informatieverstrekking.
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
Zij staan daar zo betrekkelijk ‘laag,’ domweg omdat de ruimte dichter bij de horizon reeds door andere betekenispunten en bijbehorende relaties bezet was. Door visuele weergave dreigt inderdaad … gezichtsbedrog. Voor de werkelijke afstand tot de horizon telt niet het aantal centimeters dat een knooppunt er in een diagram van verwijderd is, maar hoeveel à ndere knooppunten op de directste weg ernaartoe tussen bevinden.
in: Modellering werkgeversbegrip
Ik meen dat ik er [..] in geslaagd ben, wat we van oudsher nog informeel noemen toch vergaand te modelleren. De lukt met de enneade op de achtergrond — want op de voorgrond hebben altijd slechts taal […] — want die enneade biedt voldoende en nodige variabelen (requisite variety).
in: Aantekeningen over semiotiek
In a recursive scheme the prescription of behavior in terms of process (also read: function) can be pushed downwards in the direction of decomposition. Actually, it's not so much the scheme that is recursive as are the concepts that are applied to construct it. The nodes where decomposition stops (for whatever, often practical reason) are where the behavioral/functional modules reside.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 1
[C]ontextual decomposition can progress as requirements demand. At every 'node,' the procedure is identical.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 1
Metapattern considered as method for decomposition, from any node there are two directions for decomposition: upwards and downwards (see figures 2 and 3 in Metapattern for converging knowledge management with artificial intelligence). The nil element 'only' sets the practical limit to upward decomposition. I would therefore identify my concept of the nil element with what lies beyond the model. So, all levels considered higher at some moment implicitly lie beyond. As yet another hierarchical level is 'included' by way of contextual specification, the what-lies-beyond gets 'thinner,' but it can never be completely resolved. Of course I am aware that I am once again 'relativizing' a concept, but that's precisely why Metapattern-as-method is open-ended in both hierarchical directions (not to mention its lateral potential).
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Wie teveel op typering van gedrag let, en dus puur op generalisaties en specialisaties, mist de bijzondere mogelijkheden van objectgerichtheid via die volgehouden inkapseling van onderdelen in gehelen. In beginsel kan inkapseling eindeloos volgehouden worden.
Elke relatie biedt de mogelijkheid tot verdere verbijzondering. Want aan de relatie-als-verdinging 'hang' je desgewenst, respectievelijk zonodig op zijn beurt — nota bene natuurlijk ook weer: de beschrijving van — nader gedrag, enzovoort. Vanuit dat nadere gedrag gezien, constitueert die relatie dan mede de (gedrags)bepalende context.
De context blijft, algemeen gesteld, wat je nodig hebt voor eenduidige positionering van het knooppunt in kwestie. Dat kan inderdaad (omdat een knooppunt meestal de verdinging van een relatie is) verspreid raken over twee sporen ... en zodra zo'n spoor weer terechtkomt in zo'n knooppunt is ook daar van vertakking sprake. Dat gaat door, totdat alle sporen de horizon bereikten.
For accommodating situationally differentiated behaviors, at the minimum three nodes specify some particular behavior. […] Combining nodes […] for situations and/or behaviors of course increases the behavioral variety to be accommodated by a cognitive system.
in: Semiotic connectionism in artificial intelligence
Gemeenschap kent per definitie netwerkkarakter. Sterker nog, aan menselijke taal als communicatiemiddel kan je zien dat het afgestemd is op gebruik in netwerken. Want, daar heb je het weer, dankzij contextuele verbijzondering valt èlk knooppunt van het netwerk met voldoende precisie te duiden.
Er moet onderscheid zijn tussen geldigheidstijd en registratietijd. Theoretisch […] hoort natuurlijk ook interpretatietijd in dat rijtje! Dankzij zulk fijnmazigst doorgetrokken onderscheid kan je altijd nágaan (dus principieel niet: hèrgaan) of een, zeg maar, informatieknooppunt bijvoorbeeld gedurende een bepaalde periode als geldig geregistreerd was, maar later die geldigheid verloor … wellicht om nòg weer later die geldigheid weer te verkrijgen enzovoort. Je kunt er zo ook à chter komen dat iets weliswaar als geldig beoordeeld is vanaf een bepaald tijdstip, maar destijds nog niet geregistreerd stond in het informatiestelsel waarop je je baseert. […] Dergelijk overzicht ontstaat echter niet, nota bene, door slechts naar dat ene knooppunt te kijken. Daarvoor moet je meerdere knooppunten (lees ook: versies) met elkaar vergelijken en wat daarover voor beide tijdcategorieën bekend is. De gewenste uitkomst is een systematische resultante. Opnieuw structuralisme, dus. Wie de oplossing maar blijft zoeken in enkelvoudigheid van voorziening komt er op stelselschaal nooit uit.
in: aantekening 27.2
Elke relatie kent op haar beurt óók een (unieke) identiteit, dus netzoals elk knooppunt. Dankzij die, zeg maar, aparte identiteit van de relatie verdwijnt feitelijk het nut van zoiets als richting. Want vanuit de relatie zèlf kan je ‘alle kanten op.’
[I]dentiteit pèr specifieke relatie […] lijkt nodeloos gedetailleerd, maar maakt het vervolgens juist een abc-tje om zo’n relatie zonodig als verder knooppunt te benutten. Waarvoor een pijl nog kan dienen is om ontstaansvolgorde van knooppunten/relaties aan te geven.
W[ith Metapattern, w]hat are traditionally considered relationship instances have become object instances in their own right[, too]. It resembles the synthesis of for example the two approaches to so-called network planning: 1. activity on node and 2. activity on line.
in: The twofold variety of nodes in KnitbITs
De crux van Metapatroon zit ‘m in de binariteit van de verbijzondering. Er is enerzijds steeds één knooppunt dat je als — vertegenwoordiger van een — object opvat, anderzijds steeds één knooppunt dat geldt als — vertegenwoordiger van een — situatie. Daartussen is de relatie dus eveneens enkelvoudig en … precies. Vervolgens ‘ontstaat’ door objectivering van die relatie een situationeel eenduidig verbijzonderd object … enzovoort …
Wat ik à la Metapatroon onder [context] versta, vergt dat je in een (informatie)model een bepaald knooppunt aanwijst. Dan geldt à lles waardoor het desbetreffende knooppunt aan de horizon ‘hangt’ plùs de horizon, als de context ervan. Het is dus feitelijk geen vraag, o.a. of “een context […] verbonden is met de horizon.” Dat ligt voor context immers in de axioma’s besloten. En wat vanuit het knooppunt in kwestie geldt als context, is netzo axiomatisch géén concept … gelet op datzelfde knooppunt. [Zo] beschouw ik “concept” overigens als een axiomatisch element langs een andere dimensie dan de teken- of modeldimensie. Structureel doen die etiketten er natuurlijk niet toe, maar volgens ‘mijn’ terminologie kan ik het het vlotst opschrijven. Met “concept” als element langs de interpretatiedimensie correspondeert langs de tekendimensie het element intext. Dat is inderdaad een nieuwe kunstterm, omdat ik zicht kreeg op een element dat voorheen nog niet was ‘ontdekt,’ althans voorzover ik kon nagaan. Intext is inderdaad de pendant van context. Terwijl voor een zeker knooppunt (signatuur) context à lles is dat het knooppunt laat ‘hangen,’ is intext à lles dat op zijn beurt aan dat knooppunt hangt.
Elke keer dat zo’n knooppunt hergebruikt wordt als onderdeel van een context, geldt immers als zoveelste toets van zijn betekeniswaarde. Verdere verbijzonderingen zijn als het trekken aan de uiteinden van een schoenveter. Als de knoop goed gelegd is, maakt dat opbouwende getrek hem vaster. Desondanks moet zonodig èlke knoop vlot verlegd kunnen worden.
in: Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval?
Wanneer èlk knooppunt op zijn beurt opgehangen moet zijn aan twee andere knooppunten, zou het model alsmaar groeien. Als maatregel tegen zgn oneindige regressie laat Metapatroon een grens trekken: horizon. Dat is bovenaan het schema een vette, horizontale streep. Een knooppunt mag slechts aan zo’n horizon opgehangen zijn (zeg ook maar dat de horizon dan beide ophang-/aanknopingspunten tegelijk vormt), respectievelijk mag de horizon voor een derde knooppunt dienen als één van de twee ophang-/aanknopingspunten.
Het is inderdaad de systematiek van Metapatroon die ophanging ‘eist’ aan steeds twee knooppunten. Dat ‘moet’ voor compacte èn flexibele systematiek. Daardoor is (pas) een stelselmatig model mogelijk. Elk knooppunt kan op zijn beurt voor een vòlgend knooppunt dienen in de ene òf de andere ophang‘functie,’ te weten iets dat (verder) verbijzonderd raakt, respectievelijk iets dat aanknopingspunt voor context biedt.
Maar dat hangt er vanaf hoe je die richting opvat ... Om allereerst in conceptueel opzicht verdere samenhang, zeg maar, op het spoor te komen helpt het (ook) mij vaak om vanuit een (aanknopingspunt als) object-in-context te vertrekken náár een (ander aanknopingspunt als) context voor ‘zijn’ verbijzondering.
Voor Metapatroon is daarvan bewust gebruik gemaakt. De verbinding vanuit het ene knooppunt in de hoedanigheid van (nader) te situeren object met het andere knooppunt als desbetreffende situatie resulteert in het (aldus) gesitueerde object. Als toegevoegd knooppunt kan het ‘deelnemen’ aan verdere verbindingen, enzovoort.
in: Metapatroon met rijkere vormwetten voor conceptueel modelleren op stelselschaal
[E]nneadic dynamics accommodate variety. Suppose that focus materializes as a node in a network. And assume that the focal capacity may shift from one node to another. As some other node now acts as focus, it naturally comes with its particular both motive and concept. And so on …
in: Open conceptual modeling with Metapattern
Where the nodes in figure 2 are still labeled in an absolute sense, figure 3 shows how both the situation and the object of figure 2 were established as situated objects, too. In, say, the other direction, the situated object of figure 2 may be taken as either situation or object for yet another situated object, and so on …
in: Open conceptual modeling with Metapattern
Every unique configuration you may want to recognize comes to be represented by a node in the model. From a particular node, its constituent nodes in terms of object and situation are contained in the model, too, up to the model’s inevitable boundary, called horizon. In the other direction, a particular node may either as situation or object contribute to constitute yet another node (representing another qualitatively different situated object). That’s how expansion the Metapattern way works. The relationship between situation and object is indeed binary.
in: note 47.27
Voor Metapatroon was dergelijk besef[dwz van interdependentie,] het uitgangspunt (start) voor de modelleermethode/-taal. Op z’n minst via de horizon is èlk knooppunt verbonden met alle à ndere knooppunten in een model. Alle lijnen ‘dragen’ (bij tot) precieze betekenis.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
Ik zie ordening van betekenissenvariëteit niet als vezels waarmee een draad wordt gevormd, maar veeleer als juist apart aangelegde draden om een netwerk te knopen. En het is ook niet een naam die dan compleet geldt voor zo’n (deel)netwerk. Elk knooppunt kan een afwijkende naam-als-signatuur dragen. En verschillende knooppunten kunnen van dezelfde signatuur zijn voorzien. Voor betekenis komt er immers context bij. Dezelfde signatuur in verschillende contexten leidt tot dito verschillende betekenissen.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
Van méér knooppunten wordt een net(werk) niet sterker, wel groter. Het ‘vangt’ meer. Ook met de vergelijking met een visnet oid. is het trouwens oppassen.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
Voor Metapatroon moeten ter eenduidige identificatie van èlk knooppunt ‘zijn’ twee paden tot en met de horizon beschreven staan. […] Een knooppunt kent in termen van Naess precies één S waarom de verbijzondering in kwestie als het ware draait. Ervóór staat het pad beschreven (dus inclusief eventuele eerdere verbijzonderingen), dat het (informatie)object aanduidt dat is verbijzonderd. En op z’n Naess’ betreft het pad dat erná beschreven staat (nota bene, eveneens inclusief eventuele eerdere verbijzonderingen) de (informatie)situatie (lees ook: context) volgens welke het (informatie)object verbijzonderd is resp. waarin het verbijzonderde (informatie)object ‘bestaat.’
Het verschil dat Metapatroon maakt, en waarom een ander paradigma aan de orde is, is dat à lle knooppunten à nders zijn, en als zodanig allemáál van hetzèlfde (basis)type. Nog principiëler zijn alle relaties zijn volgens Metapatroon van hetzelfde type (want zo’n relatie-exemplaar constitueert een knooppuntexemplaar).
in: Ander metaconcept, enzovoort
Een stelselmatig model biedt een synthese van/volgens voorheen afzonderlijk opgevatte verbanden (lees ook: contexten, situaties). Ter aanduiding van vooral de (aanknopings)punten voor integrale(re) samenhang komt de ene of andere voorheen specifieker gebruikte term gauw ‘krom’ over. Dat blijkt vooral wennen. Uiteraard, een toepasselijker term is altijd welkom. Maar zo’n term is dus niet de crux voor stelselmatigheid; wat telt is het èxtra verband.
De crux van Metapatroon is zgn contextuele verbijzondering. Daardoor is een informatieverzameling (groten)deels opgebouwd uit herhalingen van verwijzingen die voor gebruikers betekenisloos zijn.
Metapatroon telt slechts een ènkele uitdrukkingsvorm voor veranderlijke, oneindige betekenissenvariëteit: contextuele verbijzondering. […] De ene vorm laat zich herhaald benutten (recursiviteit), met gerelateerde knooppunten die afhankelijk van focus een bijbehorend wisselende bijdrage aan betekenis leveren[. …] Als grenswaarde dient (een) horizon. Een object kan slechts verkeren in […] situaties, en per situationeel object bestaat dienovereenkomstig specifiek gedrag. Door een situatie met een context te beschrijven, is de specifieke betekenis volgens situationeel objectgedrag met nodige en voldoende precisie contextueel bepaald.
Het punt van “definities” is nu net, dat volgens een consequent stelselmatige opzet betekenis zelfs principieel contextueel is. Een lijst met omschrijvingen met de pretentie van absolute geldigheid is, kortom, strijdig met stelselmatigheid! Het helderste zicht op wat ‘iets’ betekent, levert … het stelselmatige model. Een knooppunt als contextuele verbijzondering toont met optimale precisie wà t een betekenis heeft volgens wèlke context. Dit is een voorbeeld van hoe stelselmatig ontwerpen kwalitatief afwijkt van de nog alom gangbare lineaire aanpak op basis van logisch atomisme, eerste-orde-logica formalisme en dergelijke.
in: aantekening 51.4
Er is nota bene géén regel denkbaar voor het afleiden van de inhoud qua het gedrag dat b-volgens-a toegedicht is. Sterker nog, dat verloopt voor èlke verbijzondering afwijkend. (Want) anders zou de verbijzondering in kwestie overbodig zijn. Wie hecht aan de aanduiding als regel, kan elk knooppunt voorzien … denken van zijn eigen regel(s) .
in: Wat is reële variëteit ook alweer?
In een goedverbijzonderd model met Metapatroon vertegenwoordigt elk knooppunt een situationeel object met als zodanig eenduidig gedrag. Dat ziet er dan stelselmatig … geregeld uit. Het is vervolgens de vraag of de (gedrags)regels van c.q. voor het situationele object in kwestie de kwalificatie als norm verdienen. In elk geval gaat het daarbij niet om “semantische bepaaldheid,” maar om, over “gebruik” gesproken, door-en-door pragmatische. Door de stelselmatige beperking te veronachtzamen [bestaat] in formeel opzicht [de noodzaak om] voorzieningen voor òntkenning te treffen. Zodra regels echter binnen hun beperking blijven, kan ‘kenning’ volstaan. Dat is dus stelsellogica-in-werking.
in: Motief en norm
In een Metapatroon-model ‘vertegenwoordigt’ een bepaald knooppunt een gesitueerd object. Dat knooppunt drukt immers de samenloop van een object en een situatie uit, met bijbehorend verbijzonderd gedrag. Vervolgens kan dat knooppunt op zijn beurt dienen voor verdere verbijzonderingen annex samenlopen. Daarvoor kan ook dà t knooppunt slechts worden opgevat als — verbijzonderd — object òf als — verbijzonderde — situatie. Valt de keuze op object, dan moet er voor samenloop dus een situatie bij. En andersom een object.
in: aantekening 61.9
Metapattern is ‘really’ simple … but only from the assumption that behaviour is factored, with ob-/subject and situation being universally suited to be identified as — always two — relevant factors. Of course, the idea of recursion is a bit more sophisticated.
in: note 56.19
Verschillende gedragingen van een ob- resp. subject betreffen steeds samenloop met wisselend in verloop van tijd evenzovele verschillende situaties. Met recursief veronderstelde samenloop levert dat Metapatroon op als stelselmatige modelleermethode, dwz geschikt voor ordening van willekeurige betekenissenvariëteit. Voor samenhang tùssen verschillende situationele gedragingen van eenzèlfde ob-/subject komt logisch slechts een zgn nul-identiteit in aanmerking.
in: aantekening 67.9
Het goede antwoord luidt, dat èlk knooppunt in een stelselmatig informatiemodel een definitie betreft, te weten van nodig en voldoende verbijzonderde eigenschappen (lees ook: gedragsbeschrijving).
Voor een controlespoor moet […] het brondocument ervoor beschikbaar zijn. […] Maar is wat telt als zgn brondocument (lees ook: oorsprong) niet door-en-door betrekkelijk? Zo ja, moet dan niet èlk begrip als mogelijke eigenschap — de verwijzing naar — een à nder begrip à ls brondocument hebben? […] Op reële schaal van informatieverkeer moet(en) ook daartussen uiteraard (een) informatierotonde(s) opgesteld zijn voor werkende samenhang.
in: aantekening 70.4
Omdat èlk modelknooppunt aldus voor het gehele informatieverkeersstelsel toont dat, en hoe, een authentieke betekenis wordt gefaciliteerd, is meteen voldaan aan de belangrijkste voorwaarde voor eenduidig gebruik èn hergebruik van informatie. Dichterbij een positief zgn operationaliseringbegrip voor informatiekwaliteit kan je uiteraard niet komen.
Hoe dan ook vormt volgens Metapatroon èlk(e) knoop(punt) juist een […] gedrag(ing) resulterend uit samenloop van ob-/subject met situatie. Er is voor een subject ook niet één omgeving annex milieu, maar een subject ‘kent’ afwisseling van situaties waarnaar het zich dienovereenkomstig afwisselend kan — proberen — te gedragen. Wat daarvoor als het ware overgeleverd is, geldt als object. Een subject, zeg dus ook maar een organisme, heeft er als ware zèlf — enige — invloed op.
[D]ankzij Metapatroon valt betrekkelijkheid wel degelijk praktisch te formaliseren (omdat de grondslag ervan is berekend op betrekkelijkheid).
Volgens Metapatroon geldt èlk modelknooppunt algemener als aanknopingspunt voor gedrag dat uniek is ‘in’ het stelsel dat het model in kwestie dekt. Dat knooppunt telt daarvoor willekeurig (!) twee à ndere knooppunten als samenstellend; voor de ermee veronderstelde samenloop duidt het ene knooppunt een ob-/subject aan, het andere een situatie. Op zijn beurt kan het resulterende knooppunt dienen als — aanduiding van — ob-/subject en/of situatie voor vèrdere samenlopen, enzovoort. In òmgekeerde richting heeft een model een grens(waarde): horizon.
Elk knooppunt kent op z’n Metapatroons een tweeledige oorsprong resp. herleiding; daartoe dienen relaties van dat knooppunt met dienovereenkomstig twee knooppunten […]. Van de beide oorsprongsknooppunten dient het ene als — aanknopingspunt van — context, het andere als — aanknopingspunt van — (informatie)object. De relaties ermee constitueren een knooppunt als contextueel nog weer nader verbijzonderd (informatie)object […]. Vanuit het resulterende knooppunt bekeken kan één van beide relatielijnen van een pijl worden voorzien ter verduidelijking van de gezamenlijke verhoudingen. Er zijn daarvoor twee mogelijkheden. Voor het ontstane knooppunt kan de nadruk liggen op het knooppunt waarvan het een nader verbijzonderd object is. In dat geval wijst de pijl naar dà t knooppunt. De informatieve verhoudingen kunnen echter veeleer ontleend zijn aan veronderstellingen over de zgn externe werkelijkheid (ipv aan zoiets als interne informatiehuishouding). Als een relevant onderdeel geldt dan een situatie waarin een object kòmt te verkeren. De suggestie dat een object naar een situatie toekomt verkrijgt informatieve neerslag door de pijl naar de context te laten wijzen. […] En het is eigenlijk niet zo vreemd, zo’n omkering van oriëntatie voor de overgang van doel- naar middelperspectief.
De relatie tussen twee knooppunten met een derde knooppunt als resultaat is begripsmatig (!) géén eigenschapsrelatie, maar een hoedanigheidsrelatie. Dat maakt Metapatroon kwalitatief immers principieel à nders.
in: aantekening 86.1
Een netwerk is géén hiërarchie, zeker niet exclusief. En het gaat niet om stabiliteit, maar juist om veranderlijkheid (met stabiliteit als grensgeval van — tijdelijk — ontbreken van veranderingen, dwz afwisselende gedragingen). Kenmerkend voor een netwerk is — openheid voor — willekeurige verwevenheid. Ja, recursiviteit heeft nogal wat … hiërarchisch, maar dat beperkt zich niet tot herhaalde ordening volgens geheel met delen.
in: aantekening 86.9
Metapatroon als modelleermethode helpt aan begrip van werkelijkheid [volgens] delen van ob- dan wel subjecten, met per deel situationele (gedrags)verbijzondering. [… Zo] komen betekenissen met Metapatroon tot uitdrukking volgens een netwerkmodel [… en] à ls modelleermethode [legt] Metapatroon dankzij recursie van contextuele verbijzondering alweer minder beperkingen op […] c.q. [laat] variëteit […] principieel […] uitdrukken vergeleken met nog steeds gangbare, atomistisch gerichte methoden.
in: aantekening 87.3
Waar draait — ook — digitalisering om? Dat zijn
gedragsbeschrijvingen, van feitelijk tot en met speculatief beschouwd
om als zodanig uit te wisselen tot en met te be-/verwerken tot wat
verder feitelijk dan wel speculatief valt te beschouwen, enzovoort.
Maar als gedrag inderdaad — pas — eenduidig à ls een
samenloop van enerzijds een ob-/subject, anderzijds een situatie kan
worden beschreven, moet een passende beschrijvings- annex
modelleermethode daar uiteraard op bemeten zijn. Dat is Metapatroon. Je
kunt, herstel, moet daarmee èlk knooppunt in een model opvatten als
identificering van een situationeel verbijzonderd ob-/subject met
bijbehorend specifieke gedragsbeschrijving. Dat ene knooppunt moet
volgens het tweeledige samenloopbeginsel evenzovele knooppunten tellen
waaraan het òpgehangen is. Uitgaande van het knooppunt dat een bepaald
situationeel verbijzonderd ob-/subject identificeert (en, nogmaals,
aldus het unieke aanknopingspunt biedt voor beschrijving van gedrag
volgens een samenloop), staat het ene ophangknooppunt dan voor de
nul-identiteit van het desbetreffende ob-/subject-in-samenloop en het
andere ophangknooppunt voor de desbetreffende situatie-in-samenloop.
Omdat ik een situatie in — zoiets als — de wèrkelijkheid
veronderstel, kan een model die situatie niet (!) omvatten. Dat moet
een beschrijving và n zo’n situatie zijn: context.
Metapatroon paart minimalistische beginselen met open bereik van
ob-/subjectief-situationele gedragsbeschrijvingen dankzij —
verdere — veronderstellingen voor relativiteit en recursiviteit.
Er is relatief aan, dat èlk knooppunt voor nadere
samenloopbeschrijvingen kan dienen als ophangknooppunt voor zowel
nul-identiteit als context. En er is recursief aan dat èlk resulterend
knooppunt op zijn beurt als zo’n ophangknooppunt kan dienen. De
combinatie van die relativiteit en recursiviteit vergt als zgn
grenswaarde nog een aanvullende veronderstelling voor wat kan doorgaan
voor aanvankelijk ophangknooppunt of, zoals het met Metapatroon heet,
de (model)horizon. De horizon biedt een nul-identiteit met een
samenloop als het ware in zichzèlf. Tja, je moet èrgens —
kunnen — beginnen. In elk geval voor stelselmatig dekkende
modellen van betekenissenvariëteit blijkt dat prima te werken. Wie
gedragingenvariëteit echter weigert te kennen — en m.i. daarmee
blijk ervan geeft zowel zichzèlf slecht te kennen als te
veronachtzamen wat anderen … Ã nders denken en doen - blijft
er helaas niets van begrijpen en klakkeloos doormodderen met wat
stelselmatig volstrekt averechtse denk- en doemiddelen zijn.
Het matrixbegrip wordt doorgaans tweedimensionaal opgevat. Dan kan
met Metapatroon èlk modelknooppunt worden uitgelegd als matrix. Een
knooppunt ’beschrijft‘ een situationeel object. Er liggen
daarom à ltijd twee knooppunten aan ten grondslag. Daarvan levert
het ene wat geldt als object(aan)deel en het andere wat geldt als
situatie(aan)deel aan het resulterende situationele object. […]
Stel dat er op enig moment van het object(aan)deel m exemplaren zijn en
van het situatie(aan)deel n exemplaren. De, zeg maar, ruimte voor
daardoor bepaalde situationele objecten laat zich dus voorstellen als
een m x n matrix.
Stel voorts dat er op enig moment p elementen van die m x n matrix
’bezet‘ zijn. Op hun beurt kunnen ze dienen als de rijen
en/of kolommen van ’verdere‘ matrices, enzovoort. Want als
situationeel object eenmaal gevestigd uit samenloop komt het knooppunt
in kwestie in aanmerking om aan alweer nadere verbijzondering(en)
object(aan)deel en/of situatie(aan)deel te leveren. […] In zulke
termen laat een knooppunt dat direct aan de (model)horizon
’hangt‘ zich duiden als een matrix met een oneindig
verondersteld aantal rijen èn een oneindig verondersteld aantal
kolommen.
De stelling dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, veronderstelt resp. wijst op allerlei betrekkelijkheid.