Metapatroon > aspecten van infrastructuur > bekostiging
[D]e Engelse term overhead geeft vooral aan hoe ..., inderdaad, infrastructuur bekostigd wordt. Dus, 'overheid' als financieringsmethode van infrastructuur. Een probleem is nu dat talloze overheden (in de zin van organisaties) eigen budgetten toegewezen krijgen en onder de noemer van integraal management zijn evenzovele infrastructuren het resultaat. Dit wijst op een tegenstrijdigheid, te weten overheid-als-overhead in conflict met (te) integraal management.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
Zo verkrijgt de overheid een relatieve positionering. Dat vereenvoudigt de infrastructuur enorm (mits we die actor-als-abstractie kunnen 'handhaven'). Dat voordeel kunnen slechts fijnproevers herkennen, maar wat de belastingbetaler ervan merkt zijn veel betere basisvoorzieningen voor veel minder geld.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
De organisatorische versnippering van bevoegdheden, nota bene inclusief budgetten, leidt ertoe dat verbeteringen die de richting van heuse infrastructuur opgaan nog geen kans krijgen.
Naarmate bestáánde in- en externe informatiesystemen eenduidig geschakeld zijn, valt navenant voordeel — geld, tijd, kwaliteit — te behalen door het elimineren van duplicatie. Intussen zijn er stellig ook allerlei kansen benut dankzij de nieuwe mogelijkheden.
[I]mmediate benefits of Metapattern are to be gained from intra-enterprise integration. Multicontextual precision eliminates duplication, resulting in huge financial savings, increased quality etc.
in: On metapattern and other themes in information management
Zònder een minimum aan coördinatie ontstaat nooit de ònmisbare infrastructuur voor informatieverkeer in het publiek domein. […] En omdat overheidsorganisaties al jarenlang hun best doen om vooral maar bijdragen aan heuse informatieve infrastructuur te vermijden, is er aan aanhoudende fragmentatie reeds een gigantisch bedrag verspild.
Borging van expliciete samenhang tussen reële betekenisverschillen levert stellig enorme besparingen, terwijl ontkende afhankelijkheden, hardnekkige pogingen tot illusoire begripsuniformiteit e.d. steevast tot onbeheersbare kosten leiden (om maar niet te spreken van tekortschietende kwaliteit van voorzieningen, drempels voor gedifferentieerde ontplooiing enzovoort).
Er zijn historische voorbeelden genoeg dat infrastructuur maatschappelijke dynamiek bevordert (en een groot geldlek dicht).
Je wordt gauw tureluurs van de dwang van een zgn business case. Er is een visie nodig op maatschappelijke dynamiek. Daaruit volgt zicht op nodige en voldoende voorzieningen. Op de schaal van aparte deelnemers valt daarvoor onmogelijk financiering te verkrijgen.
in: aantekening 36.1
‘Acceptatie’ is inderdaad lastig te bereiken. Voor infrastructuur geldt dat nogeens extra. Daarom doen ‘we’ dat ook voor het zgn algemeen belang. Dat roept de praktische vraag naar bekostiging op. Met wat overheidsinstellingen apart verspillen aan hun ten onrechte apart gehouden informatievoorziening, valt infrastructuur voor informatieverkeer (ruim) te financieren. Maar ja, wie wil er samenwerken? Niemand die over de openbare weg fietst, ik noem maar een voorbeeld van infrastructuurgebruik, associeert dat met inleveren van autonomie. Ja, dat houdt verband met ‘cultuur.’
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
De informatierotonde beschermt investeringen in wèrkende informatiesystemen.
in: Stelselmatig overzicht via informatiesleutels
Het probleem met een offerte voor serieuze ontwerpwerkzaamheden is dat je pas boekhoudkundig duidelijk kunt omschrijven wat-er-moet-gebeuren nádat … het-is-gebeurd. Daar komt niemand (dus) ooit uit.
De spreiding van productiviteit vind ik véél groter. Zo is een prutser zelfs oneindig ònproductiever dan een heuse professional. Begin er echter geen discussie over met iemand die dat toch niet begrijpt.
De budgethouder in kwestie moet kunnen vaststellen dat haar/zijn geld besteed is aan … haar/hem, ingewikkelder is het meestal niet. Zolang z/hij die bevestiging krijgt, mag geld feitelijk — maar vooralsnog ònzichtbaar! — vooràl besteed zijn aan infrastructurele voorzieningen. Zeg maar, dat daar dan geen haan naar kraait.
Ik vrees dat het moeilijk is om daar sponsors voor te krijgen. Dat is natuurlijk ook precies waarom tegenstrijdige opvattingen vooral tot kunst(uitingen) beperkt en als zodanig, zeg maar ‘rustig’ politiek marginaal, bestempeld moeten blijven. Want dan kan het bij de schijn van serieuze aandacht ervoor blijven, waarbij eventuele subsidies dienen om de lust op heuse vermaatschappelijking te dempen.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Op reële stelselschaal komt informatiekunde neer op informatieverkeerskunde. Dankzij verkeersoriëntatie moet duidelijk zijn, dat burgers enzovoort de primaire verkeersdeelnemers zijn. Wie ‘ons’ voor infrastructurele voorzieningen, in dit geval voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal, daarentegen als “omgeving” blijft bestempelen, begrijpt er domweg nog steeds niets van en ‘helpt’ slechts alsmaar grotere wanorde te vestigen waaraan ‘we’ meer en meer geld enz. verspillen.
Gelukkig, het kritieke punt betreft slechts een idee, te weten dat van infrastructuur voor informatieverkeer met betekenissenvariëteit. Goedkoper kan niet. Het lijkt echter sterk erop, dat het voor onderling comfort tussen opdrachtgevers en —nemers juist duur moet blijven. Voor dat doel van status en geld zijn mislukkingen zowel op kosten als ten koste van burgers blijkbaar een prima middel.
Zonder, zeg maar, kwaliteitsontwerp vallen de werkelijke kosten doorgaans enkele malen (!) hoger uit dan oorspronkelijk begroot. Erger nog, het resultaat wèrkt niet naar behoren. De systeemaannemer in kwestie gaat er klakkeloos van uit een ‘systeem’ voor gebruik door de opdrachtgever te bouwen. Maar vanwege openbaar bestuur moeten ‘natuurlijk’ burgers gefaciliteerd zijn als deelnemers aan maatschappelijk informatieverkeer. Als het al expliciet gebeurt, analyseert de systeemaannemer louter de ene informatiebehoefte van de opdrachtgever. De opdrachtgever betaalt toch? Maar wie betalen die bestuurder en zijn dus feitelijk de … opdrachtgevers? Wat ontbreekt, is de analyse van informatiebehoeften van primaire deelnemers (lees ook: belanghebbenden) èn synthese met behoud van reële verschillen.
in: Hoelang blijven opdrachtgevende bestuurders blind voor reële betekenissenvariëteit?
Oh ja, ik ging tot dusver voorbij aan bekostiging van infrastructuur. Om vaart in opzet en onderhoud van infrastructuur te krijgen is m.i. de enig productieve … norm dáárvoor financiering uit algemene middelen. Nota bene, dat sluit procesmanagement vergaand kort. Pogingen om daarentegen — vooral — deelnemers voor infrastructuur te laten betalen is vrágen om inhoudelijke moeilijkheden, terwijl het louter om flexibele vòrm moet gaat. Verkeersdeelnemers betalen uiteraard wel degelijk, maar indirect. Als het goed is, helpt verbeterde infrastructuur ze aan hogere welstand en daarvan dragen ze een gedeelte aan de algemene middelen af. Voor deelnemende overheidsorganisaties tellen financiële besparingen. Hoe vlotter adequate infrastructuur beschikbaar is, des te eerder loopt ook financiering ervan dicht. Moeilijker is het niet, maar dat vergt enig beleidsmatig voorstellingsvermogen.
in: Maak het ook weer niet te moeilijk
Voor aparte overheidsorganisaties is bekostiging een heikel punt. Dat leidt er sinds tientallen toe, dat ze liever geld blijven verspillen aan hun particuliere, anti-infrastructurele projecten dan risico van budgetverlies lopen. Dat heeft stellig al een veelvoud gekost van wat met financiering uit algemene middelen allang had kunnen slagen (mits, over beleid gesproken, met voorrang adequate maatregelen voor stelselmatige ordening van reële betekenissenvariëteit voorgeschreven waren). Het hele gedoe met zgn business cases is voor heuse infrastructuur contraproductief (want plaatst onverminderd een particulier belang voorop) .
in: Infrastructuurcommissaris informatieverkeer
Voor infrastructuur is het helemaal duidelijk. Wat niet werkt, is pas duur.
In en voor zgn organisaties, zowel bedrijfsleven als overheid, overheerst nog steeds de fixatie op aparte actoren. Dat heet vaak: business. De misvatting is gegroeid dat informatie louter actorspecifieke voorzieningen vergt. Het is eerder andersòm. Onbegrip heeft zich echter stevig gevestigd en geleid tot de averechtse maatregel om elke actor te laten beslissen over besteding van ‘het’ budget voor ‘zijn’ informatievoorziening. Een aparte actor beschouwt zichzelf niet eens als verkeersdeelnemer, laat staan dat hij vanuit ‘zijn’ budget wil bijdragen aan financiering van infrastructuur voor informatieverkeer. […] Zodra erkend is dat informatie vooral tùssen actoren werkt, ligt — pas — de conclusie voor de hand dat exclusieve verdeling van informatiebudgetten over aparte actoren door-en-door contraproductief is. Er moet — wederom — een budget voor infrastructuur voor informatieverkeer komen. […] Een begin met herbudgettering zou kunnen komen van een, zeg maar, informatieverkeersheffing op de aparte budgetten. Volgens een gering percentage valt er al véél te … verdienen. Let wel, met dat geld moet wèl op kortst mogelijke termijn infrastructureel geleverd worden. Dat is moeilijk, omdat daarvoor thans de vakmensen ontbreken. De vraag was, en is nog steeds, afkomstig van opdrachtgevers volgens strikt hun eigenbelang. Dat leidt dwangmatig tot ‘professionals’ die niets meer kunnen leveren dan wat jij zo treffend puntoplossingen noemt. De reële vraag is echter naar een flexibel lijnenstelsel … Zonder zgn informatieverkeerskundigen helpt een infrastructuurbudget nog steeds niets. […] Hoe budgettering geregeld is, maakt onderdeel uit van zgn institutionalisering. [… P]roblemen [ontlenen vaak hardnekkigheid […] aan institutionele oorzaken; de vermeende oplossing verergert problemen.
Aan ontkenning van gedragsdynamiek gaat tegenwoordig ook facilitering van informatieverkeer mank. Met digitale technologieën worden daarvoor voorzieningen getroffen zònder besef van reële betekenissenvariëteit. Dat gaat daarom voortdurend mis: voorspelbare verspilling.
in: Neomarxistische pragmatiek voor informatieverkeerskunde
Overigens gaf ik een te simpele voorstelling met de eis om “onderscheid [te] maken tussen 1. benodigde voorzieningen per actor en 2. algemene verkeersvoorzieningen, ofwel infrastructuur voor informatieverkeer.” Want uiteraard is tegelijk de verhouding ertussen aan de orde. Ik zie echter nog geen publiek dat voor die boodschap ontvankelijk is. Daarom hield, en houd, ik het eenzijdig op noodzaak van zulk onderscheid. Wat de verhouding betreft, is het zo dat voorzieningen ad 1 naar de aard van informatieverkeer tevens onderlinge afstemming(smogelijkheid) vergen. Daarvoor verdienen betekenissen voorrang en dankzij contextuele verbijzondering à la Metapatroon kunnen samenhangende betekenisverschillen worden bijgehouden, met veranderlijkheid van dien. Die ordening staat principieel lòs van welke technologie dan ook voor — beheer van — registratie. Het is wèl zo, dat gebruik alom van zgn digitale technologie meer dan ooit dwingt tot maatregelen voor adequate opzet voor veranderlijke betekenissenvariëteit. Daarvoor moeten‘we’een stelselmatig informatiebegrip expliciteren, enzovoort. Zo beschouwd valt er voor bekostiging géén neutrale grens tussen voorzieningen ad 1 resp. ad 2 te trekken. Vroeg of laat stellen‘we’daarvoor nogal willekeurig nadere regels vast. Dat is voor fysieke mobiliteit gemeengoed, en beseft daarom vrijwel niemand. Wie een fiets bezit, moet in het donker zorgen voor werkende verlichting. Die dient zeker in de stad niet zozeer om zèlf beter de weg e.d. te zien, maar om door àndere weggebruikers beter gezien te wòrden. Het is echter zó geregeld, dat die anderen niet voor de fietsverlichting van de ene betalen; dat‘moet’iedereen voor zijn eigen fiets doen.
in: aantekening 55.6
Ik weet het natuurlijk ook niet, maar ben principieel voorzichtiger
vanwege relativerende aannames, erkenning van reële verschillen,
bevordering van evenwichtige verhoudingen. Hoe dan ook zie ik méér in
infrastructuur (in de betekenis materiële èn immateriële voorzieningen
ter facilitering van verkeer). In plaats van afschaffing van
persoonlijk eigendom moet daarvoor zulk eigendom erkend, beschermd enz.
zijn. Dat is dan voorwaarde voor resp. grondslag van heffingen (lees
ook: belastingen) ter financiering van infrastructuur. Zulke heffingen
relativeren eigendom. Tot welke heffing heeft eigendom voor een
individu nut? Tja, ook dàt verschilt van subject tot subject èn van
situatie tot situatie …
Een gangbare opvatting van (belasting)heffing is dat
inkomensherverdeling het doel ervan is. Maar is dàt geen middel voor
infrastructurele ontwikkeling, die op haar beurt evenwichtiger
verhoudingen met maatschappelijk verkeer dient? (Want) is het effect
van een toegekend inkomen niet, dat het individu in kwestie
in‘staat’gesteld is aan verkeer deel te nemen met bijdragen
(lees: gedrag) volgens eigen motieven? Daar lijkt weinig van terecht te
komen. Voor zover dat aan valse verwachtingen ligt, moet er tijdens
opvoeding en —leiding tot maatschappelijk verkeersdeelnemer iets
aan zijn te doen. Indoctrinatie werkt volgens mij averechts. Wie zich
bewust raakt van — zijn — subjectief situationisme, kent
deelnemerperspectief over en weer. Elk individu leidt een door-en-door
verkeersleven, van doorlopend verhoudingen.
Wat schaal betreft, hebben M&E uiteraard gelijk dat er geen
ontkomen is aan wereldomvattende maatregelen. Zolang het mogelijk
blijft in een andere staat aan belastingen te ontsnappen die de ene
staat zou moeten heffen, is infrastructuur vooral een nationale kwestie
met navenante verkeersbeperkingen. En voorzover het verkeersbereik
groeit, raken talloze deelnemers daardoor slechter ipv beter af.
[…] Het is van èlk subject verlicht eigen belang om zijn
dynamische situationaliteit inclusief intersubjectiviteit te
beseffen.
[A]an wat feitelijk beroerd werkt, geven afzonderlijke
opdrachtgevers opgeteld een veelvoud uit aan wat een heuse
infrastructuur voor informatieverkeer ze zou kosten (en die dan nog
deugdelijk werkt, óók).
Maar met financiering van wat voorzieningen heten, zijn we er uiteraard
niet. Ze moeten ook daadwerkelijk als infrastructuur worden opgezet,
met alle stelselmatigheid van dien. Zolang ònbegrepen blijft wat
stelselmatig inhoudt, is alles wat met de zoveelste ad-hoc
financieringsronde opgehaald wordt, weggegooid geld. […] Wat de
geldverschaffers aan overheidszijde nog willen, dat met hun geld
gebeurt — dat klopt trouwens al niet, waarover zij beschikken is
immers belastinggeld — is al sinds jaren precies waarmee ook zij,
maar vooral alle burgers, niet gediend zijn. Vanwege het achterhaalde
paradigma waarvan zij zich niet bewust zijn, beseffen ze niet dat er
een alternatief is.
[V]erspreide budgethouders [willen] — wat zij elk afzonderlijk ervaren als — hùn concrete problemen opgelost […] hebben. [Het gevolg is dat] reële maatschappelijke problemen […] ònopgelost blijven resp. verergeren. Maar ja, […] zij beslissen over geldbesteding.
Ach, financiering. Wat blijft een geld verspild aan apartheidsvoorzieninkjes, vaak trouwens megalomaan opgezet, met als gevolg de nodeloze verwarring over betekenissen waarmee de verschillende bestuursorganen burgers en bedrijven opzadelen. Los die opgave op, en de rest volgt bijna vanzelf. [Praktisch zijn alle punten] dus ondergeschikt aan (want àfgeleid van) de opgave van ordening van betekenissenvariëteit. […] Natuurlijke, feitelijke veranderingen gaan doorgaans stapsgewijs. Maar wie werkelijk verder wil komen, kan beter van meet af aan de goede richting inslaan. En voor infrastructuur voor informatieverkeer behoort erkenning van reële betekenisvariëteit richtinggevend te zijn.
[B]estuurlijk onvermogen leidt tot zoiets als rekenkundige ontleding in de verwachting dat de budgettaire optelsom der uitbestede delen voordeliger het geheel vormt. Maar daardoor bekommert niemand zich meer om wat er tùssen die zgn delen gebeurt. Daardoor gaat het met het geheel vroeg of laat mis. Voor wie het graag slechts over geld wil hebben, dat is dan geen delen-vermomd-als-optellen meer, liefst aftrekken-voor-besparen zelfs, maar prompt vermenigvuldigen van kosten.
Ik vind het opnieuw verbluffend hoe snel, en veelbelovend, [een
ontwerpmodel] vordert volgens verkeersoriëntatie. Het is in dit geval
dus de truc om aanvankelijk vooral géén model van zoiets als interne
processen van zo’n organisatie op te — willen —
stellen. Wat — ook — [zo’n organisatie]
‘doet,’ betreft altijd maatschappelijke gebeurtenissen.
Daarom is het ‘logisch’ om met modellering van zulke
gebeurtenissen te beginnen. Die ruimste schaal dwingt tot
veralgemenisering, waardoor het model zowel compact als flexibel
uitvalt. Pas vervòlgens kan de bemoeienis van de [organisatie
inkwestie] erop worden geënt. Dat blijkt eveneens vergaand te
veralgemeniseren, zodat het resulterende model veel ruimer relevant
blijft. O.a. wat d[i]e [organisatie] ‘doet,’ laat zich
faciliteren door parameterisering van variabelen.
Inderdaad, het probleem met zo’n algemeen(st) geldig model is dat
een specifieke opdrachtgever zich er niet onmiddellijk in kan
herkennen. En wanneer z/hij het na enige uitleg begrijpt, wijst z/hij
het àf. Z/hij is toch geen gekke Henkie?! Moet ik soms betalen voor wat
iemand anders dan voor niets krijgt? Dat ga ik niet doen. Dan helpt het
niet om te verklaren, dat algemeen opgezette voorzieningen veel
goedkoper e.d. zijn dan specifieke.
Een domeinoverstijgende aanpak vergt een zgn paradigmawissel. Dat is nu eenmaal moeilijk. Er zijn echter prompt voordelen haalbaar door samenhangende èn toekomstvaste informatievoorziening, inclusief beheersbare ontwikkeling tegen — aanmerkelijk! — lagere kosten.
[D]oe, zeker vooralsnog, niet al te moeilijk over directe investeringen. Misgun andere deelnemers voordeel op ùw kosten niet, vooruit, indien uzèlf allang méér dan voldoende voordeel van besteding van tijd en geld aan verbeterd verkeerstuig hebt. Trouwens, dat budget komt óók van algemene middelen, nietwaar, dus wat maakt het uit?
in: Dringende Oproep
Een — extra? — belemmering voor infrastructurele oriëntatie is ooit ontstaan door budgetten voor ‘automatisering’ over te hevelen naar en te verdelen over verantwoordelijke lijnfunctionarissen (terwijl er voordien meestal een ènkel automatiseringsbudget was voor de desbetreffende stafafdeling). Zo’n lijnfunctionaris heeft zo haar/zijn eigen taakstelling en houdt het abusievelijk voor daadkracht om digitalisering tot haar/zijn organisatorische onderdeel te beperken. Tja, laat informatie nu nèt vooral haaks op organisatorisch getrokken grenzen verlopen, en zo door naar deelnemers aan informatieverkeer elders, en terug, enzovoort. Wat een verstandige beperking lijkt, leidt voor het organisatieonderdeel in kwestie aldus juist tot verstarring.
in: aantekening 63.2
Voor de langere termijn is tevens belangrijk dat elke investering opbouwend is èn blijft. Nogmaals, dat komt door van meet af aan volgens Metapatroon voor stelselmatige opzet te kiezen, dwz optimaal beheersbaar uitbreidbaar zònder verlies van eerdere investeringen in tijd, geld en moeite.
in: aantekening 64.4
Nou ja, wat ‘we’ willen bereiken is controleerba(a)r(der)e macht(sverhoudingen). Indien ‘we’ uit zgn algemene middelen de aanleg en het onderhoud van fietspaden enz. bekostigen, waarom doen ‘we’ dat dan niet óók voor informatieverkeerspaden[?]
In grotere organisaties zijn budgetten voor digitalisering verspreid geraakt over, zeg algemeen maar even, afdelingen ervan. Omdat besluitvormers aldaar als regel géén informatiekundigen zijn (of wie ook maar vertrouwd is met abstractie volgens — wiskundige — functies), ontgaat ze de noodzaak van de deelsprong van-exemplarisch-naar-soortelijk. En verantwoordelijk gesteld voor die ene afdeling kiest de besluitvormer in kwestie met voorrang wat dáárvoor van belang is; dat belemmert de deelsprong van-atomair-naar-stelselmatig. Met atomair bemeten digitalisering houdt soortelijkheid inderdaad steeds òp bij het desbetreffende (afdelings)domein. […] Stelselmatigheid raakt zelfs àctief gefrustreerd, zodra de ene afdeling haar soortelijkheid opdringt aan andere afdelingen, enzovoort. Zgn ict-ers houden er eindeloos betaald werk aan over. Dat leidt dus tot niets, herstel, tot steeds minder, en laat iedereen verward over de reden van mislukking … om het vervolgens nòg eenzijdiger met macht te proberen, ofwel nòg frustrerender voor deelnemers aan informatieverkeer waarvoor orde bestaat uit — erkenning van — reële betekenisverschillen inclusief samenhang ertussen.
Je kunt je terecht afvragen, of [een aparte] organisatie […] geld moet uitgeven aan aldus alom bruikbare, zeg daarom gerust infrastructurele, voorzieningen. Moet dat niet, inderdaad, onder informatieverkeer-infrastructurele verantwoordelijkheid gebeuren? En is [elke organisatie] dan ‘gewoon’ een deelverzameling deelnemers? Dit zouden slechts retorische vragen behoren te zijn.
Maar minder uitgeven tikt natuurlijk netzo hard aan als meer ontvangen. Is het een idee om als het ware terloops te vragen of meedenken over ict-besparingen, oh ja, in combinatie met stelselmatig verbeterde digitale toegankelijkheid, op prijs gesteld wordt?
Een infrastructuur die zulke dagelijkse variëteit van willekeurige, vooruit, burgers faciliteert, kan stellig moeiteloos met het geringe aandeel aan informatieverkeer overweg waarbij overheid minstens één van de interactiedeelnemers is. Wat maken we ons daarvoor eigenlijk druk? En dankzij algemeenst denkbare opzet kan implementatie geleidelijk en beheersbaar gebeuren. Welke overheidsinstelling heeft op enig moment geld ‘over’ voor wat niets meer dan alweer wat verder zgn uitrollen is? Ik herhaal dat het een nieuw vàk is om voorzieningen — als infrastructuur — zó te ontwerpen, enzovoort.
Wèl hebben ‘we’ daar wederom de crux van infrastructuur! Daarbij gaat het immers om voorzieningen met nut voor willekeurige leden van de zgn gemeenschap, maar waarvan de kosten van verwerkelijking door niemand individueel zijn op te brengen. Daarom treffen ‘we’ ze … gemeenschappelijk. Dat doen ‘we’ sinds mensenheugenis voor van alles en nog wat, ook en vooral voor wat ik nu maar even fysiek verkeer noem. Radicaal anders is dat dus helemaal niet. Wat er wèl moet gebeuren, beter laat dan nooit, is dat digitale facilitering van informatieverkeer eveneens tot infrastructuur gerekend gaat worden.
Moet het een troost zijn dat zulke wèrkelijke infrastructuur elders vrijwel alom nog minder ver gevorderd is? En kan juist informatieverkeer niet grenzeloos verlopen? De gebrekkige voortgang is stellig deels zeker te wijten aan sterk gefragmenteerde bekostiging. De financiële middelen die eraan besteed zouden moeten worden, zijn verspreid over talloze overheidsinstellingen en aldus versnipperd. Bijgevolg (!) heerst daar onverminderd, nogmaals, infrastructurele retoriek ten spijt, het voor informatieverkeer allang achterhaalde idee van eigen-instelling-eerst. Motto: Ik betaal er toch voor, nou dan! Nee, dat is geld als belasting geïnd van burgers en bedrijven. Enfin, iedereen gaat en blijft apart weliswaar onder de noemer van infrastructuur aan de slag, maar dat past uiteraard nooit.
[D]e opzet als ware het reeds infrastructuur [bevordert] het gebruik ervan door andere deelnemers. Dat levert ook weer allerlei voordelen voor de [overheidsinstelling in kwestie] op. Klaag vooral niet dat die andere deelnemers dan o.a. financieel […] profiteren, want dan gebeurt er nooit iets. Zijn de reeds infrastructureel bemeten voorzieningen voor stelselmatig informatieverkeer zèlf op te brengen. Zo ja, doen! Zo nee, ga met het deugdelijke voorstel ervoor langs bij wie wèl kan — helpen — financieren (en/of van wie het formeel als zgn stelselverantwoordelijkheid geldt).
Het idee met infrastructuur is o.a. dat er per organisatie, laat staan per individu, géén zgn business case is om zèlf zulke voorzieningen te treffen[. …] Daarom doen ‘we’ dat mede uit solidariteit ‘samen.’ […] Wat is er zo moeilijk aan om wat we sinds jaar en dag voor allerlei andere onderwerpen van zorg doen, nu óók voor digitaal informatieverkeer te verzorgen?
Indien het onmiskenbaar is dat informatie dient ter afstemming van gedrag, mag ik het toch wel èxtra opmerkelijk vinden dat juist mensen die zichzèlf vakkundig achten mbt — hulpmiddelen voor — informatievoorziening, zich vaak niets aantrekken van wat elders allang bedacht enzovoort is. Overigens blijkt voor èlk specialisme resp. beoefenaren ervan moeilijk te ontsnappen aan middeloriëntatie. Daarom houd ik vol om te pleiten voor voorrang voor doel- annex werkelijkheidsoriëntatie.
Wat bekend staat als business case is ongeschikt om de kosten van stelselmatige voorzieningen te beoordelen. Het gaat immers niet om exclusieve voor- en nadelen (zoals een bedrijf doorgaans voor zichzèlf rekent). Tot aspectverantwoordelijkheid behoort borging van voorwaarden in het algemeen belang (en daarbij past de aanduiding deelnemers).
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
De noodzakelijke proactieve houding vergt een noemer als algemeen belang inclusief gemeenschappelijke financiering volgens solidariteitsbeginsel.
Voor digitaliseringsprojecten is er een zwaarwegende reden om zelfs
èxtra belang aan ontwerp(en) toe te kennen. Het betreft de
kostenverhouding.
De ontwerpkosten van, bijvoorbeeld, een tunnel zijn uiterst gering in
verhouding tot de daadwerkelijke aanleg (lees ook: uitvoering) ervan.
Althans, met een deskundig opgesteld ontwerp. Zònder zo’n ontwerp
ontspoort die verhouding zelfs. Want wat voor ontwerp moet doorgaan,
kost vrijwel niets en daardoor lopen de uitvoeringskosten de pan
uit.
De ’aanleg‘ van een informatieverzameling plus beheer- en
verwerkingsprogrammatuur vergt ter voorbereiding verhoudingsgewijs méér
ontwerpinspanningen. Ofwel, zònder ontwerp ontspoort uitvoering nòg
sterker. Dat beseffen programmatuurbedrijven in zoverre, dat zij het op
ontsporing laten aankomen en daarom opdrachtgevers bewegen tot zelfs
bij voorkeur opdrachten à la “geïntegreerde aanpak,” maar
de daardoor aangejaagde risico’s geheid voor rekening van
opdrachtgevers laten blijven komen. Aldus méér werk, méér omzet.
De kostenverdeling is géén criterium om de verhouding tussen ontwerp en
uitvoering te bepalen. Voor een project bepaalt het ontwerp de
uitvoering. Als er voor fysieke bouwwerken àlle reden bestaat om die
(werk)verhouding zo te volgen, dan geldt die voor
digitaliseringsprojecten zo mogelijk nòg sterker.
in: aantekening 78.9
Maar is dit allemaal niet veel te moeilijk, zeg ook maar theoretisch? Mijn wedervraag luidt wat er mis aan is om naar een redelijke verklaring te zoeken voor wat informeel alom erkend wordt als aanhoudende verspilling van geld, moeite en tijd. Wat kan er praktischer zijn dan wèl bruikbare resultaten? Mag enige voorbereiding soms niet een fràctie van die moeite kosten?
in: aantekening 82.1
Wat beheer zelfs kenmerkt, is dat de kosten — en opbrengsten — voor afzienbare termijn redelijk voorspelbaar zijn. Kenmerkend voor verandering is daarentegen nu eenmaal dat zulke voorspelbaarheid ontbreekt. Omdat er — in elk geval voor een overheidsinstelling — aan budgettering niet valt te ontkomen, moet minstens verkenning kunnen blijven gebeuren inclusief het doen van ontwerpvoorstellen en dienovereenkomstige proeven. Dat vergt echter een bescheiden budget, zeker vergeleken met het beheerbudget. De uitkomst van zoiets als de vermenigvuldiging van budget met hiërarchische positionering moet dan gelijk uitkomen voor beheer en verandering. Ofwel, het — veel — kleinere veranderbudget wordt dan als het ware gecompenseerd door de èxtra geborgde aandacht ervoor van het overkoepelende bestuur.