Metapatroon > ontwerper > practicus
The heuristics of finding an optimal conceptual model/structure are practically limited by the modeling time available, as well as by the knowledge and imagination the modeler brings to the task and can inspire in other stakeholders.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
[T]he modeler may already feel familiar with some parts of the problem, seeing opportunities for reuse of conceptual models. A more or less stable conceptual solution may then be called a pattern, but even then a modeler should always question its stability (perhaps an established pattern does not really serve a particular new requirement). With microscopic possibilities for contexts, existing patterns are easily modified or entirely new patterns developed.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Formal flexibility should not overwhelm the designer as a contradiction. He must pursue it as a practical reality; again, perspectival phenomenology offers guidelines. Most practically, too, the conceptual formalism for controlling — dynamics of — perspectival variety serves the express purpose of implementation with digital technology.
Omdat Metapatroon kwalitatief (kennelijk) toch iets ànders is, valt praktisch ontwerp-/modelleervakmanschap ermee onmogelijk te bereiken langs de weg van analyse van thans gangbare methoden. Je moet ermee aan de slàg. Een heus informatiemodel à la Metapatroon geeft pas gevoel voor, inzicht in (nieuwe) synthese.
In betekenis, althans voor de alsmaar complexere gebouwde omgeving, verhuisde de term architect ooit naar de ontwerpkant. Zo beschouwd kan het inmiddels aanleiding tot verwarring geven door iemand die vooral uitvoerend bijdraagt (nog) architect te noemen.
[De] verstokte systeemdenker weet […] dat ketenregie, stelselregie enzovoort een kwalitatief andere, nieuwe opgave vormen. Hoe maken we een productief beginnetje? Dus meteen praktisch genoeg, maar in potentie met de passende variëteit om ontwikkeling tot volwaardig stelsel te blijven faciliteren. Juist ruime ontwerpbenadering maakt beheersbare veranderstappen mogelijk.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 2
Metapatroon is slechts hulpmiddel voor de ontwerper. Hoe kan z/hij genoeg weten voor stelselmatig bereik? Precies, bronnen raadplegen, verantwoording over gebruik afleggen.
in: aantekening 42.3
Verder vraag ik me af, wat het nut is […]. Ik heb sterk de indruk, dat je het antwoord eigenlijk al moet kennen om er de vraag naar te kunnen formuleren. Daar heb je praktisch dus niets aan. Als je weet waarnaar je zoekt, heb je het immers al gevonden en hoef je niet vèrder te zoeken.
Er is met Metapatroon aangetoond dat de variëteit methodisch beheersbaar is. Het is verder een kwestie van kunde en wel stelselmatige ofwel civiele informatiekunde. […] Er zijn kundige ontwerpers nodig.
Tegelijk is er niets mysterieus aan ontwerpen. Op de schaal van de ene, nota bene veranderlijke ruimte bestaat geen absoluut onwrikbaar oriëntatiepunt[. …] Zoeken naar een bruikbaar, zo nodig variabel beginpunt is dus volstrekt normaal[.]
in: De ene ruimte voor informatieverkeer
In de ene, dynamische betekenis is architectuur het ontwerpen-als-activiteit. Met architect is dan een ontwerper bedoeld.
in: Bedoelt u soms constructieprincipes?!
Een informatiekundig ontwerper vind ik iemand (m/v) die voorzieningen voor informatieverkeer bedenkt en ze zodanig specificeert dat ze optimaal operationeel werken. Die werking geldt de complete levenscyclus, dus nota bene inclusief (eventueel steeds verder) ontwerp, ontwikkeling, beheer en onderhoud en tenslotte verwijdering.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
In professioneel opzicht is het begin reuze simpel. Ontwerp allereerst een — eerste versie van een — stelselmatig informatiemodel met het potentieel dat daaraan (pas) ontleende hulpmiddelen de reële — variëteit van — informatiebehoeften faciliteren.
Wie de illusie van het absolute middelpunt verlaat, kan ook zèlf productief blijven cirkelen. Dan manifesteert de ontwerper zich met het oprichten van de zoveelste mijlpaal, op weg naar de volgende. Altijd zo voorlopig moet uiteraard vooral een vruchtbaar curriculum vergaand tijdelijk geldig ontwerp zijn.
in: Kringloop zonder middelpunt
Daarom moet de aanname niet luiden dat absoluut geldige betekenis van informatie haalbaar is, laat staan om verschillende informatiesystemen/-verzamelingen te vervangen. Omdat ze er stellig niet voor niets zijn, moeten ze zeker in eerste aanleg juist gehandhaafd blijven.
in: Stelselmatig overzicht via informatiesleutels
Op de reële schaal van informatieverkeer geef ik qua (ontwerp)houding […] de voorkeur eraan om juist àlles als proef te beschouwen. Daarom faciliteert Metapatroon niet alleen variëteit van informatiewaarden, maar tevens van structuur.
in: aantekening 46.1
I’ve written these remarks on Metapattern in order to support the claim that in some other sense it provides not a metameta- but instead a subsubmodel, or something. It aims to contribute, not to rule. So, please don’t read the-explanation-of-the-world in it. I would prefer it, if you’d ‘just’ favor and apply Metapattern’s powerful … instrumentality.
in: note 47.29
Tja, dat is natuurlijk prompt een pseudoprobleem volgens de aanname dat “out of context” überhaupt niet bestaat.
in: Ander metaconcept, enzovoort
Ik kan er slechts van maken dat het een verspilling van tijd en
moeite is om dergelijke lòsse beweringen voor modellering serieus te
nemen. Voorgestelde modelconstructies volgens klassiek metaconcept zijn
doorgaans ondoorgrondelijk vanwege impliciete aannames,
vooringenomenheid, tautologiserende formalisaties, enzovoort.
Verantwoord gebruik van Metapatroon verlangt van de modelleur
expliciete erkenning van betrekkelijkheid, met bijbehorende beperking,
van kennis. Daarvoor staat in een model de horizon symbool. Ja,
uiteindelijk is cirkelredenering onvermijdelijk. Wijs daarom zo
duidelijk mogelijk aan waar(aan) dat ligt. Dat houdt verwarring
minimaal.
Zonder de illusie van absolute kennis is er (pas) ruimte voor
relevante precisie, wat volgens Metapatroon lukt dankzij recursieve
situationele verbijzondering.
in: Ander metaconcept, enzovoort
Bij uitstek voor een mens als ontwerper geldt dat hij daarenboven weet dat denkbewegingen noodzakelijkerwijs beperkt moeten worden gehouden. Een ontwerp is immers handelingsplan. Dat plan moet er tijdig zijn, anders heeft de handeling in kwestie geen zin meer. Een overhaast opgesteld plan werkt echter ook averechts. Op enig moment legt hij — zich met — een ontwerp vast, hoe veranderlijk dat (tussen)resultaat ook is.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
Het is niet eenvoudig om trouw te geraken aan, zeg maar, integrale oriëntatie inclusief daarvoor benodigd stelselmatig vakmanschap. Daarvoor moet de ontwerper tot handelen bereid zijn in weerwil van — besef van — zijn onlosmakelijke tekort.
in: De stelselmatige levenskunst van Hella Haasse
Een steekhoudend ontwerp, dat vanwege erkenning van tijd ook nogeens, zeg maar, open moet zijn, is natuurlijk moeilijk begrijpelijk te krijgen. Zo kan noodzakelijke openheid worden opgevat als onzorgvuldige vaagheid, enzovoort.
in: Verantwoordelijk ontwerpgedrag
Whether ambiguity has been sufficiently dealt with, can only be determined pragmatically. Does the exchange of information so specified lead to intended behavior? For “every sign is a request for compliance.”
in: Metapattern for complementarity modeling
[M]et fragmenten-zonder-conclusie probeer ik onvermijdelijke voorlopigheid uit te drukken. Ik had er nog jaren mee kunnen dóórgaan, van alles en nog wat erbij halen, de tekst eindeloos laten groeien … Maar minder rommelig wordt ’ie daardoor natuurlijk niet, integendeel. […] Tja, wat je niet eens vasthoudt kan je ook niet loslaten. Het is, alweer onvermijdelijk, lòs, punt. Intussen ervaren we dat we verder moeten, en dat doen we dan maar …
Het is allang de hoogste tijd dat opdrachtgevende bestuurders ruimte geven aan informatiekundige ontwerpers voor, laat ik het maar noemen, productieve problematisering.
in: Mooi meegenomen
Een informatiekundig ontwerper hoeft er met een model à la Metapatroon […] niet op uit te zijn als maker van een kunstwerk erkend te worden. Zijn voornaamste criterium, altijd heel praktisch, is relevante verbijzondering. Zijn de reële verschillen inderdaad voorzover nodig en voldoende gemaakt inclusief uitgedrukt, en is tussen die verschillen hun netzo reële samenhang — modelmatig — gevestigd?
in: Mooi meegenomen
‘We’ zitten dus nog altijd met een schromelijk tekort aan stelselmatig georiënteerde informatiekundig ontwerpers. Overigens slaagde ik er in academische kringen ook nog niet in om informatieverkeerskunde voor opleiding en onderzoek te agenderen. Dat geeft vooral in het geval van de Delftse faculteit Techniek, Bestuur en Management te denken, omdat ze daar infrastructuur op de voorgrond plaatsen.
in: aantekening 51.4
De benoeming resp. erkenning van het differentiële subject als gedrager (lees ook: handelaar) bevestigt dat het subject spreekwoordelijk steeds slechts één af andere schaduw van zichzelf ‘ziet.’ Hij kan er onmogelijk overheen springen en zichzèlf totaal ervaren. [Na e]kele mislukte waagsprongen […] moet iedereen er [dan] ook mee ophouden[. …] Wat wij kùnnen leren, is meer besef van de verscheidenheid aan schaduwen en dat, als we springen, we gewoon een andere schaduw moeten verwachten.
in: Motief en norm
Mijn, zeg maar, vertrekdiscipline is informatiekunde. Het beroep dat ik wil helpen ontwikkelen is dat van informatiekundig ontwerper.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Zo heeft het evenmin zin om onder de noemer van louter paradigma’s te wedijveren. Wat telt, zijn gevolgen. Waarom zou je de voorkeur geven aan Bohrs theorie van complementariteit? Heel praktisch, omdat je dankzij die theorie bruikbaardere verklaringen enz. kunt blijven geven. De rechtvaardiging zit ‘m dus niet in die theorie/dat paradigma zèlf, maar in wat je ermee kùnt. Wel beschouwd valt er aan een paradigma zèlf helemaal niets te begrijpen. Hoezo, nul? Wat is dàt nu voor een getal? Het is in puurste zin een conceptueel instrument. Dat moet je uitproberen. Als je er niets verder mee komt, of door gebruik zelfs schade veroorzaakt, heb je althans in die context kennelijk een ànder gereedschap nodig. Indien de resultaten ermee je wèl bevallen, dan ga je dóór met gebruik ervan. Door ervaring verbeteren resultaten èn begrip van de bijdrage eraan door gereedschapsgebruik. Met Metapatroon is het niets anders. Enig resultaat zit nooit ‘in’ zo’n methode, maar is er ‘mee’ haalbaar. Daarvoor moet je het dus gebruiken, heel gewoon.
It is what theory should be directed at. When it seems that current theory is insufficiently practical, as it often is, I’m afraid, there’s in my view no escaping the practicality of developing a better theory, and so on. This is what a responsible engineer understands, and practices.
in: note 53.4
That nothing exists outside situation (also read: context) is no doubt — still — counterintuitive, but it certainly helps solve problems in information systems[.]
in: note 53.14
Zo is het bij nader inzien maar hoe je het bekijkt of een grens tussen systeem en omgeving geldt. En het hangt er maar vanaf wat complexiteit betekent.
Dat is inherent aan — groeiend aandeel van gebruik van — teken als oorzaaksoort. Daaraan is toespitsing (lees ook: verschil) inherent door — enneadische dynamiek volgens — het motivationele karakter van een concept, het contextuele karakter van een signatuur resp. het situationele karakter van gedrag. Anders dan axiomatisch kan variëteitspotentieel door-en-door pràktisch niet geborgd zijn. Maar zijn die mogelijkheden toereikend? Dat hangt van de opgave af.
En het is de, inderdaad pas volgens het nieuwe kader retorische, vraag of bijdragen volgens achterhaalde veronderstellingen het predicaat professioneel verdienen.
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
Als informatiekundig ontwerper herken ik gewoon allerlei problemen met digitale facilitering van informatieverkeer in samenleving. Die kunnen heel praktisch slechts volgens nodig en voldoend samenhangende aanpak opgelost worden. Daarvoor heb ik allereerst in methodische zin gereedschap ontwikkeld, ingewikkelder wil ik het niet maken, alstublieft!
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
Daarentegen is Metapatroon een ontwerpmethode/-taal, ofwel een middel. Een model dat ermee wordt opgesteld, is nodig, maar nooit voldoende. Het gaat om wàt er volgens zo’n model daadwerkelijk ontstaat, dus concreet bruikbaar, aan voorzieningen voor informatieverkeer. Daarvoor is precisie van uitdrukkingsmiddel òngeacht schaal c.q. variëteit van verkeer onontbeerlijk.
Metapatroon helpt een ontwerper/modelleur om variëteit eenduidig te ordenen. Dat lukt slechts binnen een horizon.
Er worden problemen opgeworpen die het volgens een principieel andere insteek helemaal niet zijn. De crux is om […] te modelleren op relevante schaal. Dat vergt ivm variëteit nu eenmaal een passende modelleermethode èn mensen die er deskundig mee omgaan. Met Metapatroon bestáát zo’n methode. Voor bekwame modelleurs is met spoed gedegen opleiding nodig. Anders blijft het aanmodderen.
Ook een metatheorie geldt dus steeds maar weer provisorisch. Ook daarvoor ben ik, heel praktisch, toch geneigd om de aanwijzing van Karl Popper te volgen. Ofwel, zolang niemand een bruikbaarder idee heeft, blijf ik bij wat in elk geval beter werkt dan waarvan ik verder weet heb.
Ik stel me voor duiding van betekenis op het standpunt van radicale pragmatiek.
Allereerst moet de modelleur niet de illusie najagen van een compleet dekkend model. Vervolgens moet z/hij over een passende modelleermethode beschikken (en deskundig toepassen). De ordemaatregel bij uitstek is de aanname van nul-identiteit.
Het lijkt paradoxaal, maar wat ik versta onder verkeerskunde voor gevorderden houdt in dat je pogingen òpgeeft om gebeurtenissen in detail te voorspellen. Want dat lukt toch niet. In plaats daarvan beperk je je tot ruwe veronderstellingen annex schattingen. Zo van, je kùnt nu eenmaal nooit precies weten — en pràktisch al helemaal niet, want wanneer je die kennis hebt vergaard, als het al lukt, is het tijdvak waarop het van toepassing geheid alweer verstreken, nog afgezien van de kosten die met alomvattende kennisverwerving gepaard gaan — wie er op precies welk tijdstip van A naar B wil reizen, laat staan dat je precies weet wie daarvoor welke vervoersmodaliteit (te voet, fiets, …) gebruikt. Voor adequate verkeersvoorzieningen (lees ook: infrastructuur) telt slechts dat voldoende capaciteit beschikbaar is voor wie dan ook, dwz willekeurige verkeersdeelnemers.
in: aantekening 63.4
Tja, iedereen kan zich wel zo noemen, maar wat tèlt, is het, zeg maar, primaire object van ontwerp.
Wie tòch een opbouwende bijdrage wil leveren, moet in elk geval niet beginnen met er een paradigmastrijd van te maken. Wat naar mijn ervaring het minst slecht werkt, is zgn paradoxale interventie. […] Paradoxaal is dan dat je doet alsof je ook helemaal niets […] wil veranderen.
Wie iets nieuw noemt, laat vaak gemakshalve buiten beschouwing resp. beseft niet eens dat aldus iets ànders geldt als … oud. Nota bene, vernieuwen komt onlosmakelijk tevens neer op ontouden. […] De evenwichtige afstemming annex betrekking tussen vernieuwing en ontouding telt pas voor per saldo geslaagde verandering. Daarom moet ook en vooral dat overgangsproces erkend zijn als onderwerp van ontwerp. Om iets nieuws opbouwend enz. te laten gebruiken, nogmaals, moet immers iets ouds in ònbruik raken.
Ik houd veel kostbare, langdurige mislukkingen met digitalisering onmiddellijk verklaarbaar door de kortzichtige bedoeling om mensen te vervangen. Wat mensen voor passende resultaten wèrkelijk doen en vooral wat ze daarbij allemaal denken, is in veel en vaak nota bene wisselende gevallen echter nogal ingewikkeld. Het is daarom, diplomatiek uitgedrukt, verstandiger om mensen — terecht in hun waarde — te laten en hoogstens te mikken op verbetering van hun gereedschappen. Daarvoor moet de ontwerper zich verdiepen in hun doen en denken. Daardoor leert hij beseffen wat zij als mens allang optimaal doen en denken. Daarvoor zijn ze nu eenmaal ònvervangbaar, punt. Soms herkent de ontwerper hoe ze met andere gereedschappen nog wat beter geholpen kunnen zijn, en aldus doendenkend èn denkdoend andere mensen alweer beter kunnen helpen. Dat lukt altijd (maar vergt een verziende opdrachtgever).
In werkelijkheid wordt met een verandering nooit àlles anders, nieuw. Verandering mikt op gewijzigde configuratie. Voor andere samenhang vervallen sommige ‘elementen,’ weer andere ‘elementen’ worden … veranderd en er kunnen nog weer andere ‘elementen’ bijkomen. De configuratie kan onmogelijk van het ene op het andere moment veranderen. Er is altijd verloop van configuratie aan de orde, en dat blijkt in de praktijk vaak zelfs de noodzakelijke hoofdlijn voor de aanpak van fase naar fase[.]
Er is dus van meet af aan voor verandering een zgn stelselmatig
ontwerp nodig. Om twee redenen valt de aanvankelijke druk op de
kwaliteit ervan te relativeren.
In de eerste plaats strookt stelselmatig met infrastructureel.
Infrastructureel zijn voorzieningen waarin niet — meer —
specifiek, particulier e.d. behoeft te worden … voorzien. Voor
zover infrastructuur voor informatieverkeer bestaat, moet er ook een
ontwerp voor zijn en dat ontwerp is dus naar zijn aard …
stelselmatig. Ofwel, wie met een stelselmatig ontwerp
‘begint,’ kan en moet uitgaan van infrastructuur inclusief
redelijk te verwachten en/of aangekondigde ontwikkeling ervan. Wat
rest, is stelselmatig ontwerp van eventueel nog aanvullend benodigde
voorzieningen, aansluitend op resp. complementair aan zowel
mogelijkheden als beperkingen van infrastructuur. Aldus vermindert de
druk om een stelselmatig ontwerp meteen ‘goed’ te hebben
als het ware van buiten naar binnen. […]
(Ook) omgekeerd, dwz ten tweede, is die druk feitelijk minder dan het
lijkt vanwege iets ànders dat reeds bestaat (herstel, voor
infrastructuur bedoel ik: allang zou moeten bestaan). Dat zijn
overgeleverde, dus eerder gemaakte informatiesystemen met èlk een
bijbehorend, apart register. Daarmee moet voor geslaagde verandering
hoe dan ook iets gebeuren, op z’n minst voor aanpassing om het
gebruik ervan in stelselmatig verband voort te zetten (of gebruik ervan
helemaal te staken, maar ook dàt dan uiteraard beheerst). Onder de
noemer van conversie is vooral de vraag welke informatie uit ooit lòs
van elkaar opgezette en vervolgens gevoerde registers in een
stelselmatige opzet van informatiebeheer moeten worden overgenomen, of
juist niet. Dat vergt overzicht over de inhoud van die oorspronkelijke
registers. Als hulpmiddel daarvoor dient een zgn informatierotonde.
Nogmaals, ivm conversie moeten ‘oude’ registers daarop hoe
dan ook aangesloten worden (en zonder zulke overzicht kan er weliswaar
‘iets nieuws’ gemaakt zijn, maar dreigt voor
informatieverkeer discontinuïteit met risico’s tot en met
nodeloze inspanningen ter bestrijding ervan van dien). Via die
aansluitingen kunnen allerlei taken echter reeds worden gestroomlijnd
(want informatie is immers alweer samenhangender beschikbaar). Van
ervaring met veranderingen mbv een informatierotonde kan valt veel te
leren voor — verbetering van het — stelselmatig ontwerp.
Uitgaande van bestaande registers zorgt een informatierotonde dus voor
drukvermindering van binnen naar buiten. Een informatierotonde is
pràktisch een krachtig middel om a. meteen per fase significant
(tussen)resultaat te boeken èn b. zo vlot mogelijk de stelselmatige
oplossing(srichting) te verkennen resp. vervolgen (nog eens bevestigd
door van meet af aan het perspectief volgens infrastructuur te
verdisconteren) .
Een (meta)model als analysemiddel moet echter vooral relevant zijn. Daaraan moet het modelformalisme dienstbaar zijn. Anders is analyse nooit … logisch.
Please understand, […] that Metapattern is ‘just’ meant to be a most practical method for broadening the scope of conceptual modeling. For there is a demonstrable need, here and now, on account of increasingly interconnected coverage through digital technologies. […] So, the system-to-engineer is — the use of — infrastructure for sign exchange facilitating interdependent behaviors.
in: note 56.26
[I]nformatiekundige bemoeienis met infrastructuur voor informatieverkeer [beperkt] zich feitelijk […] tot wat wèl valt te veralgemeniseren (en daarom moet de informatiekundige tevens voldoende begrijpen wat daarvoor niet in aanmerking komt).
Wie heel lang geleden de suggestie wilde wekken — nota bene
vaak overigens vàls, want waarom zou je ànders opzichtige moeite voor
suggestie doen? — dat z/hijzèlf en bijgevolg haar/zijn aanbod van
‘iets’ volledig betrouwbaar is, gebruikte er de aanduiding
systeem voor. Zo van, er is grondig over nagedacht, ik kan dat
beoordelen want ik ben deskundig, heus, àlles klopt, dus kom op met uw
opdracht, nogmaals, àlles onder controle.
Beunhazen zijn echter niet verdwenen, integendeel. Maar ooit raakt
zo’n term voor zakelijke propaganda sleets, uitgewerkt. Voor zgn
ict-diensten en —producten is daarom enkele tientallen jaren
geleden vervangen door architectuur als vlag-op-modderschuit.
Tja, omdat inmiddels de marketingwaarde van ook die term wederom
afneemt, komt de vòlgende er alweer aan. Die luidt, in het Engels,
by design. […] Op een passende, dwz aansprekende
Nederlandse vertaling kom ik helaas niet. Zoiets als ‘naar
ontwerp’ klinkt toch wat degelijk. Hoe vernieuwend kan dàt
zijn?
Ik wil niet zeggen dat antwoord op de vraag ‘Wie is verantwoordelijk?’ eenvoudiger is. Een zgn filosoof kan — maar is hij dan niet veeleer therapeut of, hoe gruwelijk, coach? — vervolgens wel een subject helpen om de relevante situatie te duiden, met zijn samenloop ermee als aanwijzing voor zijn eigen keuze voor vèrder gedrag.
Je kunt het vergelijken met het onderscheid tussen wat urgent resp. belangrijk is. Zodra je allereerst aandacht besteedt aan wat belangrijk is, merk je dat vrijwel àlles als het ware prompt is — oeps, over kokend water gesproken — verdampt waar je anders als urgent [mee bezig geweest] zou zijn èn eindeloos gebleven.
Maar dan begrijp ik uiteraard niet hoe je iets beter kunt vinden dan iets anders, wanneer je dat andere zelfs weigert te kennen. En voor een praktische methode verdient enige gebruikservaring m.i. voorrang wat relevante kennis ervan betreft.
Rara, wie geeft de ruimte voor zo’n prototype? Daarvoor kan nagenoeg een willekeurige aanleiding dienen. Mits de opzet van het prototype van meet af aan infrastructureel bemeten is, dus geschikt voor willekeurig wat, valt daarmee stellig o.a. antwoord te geven op de gestelde vraag in kwestie.
Maar ga ik hier moeilijk doen over informatiekwaliteit? Van Socrates, nou ja, van wie we thans vooral dankzij Plato’s geschriften dènken zoals hij was, kunnen we m.i. leren dat juist klakkeloze, veralgemeniseerde opvattingen tot moeilijkheden leiden. Zeker met kwaliteit is het daarom oppassen, óók met zgn informatiekwaliteit.
Wat de valse schijn van eenvoudig heeft, mislukt echter geheid en zorgt daardoor juist voor nogeens èxtra moeilijkheden. Ook informatiekundig ontwerpen op reële schaal van informatieverkeer is nu eenmaal een vak, dat van de verantwoorde beoefenaar gedegen opleiding inclusief het — blijven — opdoen van relevante ervaring vergt. Zònder bekwame vakbeoefenaren blijft het alom modderen met zgn digitalisering. En het beroepsperspectief ontbreekt zolang potentiële (overheids)opdrachtgevers, hun retoriek ten spijt, het publieke karakter ontkennen van de verkeersvoorzieningen waarvoor zij mede verantwoordelijk zijn om totstandkoming enz. ervan te bevorderen.
Overigens is de uitdrukking functionele architectuur […] een pleonasme. Aldus verondersteld als àfgeleid van resp. voorwaardelijk voor wat-maatschappelijk-relevant-is geldt een gedragingenontwerp immers naar zijn aard als functioneel.
The only way to find out which contexts are relevant, is to draw up a conceptual model for what seems fit as integrated order. And the only reasonable approach is to model, say, operationally relevant subject matter.
in: note 71.21
In fact, I abhor exercises that are implicitly general. For nothing is general, everything practical is limited in relevance. Therefore, the equally practical task we face is to order such relevant differences without ambiguity. Forget formal logic based on atomist assumptions of general, i.e., context-free, validity. Beyond the most limited scale of application, it is nonsense (and also involves a counterproductive simplification of noun use).
in: note 71.21
I am happy to assist with understanding 1. the need for a paradigm shift, 2. Metapattern as the modeling method of choice at the scale of an integration order and 3. an information roundabout for getting the shift started both quickly and cheaply.
in: note 71.40
Wat per betekenis nodig en voldoende is voor de configuratie van signatuur en context hangt af van de voorkennis van de huidige èn toekomstig veronderstelde gebruikers (lees ook: deelnemers aan informatieverkeer in hun gevarieerde hoedanigheden). De informatiekundig ontwerper moet daarom vooràl stelselmatig voldoende representatieve gebruikers ‘kennen,’ en weten wàt zij zoal doen met zoal wèlke informatie. In die zin is een ontwerper een veldwerker in cultureel-antropologische zin (en géén zgn ict-er, hoewel z/hij voldoende van — mogelijke — digitale technologieën moet weten om te kunnen bepalen wat erméé mogelijk is; zo blijft het met Metapatroon niet bij een informatiemodel op zich, maar kan het volgens zo’n ontwerp ook wèrken).
Nee, ik dwaal niet af, althans niet volgens wat ikzelf nog begrijpelijk acht. Ik meen dat wij het erover eens — kunnen — zijn dat een virtuele werkelijkheid zoiets ‘is’ als een gesimuleerde werkelijkheid. Daarom zoek ik meteen onder de noemer van model naar verduidelijking. Ofwel, hoe is de, zeg maar, èchte werkelijkheid opgevat en waarmee is het model ter veronderstelde gelijkenis uitgerust om redelijkerwijs van simulatie te kunnen spreken?
En Metapatroon? Ach, je kunt een hulpmiddel voor alles en nog wat proberen te gebruiken. Waarvoor ik die modelleermethode bij uitstek geschikt acht, en waaròm ik haar ook bedacht heb, is echter voor ordening van èchte betekenissenvariëteit-in-samenhang.
Zodra de programmeur vergeet dat z/hij als besturend orgaan slechts
een metafoor benut voor beheersing van een
informatiesysteem-als-bestuurd-systeem, komt z/hij gauw in de
verleiding om te denken dat met zo’n basisbegrip tevens de èchte
werkelijkheid terdege te begrijpen.
Niet, dus. Waar het mis gaat, is de klakkeloze overdracht van betekenis
in de verkeerde richting op basis van een metafoor (ipv degelijke
ontologie op z’n filosofisch).
Omdat ‘we’ het ‘ons’ niet kunnen veroorloven
om in één klap het operationele gebruik te staken van wat ooit als
allemaal aparte informatiesystemen gemaakt is, heeft het
gemeenschappelijk logisch gegevensmodel aanvankelijk een
richtinggevende functie. Als zodanig betreft het nog vooral theorie.
Daarentegen helpt een informatierotonde meteen praktisch. Die rotonde
biedt idealiter een tijdelijke voorziening. Want naarmate het
gemeenschappelijk logisch gegevensmodel daadwèrkelijk meer gebruikt
wordt, en voor stelselmatige samenhang zorgt, kan het gebruik van de
informatierotonde als eerste benadering van stelselmatig verband
vervallen.
Maar over betekenis gesproken, onder gemeenschappelijk mag niet
klakkeloos uniform(ering) c.q. standaard(isatie) worden verstaan.
Als ruwe aanwijzing mag al dienen dat verschillende informatiesystemen
er niet voor niets zijn. Ze betreffen kennelijk verschillende
verwerkingsgroepen en daarvoor kunnen betekenissen van informatie
dienovereenkomstig verschillen. Persoon A kan voor het
personeelssysteem van een organisatie als medewerker gelden, voor een
rechterlijk zaaksysteem als geschilpartij, voor de administratie van
een sportvereniging als lid, enzovoort. Daarom moet op stelselschaal
gemeenschappelijk worden opgevat in de zin van
verschillen-in-samenhang.
Hierdoor verschuift als het ware wat voor standaardisatie in aanmerking
komt. Daarvoor komen niet langer vàste, dwz algeméén geldige
betekenissen in aanmerking, maar de methode om relevante betekenissen
zowel van elkaar te onderscheiden als van samenhang te voorzien.
Ontwerpkundig merk ik nog op, dat het voor een gebruiker maar een nodeloze òmweg lijkt. Waarom, als er een hamer nodig is, zou je tijd verspillen aan een principiële overweging van materiaalverbindingen? Daardoor kan echter pas duidelijk worden, of de vraag om een hamer zinvol was. En, vooruit, als het inderdaad tòch een hamer moet zijn, is ’ie dankzij zo’n ruime (her)oriëntatie stellig meteen óók geschikt voor allerlei andere opgaven. Voor informatiekùndig ontwerp komt daar als voordeel bij, dat verruimde oriëntatie voor een bekwame ontwerper noodzakelijkerwijs leidt tot vergaande variabilisering, zeg ook maar abstractie van basisbegrippen. Dat zorgt voor een compactere, flexibelere (meta)structuur en digitalisering ervan is dienovereenkomstig goedkoper in — verdere — ontwikkeling, onderhoud, enzovoort.
Al met al, wees ajb praktisch en help met voorrang overgeleverde aannames, ja, juist dàt zijn standaarden, wijzigen die thans averechts werken.
Met louter kritiek komen we niet verder. Er is informatiekundig in stelselmatig opzicht zo veel opbouwends te doen. Vrijwel alles, eigenlijk. En nog steeds.
Nee, je kunt niet tegelijk met kleinschalig beweren dat voor de
relevante schaal de aanduiding ecosysteem geldt. Want een ecosysteem,
zeg ook maar stelsel, is grootschalig. En dat is nog zachtjes
uitgedrukt.
De stelselschaal is onontkoombaar. Er is dus een grootschalig plan
nodig. Vanwege de feitelijk ònbegrensde schaal moet dat een open plan
zijn. Ja, pragmatischer kàn niet. De uitvoering ervan moet mogelijk
zijn met, precies, kleinschalig bemeten resultaten die samen
stelselmatig bemeten voorzieningen opleveren. Als het om facilitering
van informatieverkeer gaat, moeten vooral relevante betekenissen open
gehouden zijn. Daarin voorziet de opzet volgens zgn contextuele
verbijzondering. Willekeurige betekenissen zijn aldus samenhangend
geordend, met dankzij kleinschalige activiteiten achtereenvolgens
beheersbare operationalisering van verschil tot verschil.
Hoewel we moeten beseffen dat werkelijkheid door verwevenheid wordt gekenmerkt, valt onmogelijk alles tegelijk te veranderen.
Nota bene, ruimte voor structurele willekeur in de zin van altijd nader te bepalen, veranderlijke inrichting is uitgesproken gunstig.
in: Maatschappelijk informatieverkeer en gegevensbescherming
Dat geldt vooral de zgn contingente houding. Ofwel, laat de koers mede van omstandigheden afhangen. Het komt er dan uiteraard op aan wèlke factoren als relevant overwogen worden.
Wat vlot verloop belemmert, moet — tijdig — verholpen e.d. zijn. Dat is inderdaad geen nieuwe leidraad voor werkinrichting. Zodra werk wat omvangrijker is, klopt ook, blijkt het een illusie om daarvoor op voorhand volledige een nauwkeurige inventarisatie van (uitvoer)taken op te stellen. Het is om allerlei redenen praktisch om in èlk geval, en wel meteen, de taak te doen waarvan hier en nu zeker is — of althans naar deskundig oordeel lijkt — dat het (deel)resultaat ervan nodig is. Nadat zo’n (deel)resultaat bereikt is, bestaat stellig alweer meer zekerheid resp. minder onzekerheid over wèlke taak vervòlgens allereerst uitvoering verdient. Dat kan zo dóórgaan met afnemende onzekerheid resp. toenemende zekerheid over vervolgtaken totdat het gehele werk voltooid is.
De beeldspraak van een koers mag er niet toe leiden om àlle aandacht op de gewenste aankomsttoestand te richten. Zeker om te beginnen is erkenning van de vertrektoestand vaak het belangrijkst. […] Zoiets als de tussenstatus van telkens [ee]n onderwegtoestand is eigenlijk een middel om wat-op-korte-termijn-kan te laten stroken met wat-op-lange-termijn-moet. Dat laatste, dus wat-op-lange-termijn-moet, is aanvankelijk vaak onvermijdelijk nogal vaag bekend, vooruit, blijft vooralsnog zeg ook maar abstract. In zijn haalbare concreetheid moet de a.s. tussentoestand de gehele verandering aantoonbaar alweer nader tot wat-op-lange-termijn-moet brengen, dat daardoor aan concreetheid wint totdat het daadwerkelijk bereikt is.
De feitelijke veronachtzaming van de vertrektoestand doet
ingebruikname simplistisch beschouwd worden als vervanging. Maar uit de
ideaaltypische inventarisatie van wat de aankomsttoestand moet
omvatten, vòlgt dat die aankomsttoestand stellig in allerlei opzichten
nota bene kwalitatief verschilt van de vertrektoestand. Zonder behoefte
aan c.q. noodzaak tot verbeteringen is al die moeite immers überhaupt
overbodig, nietwaar? Voor zinvolle verandering moet er is dus véél méér
aan de orde zijn dan zomaar vervanging.
Besef dat, afgezien van een beperkte reparatie, verandering kwalitatief
van aard is, vergt dat ook en vooral de vertrektoestand — zwaar
— meeweegt voor koersbepaling.
Wie zich tegenwoordig ook als formalisten gedragen, zijn de meeste
zgn ict-ers. Zij beschouwen hun opvatting over digitale informatie- en
communicatietechnologieën als oplossing. Indien zij niet werkt, is het
probleem het … probleem.
Er valt niet aan formalisering te ontkomen, al helemaal met
digitalisering niet, maar het formalisme moet — wat heet —
passende variëteit bieden voor de omgang met reële variëteit. Indien
het formalisme tekort schiet voor de werkelijkheid, moet het formalisme
ànders (eventueel tot en met wijziging van grondslag).
in: aantekening 76.1
Voor een tijdbesparend alternatief heb ik ooit de term snoepgoeddoctrine bedacht. Indien je last hebt van zeurende mensen, kan je ze als kleine kinderen beschouwen. En omdat het je eigen kinderen niet zijn, waarvoor je dus ook de tandartsrekeningen niet hoeft te betalen, kan je ze beter maar meteen volstoppen met snoep om ze zoet te krijgen en houden. Dat kost jouzelf de nog de minste tijd en moeite. Ofwel, je wint daardoor tijd om je zgn ondergronds te wijden aan werkelijke oplossingen. Daarvoor krijg je geheid medestanders en —werkers, maw mensen die óók liever zinvolle bijdragen leveren. Zodra iets passend werkt, haal je die ‘kinderen’ er weer eventjes bij om ze, vooruit, hùn succes te laten vieren, inderdaad, met nog weer meer snoepgoed.
Volledigheid is ook niet nodig. Wat telt, zijn motieven voor inzicht. Wat dáárvoor relevant is, verdient in het model in kwestie uitgedrukt te worden. Ja, dat is gauw méér dan aanvankelijk gedacht. En zodra een model dient als ontwerp van — tegenwoordig vaak digitale — voorzieningen voor informatieverkeer, zijn betekenisverschillen èn samenhang ertussen aan de orde. De onvermijdelijke beperking van èlk model is met een dikke lijn bovenaan aangegeven, een horizon.
Die opgave is voor de driedimensionale ruimte — veel — moeilijker dan voor de, vooruit, informatieruimte; digitale informatie neemt immers zó weinig fysieke … ruimte in, dat dáármee voor ordening géén rekening mee gehouden hoeft te zijn. […] De opzet is ook veel eenvoudiger flexibeler te maken, zeg ook maar toekomstvaster. Met abstractie volgens variabelen kan concreetheid door toekenning van waarden ervan gepaard gaan. Voorts is geldigheid van elke variabele inclusief samenhang met andere variabelen voorwaardelijk gesteld; dat maakt de gehele modelstructuur variabel, dwz aanpasbaar.
Wat is praktisch? Als evident aangehouden verschillen moeten in een omvattender kader (lees ook: theorie) samenhangend gedacht zijn.
in: note 77.51
Uitgaande (!) van het handelend subject, is welk gereedschap dan ook nooit iets ànders dan — onderdeel van — zijn omgeving. Wat met gereedschap per saldo gunstig moet uitpakken, zijn de opties die voor het subject in kwestie ‘open’ staan in die situatie. Dus, èlke ontwerper is een omgevingsontwerper. Wie daarentegen uitgaat van technologie voor gereedschap ipv de relevante gebruik(er)sopties, kan slechts bij toeval en met veel geluk iets bruikbaars maken.
in: note 77.106
Om allerlei redenen vergt digitalisering doorgaans géén
“megaproject.” Dat maakt verandering(en) meteen véél
beheersbaarder, nietwaar?
Tegenwoordig betreft digitalisering meestal verruiming van bereik
(jargon: domein). Er zijn reeds meerdere digitale informatiesystemen in
gebruik. Die zijn ooit apart van elkaar ingericht met kleinschalig
bereik per zgn toepassing van dien. Mede door — gebruik van
— die losstaande toepassingen is besef gekomen van behoefte aan
informatie die eruit samengesteld is. Die overkoepelende behoefte leidt
vrijwel alom nog tot het drastische besluit voor een geheel nieuw
informatiesysteem dat in één moeite door alle lòsse toepassingen
bedoelt te vervangen. Ja, dàt is dan een “megaproject.”
Maar zo radicaal hoeft verandering helemaal niet te zijn. Dat is nog
afgezien ervan dat het aldus ruimer bemeten informatiesysteem op zijn
beurt spoedig genoeg vrijwel zeker als te … apart ervaren gaat
worden, omdat er voor noodzakelijkerwijs alweer ruimere overwegingen
nog informatie in ontbreekt, enzovoort.
In eerste aanleg is vervanging helemaal niet nodig. Door toevoeging van
een zgn informatierotonde kunnen ’oorspronkelijke‘
toepassingen vooralsnog òngewijzigd blijven. Via gemeenschappelijke
informatie-elementen — tja, als die er niet zijn, is die behoefte
aan extra samenhang onwerkelijk — laat informatie uit
op-de-rotonde-aangesloten toepassingsverzameling zich selectief
raadplegen en tot overkoepelende rapportages samenvoegen. Een
informatierotonde is een dus opzettelijk minimalistische toevoeging.
Het betreft voorts een … miniproject, omdat, nogmaals, de aparte
toepassingen ’gewoon‘ verder gebruikt worden; daardoor
bestaat er geen ènkel risico mbt operationele continuïteit.
in: aantekening 78.9
Dat is allemaal onzin. Wat diplomatieker uitgedrukt, acht ik het allemaal nogal speculatief.
Een ontwerp moet worden gerealiseerd voor bruikbare voorzieningen als resultaat.
Wie de grondslag van Metapatroon aanvaardt, beseft dat multiproblematiek eveneens een pleonasme is. Er bestaat géén probleem dat volledig op zichzèlf staat, en dienovereenkomstig geïsoleerd opgelost kàn worden. Erkenning van verwevenheid lijkt ‘het’ ingewikkelder te maken, maar het is natuurlijk veel eenvoudiger om problemen van redelijk samenhangende oplossingen te voorzien dan om ze feitelijk ònopgelost te laten door, alle retoriek ten spijt, kortzichtig de rug naar de samenleving te keren.
Wat er moeilijk aan is, betreft het … veranderen van de overheersende beheerhouding in — al is het maar een begin van — een veranderhouding. Maar, nogmaals, dat hoeft niet bij àlle bestuurders en — hogere — ambtenaren tegelijk te lukken. Wat telt is daadwèrkelijke verandering.
Juist dergelijke vroegste (ontwerp)beslissingen moeten ter discussie staan, omdat er zoveel àndere betrekkingen van àfgeleid gelden.
Ik hoop dat je er tijdens lezing in slaagt je niet te veel door onmiddellijke kritiek te laten (af)leiden. :-) Pràktisch is de geschetste opzet […] niet zomaar haalbaar, dat weet ik — vooral — zèlf ook wel. Maar … ik weet óók dat het zònder overkoepelend ordeningsbeginsel nooit (!) lukt om, ja, stap voor stap, integraal alweer beter beheersbare […] verhoudingen te vestigen. Dat is nu eenmaal karakteristiek voor een wèrkelijk stelselmatige opgave. Kortom, voor zo’n beginsel doe ik een suggestie. Ik zou zeggen, neem dat eens tot hypothetisch uitgangspunt en fantaseer … serieus hoever je er al dan niet mee komt. Trek je daarbij ‘even’ niets aan van belemmeringen, bezwaren e.d. Wie weet blijken ze vergaand illusoir …
Daarom is meteen al “objectieve reflexie” onzin, omdat slechts een subject kan denken, enzovoort. De kritiek op veronachtzaming van subjectiviteit moeten ook en vooral informatiekundig ontwerpers ter harte nemen. Zij ontwerpen immers — tegenwoordig: digitale — voorzieningen voor informatieverkeer waarvan individuele (!) deelnemers telkens nader subjectief-situationeel gedifferentieerd gebruik van moeten kunnen maken.
in: aantekening 83.4
Maar zònder passend idee lukt het uiteraard zelfs nooit, punt. Omgekeerd, hoe spoediger zo’n idee is … bedacht èn tevens praktisch bruikbaar uitgewerkt, des te, vooruit, minder lang hoeft dan het verdere veranderproces — waarvoor de nadruk op adoptie, verspreiding kan liggen — nog te duren.
In wèrkelijkheid valt er nota bene niet aan subjectief situationisme te ontkomen. Het gaat mis door valse de illusie van, zeg maar, objectief absolutisme.
Dan is er de volgorde, enzovoort. Daarvoor benadruk ik allereerst
twee veronderstellingen voor het modelleren met Metapatroon. 1. Wat met
betekenis wordt geassocieerd, is gedrag. 2. Elk(e) gedrag(ing) is
tweeledig samengesteld; de verhouding tussen beide samenstellende
gedragsfactoren is dat (een) gedrag(ing) resulteert uit de samenloop
vàn iets als object — of subject — mèt iets als
situatie.
Er lopen ‘natuurlijk’ altijd en alom allerlei factoren als
het ware tegelijk samen, enzovoort. Indien méér dan twee factoren als
relevant gelden, kan en moet dat volgens Metapatroon modelmatig (!) dus
als een ruimer verband van telkens tweeledige samenlopen worden
uitgedrukt. Dat kan met meerdere factoren echter op verschillende
manieren, vandaar — zoiets als — volgorde. […]
Het ene verband is niet noodzakelijkerwijs geschikter dan een ander.
Hoe ruimer het (verkeers)bereik waarop met een model gemikt wordt, des
te waarschijnlijker is het dat ‘tussenstappen’ uit
verschillende van zulke alternatieve verbanden relevant, nuttig e.d.
zijn.
Met een sterk versimpelde weergave van de wèrkelijke variëteit wek je wellicht enige aandacht, maar zodra je dat als ontwerp voor voorzieningen opvat kan je het met zgn passende variëteit ervan vergeten. […] Mag ik ook nog opmerken dat politici zich vaak overtuigd uitspreken over illusies? Als zij daar een zelfs exclusieve voorkeur voor hebben, blijft het met aantoonbaar noodzakelijke èn realiseerbare verandering moeilijk …
Tja, terechte klachten verdienen alle begrip. Maar louter zulk begrip helpt een probleem niet oplossen. Dat vergt toch echt met voorrang een passende veronderstelling. Die is dan meteen geschikt voor een heleboel problemen.
Het hangt er maar van af, welke aanpak voorkeur verdient.
Zorg er ajb ‘gewoon’ voor dat digitalisering het [informatie]verkeer faciliteert, te weten als … onderdeel — en aspect — van maatschappelijk verkeer. Dat vergt juist integrale benadering ipv de schijnbeheersing volgens verabsolutering.
Als het probleem gebrekkige samenhang is, los dàt dan op.
Veronderstellingen dienen als aanloop en afzet. Wie daarmee
herhaaldelijk verkeerd uitkomt, zeg ook maar van de wal in de sloot,
doet er ooit verstandig aan eens een andere aanloop/afzet te proberen.
Veel zgn professionals […] stellen zich echter comfortabel als
stuurlui aan de wal op. Zo raken zij nooit zèlf in de sloot verzeild en
komt de wijsheid resp. noodzaak van een paradigmawissel niet bij ze
op.
Oh ja, ik wil niet … dogmatisch doen, maar überhaupt ontkomen aan
veronderstellingen is onmogelijk. Wat dan uiteraard weer een
veronderstelling is …
in: aantekening 87.4
Dat klinkt niet alleen verstandig, maar dat is het natuurlijk ook. Sterker nog, dankzij die leidraad raakt “constructie” nooit “ingewikkeld[er]” dan begrijpelijk vòlgens bedoelde “behoeften.”
in: aantekening 87.5
Principiële erkenning van betrekkingen (lees ook: verhoudingen) […] paart methodische vereenvoudiging aan uitbreiding van bereik, voilà.
Waar wordt gehandeld, wordt verschil gemaakt. En voor alweer vòlgend handelen (lees ook: gedrag) geeft verschil te denken, enzovoort. Zulke dynamiek … kent aldus doorlopende aspecten. Er valt daarentegen niets te bedenken dat er in absolute zin aan ten grondslag ligt, aan vooraf gaat en/of als doel voor telt.
Als uitersten zie ik twee ingangen om aandacht voor vernieuwing volgens — wat ik hier maar blijf noemen — coördinatie-opgaven te krijgen: beleid en beheer. In organisaties vanaf enige omvang zijn er daarvoor doorgaans dienovereenkomstig verschillende aanspreekpersonen. Een probleem is, zachtjes uitgedrukt, nog wel dat een functionaris die formeel verantwoordelijk gesteld is om verandering/vernieuwing te bevorderen, in werkelijkheid vaak vooral belemmeringen opwerpt tegen voorstellen van ànderen en zonder zèlf enig bruikbaar idee te hebben. Nou ja, het is niet anders. Het voordeel van de beheerinsteek is dat averechtse gevolgen van ontoereikende, zelfs ontbrekende, coördinatie zowel eerder als duidelijker herkenbaar zijn (te maken). Maar een beleids- annex besluitvormer die overtuigd is, of kan worden, van de noodzaak van coördinatie verdient zakelijk zeker voorkeur.
Ook en vooral beheersbare vermindering, herstel, beoordeling of vermindering überhaupt mogelijk is, vergt inzicht in feitelijke samenhang tùssen variabelen. […] Wie niets van samenhang wil weten, kan vergeten dat resultaten voor een ten onrechte gefixeerd onderdeel haalbaar zijn.
in: aantekening 89.7
In elk geval voor — ontwerp van — stelselmatige voorzieningen acht ik met voorrang pràktische noodzaak evident van formele ordening van — dynamiek van — betekenissenvariëteit. Daarvoor verwijs ik naar Metapatroon als modelleermethode/-taal. Wie Metapatroon verantwoord benut, laat “rigor” “relevance” onderbouwen resp. “relevance” tot “rigor” leiden.
Allereerst prototypen zijn met KnitbITs vaak vlot realiseerbaar. (Want) meestal blijft het een kwestie van … opgeven van … metainformatie. Overgang naar operationeel gebruik lukt dan vrijwel naadloos.
in: KnitbITs voor digitaal informatieverkeer via informatierotonde
Ik veronderstel zoiets als één spectrum van (verander)houdingen. Aan
de, zeg maar, openste kant is er erkenning van interdependente
dynamiek. Huh? Alles ‘is’ veranderlijke verhouding. Nee, we
kunnen praktisch natuurlijk niet met àlles rekening houden. Afbakening
is onontkoombaar. Al dan niet bewust aangenomen beperkingen
‘maken’ de houding dienovereenkomstig geslotener, met
helemaal aan de àndere kant de illusie van statische overheersing. Zo
van, ik beslis, klaar: Führerprinzip. Klopt, wie abusievelijk denkt dat
z/hij strikt eenzijdig opdrachten kan of zelfs moet geven, is moeilijk
in de richting van open(er) houding te bewegen. Want ook een
voorzichtigste suggestie vat z/hij als opdracht op, maar daartoe is
iemand ànders dan z/hijzèlf niet gerechtigd, nietwaar? […]
[Ja,] interdependente dynamiek [is] onloochenbaar kenmerkend […]
voor maatschappelijke opgaven. En […] overheidsinstellingen,
herstel, politici en bestuurders [zijn] gelet op hun zorg voor
deugdelijke maatschappelijk-verkeersvoorzieningen nalatig […]
zolang zij zich apàrt van die dynamiek wanen. [Nee, feitelijk bestaat
daarom geen] onderscheid tussen politiek en ontwerp, [want] op
z’n interdependents [omvat] àlles ook — en vaak vooral
— een politiek aspect […] en [is] aldus onderwerp […]
van ontwerp. Dat neemt niet weg dat iedereen weleens wat [ontwerp]hulp
kan gebruiken, maar wat telt is een open, zeg ook maar kritisch
òpbouwende, houding. Dat geldt nota bene alom. Politiek-bestuurlijke
retoriek werkt zelfs averechts als het daarbij blijft. Een
ontwerphouding zonder daadwèrkelijk ontwerp(en) enzovoort voor en
— voor zover mogelijk — door àlle belanghebbenden is een
houding van niets.
[M]et ontwerper bedoel ik iemand die in elk geval probeert objecten bemeten te laten zijn op gebruik door verhoudingsgewijze deelnemers aan maatschappelijk verkeer met hun respectievelijke gedragsaandelen passend volgens interdependente dynamiek. Tja, daadwerkelijke gebruikers blijven zorgen voor wat de ontwerper dan verrassend vindt.
[E]en geïdealiseerd ònderzoeksobject […] biedt […] de mogelijkheid van onthecht dóórtheoretiseren, ofwel zònder ‘hinderlijke’ praktijk resp. empirische toetsing. […] Ik herken [daarin] zowel kritisch als opbouwend hoe dan ook […] niet[s] bruikbaar[s] voor … praktische opgaven[. …] Dergelijke opgaven vergen veronderstelling van subject als differentiële (f)actor. De maat is subjectief-situationeel, wat de grondslag verschaft voor Metapatroon als een informatiekundige modelleermethode annex logica geschikt voor zgn stelselmatige opgaven met veranderlijke betekenissenvariëteit van dien.
in: aantekening 92.3
Ik vind zoeken naar algemeen geldige betekenissen vergeefse moeite. En zodra verschillende (!) mensen dergelijke pogingen ondernemen, blijkt dat onherroepelijk tot strijd te leiden. Want aan wat de één beweert, ontbreekt volgens de ànders nogal wat, enzovoort. Daarom geef ik er de voorkeur aan om van elke betekenis betrekkelijkheid te veronderstellen. Ofwel, voor 1. wie is zo’n betekenis geldig in 2. welke omstandigheden? Met voldoende ruimte voor zulke verschillen vervalt aanleiding voor strijd (lees ook: tegenwerking) en erkenning van kritisch-opbouwende verband ertùssen bevordert samenwerking. Het effect van zulke wederzijdse bejegening is vaak dat de één de betrekkelijkheid die de ànder veronderstelt … relativeert en daarmee tòch een alweer wat algemener geldige betekenis voorstelt. Motto: erken reële verschillen, opdat nodeloze verschillen vervallen.
in: aantekening 93.6
Wanneer mensen zich volwassen kùnnen gedragen, […] doen
verreweg de meeste dat ook. Verspil volgens misvattingen over
“risicomijding” geen tijd en moeite, dus ook altijd véél
geld, om ze te belemmeren met evident irrelevante regels en allerlei
andere kinderachtige verstoringen. Want dat maakt zelfs iederéén
òntevreden. Demotivatie leidt tot veronachtzaming van kwaliteit,
enzovoort. Kortom, staak valse betutteling.
Dat is uiteraard prima advies. Wie de leiding over een organisatie
krijgt, kan er ver mee komen. Voor wie ‘ergens middenin’
een positie heeft, zeg ook maar in een grijs gebied verkeert, is het
moeilijker. Maar niet onmogelijk[.]
Consequent uitgaan van betrekkelijkheid is inderdaad nogal wennen, maar onmisbaar voor wat zgn stelselmatig moet functioneren.
Tja, wat is efficiënt? Als je reële verschillen mist, kan je niet eens doeltreffend zijn.
[H]et ene model [is] het andere niet […]. Wèlk al dan niet geëxpliciteerd model aan een hulpmiddel ten grondslag ligt, maakt àlles uit voor de mogelijkheden/beperkingen ervan. Pas wanneer je daarop terdege bedacht bent, kan je kritisch-opbouwend helpen beheersen wat er (niet) aan veranderd.
Ja, ik had het over perspectieven om verstandig over programmatuur
mee te praten. Ik bedoel dat je als niet-programmeur de nadruk op het
doel ermee moet leggen. (Want) er als middel met programmeurs gròndig
over meepraten, moet je àls evidente niet-programmeur niet willen. Je
verliest er juist hun vertrouwen mee (dat je hoognodig hebt om ze voor
werken aan het doel gemotiveerd te krijgen). Je moet ze gericht zien te
krijgen (lees ook: interesseren in, motiveren voor) op het bereiken van
wat jij ze als doel, eh, suggereert.
Wie ontwikkelaars (lees ook: programmeurs) hun gang laat gaan, mag niet
verbaasd zijn dat zij ontwikkelperspectief zelfs vooropstellen. Het kan
moeilijk zijn om hun druk te weerstaan, maar je leert ook niet waarom
straten ‘lopen,’ althans voor de meeste straten niet, zoals
ze lopen door het zèlf opdoen van vaardigheid in bestrating. Wellicht
moet het stratenplan worden aangepast, omdat beschikbare
bestratingstechniek ongeschikt is voor uitvoering van het
‘ideale’ plan. Maar wellicht ook niet, en dan maak je het
jezèlf en, nog veel belangrijker, weggebruikers nodeloos moeilijk. Oh
ja, je kunt ook de bestratingstechniek aanpassen, opdat het
‘ideale’ plan prima uitpakt. En, ja, een ontwerper moet
relevante techniek kunnen beoordelen in de zin van wat er principieel
al dan niet mee haalbaar is.
Opstellen van een model is ontwerpen. En ontwerpen is onderzoeken. Voor een zgn informatiekundig model gaat het om aanwijzing van relevante betekenisverschillen èn samenhang ertussen. […] Als ontwerpend onderzoek resp. onderzoekend ontwerp is er wisselwerking tussen analyse èn synthese aan, herstel, nodig voor de bruikbare … orde. […] Verder ben ik het oneens, zoals ik al meteen met de toevoeging bruikbaar aangeef, met beperking tot theorie. Een model annex model moet èrgens … praktisch voor bedoeld zijn. Anders is het geen moeite waard. Of de uitkomst die moeite loont, is dan wat anders. Hoe dan ook, wat zgn conceptueel als onderzoeks-/ontwerpresultaat telt zijn modelmatig zodanig aangewezen samenhangende verschillen om problemen te — kunnen — helpen oplossen. {dat lukt echter nooit, z]olang met welke tekens dan ook situationele gedrags- resp. betekenisverschillen veronachtzaamd blijven[.]
in: aantekening 94.2
[Ik wijs op noodzakelijk] vermogen tot ergernis. Aangespoord door
[…] nieuwsgierigheid, en nogal ongehoorzaam aan zgn academische
verkaveling van zgn vakdisciplines (lees ook: domeinen, terreinen),
krijg ik immers gauw het … gevoel dat een voorstel(ling) annex
theorie weleens aperte onzin kan zijn. Dat zwengelt dan nadere
oriëntatie aan. Vergis ik me soms? Dat kan. Maar vaak kom ik dankzij
zelfs maar enig onderzoek tot de steeds m.i. alweer wat grondiger
opvatting dat wat als gezaghebbend is gevestigd geraakt, nòg grotere
flauwekul is dan afwijzende kwalificering volgens mijn aanvankelijke
indruk. Ach, daar blijkt meestal bijzonder weinig overige
“denkkracht” voor nodig. Het is vooral een kwestie van
tijdbesteding, dus ook verder door nieuwsgierigheid gedreven, ja, dàt
wel. Iedereen die er bij/met enig zgn gezond verstand en wat zgn
algemene ontwikkeling eventjes voor over heeft, kan kortzichtige
uitgangspunten en openlijke tegenstrijdigheden onmogelijk missen.
Wat ik er principieel betrekkelijk voor in de plaats voorstel, is
natuurlijk evenmin … absoluut houdbaar. Want, zoals o.a. Nicolaas
van Cusa voor zover ik hem begrijp beweert, wat althans redelijkerwijs
aldus houdbaar is, is … niets. Ik probeer echter te vermijden dat
theorie pràktisch zelfs onmiddellijk averechts uitpakt.
Omdat het daarop voor evenwichtige(r) — houdbare èn aldus veranderlijke — verhoudingen, en deelnemers eraan, moet uitkomen, moeten ‘we’ er altijd meteen maar mee beginnen. […] Klopt, ook criteria voor evenwichtigheid veranderen, enzovoort. Maar is er hier en nu nog iemand die, bijvoorbeeld, de verkeersregel om rechts te houden als onoverkomelijke beperking van haar/zijn bewegingsvrijheid opvat ipv als maatregel om vrijwel iedereen inclusief haar-/hemzèlf vrijwel altijd vlotter, veiliger het openbare wegenstelsel te laten benutten?
Wat ik voorstel […], komt […] neer op opheffing van kleinschalig gevestigde territoria met dito belangen van dien. Handhaving van fragmentatie vergt achteràf maatregelen ter compensatie van fouten. Dat valt te vermijden met samenhang vóóraf.
Je gedraagt je op een bepaalde manier. Daar zit àltijd een idee
‘achter.’ Dat idee heet ook wel paradigma. Je bent je er
doorgaans juist niet van bewust. Dat is prima, zelfs gunstig, zolang je
ook met resultaten van je vèrdere gedragingen op dezèlfde manier
tevreden enzovoort kunt zijn.
Je moet wel eerlijk durven zijn. Ben je wèrkelijk tevreden? Heb je de
verhoudingen voor de voorwaarden waarvoor je mede verantwoordelijk
bent, voldoende in je oordeel betrokken?
Omdat omstandigheden nu eenmaal veranderen, is het praktisch
uitgesloten dat je tevreden kunt blijven met àlles op dezèlfde manier
blijven doen. Wanneer kom je niet om een zgn paradigmawissel
heen?
Indien je òntevreden geraakt bent of, beter nog, als je vermoedt dat je
vertrouwde manier niet eindeloos houd- resp. bruikbaar is, moet je je
afvragen of je je wellicht ànders moet gaan gedragen. Je moet daarvoor
dus van idee, inderdaad, van paradigma veranderen. Anders heb je
feitelijk géén … idee van wat je overkomt, laat staan dat je
verantwoord aandeel aan kennelijk noodzakelijke aanpassingen kunt
leveren.
[Er] geldt voorafgaande afbakening. Academisch tellen
(vak)disciplines. Dat vergt ònderscheid ertussen. Dat lukt door
veronderstelling van apartheid. Zo komt het ook van taal tot een
opvatting van ònafhankelijkheid.
De enneade ‘zegt’ het omgekeerde. Wie taal wil begrijpen,
komt niet om duiding van samenhang met, vooruit, buitentalige
verschijnselen heen. […]
[Vaak is het effecte van zulke volgehouden afbakening om]draai[ing van]
onderzoeksobject en methode […]. Slechts waarvoor [een zgn
academicus] over een methode meent te beschikken, komt wetenschappelijk
als onderzoeksobject in aanmerking. Ofwel, wat zo’n methode niet
dekt, wordt als — onderdeel van het — onderzoeksobject
geweigerd. Wèg ermee. Ieder “gesprek” erover is overbodig.
Sterker nog, hinderlijk. Op die manier blijft zgn taalwetenschap
feitelijk in syntax verankerd. Lang leve de ‘eigen,’ aparte
academische vakdiscipline[. …]
Zulke theorie doet praktijk echter onrecht. Want voor praktijk is
verwevenheid, zeg ook maar interdependentie, kenmerkend.
Wie een beperkte annex beperkende tekenopvatting volgt, kan zich
verbazen over het, ook nog eens veranderlijke, meervoud van
betekenissen. Volgens de veronderstelling van zoiets als de
oorspronkelijke betekenis van een ènkel, zeg maar even, woord, lijkt
het wellicht alsof verdere betekenissen [slechts afwijkingen zijn].
Betekenis(verandering) geldt daarentegen natuurlijk zelfs letterlijk
willekeurig, dwz gewild, door context stelselmatig als onlosmakelijk
ònderdeel van een teken te beschouwen. Volgens de enneade steekt er
immers altijd een motief àchter tekengebruik.
Voor zover ik een bijdrage lever, geldt dat operationalisering, pràktisch, dus, van variëteitsdenken voor digitalisering à la open interpretatiedynamiek. Zulke dynamiek is vanaf wat ruimer bereik aan de orde. […] Het gaat mij erom dat ‘we’ in de toekomst wèl stelselmatig bemeten werken. Omdat daarvoor een kwalitatief àndere grondslag nodig is, dat vergt maw een zgn paradigmawissel, besef ik dat er nogal wat tijd mee is gemoeid. Generaties. Maar verandering moet èrgens beginnen.
Alsof àlles tegelijk plotseling anders, nieuw kan zijn. Ook onzin.
in: aantekening 96.2
Het idee van de informatierotonde is dat met verspreid bijgehouden informatie desondanks administratieve coördinatietaken mogelijk zijn. Dat lukt door aan een ‘ding’ waarover in verschillende verzamelingen — vaak ook onderling verschillende — informatie geregistreerd staat, in de informatierotonde zowel allereerst aanvullend een stelselsleutel toe te kennen als er vervolgens de verschillende respectievelijke verzamelingsleutels aan te koppelen. Op die manier […] kan informatie uit allerlei informatieverzamelingen worden geput, nota bene zònder die verzamelingen te wijzigen. Zo lukt het voorheen gescheiden informatie overzichtelijk samenhangend — voor eventuele bewerking — weer te geven en zonodig verwerkingsresultaten eveneens voor verspreide registratie weer terùg te sturen.
[D]ruk […] met van alles en nog wat […], zit ‘m […] volgens mij in wildgroei van ònbegrepen verschillen. Ik wijs je er nadrukkelijk op dat je het dus àlsmaar drukker krijgt, zolang je géén grondig werk maakt van stelselmatige betekenissenmodellering. Begin er daarom zsm mee. […] Nee, van ‘ervaren’ programmeurs hoef je niets te verwachten, integendeel.
Voor de informatiekundige ontwerper die een stelselmatig betekenissenmodel samenstelt, is en blijft het optimale ‘platform’ overigens bestaan uit potlood en papier, :-) vooruit, met een — tegenwoordig — een tekenprogramma voor het model-in-het-net.
in: aantekening 97.2
Als èlke organisatie van een beetje omvang en diversiteit, en
daarvoor zijn overheidsinstellingen exemplarisch, allang kampt met
escalerende apartheid van digitaliseringsmiddelen èn wanneer zulke
fragmentatie inmiddels tevens vrijwel alom als probleem wordt ervaren,
ga hier en daar ajb maar na, wat kan dan het … probleem zijn
zelfs maar enige aandacht te krijgen voor een deugdelijke oplossing
ervoor?
Een eenvoudig antwoord is er niet, althans niet volgens heersende
veronderstellingen. Anders was zgn integratie stellig allang gelukt,
nietwaar?
Inzicht in belemmeringen lijkt mij onmisbaar om — een koers te
kunnen verzinnen hoe — ze te omzeilen resp. laten verdwijnen.