Metapatroon > stelseltaal > recursiviteit
De vergelijking met de relativiteitstheorie voor de fysica is […] niet uit de lucht gegrepen. Daarvoor geldt immers de ambitie om verschijnselen op een ruimere schaal te verklaren. Dat vergt nadere precisie van de theorie. […] Zo’n [informatiekundige] theorie is voorhanden dankzij het beginsel van contextuele verbijzondering dat recursief toepasbaar is. Dankzij recursieve relativiteit resulteert één theorie voor classificatie van informatie en de bijbehorende diensten-als-proces.
in: Informatiediensten in relativiteitsperspectief
Voor modellering van context à la Metapatroon moet je rekening houden met recursieve, relatieve karakter ervan. Of iets minder duister uitgedrukt, de context van het ene knooppunt wordt gevormd door andere knooppunten (met de horizon als limiet). In enneadische termen heet knooppunt: signatuur.
[E]en situatie [kan] op haar beurt ook weer als samengesteld uit één of meer gesitueerde actoren […] worden gezien, enzovoort. In omgekeerde richting geldt hetzelfde voor een gedraging; die kan zonodig als nader verbijzonderde actoren met dienovereenkomstige situationele gedragingen opgevat zijn. Kortom, actor (lees informatiekundig ook: object), situatie (context) en gedrag (eigenschappen) bieden relatieve begrippen. Daarmee past informatie op èlke schaal éénduidig in een vernetwerkt informatiestelsel.
Leefwereld, wereldbeeld e.d. passen netzogoed in het recursieve stramien van Metapatroon. Daardoor kunnen karakteristieke, pragmatische zienswijzen op z'n minst náást elkaar in een stelselmatig model opgenomen zijn. Vervolgens kan blijken of nadere samenhang bestaat en, zo ja, welke precies. […] Wezenlijk is facilitering van verschillen èn samenhang tussen culturen tot en met individuele burgers.
[E]ssential is this concept’s implementation—context as an open-ended recursion of object-relationship pairs.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
D[oor met] Metapatroon niet alleen contextueel [te] verbijzonderen, maar nota bene tevens [te] combineren[,] vervalt, heel praktisch, schaal als hindernis voor passende variëteit. Netzo praktisch mikt Metapatroon op digitalisering. Dat vergt een strak (genoeg) formalisme. Dankzij recursieve opzet blijft dat formalisme compact, wat (zeer) geschikt is voor verwerking door digitale (hulp)middelen. Daarbij zijn boven- en ondergrens van recursie open, ook een bijdrage aan flexibele schaalbaarheid die tèlt. Want dat maakt het mogelijk om gaandeweg als impliciet herkende context (alsnog) als samenstellend onderdeel van context te expliciteren.
Metapattern lets any contextualized object serve … as a further context. Such recursiveness promotes conceptual economy. Reuse is maximized because such contextual flexibility supports disjunct specifications between any contexts.
in: How so-called core components are missing the point
[D]ankzij recursieve verbijzondering van context en tijd houd je, herstel, houden we stelselmatige betekenisordening eenduidig ongeacht de schaal van het verkeersstelsel voor informatieve interacties. [S]lechts op zo'n semantische basis krijg[en w]e uiteindelijk informatiebeveiliging met nodige en voldoende precisie geregeld in de informatiemaatschappij.
As a principle, context is given primacy (existence before object). In information models, however, a context is treated as if it consists of objects (and their relationships). This results in objects also being elements of contexts—in objects recursively forming a particular context.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Metapatroon zelf is natuurlijk al een voorbeeld van vruchtbaar gebruik van driedelige abstractie. Gecombineerd met Peirce's triade leverde dat de semiotische enneade op. Doordat er nu 'langs' de tekendimensie drie elementen beschikbaar zijn, zelfs recursief, biedt dat passende variëteit voor structuurbeschrijvingen van welk tekenstelsel dan ook.
Voorts [is] zowel situatie als gedrag op hun beurt geconstitueerd als — configuraties van — gesitueerde objecten. Zo laat zich de wereld als gedifferentieerd èn tegelijk met (daarom) wezenlijk onderlinge afhankelijkheid van aldus meervoudige (gedrags)differenties modelleren.
in: Spelmaker
Metapatroon ondersteunt omgang met veranderlijke meerwaardigheid door (ook) context radicaal variabel te veronderstellen. Optimaler dan met de mogelijkheid van willekeurige contextualisering, in die zin is Metapatroon dus open, valt methodische voorbereiding op wat ooit bekend raakt onmogelijk te borgen.
Through recursion, unambiguous control of — navigating between — levels is established.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Metapattern[‘s] recursive concept of context, combined with time management for every resulting informational node, allows for precisely configuring informational differences and identity. Its accuracy never fails, that is, regardless of scale (also read: horizon).
The complexity of conceptual information models might be suspected to increase by differentiating between foreground and background. Rather, the reverse occurs. Models become simpler and compact. Contemplation reveals that foreground (information object) and background (context) are not absolutes. Instead, they determine each other. Their dynamics further explain that every context may also be expressed meaningfully by one or more related (other) information objects.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
With a variable point of view, what deserves to be labeled as context or object appears to be relative (dependent on the point of view chosen). This property of Metapattern is powerful, offering great flexibility and compactness. A single approach for conceptual information modeling can now cover a wide variety of problems and opportunities.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Metapattern doesn’t impose any conceptual limits upon modeling knowledge even when individual differences must be included. The relative nature of its key concepts (situation, identity and behavior) guarantee open-ended opportunities for decomposition both upward and downward.
in: Metapattern for converging knowledge management with artificial intelligence
Every middle potentially starts another middle, ad infinitum.
[Metapattern’s] essential characteristics are that context is a variable within the scope of information models and that context as a recursive function yields highly compact models with large variety.
in: Metapattern: information modeling as enneadic dynamics
Het voorgestelde patroon, ofwel de vorm van de abstractie, kenmerkt zich door vergaande recursiviteit. Zodra een uitgangspunt eenmaal vaststaat, blijkt het totale patroon uit een herhaling van kleinere patronen.
Een verschil in gedrag is wezenlijker dan een verschil in naam. […] Eenduidige modellering van samenhangende gedragsverschillen, wezenlijker dus, lukt met methodische toepassing van een recursief contextbegrip. Metapatroon past meervoudige contexten — en tijdsaanduidingen — in informatiemodellen, dwz het biedt een methode die geschikt is voor federatieve metainformatie. […] Uitsluitend wanneer integrale/federatieve metainformatie (ook) gedragsverschillen samenhangend aanduidt, is de grondslag voor optimale coördinatie gevestigd. De synthese à la metapatroon is compleet door (ook) naam als onderdeel van gedrag te beschouwen, dwz contextueel verbijzonderd.
in: Federatieve metainformatie
So, there is no persistent ‘container’ requiring control for sorting out its internal contents. [Metapattern] move[s] the control mechanism for 'identifying' relevant behavior outside the object/container. It is the context (or situation) which holds the clue for selecting relevant behavior. Context is a relative concept, though: an ordered collection of nodes, too. This assumption of recursiveness, at least as long as it holds, greatly simplifies the — construction of the — control mechanism for arriving at and triggering relevant behavior.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 1
I like to practice nesting, recursiveness, or whatever. It usually even adds flexibility and greatly increases sign compactness. Enneadic dynamics is a prime example.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
[C]onceptual relativity is the condition for operational recursion. And it should be recognized that formal recursion holds a special interest for digital engineering. For a programmed computer doesn’t really mind repetitious work; it operates mindlessly, and it does so increasingly fast with every technological generation. So, especially for benefiting from digital technology, the practical value of deriving rigorous recursion from structural relativity is enormous.
Metapattern's context is a recursive function of relationship and (partial) object. The recursive context-function makes the scale at which information variety can be disambiguated practically unlimited.
in: On metapattern and other themes in information management
[H]et metamodel [van Metapatroon kent] geen horizon. Die past ook in signatuur.
Metapatroon helpt de onlosmakelijkheid […] alweer eenduidiger (ook) op reële stelselschaal te faciliteren dankzij recursieve verbijzondering vanuit èn naar gesitueerde objecten. […] Naarmate de noodzakelijke veronderstellingen stelselmatig geregistreerd zijn, kunnen conclusies voor diezelfde schaal van werkelijkheid naar behoefte (pas) worden afgeleid. Voilà, stelselmatige syllogistiek.
in: Stelselmatige syllogistiek met Metapatroon
Vo[lgens] Metapatroon [geldt] situatie als algemener begrip […]. Dat laat zich recursief en relatief toepassen, zodat betekenissen willekeurig kunnen verschillen en samenhangen. (Nog) in termen van taalspelen maakt Metapatroon ze onderling òngeacht schaal doordringbaar. Dat is een kritieke voorwaarde voor open, schaalbare infrastructuur voor informatieverkeer.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
With Metapattern, anything may be taken as either situation or object for deriving a situated object with correspondingly particular behavior. And, from an opposite perspective, each situated object must have originated from both ‘its’ predifferential object and the situation relevant for behavioral differentiation.
in: Modifying Object-Role Modeling into Situated-Object-Behavior Modeling with Metapattern
In order to avoid an infinite regression, a boundary condition holds. The so-called horizon, drawn as a solid line at the top of a conceptual model, is a situated object which is constituted by itself as both situation and object.
in: Modifying Object-Role Modeling into Situated-Object-Behavior Modeling with Metapattern
With Metapattern, there are always these two traditionally separately applied perspectives jointly at work. It helps to call them angles. One is analytical, differentiating. What stands for this angle is the object-to-be-differentiated. The other angle derives from synthesis, integrating. It originates from situation. From any two nodes seen from such angles, yet another node originates, that is, where both angles ‘meet.’ A horizon provides the necessary boundary condition in order for the modeling construct to be generally valid.
in: Get into the rhythm of Metapattern
One-two-three, relate 1. object-to-be-differentiated with 2. situation, to constitute 3. situated object, and so on, one-two-three, and so on. Decompose both up- and downward as required, until you are satisfied about having captured relevant behaviors unambiguously (according to your interests and especially those of relevant stakeholders).
in: Get into the rhythm of Metapattern
De formele doorbraak met Metapatroon betreft zgn recursiviteit. […] Metapatroon berust op stelselmatige relativering. Waarom zou het ophouden bij enkelvoudige verbijzondering? Het ding-in-taalspel is resultáát van een verbijzonderingsslag. Maar zodra zo’n resultaat (er) staat, kan het dienen als basis (start van vòlgende etappe) voor verdere verbijzonderingen. Volgens Metapatroon geldt dat voor èlk verder knooppunt, dus enzovoort.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
Het is bedoelde verwantschap (lees ook: samenhang) die zich met Metapatroon formeel-methodisch (visueel) zowel relevant als rigoreus laat modelleren/uitdrukken. […] Met Metapatroon valt dat te modelleren als (ordelijk) stelsel van eenduidige, recursieve verbijzonderingen. In recursie zit – uiteraard – relativering besloten. […] Aan de aanwijzing van samenhang gaat het vestigen van verschil vooràf.
in: Wittgensteins onderzoekingen semiotisch onderzocht
De reguliere contextuele verbijzondering met Metapatroon gaat uit van steeds twee knooppunten. Daarvan geldt de ene als aanknopingspunt van het te verbijzonderen (informatie)object en de andere als aanknopingspunt van (informatie)situatie (lees ook: context). Wat door hun relatie resulteert is het verbijzonderde (informatie)object.
Wat zich wèl volgens een patroon laat duiden, is steeds de samenhang tussen — aanknopingspunt voor — situatie en — aanknopingspunt voor — te situeren object, met gesitueerd object als onlosmakelijk resultaat. Vandaar de naam Metapatroon voor de modelleermethode/-taal die uitgaat èn mikt op stelselmatige betekenissenvariëteit volgens die verbijzonderingssystematiek.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Uitgaande van twee knooppunten, waarbij ene het aanknopingspunt van context en het andere het aanknopingspunt van informatieobject betreft, kan naar-beneden verbijzonderd worden met een verder knooppunt annex (nader) gecontextualiseerd informatieobject als resultaat. Er is daarvoor geen ondergrens. In omgekeerde richting, dus naar-boven, kan met Metapatroon een ènkel knooppunt het uitgangspunt voor verbijzondering vormen. [[…] Het betreft dan een informatieobject, dat wordt voorzien van zowel het relevante aanknopingspunt van context als het relevante aanknopingspunt van informatieobject waarvan — in òmgekeerde richting — het uitgangspunt het aldus nader gecontextualiseerde informatieobject vormt. Ik besef dat vooral deze korte beschrijving van verbijzondering-naar-boven moeizaam klinkt. Dat ligt stellig aan het contra-intuïtieve karakter ervan. We zijn gewend dat verbijzondering altijd naar-beneden is. Dan kost het grote moeite die exclusiviteit te verlaten.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Voor optimalisering van een Metapatroonmodel volgt eruit, dat voor elk knooppunt als resultaat van verbijzondering-naar-beneden uiteraard de existentiekwantor speelt, maar niet (meer) de universele kwantor.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
De methodische eenvoud van Metapatroon bestaat eruit om steeds a. de relatie te vestigen tussen het ene iets àls een (uitgangs)situatie en een ander iets — of hetzelfde iets — àls (uitgangs)object en b. die relatie prompt tot gesitueerd object te … objectiveren. Het recursieve potentieel is ook eenvoudig geboden, doordat een gesitueerd object op zijn beurt voor verdere verbijzonderingen kan tellen als a. (uitgangs)situatie en/of b. (uitgangs)object, enzovoort. In omgekeerde richting geldt als ‘bovenste’ grenswaarde voor een model een zgn horizon.
in: Enneadische semiotiek voor identiteitsradicalisering van Arnheims derde denkhouding
Elke verbijzondering tot gesitueerd object kan op zijn beurt onder de noemer van situatie of nader te situeren object dienen als aanknopingspunt voor een verdere verbijzondering: recursiviteit. (Voor liefhebbers, voor verdere verbijzonderingen is daardoor ‘hun’ nulidentiteit relatief.)
in: Doe deelnemers aan informatieverkeer geen geweld aan!
Het recursieve verbijzonderingspotentieel met Metapatroon is erop gericht om gedragingen dan tenminste zo precies mogelijk toe te schrijven. De situationele positioneringen moeten zonodig aan ontwikkeld inzicht worden aangepast, maar dat ze situationeel/contextueel zijn verandert daardoor niet.
in: Doe deelnemers aan informatieverkeer geen geweld aan!
In zo’n drieledige constructie komen volgens Metapatroon
altijd drie functionele typen tot uitdrukking. Er is het knooppunt dat
in de relatie in kwestie ‘functioneert’ als
wat-verbijzonderd-is. En een knooppunt ‘functioneert’
daarbij als verbijzonderingskader; dat geeft aan volgens wàt de
verbijzondering geldt van wat-verbijzonderd-is. Dàn is er in de relatie
in kwestie het knooppunt dat ‘functioneert’ als
de-verbijzondering-van-wat-verbijzonderd-is-volgens-het-verbijzonderingskader.
Elk knooppunt kan voor meerdere functionele typen worden benut. Het
hangt dus steeds van de relevante drieledige constructie af, wèlk
functioneel type voor een knooppunt aan de orde is: een kwestie van
relativiteit.
Deze relativiteit faciliteert herhaling van drieledige constructie:
recursiviteit. Dankzij recursieve relativiteit volstaat zowel één
(basis)type van/voor knooppunt als één type van/voor relatie. Een
knooppunt opgevat als — het functionele type van —
verbijzondering drukt een concept uit op z’n
subjectief-situationeels (maar dat valt buiten de semantiek vàn de
modelleertaal; het betreft semantiek erméé).
De semantiek vàn Metapatroon faciliteert ruime mogelijkheden voor
semantiek mèt Metapatroon.
in: Ander metaconcept, enzovoort
Oppervlakkig gezien lijkt het ondenkbaar dat het lukt om bijbehorende betekenissenvariëteit te modelleren met één soort knooppunt plus één soort relatie. Sterker nog, Metapatroon schuift knooppunt en relatie als het ware in elkaar: één soort verbijzondering. Maar met die ene soort laat zich verbijzondering recursief denken, enzovoort.
in: Ander metaconcept, enzovoort
Met Metapatroon is voor informatiekundig ontwerpers zo’n bouwsteen inclusief algemeen geldige plaatsingsinstructie beschikbaar. Opzettelijk is enige betekenis daarbuiten gehouden, opdat betekenissenvariëteit erméé tot uitdrukking kan komen[. …] De karige uitrusting àls methode/taal is, kortom, geen nadeel, maar biedt uitgesproken voordeel.
[T]he modeling language applies recursion, resulting in still less notation. On purpose, the language is minimally constrained for variety. Recursion adds to the minimalism of — the single — language construct. It is from principle that an object is situated, with the situated object, effectively a part-object, for exhibiting situational behavior. For subsequent differentiation, a situated object may in turn be taken up as situation and/or object, and so on. […] There is no pre-set limit to behavioralization (Metapattern: downward differentiation). The practical limit for situalization (Metapattern: upward differentiation) is a horizon.
in: Invitation to contextualism
[Dat] kan m.i. alweer eenvoudiger door “wil” en “inhoudelijk motief” gelijksoortig te verklaren en onderhevig aan recursiviteit volgens de metaregel. Enneadisch gezien is de aanduiding “inhoudelijk motief” dubbel-op, want een motief zònder inhoud (lees hier: concept) bestaat niet.
in: Motief en norm
De enneade biedt operationalisering van dat [individualiserings]beginsel. Stelselmatigheid is met een hexade nog niet geborgd. Weliswaar is daardoor object gesitueerd enzovoort. Maar er is op die manier nog geen soepele dynamiek mogelijk. Dat lukt pas door toevoeging van respectievelijke scharnieren, waardoor identiteit nog slechts samenhangfunctie draagt. Zo’n scharnier verbindt “meervoudige vorm” en is daarom zèlf niet zo’n “vorm.” Dit verklaart waarom ik elke dimensie van de hexade voorzag van een scharnierelement, wat een enneade opleverde. Zo verbindt focus motief met concept, waarbij alle samenstellende delen op hun beurt elementexemplaren bevatten die zich op hùn beurt als focus kunnen gaan manifesteren, enzovoort. Per gemotiveerd concept heerst eenduidigheid.
in: Motief en norm
De horizon laat zich immers slechts naar-de-beschrijver-toe beschrijven, dus met alsmaar verdere verbijzonderingen totdat de ene rechte lijn een veelvoud van eenduidige punten oplevert.
Metapattern[‘s] so-called upward decomposition […] remains binary and assumes a situated object being constituted by both situation and object. What count as situation and object from the perspective of the situated object in question may in their turn — need to — be taken as situated objects, offering respective cuts, and so on: recursion. For Metapattern, it stops at a horizon.
in: note 53.6
The only way to recognise behaviour is through attributing it to a situated object. This principle may be applied recursively[. …] How difficult is that?! The hurdle consists in the paradigm shift. Professionally, at the currently practicable scale of exchange ‘we’ must depart from logical atomism for controlling ordered variety of information. For most people, such a departure is counterintuitive (and/or they might feel it going against their own interests) .
in: note 53.6
Voor reële variëteit van leefwereld vind ik ding te grof. Om over ‘iets’ met eenheidskarakter te beschikken ga ik uit van verbijzondering: dinggedrag. Dat roept de vraag op waaraan het ligt dat een ding verschillende gedragingen vertoont. Antwoord: situatie. Daarvoor geldt dan een wederzijdse bepaling. Is het gedrag van een ding ànders, dan verkeert dat ding blijkbaar, herstel, kennelijk in een andere situatie. Kortom, het ene ding laat zich qua gedragingen opsplitsen in situationele (deel)dingen. Door de aanname dat dinggedrag altijd situationeel is, blijft er gedragsmatig niets over voor samenhang van deeldingen. Een wezen is er dus niet, punt. In samenhang kan volgens mijn vooringenomenheid slechts gedragsmatig ‘leeg’ zijn voorzien. Daarvoor heeft het complete ding een nul-identiteit. Samenhang van deeldingen is met nul-identiteit nodig en voldoende geborgd, indien elk in aanmerking komend deelding erover beschikt. [A]ldus geponeerde begrippen [zijn] relatief […]. Zo kan een situationeel ding op zijn beurt verdere verbijzondering dienen. Daarvoor heeft het dan de hoedanigheid van ding en/of situatie. Ook het resulterende situationele ding kan weer aanknopingspunt voor verdere verbijzondering zijn, enzovoort. In omgekeerde richting houdt een situationeel ding in, dat er een ding èn een situatie bestaan waarvan het de verbijzondering is. In die richting moet er een grens gelden. Dat heet de horizon. Zeg ook maar dat verder dan de horizon de wereld niet zichtbaar is.
in: Onvooringenomenheid is geen optie
Zodra verbijzonderingen allemaal dezèlfde methode volgen, valt complexiteit alweer reuze mee. […] Volgens het beginsel van situationele object- annex gedragsverbijzondering is èlke verbijzondering in structureel opzicht slechts méér van hetzèlfde. En als verzameling situationele (deel)objecten blijft gezamenlijk slechts een zgn nul-identiteit over voor wat ze verbindt tot (totaal)object resp. systeem.
Het situationele gedrag van het ene object kan doorgaan als situatie voor dienovereenkomstig verbijzonderd gedrag van een ander object, enzovoort. Zgn interdependentie is ook nog eens door en door verweven. Met recursie is eenduidige modellering mogelijk.
in: Wereldbeeld met modelleermethode: metapatroon
Op z’n enneadisch veronderstel ik recursiviteit, dwz herhaling van verhouding, door een situationele objectgedraging desgewenst — verder — te laten differentiëren in aldus samenstellende situationele objectgedragingen, enzovoort. Dit biedt een dynamisch perspectief.
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Ja, situatie resp. context (resp. motief) is, recursief toegepast, de noemer voor eenduidige ordening van variëteit. Daar is een methode voor nodig die zgn open is wat wijziging, toevoeging enz. van situatie betreft. Die methode bestáát: Metapatroon (Engels: Metapattern) .
in: aantekening 54.3
Graag geef ik toelichting op mijn duiding van zgn homogene hiërarchie. Daarvoor vóóronderstel ik een verzameling, tja, wat zijn de elementen ervan eigenlijk? Laat ik ze om te beginnen bouwstenen noemen. Je kunt dan met Metapatroon van boven naar beneden dienovereenkomstige hiërarchieën ‘bouwen.’ Stel dat je de eerste hiërarchie begint met exemplaar nr n uit de bouwstenenverzameling. Nota bene, daarmee is dat ene exemplaar niet, zeg maar, verbruikt. Elke bouwsteen kan daarentegen op willekeurige positie in willekeurige hiërarchie worden gebruikt resp. hergebruikt (zolang voor àlle elementen in de desbetreffende hiërarchieën uit dezelfde bouwstenenverzameling geput is, wat die hiërarchieën homogeen maakt en houdt). Het zijn daarom niet zozeer bouwstenen, maar veeleer patronen (mallen). Er laat zich naar behoefte steeds een daadwerkelijke bouwsteen mee vormen, steeds opnieuw. Dat gebeurt als het ware door aanwijzing van een patroon voor een bepaald element ergens in een bepaalde hiërarchie. En het is pas àls zo’n element, dat situationele verbijzondering meestal wèrkelijk telt.
Met een rizoom zijn modellen à la Metapatroon vergelijkbaar[. …] Doordat een volgende plooi voortborduurt op eerdere gevormde plooien, is er verspreid toch een — soort — hiërarchie. Daar lijkt mij geen ontkomen aan[. …] Ook in een rizoom als worteltak groeit een volgende knoop uit een eerdere, enzovoort.
in: In alle staten
Aan een bevredigend antwoord op de vraag naar ‘Wat is taal?’ ontbreekt het mij […] niet. Daarvoor heb ik semiosis inclusief grond zoals geopperd door Charles Peirce geassocieerd met — de voorstelling van — de wereld als wil en voorstelling door Arthur Schopenhauer. Over verschillen in bereik gesproken, het resultaat omvat een differentiatie van grond. Die is in zekere zin reflexief, want voor de opsplitsing volg ik de drie elementen die Peirce functioneel wèl duidelijk voor semiosis onderscheidt. Van zijn triade plus ‘ergens’ grond maak ik allereerst, zeg maar, netjes een hexade. Daarin is èlk oorspronkelijk triadisch element voorzien van bijbehorende grond. De triadische elementen van Peirce zijn teken, interpretant en object. Ik veronderstel context als grond van teken, achtergrond-interpretant als grond van voorgrond-interpretant en situatie als grond van object. Tussen èlk van die drie paren volgens de hexade plaats ik vervolgens nog zoiets als een draaipunt. Dat levert dus een enneade op. […] Peirce’s triadische elementen (voor momenten in semiosis) zijn veranderd tot enneadische dimensies. Langs elke dimensie is de invulling van resp. vervulling door de elementen ook weer relatief gedacht. Dat maakt de verdeling volgens elementen herhaalbaar. Ofwel, het structuurbeginsel geldt recursief. Zo kan iets-van-voorgrond tot iets-van-achtergrond geraken, vice versa. Dat biedt een verklaring van dynamiek van/door semiosis. Praktisch moet daaraan dus tevens een (boven)grens gesteld zijn: horizon. De dimensie van interpretant telt motief, focus en begrip als elementen. Motief, dwz een ander woord voor wil, is ontleend aan Schopenhauer. Langs ‘hun’ dimensie hangen elementen samen. Zo is elk begrip, via een focus, principieel gemotiveerd. Van dimensie tot dimensie geldt correspondentie. Zo omvat een teken zowel signatuur als context, als uitdrukking van gemotiveerd begrip. Vanwege motief is èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid.
Voor de zoveelste keer, nieuw(heid) is betrekkelijk. De aard van contingentie valt m.i. algeméén — en dat noem ik dan ook wel radicaal — te formaliseren, te weten subjectief-situationeel. Voor passende variëteit stel ik zulke samenloopverbijzondering zonodig herhaald (lees ook: recursief) voor.
Vergelijkbaar telt Metapatroon slechts één modelleerprocedure, herhaald (lees ook: recursief) toepasbaar. Dat is contextuele verbijzondering[. …] De enige uitzondering is de vooropgestelde grenswaarde: horizon. Materialistisch aan contextuele verbijzondering is uitdrukking ermee van veronderstelde werkelijkheid volgens situationele gedragsdifferentiatie. De variëteit van gedragingen is praktisch oneindig. […] De kunstgreep van een horizon moet besef van betrekkelijkheid borgen.
[Dit] volstaat […] om het betrekkelijke karakter te duiden van basis, referentie en noem maar op. De verbijzondering tot x vergt immers onmiddellijk dat — informatie over — zowel a als b beschikbaar is. Ofwel, voor x gelden a èn b als bron. Op dezelfde manier zijn er bronnen voor a, enzovoort. Voor een bepaald stelsel houdt dat bij de veronderstelde horizon op. Met andere woorden, inzicht in wat steeds als bronnen relevant is, resulteert uit opwaartse ontleding. Het allermeest bron-, referentie-, stam- of basisachtig zijn dan de informatieverzamelingen die stroken met wat direct ‘hangt aan’ de horizon (en dat is betrekkelijk volgens/voor het verkozen stelsel annex kader). Of zo’n begrip ook pràktisch in aanmerking komt voor gemeenschappelijk beheer van bijbehorende informatie zal eveneens uit het stelselmatige model — moeten — blijken. Dat belooft interessanter te zijn, naarmate er méér verbijzonderingen van afgeleid zijn. Simpel genoeg, eigenlijk.
in: Stelselmatige oriëntatie op meervoudig informatiegebruik
Wat ik voor Metapatroon toevoegde, is herhaling van verband volgens samenloop van object en situatie. Als verbijzondering is een samenloop herleidbaar tot samenstellend object resp. situatie. Op zijn beurt opgevat als samenloop is elk samenstellend deel eveneens aldus herleidbaar, enzovoort. Dat houdt kunstmatig op bij de getrokken horizon. In tegenovergestelde richting kan een samenloop in de hoedanigheid van object en/of situatie dienen als samenstellend deel van een verdere samenloop. Zulke — verdere — verbijzondering kent als het ware vanzelf een grens.
Daarom beperk ik mij tot gedrag als … feit. En gedrag schrijf ik toe aan een object. Omdat daarbij een willekeurig aantal andere objecten betrokken kan zijn, nota bene elk eveneens met gedrag, zou het gedrag van het ene object tot evenzovele deelgedragingen moeten worden ontleed, vice versa. Dat vermijd ik door die willekeurige verzameling van andere objecten te verdichten: situatie. Ofwel, gedrag ‘is’ samenloop van object en situatie. Dit beginsel laat zich herhalen. Zo kunnen beide samenstellende (f)actoren van gedrag worden opgevat als resp. uitkomsten van voorafgaande samenloop, enzovoort. Om oneindige regressie te vermijden moet daar een grens aan gesteld zijn, inderdaad willekeurig met veranderlijkheid van dien: horizon. In, zeg maar, andere richting kan een bepaalde samenloop gelden als één van beide (f)actoren voor verdere verbijzondering, eveneens enzovoort, zij het dat hier geen grens nodig is. Niets geldt atomair, àlles verschijnt betrekkelijk. Zulke structurering volgens recursiviteit van samenloop van object en situatie kan door-en-door methodisch gefaciliteerd worden: Metapatroon (Engels: Metapattern) .
[G]edrag […] resulte[e]r[t] uit samenloop van object en situatie. Door herhaling van dit verbindingsbeginsel (recursie) kan gedrag met Metapatroon nader worden verbijzonderd. Zònder expliciete horizon ontbreekt aanknopingspunt voor verwikkeling. Bepaald gedrag past bij een netzo bepaalde samenloop, inclusief tijdsverloop. Daar geldt het principieel, zeg maar, positief. Nèrgens anders bestaat het.
The recursive relativity of situational differentiation of objects removes all constraints of scope.
in: note 56.5
De manier bij uitstek om ònbeperkte variëteit met een minimalistische methode te beheersen berust op structurele herhaling. Dat staat populair bekend als het Droste-effect. Het recursiviteitsbeginsel van Metapatroon maakt — het beginsel van — contextuele verbijzondering herhaalbaar. Dat moet bijvoorbeeld voor hoedanigheden worden benut, want de ene hoedanigheid kan voorwaardelijk voor een andere hoedanigheid zijn. Eenvoudig herkenbaar is het geval dat iemand slechts bestuurslid van een vereniging kan zijn, indien z/hij überhaupt verenigingslid is. Dergelijke afhankelijkheden tussen hoedanigheden zijn beslist niet zeldzaam, integendeel. Daarin moet de opzet van informatieverkeer dus structureel voorzien.
Kortom, het gedragsmatig ordeningsbeginsel is situationeel. Dingen bestaan niet op zichzèlf, maar uit continuïteit van samenlopen van de ene naar de andere situatie, enzovoort. Met de toegevoegde veronderstelling van recursiviteit van samenloop […] kan gedragsvariëteit òngeacht schaal samenhangend worden geordend, dwz met dienovereenkomstige betekenissen(structuur) gemodelleerd.
in: Gedragsmatig ordeningsbeginsel voor stelselmatige informatiemodellen
Metapatroon staat ook door-en-door pràktisch pas willekeurige keuze toe van het bereik van een conceptueel model. […] Via herhaalde verbijzondering door relaties à la Metapatroon raken eigenschappen met waarden eenduidig verspreid resp. geordend.
Vervang woord door signatuur en besef dat een compleet teken tevens context (en intext) telt. Reële betekenissenvariëteit valt daarom slechts dekkend — en ook nog eens samenhangend — te modelleren volgens een methode die alledrie elementen van een teken expliciteren (aldus corresponderend met elementen langs enerzijds gedrags- anderzijds kendimensie). Volgens Metapatroon lukt bedoelde ordening recursief. De modelleermethode is formeel bijgevolg minimalistisch.
Wat recursief tot uitdrukking komt, wijst wel op subsidiariteit.
Als ‘taal,’ zeg ook modelleermethode, om situationele gedragsverbijzonderingen samenhangend uit te drukken heb ik Metapatroon (Engels: Metapattern) ontworpen. Het corresponderende formele uitdrukkingsbeginsel is recursieve contextuele (teken)verbijzondering.
Elk gedrag ontstaat door c.q. bestaat uit samenloop van — enerzijds verondersteld — subject (of object) en — anderzijds veronderstelde — situatie. […] Metapatroon omvat recursiviteit van dat samenloopbeginsel.
Het is allemaal betrekkelijk, en met recursiviteit te formaliseren. En zònder zoiets als ònbetrekkelijk begin (of einde), moeten we ook daarvoor maar wat voorlopigs e.d. aannemen: horizon. Voilà, Metapatroon als methode voor modellering van interdependentie. Dat vergt voorts de — aanvankelijk — nog eens èxtra contra-intuïtieve veronderstelling van nul-identiteit.
De recursiviteit volgens Metapatroon berust op erkenning dat elk intextueel knooppunt in een model dus een … knooppunt is. En als zodanig kan ook dàt knooppunt gelden als signatuur en/of contextueel (aan)knooppunt resulterend in verdere intextuele knooppunten, enzovoort[. …] Dat wèrkt dankzij de aanvankelijk stellig als contraintuïtief ervaren ‘verbijzondering’ van intextueel knooppunt tot knooppunt-in-het-algeméén. Maar, nogmaals, daardoor zijn dáárvan weer de verbijzonderingen volgens signatuur resp. context mogelijk, enzovoort.
Metapatroon biedt […] tot en met praktische systematisering van — dynamiek van — relevante verbijzonderingen (door recursiviteit van het beginsel van samenloop van ob-/subject en situatie voor eenduidige gedragsbepaling).
De grondslagen van Metapatroon zijn overigens nòg weer anders. Een soort is niet absoluut, maar relatief geldig gedacht. De relativerende factor is situatie, en met recursiviteit van situationele annex contextuele verbijzondering kan eenduidigheid op willekeurige schaal worden uitgedrukt (lees ook: gemodelleerd). Zo verkrijg je pas — mogelijkheden voor — sturing-op-maat.
[W]ith Metapattern actual behavior is methodically considered resulting from an object — or a subject, in case of applying cognition — ‘meeting’ a situation. There simply is no exception allowed; that takes care of interdependence. Yet, ob-/subject and/or situation may be taken as relative, thus lending support to recursivity of behaviour. Together, Metapattern’s method is one of recursive interdependence. There is no limit to detailing behaviour of situated ob-/subjects. For a model, an upper boundary — of behavioural aggregation — is imposed: horizon.
in: note 56.19
Als je uitgaat van samenhang, houdt dat netzo principieel in dat je verschillende ‘ietsen’ laat samenhangen. Als verschijnsel van samenhang, overal en altijd, veronderstel ik gedrag. Een bepaald(e) gedrag(ing) ìs dan steeds samenhang tussen een bepaald iets-als-object (of iets-als-subject) en iets-als-situatie. Ofwel, de aanwijzing van samenhangende ‘elementen’ vòlgt de aanname van samenhang (lees ook: relatie). Kenmerkend voor Metapatroon is de consequent tweeledige samenhang, dwz met enerzijds iets- als-ob-/subject, anderzijds iets-als-situatie; door herhaling van het samenhangbeginsel (recursiviteit) kan willekeurige variëteit worden uitgedrukt (en valt stelselmatig informatieverkeer dienovereenkomstig ‘eenvoudig’ met digitale technologieën te faciliteren).
Metapatroon geeft … ruimte aan reële verschillen, maakt ze herkenbaar, beheersbaar enzovoort door explicitering van bijbehorende contexten. Dat helpt nodeloze geschillen over betekenis vermijden. Omdat uiteindelijk één ruimte aan de orde is, is wat telt netzo reële samenhang tussen reële verschillen. […] Metapatroon laat verschillen tevens samenhangen door beschrijvende recursiviteit van telkens twee samenlopende gedragsfactoren, te weten enerzijds een ob-/subject, anderzijds een situatie.
Vanuit de veronderstelling van alles-omvattende-werkelijkheid variëren situaties sterk wat betreft omvang van het ermee ervaren werkelijkheidsgedeelte. Dat is echter wat anders dan abstract versus concreet; nogmaals, dat onderscheid is niet van toepassing, punt. Pragmatisch, maw daadwerkelijk, is o.a. — de uitdrukking — verbijzonderde betekenis daarom een pleonasme. Wat volgens situaties (mee)wisselt is hoe concreet algemeen dan wel bijzonder de … verbijzondering (lees ook: differentiatie) geldt.
Zoals objecten op èlke schaal verondersteld kunnen zijn, geldt dat ook voor situaties. Structuur door-de-schalen-heen laat zich duiden door de relativiteitsmodaliteit van recursiviteit.
Zo is, met subjectief situationisme als grondslag, met Metapatroon als modelleermethode alweer véél meer mogelijk[, w]ant eenduidigheid van betekenis laat zich daarmee stelselmatig vestigen door — recursiviteit van — contextuele verbijzondering.
in: aantekening 69.7
Metapatroon [kent] het recursieve beginsel van contextuele — inclusief temporele — verbijzondering. Zo ingewikkeld is dat overigens niet voor … wie diversiteit annex variëteit stelselmatig erkent. Kenmerkend voor de helaas onverminderd overheersende opzet is dat voor aparte informatiesystemen (lees ook: toepassingen) feitelijk “elkaar uitsluitende betekenisschema’s” worden opgesteld. Vervòlgens blijkt daartussen geen samenhang aan te brengen. Dat moet dus andersom. Uitgaande van — een stelselmatig model voor — samenhang kunnen relevante verbijzonderingen eenduidig worden gefaciliteerd. Zo verandert onder invloed van infrastructuur voor informatieverkeer wat telt als zgn toepassing, vice versa.
Afgeleid van de situationele aanname dat èlk gedrag van een subject — maar dat geldt ook voor wat een object heet — situationeel verbijzonderd is, […] geldt volgens Metapatroon contextuele verbijzondering als recursief toepasbaar beginsel van gedragsbeschrijving.
[D]ankzij de recursieve duiding […] kan het stelselmatige betekenissenmodel, eigenlijk betekenistypenmodel, compact blijven. Hoe dan ook is — zoiets als — de samenleving annex maatschappij het relevante stelsel met schaal van dien. Op die schaal heten (verkeers)voorzieningen: infrastructuur. Zo is er eveneens — dus maatschappelijke — infrastructuur voor informatieverkeer. Daarvoor zijn thans tevens digitale technologieën beschikbaar.
Oh ja, object (lees steeds: ob- en/of subject) en situatie zijn à la Metapatroon ook nog eens betrekkelijk in de zin dat ‘iets’ dat voor de ene samenloop als objectfactor geldt, voor een andere samenloop kan doorgaan als situatiefactor. En voorts is er zgn recursiviteit; een samenloop kan voor verder verbijzonderde samenloop dienen als object- en/of situatiefactor, enzovoort.
in: aantekening 72.7
[W]at elke modelleerstap à la Metapatroon beschrijft, is uniek bepaald gedrag (lees ook: eigenschappen) resulterend uit samenloop van een object en een situatie. Dat laat zich recursief uitwerken, maw volgens steeds dezèlfde methodische begrippen, waardoor stelselmatig modelbereik is geborgd.
Methodisch komt er wat meer bij kijken. Zo vergt stelselschaal dat het eenduidigheidsbeginsel van contextuele verbijzondering herhaald toepasbaar is. Metapatroon omvat zulke recursiviteit. Daarmee kunnen betekenissen met verschillen-in-samenhang op èlke schaal geordend worden gemodelleerd (inclusief ‘plaatselijke’ structuurwijzigingen om structuurwijzigingen van maatschappelijk verkeer te volgen of, kan ook, er alvast op vooruit te lopen).
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Dankzij het modelleerbeginsel van — recursieve — contextuele verbijzondering is elke betekenis(definitie) eenduidig te ordenen. Pas vervòlgens is het toevoegen van programmatuur (lees ook: software) betrekkelijk eenvoudig c.q. kàn niet mislukken. Zolang de reële betekenissenvariëteit echter veronachtzaamd blijft, houdt mislukking door digitalisering aan.
[M]et zoiets als een vàste formule, zeg ook maar eindig uitgedrukt met variabelen, kan de verzameling uitkomsten òneindig zijn[. …] Ik herhaal dat op z’n formalistisch het aantal variabelen zéér beperkt kan blijven; door ‘lading’ met concrete waarden, en vooral volgens recursiviteit, kunnen talloze verschillende configuraties samenhangend (!) beschreven staan.
in: aantekening 74.6
Dat is precies wat Metapatroon … opent ter verkeersoriëntatie voor informatie. Volgens een zeer eenvoudig ordeningsbeginsel, te weten recursiviteit van contextuele verbijzondering, kan feitelijke betekenissenordening daarmee methodisch grenzeloos worden voortgezet èn is aanpasbaar. Aldus is voorzien in de vitale voorwaarde voor wat ook wel semantische interoperabiliteit genoemd wordt.
in: aantekening 74.9
Voor traditionele ruimtelijke ordening gelden […] beperkingen die voor digitalisering verwaarloosbaar zijn. Zeg ook maar dat in digitale vorm informatie — inmiddels — kan worden geacht géén fysieke ruimte in te nemen. Dankzij het recursieve verbijzonderingsbeginsel kent Metapatroon daarom opzettelijk géén grens voor de betekenissenvariëteit inclusief dynamiek die voor één stelsel, maw tegelijk samenhangend, kan doorgaan.
Ik vermeld hier slechts kort dat à la Metapatroon ob-/subject en situatie betrekkelijke begrippen zijn. Ook nogeens recursief gebruikt ontstaat een model van betekenissen door verwevenheid.
De crux is àlles tot informatie te rekenen, maar tegelijk niet meer, dat nodig is voor eenduidige interpretatie. Dat vergt niet alleen erkenning van context als, zeg maar, betekenisbepalende factor. Desbetreffende context moet ook en vooral voldoende èxpliciet onlosmakelijk ònderdeel van informatie zijn. Dat lukt met Metapatroon dankzij het recursieve beginsel van contextuele verbijzondering (ter beschrijving van situationele verbijzondering van objectgedrag resp. motivationele verbijzondering van begripsbetekenis).
Dankzij recursiviteit van het verbijzonderingsbeginsel laten situaties annex domeinen zich door-de-schalen-heen duiden, zeg ook maar zowel willekeurig als samenhangend, met de (model)horizon dus als de ruimst relevant veronderstelde schaal.
in: aantekening 76.3
Als relevant veronderstelde ob-/subjectief situationele
gedragsverschillen kunnen in één model worden uitgedrukt door de
onderlinge, recursief toepasbare betrekkelijkheid van — wat geldt
als — enerzijds ob-/subject, anderzijds situatie. […] Ik
kan mij dankzij axiomatische verduidelijking niets redelijker
voorstellen.
Nogmaals, indien er aan — veronderstelling van —
verschillen niet valt te ontkomen, is erkenning van betrekkelijkheid
het redelijkst.
Mijn basisidee is dat gedrag ‘van’ een object — of van een subject, indien gedragsbepaling mede gebeurt door cognitief vermogen van het subject in kwestie — feitelijk resulteert uit samenloop van dat object — of subject — met een situatie (waarbij, in het geval van een subject, z/hij door cognitief vermogen met motief een interpretatie van — wat telt als relevante — situatie … ontwerpt). Elk samenloopresultaat kan op zijn beurt dienen als ob-/subjectief dan wel situationeel aanknopingspunt voor aldus vèrder verbijzonderde samenloop, enzovoort. Dat is het methodische beginsel van recursieve betrekkelijkheid van Metapatroon voor de modellering van situationeel verbijzonderd ob-/subjectgedrag. Aan veronderstelde situationele verbijzonderingen in hun verwevenheid geeft een model à la Metapatroon uitdrukking met dienovereenkomstig verweven contextuele verbijzonderingen.
[Aan] Metapatroon ligt […] de veronderstelling ten grondslag dat betekenis interpretatie vàn gedrag betreft door een subject vóór gedrag. In de vorige zin is met de eerste vermelding van gedrag dat van een willekeurig ob- c.q. subject bedoeld. Dat kan ook gedrag zijn, sterker nog, dat is vaak — eerder — gedrag vàn het subject zèlf vóór haar/zijn — later — gedrag. de veronderstelling luidt voorts dat èlk gedrag door een ob- of subject resulteert uit samenloop met een situatie. Aldus komt modellering van betekenissen neer op gedragsbeschrijvingen volgens de tweeledige insteek van enerzijds ob-/subject, anderzijds situatie. Dat laat zich herhaald voorstellen: recursiviteit. De beschrijving van een ob-/subjectidentiteit heet een signatuur, terwijl een context een situatie uitdrukt[. …] Zo leidt het idee van situationele gedragsverbijzondering tot de modelleermethode Metapatroon met — recursieve — contextuele (intext)verbijzondering als — grammaticaal — beginsel. In een model à la Metapatroon kunnen aldus willekeurige betekenissen samenhangend aangeduid zijn.
Als voorwaarde voor open bereik geldt een recursief formalisme. Een formalisme vestigt uitkomst(en) als relatie(s) tussen variabelen. Als voorwaarde voor recursiviteit de mogelijkheid om een uitkomst op zijn beurt als variabele te benutten, enzovoort. Met telkens twee variabelen en één uitkomst biedt Metapatroon het eenvoudigst denkbare recursieve formalisme.
Ik beschouw gedrag (lees ook: toestandsverandering) als noemer voor de voorstellingen (van de werkelijkheid). Een — geval van — gedrag(ing) beschouw ik algemeen als (samenloop)resultaat. Als factoren gelden m.i. een object — of een subject — en een situatie; door het gedrag verandert — de toestand van — zowel het ob-/subject als de situatie in kwestie. Enzovoort.[—] De wetmatigheid die ik aanneem, is die van situationele gedragsverbijzondering van een ob-/subject, nota bene op z’n enneadisch overeenkomstig motivationele begripsverbijzondering van een focus resp. contextuele intextverbijzondering van een signatuur. Dankzij recursief doorlopend veronderstelde verbijzonderingsstructuur lukt het pràktisch om een consequent (lees ook; logisch) overzicht op te stellen. [—] Het is telkens een vòlgende situatie die mede het gedrag van een subject bepaalt. [—] Dat duid ik als dia-enneadische dynamiek.
in: aantekening 79.6
Dat vind ik duidelijker uitgedrukt als: ob-/subject A kent gedrag B
in situatie C. De samenstellende gedragsbronnen A en C kunnen àls
gedrag(ing) ‘ontstaan’ zijn; daarin liggen respectievelijk
zowel een ob-/subject als situatie ten grondslag. Enzovoort, tot er
praktisch een grens bij één bron getrokken kan of moet worden. Dat is
de (model)horizon. En op zijn beurt kan B vervòlgens dienen als
ob-/subject en/of situatie voor vèrdere gedragsverbijzonderingen,
enzovoort.
Ik noem een model goed-verbijzonderd, wanneer de gedragingen per
ob-/subject daarin als onderling disjunct uitgedrukt zijn. Daaruit
volgt m.i. dat een situationele gedragsbeschrijving van een ob-/subject
principieel positief is.
Het is de éénheid van samenloop die opzettelijk (!)
“plat” is. Maar die vàste tweeledigheid maakt die éénheid
ònbegrensd herhaalbaar. Het is de toevoeging van — mogelijkheid
van — recursiviteit die willekeurige verwevenheid met willekeurig
bereik laat ordenen.
Nogmaals, het is uiteraard een krankzinnig idee om àlles te willen
registreren. Maar dankzij zo’n idee ligt een wiskundige
kunstgreep ineens voor de hand. Want draai eens òm wat traditioneel
doorgaat voor regel en uitzondering. Volgens hun ‘oude’
verhouding passen uitzonderingen niet volgens de regel. Dus, probleem.
Een verklaringskader voor wat voorheen — allerlei —
uitzonderingen waren, moet uiteraard wat uitgebreider zijn. Zo
veronderstelde ik tevens context als variabele. Wat blijkt? De
oorspronkelijke regel verschijnt als het eenvoudigste geval volgens de
verrijkte … grondslag. Dat komt er volgens het nieuwe formalisme
op neer, dat voor de toegevoegde variabele(n) géén waarde(n) achterwege
blijven, klaar. Dus, oplossing.
[B]etrekkelijkheid heeft axiomatische status. Nogmaals, als het
primaire kenobject — met excuus voor de verwarring — voor
modellering geldt gedrag. En voor gedrag neemt Metapatroon recursie van
tweeledige samenloop als kenmerkend aan. [….] Dat principiële
samenloop- annex betrekkelijkheidskarakter heb ik niet bedacht. De
literatuur over, bijvoorbeeld, sociale psychologie staat er vol van. En
de complementariteitstheorie van Niels Bohr — licht
‘gedraagt’ zich òf als deeltje òf als golf — komt er
feitelijk eveneens op neer.
Wat ik toevoegde, is de recursie. Daarmee is mijn bijdrage, in zoiets
als een logische volgorde, een nog weer omvattender grondslag plus
strakke beschrijvingsmethode voor ònbeperkt bereik. De
ontwikkelvolgorde was overigens dus òmgekeerd, zoals de praktijk wel
vaker anders verloopt dan theoretisch gedacht.
Ja, ik heb Ockhams scheermes voor Metapatroon nog maar eens èxtra
geslepen. Nogmaals, de samenloopfactoren zijn tot twee teruggebracht.
Dat lijkt een beperking, maar blijkt een opening omdat zodoende
recursie ònbeperkt mogelijk is met behoud van overzicht.
[Zonder] de aanname […] van recursieve betrekkelijkheid […] blijft er van de methode voor eenduidige ordening van betekenissenvariëteit overeenkomstig gedragingenvariëteit uiteraard niets over.
Voor de zoveelste keer, daarentegen stel ik onverminderd één oriëntatie voor, te weten een gedragsmatige. En èlke gedraging laat zich tweeledig duiden, waarbij beide samenlopen factoren op hun beurt opgevat moeten zijn als gedragingen en aldus samenloopresultaten, enzovoort; deze — aanname van — recursiviteit geldt als grondslag van Metapatroon, een methode voor modellering/ordening van stelselmatige betekenissenvariëteit.
Daarbij omvàt het gesprokene, algemener gezegd het teken, o.a. een context. Het methodische beschrijvings- annex modelleerbeginsel dat Metapatroon kenmerkt, is tweeledig recursief. Het ‘object’ van beschrijving is een gedraging. En elke gedraging is verondersteld als resultante van samenloop van enerzijds een … ob- of subject, anderzijds een situatie. Er is methodisch voorts recursief aan gedacht dat zulk gedrag als samenloopresultaat op zijn beurt als samenloopfàctor kan dienen, maw daarvoor het ob-/subjectaandeel en/of het situatie-aandeel constituerend, enzovoort totdat de modelleur nodige en voldoende verbijzondering ter gedragsverklaring resp. -planning bereikt meent te hebben. Omgekeerd stelt z/hij met het trekken van een horizon een bovengrens aan een model.
Op z’n enneadisch laat zich verbijzondering formaliseren. Onderwerp van een geval is gedrag, met gedrag als uniek identificeerbaar verschijnsel verondersteld als resulterend uit samenloop van enerzijds een ob- of subject, anderzijds een situatie. Dat verbijzonderingsbeginsel is recursief toepasbaar, voilà Metapatroon als methode voor modellering van stelselmatige variëteit van gedragingen annex betekenissen volgens hun kenmerkende verwevenheid.
Wat Metapatroon als stelselmatig bemeten modelleermethode biedt is een methodisch beginsel voor “verveelvoudiging” van betekenisverschillen-in-samenhang. […] Het verschilerkennend resp. —makend begrip volgens Metapatroon is zoals gezegd recursief tweeledig met elk nader verschil resulterend uit samenloop van ob-/subject en situatie.
in: aantekening 87.8
Voor recursiviteit kan een situationeel object op zijn beurt dienen als object en/of situatie in samenloop voor verdere situationele objectverbijzonderingen, enzovoort. Een subject geldt dan als een object voorzien van cognitief vermogen. Eenduidige gedragsbeoordeling is voor èn door een subject echter onderhevig aan hetzelfde ènkele recursieve samenloop- annex verbijzonderingsbeginsel. […] Als bijbehorende ordeningsmethode is Metapatroon beschikbaar. [… Dus,] wat geldt als situatie [wisselt] in één en hetzelfde model van gedragingen (lees ook: betekenissen) in reikwijdte praktisch … […] van àlles-omvattend-gedacht (Metapatroon: horizon) tot en met de tot dusver vèrst voortgezette verbijzondering. […] Maar óók wat geldt als situatie, nota bene, is dus betrekkelijk. […] Wat telt, is samenloop, punt.
Metapatroon telt recursieve contextuele verbijzondering als uitdrukkingsbeginsel. Daarmee laat zich willekeurige variëteit voor willekeurig bereik, heel praktisch, eenduidig ordenen (en geordend bijhouden).
Recursiviteit begint met een ènkel punt. Met Metapatroon is dat de (model)horizon. Als, zeg maar, bovenste grenswaarde geldt dat daarvoor, op z’n enneadisch uitgedrukt, signatuur en context samenvallen; alles, zeg wederom maar, eronder is dáárvan intext. Dan volgt steeds, en dat is er dus recursief aan, tweeledige verbijzondering. Die houdt op met meerdere punten die — nog — niet onderhevig gemaakt zijn aan vèrdere verbijzondering(en). Dat zijn dan de — voorlopige — onderste grenswaarden. Voor elk van die punten vallen signatuur en intext samen, met alles erboven dat ertoe leidt als context.
in: aantekening 92.8
Elke tweeledige betrekking kan op haar beurt deelnemer zijn, te weten àls ob-/subject en/of situatie, aan een aldus vèrder verbijzonderde betrekking. Inderdaad, recursief. Het idee is om zulke ontleding voort te zetten tot de betrekking annex samenloop die eenduidig gedrag betreft. […] Zolang een situatie nog te ruim verondersteld is, kan ob-/subjectief gedragsaandeel domweg niet eenduidig — genoeg — worden opgevat. Opheffing van tegenstrijdigheid vergt — herhaalde — ontleding van samenloop. Een ob- resp. subject telt op die manier zoiets als deelidentiteiten, en wel per situatie waarin/-voor het een eenduidig bijbehorend gedragsaandeel ‘levert.’ Of dat in absolute zin waar of ònwaar (lees ook: vals) is, doet er voor een subject dat er op haar/zijn beurt haar/zijn gedragsaandeel op baseert, ‘feitelijk’ niet toe. Het is in die inherent betrekkelijke … zin waar — geweest — voor háár/hèm.
Met de veronderstelling dat verschillen — uit — samenlopen volgen tussen enerzijds een verondersteld ob- dan wel subject, anderzijds een veronderstelde situatie — met dus een subject dat die veronderstellingen doet[, …] zou [ik] dus zeggen, eenmaal op het pad van differentiatie dat m.i. aan cognitief vermogen inherent is, dat het alsmaar om samenlopen gaat.
Let wel, wat allemaal nader dient om een willekeurig begrip te vatten, zijn óók begrippen.