Metapatroon > interdisciplinaire grondslagen > grenswaarden
[H]et situatiebegrip staat formeel verband toe. Dè éénheid geldt als de universele situatie. Daar schieten we qua inzicht natuurlijk niets mee op, maar reuze praktisch is het wèl voor de reikwijdte van het formalisme.
in: aantekening 21.2
[Een grenswaarde] luidt voor Metapatroon dat de horizon tegelijk staat voor de ruimste situatie, het integraalste object èn de compleetste eigenschap. Dat zegt natuurlijk verder (juist) niets, maar borgt een consistent formalisme voor waar het voor uitdrukkingskracht telt.
Metapatroon is gebaseerd op existence
interdependence.
Van existence interdependence is existence dependence een
grensgeval. Op die grens bevindt het object zich principieel in één
situatie, die als zodanig (daarom) impliciet blijft.
[T]he whole set is called the nil object. This name might seem paradoxical at first, but we’ll see that starting from zero helps formalize a principally open-ended progression into ever-more-detailed information objects. As a corollary, Metapattern does not set any limit to establishing parts of a whole. No information object may claim atomic status.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
A distinction between behavior as dynamic and attribute as static is unnecessary. An attribute can also be considered behavior, with static merely a boundary case of dynamic. Such abstraction helps to optimize compactness of formalism.
in: note 23.19
Met Metapatroon ontwerp je […] geen objectenmodel, maar een
gedragingenmodel. Dat schept ruimte voor gevarieerde gedragingen.
Daarvoor omvat het model evenzovele contexten.
Een object met slechts enkelvoudig gedrag is aldus niet langer de norm
(zoals met objectgerichtheid), maar grensgeval voor contextuele
verbijzondering. Het grensgeval der grensgevallen is de horizon. Daar
is nog helemaal niets verbijzonderd.
Gedragbestaansafhankelijkheid is fijnmaziger dan
objectbestaansafhankelijkheid. (Het bestaan van) een object zou je
kunnen opvatten als de verzameling van zijn gedragingen. Dat is ook
weer een grensgeval, maar ipv minimaal dan juist maximaal. Let wel, die
verzameling als zodanig kent géén gedrag in een betekenis die
vergelijkbaar is met de (situationele) gedragingen die haar
vormen.
Waarbij Metapatroon helpt, is normalisatie volgens gedrag. Dat is een
hele orde van extra verbijzonderingen vergeleken met louter
objectgerichtheid.
Each overall object has one node with a special status. A mechanism is needed to bridge the separate identities of what is and should remain an overall object. All other object nodes point to the nil node, expressing the object’s nil identity. A standardized identity relationship connects a “normal” node to the nil node; to keep Metapattern as structured as possible even the nil nodes do not go without a context. Each nil node maintains a nil relationship with the nil object.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Waar houdt het op? Een volwassen wiskundige weet evenmin het antwoord, maar beschikt over een trucje. Mijn trucje heet nil-context. Slechts de nil-context valt samen met het nil-object en zo klopt het formeel keurig. Dat is (ook) handig, natuurlijk niet toevallig, voor ondersteuning van informatievoorziening met digitale techniek.
Assumptions help to put a stop to shifting. They […] perform a boundary function. […] And don't be shocked when they escape empirical proof. In 'fact,' as boundary concepts they should. Assumptions force closure in one direction of inquiry, thereby opening it up for other directions.
[Y]ou would dismiss them straight away 'as' valid contragrams. I'd quite agree with you. But then, precisely their tautological nature could yield a yardstick of sorts. Or a boundary case.
in: note 23.5
I believe both the subjective and the situational constitute analytical boundaries (or: assumptions, foundation, etc.), hence subjective situationism.
in: Mannoury's significs, or a philosophy of communal individualism
Dergelijke zgn grenswaarden hebben daarom ‘iets’ willekeurigs, terwijl ze die schijn nota bene zoveel mogelijk bedoelen te vermijden om als fundament aanvaard te raken. Je zou ook kunnen zeggen, dat daaraan altijd vèrder gepuzzeld kan worden. Vooruit, we noemen het model extra provisorisch.
(Een) metafysica of paradigma is o.a. vergelijkbaar met een verhaal. Dat moet uiteraard aardig op gang komen en ook netjes eindigen. Dat is de functie van zgn grenswaarden, die daarom vaak erg gekunsteld overkomen. Maar ertussen lóópt het verhaal, draagt het zijn boodschap.
Voortduring [is] gewoon een grensgeval van verandering; als je er een waarde aan wilt toekennen, in dat geval is de verandering nihil.
Opnieuw benut ik het begrip grensgeval voor beschrijving van onveranderlijk gedrag, zeg maar statische eigenschappen.
Als simpele vergelijking […] geldt dat stilstand eveneens als beweging kan worden beschouwd; de snelheid is en blijft dan ‘precies’ nul; voor wat het waard is, bewegingloos is wèl een gangbare term, maar snelheidloos niet.
Wat traditioneel attributen of eigenschappen heten beschouw ik als een grenswaarde van gedrag. Dat is dan statisch gedrag. Heel praktisch erken ik dat wat we vaak als statisch resp. ònveranderlijk opvatten, doorgaans wel degelijk kàn veranderen. Dat geldt al helemaal voor registratie als een soort àfbeelding van werkelijkheid. De werkelijkheid kan veranderen en/of die afbeelding kan verkeerd gemaakt zijn. […] Dynamische eigenschappen ofwel gedragswèrkingsinstructies zijn […] netzo contextueel verbijzonderd pas eenduidig geldig. Met de aanname van het ene gedragsspectrum van statisch tot en met dynamisch hoeft er m.i. aan de modelleermethode op z’n abstracts niets veranderen.
Mocht een bepaald begrip wel degelijk contextvrij gelden, dan past ook dàt prima volgens het schema van contextuele verbijzondering. Dat lukt door er bijvoorbeeld de context nihil oid. aan toe te kennen.
in: Informatiediensten in relativiteitsperspectief
[H]et structurele dienstbegrip [omvat] het atomaire […] (als eenvoudigste geval). Hiermee wil ik eveneens zeggen, dat het onmogelijk is om het structurele begrip louter op basis van het atomaire te verklaren.
Een rotonde lijkt onmogelijk als grensgeval van een rechte weg te duiden. Maar omgekeerd blijkt eigenlijk, zodra je het eenmaal wilt zien, reuze eenvoudig. Zeg ik dat een rotonde als rechte weg kàn functioneren? Ja, een rotonde gaat ‘gewoon’ rechtuit wanneer de straal van de rotondecirkel de lengte nul heeft.
Change, however, always implies the possibility of continuity—defined as the absence of change during a particular period of time. Continuity is change with zero value (which is nonetheless a value).
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Wat [oppervlakkig bekeken] als statisch resp. dynamisch verschijnt, zijn ook maar uitersten. We ontkomen niet aan een discrete indeling, maar een strikt binaire is vaak nodeloos beperkend.
Een overgangsconcept zoals het getal nul is irrationeel, omdat er geloof in eenheid ‘achter’ zit. Tegelijk is het rationeel, omdat het de geloofde eenheid ontkent … àls eenheid. Op dat kleine stukje rust aldus de last om àlles te vertegenwoordigen. Want daarmee kunnen we tenminste ‘logisch’ aan de slag. Maar als we niet oppassen raken we door rationaliteit alsmaar verder vervreemd van eenheid.
Voor ordening van dergelijke inherent niet-hiërarchische relaties is een aanknopingspunt nodig. Dat doet inderdaad een beetje denken aan, afhankelijk ervan wie het verhaal vertelt, de haren of de schoenveters van de baron Von Münchhausen.
in: Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval?
De onverenigbaarheid van min of meer gedetailleerde toepassingstypen oefent als het ware druk uit in de richting van veralgemenisering van wat (nog) reëel als ‘basis’ kan gelden. Waar dat kan respectievelijk moet ophouden, is bepaald door het bereik dat een basisregister moet dekken. Hoe ruimer de schaal, des te algemener (lees ook: kaler) de objecttypen zijn die ‘overblijven’ als verenigende basis.
in: Uit het moeras van stam- en basisgegevens
Wat de aanvullende voorziening in traditionele termen opent, is o.a. de mogelijkheid van meervoudige metadata. Nu is enkelvoud een grenswaarde van meervoud. Dan ligt het voor de hand om de inherent ènkelvoudige metadata uit elk oorspronkelijk register over te hevelen naar de aanvullende voorziening en daar volgens een specifiek perspectief te rangschikken.
in: Bekijk het realistisch, dus gevarieerd met Metapatroon
Metapatroon met z’n dialectiek van gesitueerd object veronderstelt doorgaans precies twee van die knooppunten ter verbijzondering van een derde knooppunt. Om modellering annex verbijzondering op gang te krijgen kan, zeg ook maar als randvoorwaarde, de zgn horizon, dat is de dikke horizontale lijn bovenaan — als grenswaarde van — een model, zonodig voor twee uitgangsknooppunten tegelijk ‘spelen.’ En de horizon geldt voor Metapatroon dus als de axiomatische propositie.
in: Stelselmatige syllogistiek met Metapatroon
In the direction of increasing behavioral differentiation, that is, downwards according to Metapattern’s visual notation, there’s no real danger of infinite regression. The modeler simply stops when s/he no longer distinguishes relevant behavioral variety. Upwards, Metapattern posits a boundary node. As it is called horizon, it is drawn as thick line. A model starts from its horizon. In the reverse direction, all of a model’s nodes somehow take their ultimate perspective from it. For the first nodes originating as situated objects from the horizon, the horizon is necessarily both situation and object.
in: Open conceptual modeling with Metapattern
Je moet met een conceptueel model allereerst het gevoel hebben (en vervolgens ook houden) dat je ergens (?) redelijk middenin mikt. Met randvoorwaarden help je inrichting van een (zo consistent mogelijke) systeem- annex modelbenadering. Ofwel, maak je zeker in eerste aanleg geen zorgen over eventuele grenzen. Als het meezit, hoef je ze niet eens (nader) aan te geven. […] Ik merk op, dat juist adequate grenswaarden irrationeel ‘zijn.’
Nu hebben we gezien, dat een model optimaal valt te systematiseren met expliciete grenselementen. Daarmee corresponderen echter geen (werkelijke) objecten. Voor optimalisering van het conceptuele model als systeem moet je echter doen-alsòf. Je moet natuurlijk oppassen dat je niet in de gecreëerde illusie gaat geloven. Omdat het getal nul een baanbrekende toevoeging aan het getallenmodel betekent, is daarmee geen bewijs geleverd dat niets of hèt niets … bestaat. Zodra je beseft dat je kunstgrepen doet, weet je dat je ook en vooral dáárvan de grens moet (blijven) erkennen. Doe niet moeilijk over doen-alsof. Daar hoort (helaas) bij dat je het niet moet willen uitleggen. Noem de extra elementen en/of relaties in een model grenswaarden oid en vermeld over het door de gekozen stelselmatigheid (af)gedwongen object(exemplaar) dat het (dus) virtueel is, punt.
Nu is ‘systeem’ niet alleen een … manier om met (interne) elementen en relaties ertussen een orde (lees ook: structuur) te duiden, enzovoort. Met ‘systeem’ trekken we tevens (!) een grens. (Want) vervolgens besteden we zowat alle aandacht aan ‘de binnenkant.’ Zo dreigt uitsluiting voor wat ook èn vooral telt. Het grenskarakter van ‘systeem’ wordt vaak verwaarloosd. Er wordt klakkeloos, meestal zelfs onuitgesproken, een grens aangenomen. Architectuur als ontwerpactiviteit moet echter met voorrang zo’n grens expliciet, bewùst bepalen. Wat hoort er allemaal wèl bij, en wat niet?
Als ik je goed begrijp, vind jij contextualiteit niet absoluut geldig. Ook goed, maar hopelijk herken je het praktische nut om in elk geval te doen alsòf dat wel zo is. Dan hebben we het over een zgn grenswaarde. De context van het contextloze is: alles. Contextloos resp. de context ervan komt precies één keer voor. Dat komt in de horizon tot uitdrukking.
Je kunt de horizon volgens Metapatroon zelfs opvatten als een opzettelijk neergelaten slagboom. Er valt ‘boven’ die grens niets enneadisch te zoeken, laat staan te vinden. Wie iets volgens zulke samenhang wil aangeven, kan slechts eronder terecht. Gelet op de vooropgezette beperking, is daar niets paradoxaals (meer) aan. Het is daarentegen karakteristiek voor ‘zijn’ stelselmatigheid. Op die manier blijken we al veel verder te kunnen komen met ordening van betekenissenvariëteit dan volgens logisch atomisme e.d. Lijkt mij reuze nuttig, interdependentie.
[D]e pragmatische ontleding is open, wat ook bekend staat als hermeneutische cirkel. Een absoluut geldige betekenispretentie blijkt pràktisch onhoudbaar. Netzo praktisch is echter steeds een grens geboden ter vermijding van oneindige ontleding (lees ook: oneindige regressie). In besef van relativiteit laat Metapatroon methodisch een grens trekken: een horizon.
in: Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen
Deze relativering gaat mij niet ver genoeg. Nogmaals, mijn idee is dat Plato zoiets als “ware kennis” herkende als illusie. Dat neemt echter niet weg, dat de irrationele veronderstelling van zoiets als het punt waar kennis vàn werkelijkheid samenvalt met werkelijkheid zèlf vruchtbaar is … zolang het besef maar overheerst dat zo’n (verdwijn)punt voorbij de horizon ligt.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
Dit roept de vraag op, of situationele (gedrags)verbijzonering — met contextuele differentiatie als modelmatige voorstelling — geen àfbreuk doet aan samenhang. Ofwel, vormt de enneade bij nader inzien eerder een uitdrukking van linearisme dan van ritmiek? Nee, volgens mij (dus) niet, omdat in elk geval ik pràktisch geen ‘fundamentelere’ categorie dan situationaliteit kan bedenken om juist zowel tegenstrijdige gedragingen als pseudo-probleem te kunnen ontmaskeren als samenhang tùssen eenduidig gedifferentieerde gedragingen optimaal te vestigen.
In recognition of our limits at … recognition, what only stands out is limited to a horizon as our … limit. In a model drawn up with Metapattern, this horizon is represented by a thick, horizontal line at the top.
in: Perspectivism in federated practice
Rather than letting the prospect of infinite regression be an absolute show-stopper, Metapattern employs the strategy whereby recursion bounded by initial/final values makes — the recognition of — regression productive. It is common to mathematics, systems thinking, et cetera.
in: Metapattern for complementarity modeling
Ik vind in de zgn werkelijkheid een situatie het bereik van eenduidig gedrag. Dat gedrag gebeurt ‘door’ een object, zodat het daarbij gaat om een dienovereenkomstig gesitueerd object.
in: William James als voorbeeldige randfiguur
Om de verbijzonderingsmethode uniform te houden geldt de horizon, wat typisch voor een formeel noodzakelijke grenswaarde is, als het ene dat bij wijze van uitzondering tevens het andere is. In dat punt komen dan àlle reguliere verbijzonderingen samen, al dan niet via tussenstappen (recursie). [Het is] door het samenvallen van het ene en het andere […] léég verondersteld — anders slaagt hun samenloop ook niet — om dat meervoud onderling te laten samenhangen. Dat klinkt inderdaad irrationeel, maar blijkt axiomatisch uiterst krachtig.
in: Motief en norm
Dat is ook precies de reden waarom de metaregel zoals ik ‘m zie verbijzondering in twee richtingen opent. Met situatie als “verband” van/voor een verbijzonderd object, een zgn situationeel object, dus, met dienovereenkomstig verbijzonderd gedrag, verschuift de onbepaaldheid naar die constituerende situatie (èn, nota bene, naar het constituerende object in kwestie). [ … Ik] herken […] in de noodzaak van het trekken van een grens, van gewoon een limiet stellen waar de herhaling moet stoppen, horizon, dus, de kans om er het beperkte vermogen van het subject ‘als het ware’ mee te laten samenvallen.
in: Motief en norm
Wat formalisering betreft, zo moet voor de herhaling van verbijzondering òmgekeerd beschouwd een begin geforceerd zijn; die noodzakelijke grenswaarde per model noem ik horizon. Dat is een praktische maatregel tegen zgn oneindige regressie.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Met zgn horizon vallen volgens Metapatroon algemeenst gedachte object en situatie samen. Het helpt om daar vooral, dubbelzinnig gezegd, niets àchter te zoeken. Wie meent dat z/hij er voorbij iets kan ‘zien, ’ neemt haar/zijn horizon niet serieus.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Gedrag is (pas) eenduidig aanwijsbaar voor een dienovereenkomstig verbijzonderd situationeel object. Ook een vàst veronderstelde eigenschap telt als gedrag. Dan is de waarde van dynamiek nul.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Maar waarom moet een grond ‘iets’ tegenovergestelds zijn? En wanneer dat zgn tegenovergestelde op zijn beurt eigenlijk ook weer iets is, wat is er dan nog niets aan, enzovoort? Er is praktisch behoefte aan een grenswaarde. Als zodanig is dat — gewoon — ook weer iets. Er is òngewoon aan, dat ver-ietsing vanàf die grens slechts door verbijzonderingen lukt, niet door veralgemeniseringen. Dat is verder een talige maatregel in de zin van door-en-door semiotisch[.…] Methodisch à la Metapatroon zijn de verwijzingen expliciet tot aan de veronderstelde horizon, terwijl er ‘overheen’ niets meer verwijsbaar is[.…] Dat ligt [volgens de enneade] evolutionair in semiosis besloten, klaar.
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Knowing there are different objects with their behaviors involved, when no difference can be established I would call them indistinguishable, rather than identical. I propose to limit identity to a boundary concept[.]
in: Analytic philosophy for synthesis from early education on
De subjectiviteit van semiosis kent een bijbehorende horizon. In de subjectieve levensloop verandert wat zich er allemaal zelfreferentieel als het ware vóór bevindt, maar àls horizon komt het subject in kwestie er principieel nooit voorbij.
Het ene valt overigens als grensgeval van het andere te duiden. Waar subjectieve noch situationele variëteit telt, blijft logisch atomisme over.
in: Wereldbeeld met modelleermethode: metapatroon
Ja, objectgerichtheid op z’n logisch atomistisch is de platste toepassing van Metapatroon. Dat is geen toeval, maar opzet. Je kunt dat o.a. afzien aan de zgn horizon die immers geformaliseerd is als nul-context. Wat er allemaal direct aan ‘hangt,’ […] geldt daardoor als contextloos (binnen de veronderstelde horizon, wat uiteraard wel degelijk een context vormt maar als zodanig niet — meer — tot uitdrukking komt ànders dan met die nul-context annex nul-object als grenswaarde).
[G]edrag is subjectief-situationeel en aldus principieel gemotiveerd, punt. […] Het situationisme aan subjectiviteit houdt “intentionaliteit” onlosmakelijk in, nota bene differentiële intentionaliteit. En daar, dus met motief, houdt rationaliteit nu eenmaal op, een inzicht dat ik ontleen aan Arthur Schopenhauer.
in: In alle staten
Vrijwel ieder kind doorziet onmiddellijk het probleem, gewoon een kwestie van herhaling. Want wat is dan de grond van … grond, enzovoort? […] Als er semantisch geen oplossing is, moet de knoop worden doorgehakt. Dat is pragmatisch. Voor Metapatroon heb ik daarvoor de vergelijking met gezichtsvermogen benut. De uiterste grens is de horizon. Wat telt àls horizon, is eveneens betrekkelijk. Wie kijkt en vanaf welke positie? Aldus geeft een vette horizontale lijn, als regel bovenaan getrokken, aan dat het informatiemodel in kwestie slechts een bereik heeft. […] Zo’n irrationeel gesteld bereik is […] de vóórwaarde voor — eventuele — redelijk vervolg erbinnen. […] Naar hun aard zijn en blijven axioma’s e.d. ònbewijsbaar.
Een baanbrekende paradigmawissel is het zeker, die helaas nog altijd niet dóórgebroken is, maar veronderstellingen zijn en blijven naar hun — noodzakelijke — aard speculatief. Ja, het is praktisch om netzo axiomatisch een grens aan relativering te stellen, in het besef van veranderlijke positionering ervan. Zo’n grens mag niet dienen om eigen onvermogen te verdoezelen, maar moet juist de erkenning ervan voortdurend markeren. Daarvoor vind ik — het begrip — horizon toepasselijk (dat vriendelijker klinkt dan bord-voor-de-kop, oogkleppen e.d.).
Integendeel, dat gebeurt door wederzijdse doordringing. Eénheid verkeert in de sfeer van ànderheid. Die sfeer, ofwel de relevante situatie, wijzigt. Een absoluut ònveranderlijke situatie is methodisch wederom een grensgeval.
in: aantekening 61.5
De resulterende gedragsverbijzondering kan op haar beurt dienen als nader object resp. situatie voor vèrdere verbijzondering, enzovoort. Als goedverbijzonderd geldt een model zònder overlappingen van aangebrachte verschillen; tegenstrijdigheden zijn òpgelost[. …] De bovengrens van een model à la Metapatroon, de zgn horizon, moet echter enkelvoudig verondersteld zijn. [….] Als methodische grenswaarde heb ik reeds daarvoor zowel object- als situatiekarakter gedefinieerd. Daarmee is samenloop van object en situatie als beginsel gevestigd. Dat laat zich methodisch ònbeperkt toepassen. […] Met Metapatroon, nogmaals, geldt de horizon als zowel nul-object als nul-situatie; de horizon is als zodanig zelfs volkomen gedragloos (waarmee zijn nul-identiteit eigenlijk een dùbbelnul-identiteit vormt).
in: aantekening 61.6
In een model à la Metapatroon is steeds een methodische (boven)grens aangegeven voor het ruimste betekenisbereik: horizon. […] Nogmaals, het is daar[onder] de crux om ob- en subjecten meervoudig relatief te beschouwen.
Zeg maar vèrder verafzonderlijkt heb ik gedrag gekozen, met èlke eenduidig verbijzonderde gedraging als resultante van samenloop van een object (lees dus ook: ding) en een situatie. Een object dat met cognitief vermogen toegerust zijn gedrag mede bepaalt, noem ik een subject. En daarbij vertegenwoordigt situatie telkens wat […] de Eenheid [heet], met dan [het] eenheidsbegrip als grenswaarde voor de allerruimste situatie: alles. Zo ruim kan echter niemand denken. (Subjectieve) beperking laat zich als horizon duiden; zo’n nadere grens voor de modelleur trekt hij (lees overal ook: zij) in elk model volgens Metapatroon (Engels: Metapattern). De mogelijkheid voor modellering door-de-schalen-heen biedt deze methode met recursiviteit van samenloop; elke situationele objectgedraging kan op haar beurt dienen als object en/of situatie voor nadere samenloop, enzovoort. In omgekeerde (modelleer)richting vormt de (model)horizon het begin voor eigenschaps- annex gedragsbeschrijvingen volgens — herhaling van — situationele objectverbijzondering.
in: aantekening 68.4
Met Metapatroon ontleent een object zijn nul-identiteit impliciet aan een directe afleiding van resp. herleiding tot de zgn modelhorizon. Vervolgens kunnen daarmee zoveel situationele objectidentiteiten in verband worden gebracht die tellen voor de relevante, met betekenissen te beschrijven, gedragingenvariëteit. Een model veronderstelt dus een ‘ruimte’ die ermee beschreven wordt.
in: aantekening 72.7
Uit hoofde :-) van zijn aanpassingsvermogen is een subject naar zijn aard — zo luidt dus mijn vermoeden — ingesteld op verschillen c.q. veranderingen. Nee, dat is niets nieuws. Het lijkt mij — daarom — ook niet aannemelijk, dat de — vermeende? — versnelling van opvolging van veranderingen een subject doorslaggevend nadelig parten speelt. Veeleer is menig subject m.i. gefrustreerd door wat z/hij ervaart als belemmeringen om haar/zijn aanpassingsvermogen tot gelding te brengen.
Ik beschouw, vooruit, combinatorisch vermogen kenmerkend voor leven. Nota bene, voor èlk leven. Wàt leeft is een organisme. Het leeft ‘door’ een grens weliswaar samen met zijn omgeving, maar bepaalt àls organisme deels zèlf zijn gedragingen in relatie ermee. Ofwel, ‘iets’ leeft omdat het zich situationeel gedraagt. En vanwege het onderscheid met zijn omgeving dat ònlosmakelijk (!) hoort tot het bestaan als organisme, houdt het organisme beperkt wat er van zijn veranderende omgeving tot hem doordringt. Tja, als de werkelijkheid ònveranderlijk is, heeft het ook geen ‘zin’ om daarin organisme te zijn. Wat die grens overschrijdt, is — slechts — een teken. Zo zijn enneadisch signatuur en context principiële tekenelementen resp. -componenten.
Onvermijdelijke en daardoor noodzakelijke beperking wordt met de
modelleermethode Metapatroon erkend. Daarom geldt zelfs opzettelijk een
grens, een horizon. Wat er allemaal voorbij zo’n horizon bestaat,
blijft zonder uitdrukking.
De modelhorizon kan tot op zekere afstand worden verplaatst. Het model
in kwestie wordt dan — wat — minder of juist meer
omvattend. De modelleur blijft desondanks ver verwijderd van
‘zicht’ op en aldus beschrijving van àlles-in-één.
Ondanks het beperkte bereik waarvoor een modelhorizon symbool staat,
doet slechts zo’n gedeeltelijke werkelijkheid zich prompt als
verschillen voor. (De) eenheid verschijnt als veelheid.
Wat je wil duiden, zijn verschijnselen. Naar mijn idee is èlk
verschijnsel een gedraging van een object — of van een subject
— in een situatie. Wat telt, is telkens zo’n
samenloop.
Met zowel volledige als onmiddellijke kennis over samenlopen is
statistiek overbodig. Zulke kennis is natuurlijk een illusie.
Situationele gedragingenverbijzondering van objecten kan de behoefte
aan statistiek dus nooit laten verdwijnen. Dat geldt … zeker als
het gaat om subjecten, zeg ook maar objecten die over cognitief
vermogen beschikken waarmee zij in hun samenloop met situaties
dienovereenkomstig gedrag mede zèlf door hun plan ervoor bepalen.
Het paradigma van situationisme kan echter helpen om statistiek
kritisch(er) te beoefenen. Zolang verschijnselen geassocieerd zijn met
atomistisch veronderstelde objecten c.q. subjecten, ontbreekt
situationele gedragsdifferentiatie als factor ter vermindering van
onzekerheid. Daardoor blijven verschijnselen annex gedragingen nodeloos
op één hoop gegooid en verklaard.
Er zijn verschillende wetenschappelijke disciplines, omdat het onmogelijk is stellingen aanvaard te krijgen voor àlle betrekkingen. De afbakening van zo’n vakdiscipline is inderdaad eveneens een … stelling.
Nee, er is geen ontsnappen aan verwarring. Want, bijvoorbeeld, waarin verschilt actief van passief (aanpassings)vermogen? En wat is het onderscheid tussen cognitief en feitelijk gedrag? […] Over menig verschil doe ik ook niet te moeilijk. Het zal wel betrekkelijk zijn, dwz eveneens onderhevig aan subjectief-situationeel oordeel wat telt als grens enz. tussen enerzijds ob- resp. subject, anderzijds situatie.
Wat subjectief-situationeel gedrag betreft, vind ik uit het enneadische schema volgen dat het gedragsmotief in kwestie als zodanig (!) principieel onmogelijk waarneembaar enz. is.
in: note 77.2
Volgens Metapatroon is èlk feit (lees: gedraging) samengesteld, ofwel als zodanig nooit oorspronkelijk. Maar aan de herleiding tot samenlopende delen moet praktisch een grens worden gesteld. Daarvoor dient zo’n horizon. Eraan voorbij kan een subject niet(s) waarnemen en die beperking is vooral afhankelijk van haar/zijn waarnemingspositie. Maar dankzij het samenloopidee laten zich gedragingen nog enigszins redelijk duiden resp. ordenen.
Daarmee is weliswaar een beslissende stap aangewezen op weg naar erkenning van reële betekenissenvariëteit, hoera, maar wie slechts die ene stap zet gaat onverminderd nog mank aan de veronderstelling dat een ènkel woord exemplarisch voor een teken is [en] beseft kennelijk nog niet dat een teken dat op eenduidigheid onder omstandigheden van variëteit bemeten is, dus (!) eveneens context moet omvàtten. Zowel de verwijs- als nauw eraan verwante toetstheorie zijn overigens niet volledig verkeerd. Wat niet klopt is de aanname van geldigheidsbereik. Dat bereik is ònbegrensd gedacht. Maar dat moet natuurlijk telkens zijn een … context. Ipv ònbeperkt is geldigheidsbereik van een teken als toetsbare verwijzing dus vaak juist zéér beperkt.
Het kenvermogen kàn zich domweg niet absoluut in de zin van volgens iets ènkelvoudigs oriënteren. Daarom stel ik de horizon als, zeg maar, grensgeval ook voor als situatie èn object. Daarmee s[taat] de horizon [… voor] het van àlles voorziene kwaliteitspotentieel.
[Met] verlangen […] naar een, ik noem het maar even, gevuld begrip […] heb ik met de aanduiding nul-identiteit opzettelijk (!) afgerekend.
Een verschijnselenleer, of welke theorie van ook, die op een wezensleer uitdraait kan slechts bedrieglijk zijn. […] Een verschijnselenleer valt slechts consequent vol te houden door voor samenhang géén verschijnsel te veronderstellen, ofwel géén absoluut werkend gedragsaandeel. Dat vergt een zgn kunstgreep. Voor wat verschillende verschijnselen laat duiden als vàn eenzelfde object, veronderstel ik een nul-identiteit van het — veronderstelde — object in kwestie. Omdat zo’n nul-identiteit — verder — niets is, valt er ook niets aan te onderzoeken. Wie een nul-identiteit als het wezen van het desbetreffende object wil opvatten, prima, maar geeft er aldus een àndere betekenis aan dan traditioneel — en m.i. abusievelijk — gebruikelijk. Dankzij opzettelijke irrationaliteit van — zoiets als — nul-identiteit kan de onderzoeker [resp. ontwerper] vervòlgens wèl redelijkerwijs [vèrder.]
in: aantekening 95.7