Sganziniaans ritme

Pieter Wisse

Carlo Sganzini (1851-1948) was een Zwitsers filosoof. Tot voor kort had ik nog nooit van hem gehoord, laat staan dat ik iets van zijn werk kende. Een gemis, naar is gebleken.

Sganzini stelde een, zoals hij hem noemt, fundamentele structuurtheorie op. Zie daarvoor Ursprung und Wirklichkeit (Verlag Paul Haupt, 1951). Dat is een bundel met enkele van Sganzini’s opstellen, samengesteld en voorzien van inleiding door voormalige studenten Hans Ryffel en Gottfried Fankhauser. Voor het onderstaande oriënteerde ik me vooral op de opstellen Linearität und Rhythmik (pp. 154-176) en Maβstab und Wirklichkeit (pp. 177-195).

Opvallend vind ik de gelijkenis van vooral mijn motief voor subjectief situationisme met waarom Sganzini naar verluidt een algemenere theorie opstelde. Ik heb voorts een poging gewaagd om onze nadere theorieën te vergelijken. Ik meen belangrijke overeenkomsten te kunnen aanwijzen, zij het dat ik daarvoor gewaagde vertalingen benut.
Zo ben ik geneigd om wat Sganzini ritmiek noemt, als dynamiek te beschouwen. Ik veroorloof me dat, omdat het ritmische karakter zoals Sganzini m.i. bedoelt reeds besloten ligt in de onlosmakelijke samenhang van elementen volgens de semiotische enneade (die dient als metamodel van subjectief situationisme; zie o.a. Semiosis & Sign Exchange, 2002).

Sganzini laat het ritme verlopen tussen maatstaf en gedrag als zgn polen. Door de term maatstaf te vervangen door motief, vóóronderstel ik weliswaar een enneadische interpretatie, maar heb ik tenminste het idee dat ik Sganzini redelijk begrijp.

Wat ik voor de enneadische elementen graag van Sganzini overneem is de aanduiding – van ‘zijn’ polen als – momenten. Daardoor komt semiotische dynamiek sterker tot uitdrukking.

Wat volgens mij in Sganzini’s structuurtheorie ontbreekt, is – structurele – positionering van de grondslag van gedragsverbijzondering. Juist daardoor vind ik de enneade alweer, in Sganzini’s termen, fundamenteler dan zijn structuurtheorie (waarvan hij de betrekkelijkheid overigens benadrukt, ondanks zijn etikettering als ... fundamenteel).
De enneade is overigens niet bi- maar tripolair, overeenkomstig de semiotische insteek direct ontleend aan Charles Peirce (1839-1914).

Dat Sganzini relativering van gedrag wel degelijk erkent, zij het dus minder principieel dan ik voor vruchtbaar houd, laat hij door vermelding van relatieve maatstaf weten (p. 187):

Die relative Maβstab hängt mit der Verbesonderung und Vermannigfaltigung zusammen, mit der Tatsache, dass Welt überhaupt ist, Welt, die sich in eine Mannigfaltigkeit von Einzelwelten zerspaltet.

Dit weerhoudt Sganzini niet ervan om de absolute maatstaf als zoiets als verdwijnpunt te suggereren. Wat de enneade toont, is dat motief inherent situationeel is wat daadwerkelijk gedrag betreft (en dito contextueel voor signatuur-als-teken).

Dankzij focus, ook een enneadisch ‘moment,’ is gedrag gericht. Dat is doorgaans zowel doeltreffend(er) als doelmatig(er). Als evolutionair voordeel valt er niet aan te ontkomen.
In dit verband kom ik terug op de verklaring die Sganzini biedt voor rechtlijnigheid als zijn naam voor een beperkte en beperkende gedragsvisie. Hij benadrukt de associatie met het zgn differentiëren in wiskundige zin. Simpel gezegd, een kromme lijn geldt aldus als opeenvolging van een veelvoud van veel kortere, èlk rechte lijntjes. Door dergelijke opdeling gaat echter continuüm verloren.
Dit roept de vraag op, of situationele (gedrags)verbijzonering – met contextuele differentiatie als modelmatige voorstelling – geen àfbreuk doet aan samenhang. Ofwel, vormt de enneade bij nader inzien eerder een uitdrukking van linearisme dan van ritmiek?
Nee, volgens mij (dus) niet, omdat in elk geval ik pràktisch geen ‘fundamentelere’ categorie dan situationaliteit kan bedenken om juist zowel tegenstrijdige gedragingen als pseudo-probleem te kunnen ontmaskeren als samenhang tùssen eenduidig gedifferentieerde gedragingen optimaal te vestigen.
Kortom, het lijkt me dat Sganzini onder linearisme méér-van-hetzelfde verstaat, en dat ‘werkt’ natuurlijk onder wisselende omstandigheden nooit.

Toegegeven, ik ben sterk vooringenomen (wat tot motief valt te herleiden). Desondanks biedt subjectief situationisme als structuurtheorie beduidend meer zgn passende variëteit dat wat Sganzini voorstelt.
Wat ik daarentegen vrijwel zònder uitzondering hout vind snijden, is de kritiek die Sganzini geeft op destijds – en tegenwoordig helaas onverminderd – gangbare verklaringskaders. Zijn noemer ervoor is linearisme, of rechtlijningheid, en hij stelt dat voor als ernstig gereduceerde variant van ritmiek. Dus, gedrag volgens linearisme is gemankeerd gedrag. Hij doet de terechte oproep dat manco op te heffen (p. 154):

Die Schwierigkeiten und Probleme [...] sind vermutlich Folge einer verengerten Perspektive, verbunden mit einer dunklen Ahnung, dass der üblicherweise eingenommene Standort gekennzeichnet ist durch Unzulänglichkeit und verhüllende Enge des zugrunde liegenden Gesichtkreises.

Of zelfs maar die “Ahnung” aanwezig is, betwijfel ik ... maar dat maakt het alleen maar noodzakelijker om een passende(r) structuurtheorie te propageren.

Met de luttele opmerkingen hierboven doe ik Sganzini’s werk tekort. Er zijn antiquarisch – zo kreeg ik het ook vlot te pakken – echter nog enkele exemplaren van zijn boek te koop, zodat u zich er zèlf verder in kunt verdiepen.

Oh ja, onbedoeld gaf ik Get into the rhythm of Metapattern (2013) een titel met uitgesproken Sganziniaanse strekking. Daar ben ik (nu) èxtra blij mee.

 

 

September 2014, webeditie 2014 © Pieter Wisse