Metapatroon > ontwerper > filosoof
Een paradigmawissel verandert in eerste aanleg de (verdere) werkelijkheid niet, maar de manier waarop we ernaar kijken. Daarna kan de manier veranderen waarop we er (bewuster) mee omgaan.
An ontology with requisite variety is the single most important tool information modelers need to address real problems and create real opportunities.
in: What is an instance in information modeling?
What the ennead’s dimensions allow is that man can recognize it as middle. For that's his (disad)vantage point in an — experience of — encompassing structure. When I speak for myself, I feel inevitably both caught in my middle/muddle and freed by dynamics (as I can move from one middle to the next, and so on).
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Metapattern has left behind this principle of treating each object as an absolute unit, and that is not a matter of software engineering. The paradigm shift is grounded in the epistemological attitude of the modeler, in how she/he knows the world.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
De nadruk op strikt vormelijke vertaalbaarheid leidt m.i. de aandacht àf van de keuze voor passend wereldbeeld. Voor wie dat snapt, is de keuze voor methode met optimaal passende variëteit echt geen punt meer.
Over “competenties” gesproken, wezenlijk acht ik beheersing van een methode voor stelselmatige betekenisordening. De civiel informatiekundige moet dus minstens praktisch vertrouwd zijn met een mengsel van ontologie, epistemologie (kennisleer) en semiotiek (tekenleer).
Voor informatievoorziening op netwerkschaal zijn, zo niet filosofen, minstens vakkundige ontwerpers nodig. Voor kwaliteitsontwerp blijkt expliciete filosofische oriëntatie echter onmisbaar. […] Waarover zij in hun professionele bagage vooràl moet beschikken, blijkt inzicht in betekenissenvariëteit en methoden & technieken voor beheersbare precisering.
in: Semantische kans door financiële crisis?
[D]e crux qua modelleerhulpmiddelen [betreft] hun potentieel voor nodige en voldoende uitdrukkingskracht. Je moet voor optimaal gebruik wel een idee hebben over, zeg maar, de (gedrags)structuur van de wereld. Precies daarvoor leidt de enneade naar extra variëteit in beschouwing[.]
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Als ontwerper moet je zeker een idee koesteren over de totale samenleving die je wenselijk acht.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
Wat is er nodig om ze te kùnnen bedenken, die adequate voorzieningen [voor informatieverkeer]? Daarvoor moet de ontwerper o.a. grondig begrip van informatie hebben. In die zin is z/hij praktisch filosoof. Maar hij moet ook een visie op maatschappelijk verkeer hebben, zodat hij tevens theoretisch activist is. Tja, en natuurlijk hebben informatie en verkeer nog eens àlles met elkaar te maken. Dat komt tot uitdrukking in aanduidingen als informatiemaatschappij en netwerksamenleving.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
There is only one way to design for requisite variety. The professional, responsible designer/modeler must be ontologically aware. S/he needs to have a fully developed theory of human cognition and sign exchange. It is how designers are relevant.
in: Open conceptual modeling with Metapattern
De ontwerphouding komt er dan op neer dat je je afzet tegen — naar analogie — wat Kuhn normale wetenschap noemt. Met revolutionaire wetenschap stel je je (als ontwerper) daarentegen open voor een paradigmawissel en ontwerp je zonodig eerst en vooral een nieuw paradigma.
Het is nuttig af en toe de vraag te stellen, of de aannames zoals ze kennelijk overgeleverd zijn (en intussen vergaand impliciet geraakt) nog altijd geldig zijn.
Voor de oplossing van moeilijke problemen is de hulp van vakmensen nodig. Een professional onderscheidt zich van een amateur door besef van toepasselijke … ontologie.
in: Voor informatiekunde verder op weg met ontologie
Het formalisme van Metapatroon is opzettelijk zó beperkt, dat er voor èchte informatiekundigen geen ontkomen is aan met voorrang filosofische beantwoording van vragen.
in: De bedoeling met informatiekunde
Maar wie doet dat denkwerk, wie maakt de keuze voor wat dan altijd maar voorlopig doorgaat voor optimale variëteit? Volgens Plato is dat de staatsopgave voor en van filosofen. Wat mij betreft pleonastisch uitgedrukt zijn dat ontwèrpende filosofen. Die uitdrukking maakt het eenvoudiger om te beseffen wat ontwerpers moeten zijn: filosoferende ontwerpers.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
Een ideeënleer zoals die van Plato levert nog geen praktische ontwerpmethode annex -taal, toepasbaar op stelselschaal. Desondanks deelt Plato wijze filosofie- en bijgevolg ontwerplessen uit.
in: Platoonse bewegingsleer voor ontwerpers
Hoewel, herstel, omdàt menig ontwerper annex modelleur zich van vóóronderstellingen totaal niet bewust is, naar het schijnt tegenwoordig méér dan ooit, praktiseert hij tot dusver doorgaans logisch atomisme resp. essentialisme. Dit laatste houdt als metafysica c.q. ontologie in, dat volgens hem een object in elk geval wat zijn kern betreft ònveranderlijk is en (dus) op zichzèlf (be)staat. Voorzieningen voor informatieverkeer, met open betekenissenvariëteit van dien, zijn daardoor echter onmogelijk stelselmatig te ontwerpen, enzovoort.
in: Mooi meegenomen
Wanneer je je voor een moeilijke opgave voelt staan, lijkt mij eerst en vooral verwarring opbouwend en die kan je dan maar het beste zèlf veroorzaken, beseffen, en zo door … Dat verdient dan juist een compliment in plaats van dat je je verontschuldiging ervoor maakt. Ja, ik weet maar al te goed dat potentiële opdrachtgevers zulke ontwerpkracht opvatten als teken van zwakte, en daarom nooit wèrkelijke opdrachtgever van een wèrkelijke ontwerper willen zijn. Daar kunnen we blijkbaar maar weinig aan doen …
Zodra een beginsel niet toereikend blijkt, zijn niet zozeer méér beginselen gevraagd, maar met voorrang een ànder, geschikter beginsel. Dat vergt ontwerpdiscipline.
Wat mij betreft vervalt èlke associatie van zgn moderne logica met denken, beter laat dan nooit. Voor filosofie heeft het geen nut, wel kan het helpen om inzicht te verkrijgen in strikt deterministische schakelpatronen. Ofwel, bij zulke logica voor informatici kan ik me nog wel iets voorstellen. Voor informatiekundig ontwerpers moet het consequent stelsellogica zijn, zeg ook maar semiotiek (wat ik gewoon filosofie vind) .
in: Wat is reële variëteit ook alweer?
Wat geldt als beweegbaar, hangt er wederom vanaf. Verandert de horizon van een subject met zijn gemotiveerde concepten? Of wordt de horizon opgevat als bestaanscontinuïteit van het subject dat niet ànders dan differentieel kan handelen volgens — dynamiek van — tegelijk onderling door-en-door verweven gemotiveerde concepten?
in: Motief en norm
Het nalaten van zelfs maar enige verkenning van betekenissenvariëteit is meteen de verklaring waarom gangbare ‘methoden’ inclusief informatiesysteem ervoor als het ware niet stelselmatig zijn … en men daarom ermee faalt.
To make a long story short, through the ennead and Metapattern I find that I have long since developed theory & practice to apply contextualism to the field of information systems.
in: note 53.10
When you feel uneasy about a theory, it may well be that you are being forced to mistake how for what. I don’t mind a how-theory, on the contrary, but without a what-theory that it should explain there is actually nothing to understand.
in: note 53.13
Yes, of course, as long as axioms are not properly fitted for dialogicality and subsequent interdependence, it remains impossible to derive pertinent concepts. I myself felt, say, forced to step back as far as redesigning axioms because of ongoing failure in a societal sense of using digital information technologies (IT). So-called IT-projects are without exception still implicitly representative of a naïve realism, or logical atomism. [… S]uch projects are […] implicitly anti-social. Only a paradigm change will help.
in: note 53.43
I only became a self-taught philosopher in order to deal with problems, that is, most practically, that I found were irresolvable — please note, still the engineer — from traditional assumptions. And not being caught up and held back by any philosophical school I had attended, to me it was in fact obvious to recognize reflexibility — for which, indeed, I was prepared having been to mathematical ‘school’ — making assumptions for social psychology an integral part of an axiomatic scheme with — again, mathematically speaking — necessary and sufficient developmental and expressive power. What I take from Peirce’s axiom of irreducibility of his triad’s elements is that is actually doesn’t matter from where you start. You are bound to become engaged with all other elements, too.
in: note 53.43
Klopt, voor overzicht is het noodzakelijk om zo’n exclusief situationele vooringenomenheid te overwinnen. Dat vergt gedrag, waarvoor een situatie nu net onontkoombaar is. Kies daarom de situatie zo ruim mogelijk, maar ruimer dan de eigen horizon op enig moment kàn niet. Daar valt echter aan te werken.
in: Onvooringenomenheid is geen optie
Om te beginnen zijn grondslagen nooit “sicher,” maar zijn ze naar hun aard van veronderstellingen (lees ook: axioma’s) juist buiten bereik van bewijs gepositioneerd. Omdàt ik aanneem, dus als grondslag kies, dat gedrag eenduidig geldt voor nodig en voldoende verbijzonderd situationeel object, hoef ik me om grondslagen dáárvan niet te bekommeren (anders klopt het aandeel àls grondslag immers niet). Zo is een object de verzameling van situationeel verbijzonderde deelobjecten. Elk deelobject kan naar behoefte verder worden verbijzonderd, enzovoort. De voorwaardelijkheid van elke verbijzondering is bepaald door de combinatie van constituerend object èn constituerende situatie. Weliswaar kan het aantal verbijzonderingen blijven toenemen, maar er is en blijft slechts één verbijzonderingsregel verondersteld. Die ene regel annex methode is wel beschouwd nogal simpel. Wat heet dan complex? Ik zou zeggen dat ervaring van complexiteit erop wijst, dat gedragingen niet eenduidig bepaald zijn. Niet genoeg voor een … subject. De veronderstelde situationele objectverbijzonderingen zijn gebrekkig en voor verbetering vatbaar. Nota bene, gebreken kunnen zich voordoen op èlk niveau van verbijzondering. Sterker nog, wat met algemeenste verbijzonderingen fout gaat, werkt uiteraard dóór in gedetailleerde(re) verbijzonderingen. Herstel vergt stelselmatige aandacht. Met louter beheersing van de verbijzonderingsmethode lukt het niet. Er is tevens onderwerpskennis nodig. Die laat zich volgens de methode vergroten, terwijl met extra kennis stellig de beheersing van de methode groeit.
Indien de onzekerheid in kwestie ònoplosbaar is, werkt het dóórtrekken van onderscheid averechts.
in: Metapatroon als enkelvoudig stelselpatroon
Met het ene gedrag mikt de verzoeker op ànder gedrag. Dat varieert van — verder — gedrag door hemzèlf of door een ànder subject. Voor dergelijke dynamiek met zgn semiotische momenten volgens teken, interpretatie en gedrag heb ik een schema op hoofdlijnen geschetst, de semiotische enneade. […] Dat is mijn insteek; gedrag varieert zowel per subject als per situatie die het subject in kwestie ervaart. Voilà, metatheorie. Die metatheorie op semiotische leest maakt overigens evenmin op voorhand onderscheid naar menselijke gedragingen. Mijn vooringenomenheid bestaat eruit, dat ik naar lessen speur voor informatiekundig ontwerpers.
Zo stelt ook de schematechniek van Metapatroon opzettelijk — bijna — niets voor. Dat dwingt als het ware tot oriëntatie volgens betekenis, met erkenning van variëteit van dien. Wie echter nooit verwonderd raakt door variëteit, kan met zulke techniek niets beginnen. De overeenkomst met kubisme betreft daarom niet één of andere methode, maar een principiële (levens)houding.
In elk geval voor mij geldt steevast dat ik alweer wat anders resp. extra’s zie zodra ik even niet kijk.
[I]nformatiekunde [zit] nog steeds op het dwaalspoor […] dat […] voor filosofie […] allang achterhaald verklaard is. En informatiekundig ontwerpen in de zin van modellering van relevante betekenissen vind ik toch ècht vooral zoiets als toegepaste filosofie. Voor zover mij bekend, besteden informatiekundige opleidingen daaraan echter totaal géén aandacht (en daarom is van informatiekunde, laat staan van informatieverkeerskunde, feitelijk nog geen sprake). En voor opdrachtgevers moet het allemaal praktisch, maar zij beseffen niet hoe ònpraktisch een valse methode is. Zo prutsen ‘we’ verspillend maar door.
Als informatie gewoon een ànder woord voor teken is, zou je toch zeggen dat juist informatiekunden zich van een deugdelijke theorie moeten bedienen uit de Peirceaanse categorie. Zover is het vrijwel overal helaas nog altijd niet. De theorie-van-dienst is vooralsnog ònveranderd afkomstig uit de objectivistische categorie, dwz logisch annex naïef atomisme. In één woord, populisme. Daarmee strookt — eenvoudige — formele logica immers zo mooi, geldt — doorgaans ook nog eens ònuitgesproken — als (drog)reden. Kan wel zijn, maar met afstemming van subjectief-situationele gedragingen heeft zùlke logica niets te maken. Integendeel, zij ontkent op totalitaire manier de samenhangende betekenissenvariëteit die gepaard gaat met wederzijdse verzoeken tot inschikkelijkheid.
Of dat filosofie heet of niet, doet er niet toe, maar symbolisme,
het woord zegt het eigenlijk al, kàn slechts àfgeleid zijn van een,
vooruit, zijnsleer (lees ook: ontologie, metafysica). Zo beschouwd
biedt Metapatroon een formalisme annex logica van/voor subjectief
situationisme.
Nota bene, elk formalisme resulteert onvermijdelijk uit reductie.
Daarom schiet zo’n formalisme teken voor teken onherroepelijk (!)
tekort vergeleken met mogelijkheden van “ordinary language”
voor doeltreffende èn doelmatige verzoeken tot inschikkelijkheid. Maar
wat met zo’n methode dan weer wèl lukt, is ordening van een
verzameling uitspraken, enzovoort … Voor aanleg van —
infrastructurele — voorzieningen voor informatieverkeer is
natuurlijk zo’n verzameling aan de orde, ook nog eens
veranderlijk, praktisch onbegrensd en ga zo maar door. Daarom moet de
modelleermethode, herstel, moet de ontwerper met een daarvoor geschikte
methode open staan voor dienovereenkomstige — ontwikkeling van
— variëteit. Zolang een ontwerper echter — vaak klakkeloos
— atomisme aanhangt, blijft stelselmatigheid met facilitering van
variëteit van dien buiten bereik. Zo’n ontwerper herkent ook niet
welk(e) verschil(len) Metapatroon helpt maken vergeleken met methoden
die z/hij wel kent en met axiomatisch onbenul in relatie tot de
stelselmatige opgave blijft gebruiken.
Als de diagnose klopt van wisselwerking, noem het met een ànder woord ook maar interdependentie, kan je weliswaar een redelijk vermoeden opstellen van wat als oorzaak kan optreden, maar het is alweer moeilijker resp. zelfs onmogelijk om dáárvan nogal precies het gevolg te voorspellen, laat staan om te bedenken wat exact wederom een vòlgende oorzaak is, enzovoort.
in: aantekening 63.4
[Z]olang wij geen aanleiding zien om ons wereldbeeld te
problematiseren, kan ‘daarbinnen’ de valse schijn van
bepáálde objectiviteit heersen. Met erkenning van die objectiviteit
dient zgn deskundigheid ter bestendiging van het wereldbeeld in
kwestie, en van àlles dat ervan afhangt, enzovoort. Maar een ànder
wereldbeeld (lees ook: paradigma e.d.) kan weleens beter (?) uitpakken.
Oh ja, voor wie dan? […] De deskundigheid om zoiets principieel
ànders te verzinnen onttrekt zich aan [een] behoudend
voorspellingsbegrip […]. Maar als er iets dient ter voorspelling,
is het natuurlijk een paradigma, en al helemaal in het stadium dat het
nog nieuw is. Ik vrees dat voor menig gevestigde wetenschapper de
deskundigheid om een passender paradigma te bedenken géén wetenschap
is. Dat remt.
Wat evenmin helpt zolang de aandachtboog van steeds meer mensen steeds
meer krimpt, is de bijbehorende àfwijzing van, ik noem het maar,
bedachtzaamheid ter voorbereiding van handelend optreden.
Dat betreft een heuse paradigmawissel. […] Zo gaat het mij om m.i. noodzakelijke vernieuwing van informatiekunde; die moet hoognodig worden opgevat als discipline van/voor verkeersvoorzieningen. Maar zodra ik daarvoor aan grondslagen raak, ben ik in filosofie verwikkeld.
Wie ècht getalenteerd is, kan worden opgeleid tot besef van noodzaak van maatschappelijk belang van modellen. Z/hij verliest zich niet in — wiskundige — techniek. Dat is immers slechts een middel. Wat is het doel ook alweer?
Door ontkenning van variëteit plus dynamiek mbt situationele hoedanigheden, wellicht uit angst voor verlies van eigen posities, verdwijnt die natuurlijk niet.
Ik zou zeggen, het is filosofisch om aan (zelf)kritiek te onderwerpen wat iemand doorgaans kritiekloos aanneemt, en dan vrijwel altijd zelfs onbewust, en aldus laat gelden voor zijn (lees overal ook: haar) gedragingen.
Indien veronderstellingen de toets der kritiek niet doorstaan, geldt
geloof dat erop gebaseerd is juist niet als … normaal. Maar ook
èn vooral veronderstellingen zijn natuurlijk een kwestie van geloof.
[…] Hoe dan ook, veronderstellingen zijn onmisbaar (en daarom
dienovereenkomstig grondig onderzoek waard). Wie de ene verzameling
veronderstellingen voor — bepaling tot en met verantwoording van
— zijn gedragingen tekort vindt schieten, komt daarom niet om
àndere veronderstellingen heen. Zodra ontoereikendheid van
veronderstellingen zelfs maar wordt overwogen, gaat onderzoek ervàn
gepaard met onderzoek ernáár. Ik zie dat principieel pragmatisch, dwz
mbt tot gedrag. Op die manier is filosofie geen aparte vakdiscipline,
maar een noodzakelijk aspect van vakdisciplines. En met vruchtbare
veronderstellingen voor zgn interdependentie gaan verschillende
disciplines op in samenhang, inter-/multidisciplinair dus.
De nadelen van averechtse veronderstellingen kunnen groot zijn, niet
zelden fataal. Waarom laten mensen onderzoek ervan en ernaar gewoonlijk
achterwege? [… E]en individu [kan] dergelijk onderzoek opvatten
als bedreiging van wat hij ervaart als zijn identiteit met bijbehorend
bezit, met moeite verworven. En hij meent dat behoud en zo mogelijk
vermeerdering van bezit, versterking van maatschappelijke positie(s)
enzovoort méér van dezèlfde inspanningen vergen. Hij wil zich daarom
niet eens voorstellen dat een àndere manier voordeliger is. […]
Tja, […] dat zelfvertrouwen, het eigen idee van individuele
identiteit [is] natuurlijk vals. Toegegeven, het is ònmogelijk voor
iemand om àltijd àlle veronderstellingen te toetsen. Maar voor wie in
maatschappelijke verhoudingen opvoeder annex -leider is en/of formeel
een functie vervult (lees ook: een erkend beroep uitoefent), kan dat
minstens mbt daarvoor relevante verhoudingen nooit te veel gevraagd
zijn.
Mijn idee is immers dat ook en vooral filosofie oplossingsgericht is. Dus, zonder probleemervaring géén filosofie. Wie het zich gemakkelijker probeert te maken, vraagt zich — vaak impliciet — af, of de — doorgaans impliciete — situationele beperking wel zo praktisch is. Is er niet een algemener geldige oplossing mogelijk? (Maar) wat zijn dan daarvoor bruikbare veronderstellingen?
Het is toch wel een relevant thema, informatiekwaliteit. :-) Aan pseudo-oplossingen, met overhaasting en zo door tot voorspelbare mislukking van dien, is geen gebrek. Daarom eerst opstelmatig maar eens problematiseren.
In tegenstelling tot een informaticus, dwz een ontwikkelaar (lees traditioneel ook: programmeur) van digitale voorzieningen (en steeds meer mèt digitale middelen), is een informatiekundig ontwerper dus niet strikt een technicus, maar veeleer een filosoof. Zo is voor de enneade op geen enkele manier digitalisering als voorwaarde aan de orde. Integendeel, hoe zinvol valt te digitaliseren, moet met de enneade stroken. Dit neemt niet weg, dat het netwerkkarakter van digitale technologieën inderdaad mede aanleiding was voor het bedenken van de enneade. Ik ging beseffen dat wat nog alom — en doorgaans helaas impliciet — als paradigma geldt, te weten atomisme, nu eenmaal principieel tekort schiet voor digitalisering op praktisch grenzeloze schaal met reële variëteit van dien.
Drawing points and connecting lines is not the problem. It is coming up with relevant ideas what they conceptually stand for, that we should be concerned with. There is no substitute for first of all properly understanding what information is about, really.
in: note 71.40
De enige manier om tot passende informatiesystemen te komen is door basisbegrippen ervoor te ontlenen aan de werkelijkheid. In het verlengde daarvan valt programmering — pas — adequaat te besturen volgens begrippen die op hun beurt aan de werkelijkheidsgerichte basisbegrippen ontleend moeten zijn[. …] Zó zit Metapatroon dus in elkaar, en KnitbITs moet informatieverkeer op die manier ‘maar’ faciliteren. Als dan niet lukt, is dat natuurlijk niet ‘de fout’ van de werkelijkheid, maar schieten die (hulp)middelen tekort. De verhouding is niet andersom.
Sociale psychologie leert dat interpretatie afhangt van samenloop van een (ken)subject en een situatie.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Metapatroon helpt praktisch om de lat minder hoog te leggen. Terwijl kennis van iemand over van-alles-en-altijd-tegelijk zelfs ondenkbaar ver verwijderd is, lijkt de opgave alweer wat redelijker, kan maw ook positiever worden opgevat, door beperking tot telkens een situatie (en tijdstip) voor althans enige ordening[. …] Dan blijkt het ook netzo enigszins redelijk om samenhang tussen zulke verschillen aan te geven. Aan willekeur valt overigens nooit te ontsnappen, want wàt telt als situatie resp. wàt als ermee samenlopend ob- annex subject voor resulterend gedrag, is en blijft een kwestie van veronderstellingen, dwz wat Cusa oppert als — onvermijdelijk — vermoeden (Duits: Vermutung) resp. hypothese (en waarop ik sterk vind lijken wat Arthur Schopenhauer later als voorstelling … veronderstelt).
Omdat doelen verschillen, wordt klakkeloos aangenomen dat óók de
middelen ervoor wel moéten verschillen. Maar het maakt middelmatig
natuurlijk niet uit waaròm je op een spijker slaat; je doet dat telkens
met een hamer.
Vooral informatiekundig ontwerp enz. blijkt zich te lenen voor
veralgemenisering van digitaliseringsmiddel, want tevens doelen (lees
praktisch ook: situaties) worden met informatie uitgedrukt. Dat
faciliteert willekeurige doel-middelconfiguraties (en daarom biedt
Metapatroon de passende modelleermethode voor stelselmatige
variëteit).
Dit zou allang basaal informatiekundig inzicht moeten zijn, maar is het
helaas nog vrijwel nergens.
Wie, over opzichten gesproken, niet beseft dat verschillende perspectieven aan de orde zijn, laat staat dat het ene perspectief een ander niet uitsluit, maar juist kan versterken, kàn ook slechts volharden in een ééndimensionale opvatting die op stelselschaal uiteraard niet past.
De vraag is wèlke “eenheid” die “veelheid” laat ordenen. En dàt is m.i. — het nut van — (het) infrastructuur(begrip). Omdat “arrangementen” vóór en ná het politieke infrastructuurmoment contingent ‘moeten’ zijn voor optimale resultaten, valt er algemeen weinig tot niets over te zeggen.
De kunst van structuurontwerp is het bedenken van — wat dan gaat gelden als — een basale samenhang voor variëteit, dwz om allerlei kanten mee op te kunnen. Het stelsel met drie onderling orthogonale assen c.q. dimensies is zo’n structuurontwerp. Met telkens een waarde langs zgn x-, y- resp. z-as laat zich dan niet alleen èlk ruimtelijk punt aangeven. Dankzij oriëntatie volgens algeméén toepasselijk assenstelsel geldt voorts een hanteerbaar gemaakte verhouding tùssen willekeurige puntbepalingen, enzovoort.
in: Maatschappelijk informatieverkeer en gegevensbescherming
Daarom maak ik allereerst enkele voorbereidende opmerkingen. (Want) voor informatiekundige analyse is, op z’n filosofisch gezegd, begripskritiek onontbeerlijk.
in: aantekening 75.8
Vaak leidt een categorisch bedoeld onderscheid tot méér verklaringsproblemen dan erdoor worden opgelost. Dat is een reden om het onderscheid in kwestie op te heffen.
In een betekenissenmodel à la Metapatroon geeft de horizonlijn uitdrukking aan wat Cusanus duidt als wetende onwetendheid. (Want) merk ajb op dat dè horizon niet bestaat, dwz niet als iets absoluuts, ofwel voor iederéén — en altijd — hetzelfde. Het hangt er daarentegen maar vanaf. Wat iemand op enig moment als horizon ervaart, betreft onlosmakelijke wisselwerking tussen waar z/hijzèlf ‘staat’ en wat z/hij van daaruit ‘ziet.’ Dus vooral wat z/hij dan niet (!) ‘ziet.’
in: aantekening 76.7
Nota bene, het opheffen van scheiding vergt een omvattend(er) paradigma. Tja, het is dus wèl zo eenvoudig om dat van meer af aan te benutten.
Bevèstiging van subjectief situationisme als grondslag is en blijft uiteraard nuttig. Nee, tot dusver ontdek ik nergens argumenten die ik ertégen serieus zou moeten nemen. Sta ik er wel voor open? Telkens lukt het wèl om volgens de semiotische enneade tekortkomingen te duiden van andere paradigma’s en zo door van andere modelleermethoden dan Metapatroon. Nou ja, mij lukt dat. Maar er gebeurt natuurlijk niets zolang verder niemand die opbouwend invloed kan uitoefenen zich ervoor interesseert.
in: note 77.4
[H]oewel subjectief situationisme berekend is op dynamische stelselmatigheid van verschillen, is het natuurlijk ook maar weer zoiets als een referentiekader[. —] Openheid voor alternatieve grondslagen blijft geboden.
Ik ben terughoudend met beweringen over kunstmatige intelligentie. Er blijkt doorgaans mee bedoeld wat operationele analyse (Engels: operations research) heet als vakdiscipline voor praktisch (beslis)gebruik van wiskundige modellen en technieken. Tja, wat is wiskunde? Het is evident dat een nauwkeuriger model dienovereenkomstig toegespitste beslissingen kan faciliteren.
Ach, wat is bestaan? Doen “spraakklanken” dat soms niet? Netzomin bestaan, eh, oorspronkelijk bijvoorbeeld de x-, y- en z-as als dimensies, maar handig zijn ze, vooruit, methodisch hier en nu vaak wèl voor driedimensionale plaatsbepaling (en de positionering van zo’n stelsel blijft — betrekkelijk). Ik kan me over (on)werkelijkheid van spraakklanken dus niet zo druk maken. Wat ik pas ernstig vind, is de voortdurende veronachtzaming van de m.i. principieel gedragsmatige betekenis van taal- annex tekengebruik.
Het is dus altijd maar weer wat per sàldo eenvoudig is.
Metapatroon kàn niet vergeten worden, zolang vrijwel niemand er om te beginnen weet van heeft. Ik blijf echter overtuigd, dat o.a. voor een stelselmatig relevante informatiekunde zo’n paradigmawissel onmisbaar is. […] Ik vind uiteraard allang dat er voor stelselmatige modelleeropgaven redelijkerwijs niets tegen Metapatroon enz. is in te brengen.
Of een subject het beseft of niet, veronderstellingen (lees ook:
aannames, axioma’s e.d.) zijn onvermijdelijk. Kenmerkend voor
veronderstellingen is dat ze als ònbewijsbaar worden aanvaard
‘waarvoor’ ze bedoeld zijn te gelden. Ze voldoen, dwz zijn
pràktisch bruikbaar ter voorbereiding van daadwerkelijke gedragingen,
zolang ze voor hun veronderstelde geldigheidsbereik eenduidigheid van
samenhangende verschillen bevorderen resp. verwarring over zulke
verschillen helpen vermijden.
Een ontwerper van voorzieningen met infrastructurele strekking moet
zelfs èxtra aandacht schenken aan verreikend ordeningspotentieel van
veronderstellingen. Z/hij ontwerpt als zodanig immers voorzieningen
voor — nota bene inclusief hun onderling relevante afstemming van
— allerlei gedragingen van willekeurige deelnemers aan
maatschappelijk verkeer; veronderstellingen moeten passen voor
stelselmatig (!) optimaal beheersbare — dynamiek van —
variëteit.
Als veronderstellingen met een tot dusver voor mij ruimst denkbaar
mogelijk bereik ben ik gekomen op wat ik subjectief situationisme
noem[. …] Met een formeel schema heb ik ze voorgesteld als een
enneade. Er zijn — dus — negen als principieel
veronderstelde elementen volgens ònlosmakelijke samenhang. Daardoor kan
de enneade alles bijelkaar inderdaad worden beschouwd als de ene
… veronderstelling[. …] Ik merk voorts op, dat objectief
situationisme een reductie van subjectief situationisme is, zeg ook
maar de variant van situationisme zònder subjectverbijzondering (die
opnieuw praktisch vaak al voldoet).
Veronderstellingen komen vervolgens onvermijdelijk neer op
vooringenomenheid. Zo kom ik — thans? — niet of nauwelijks
meer om enneadische duiding heen. :-) Ik probeer echter beperking van
welke veronderstelling(en) dan ook te blijven beseffen, beperking
waartegen zeker óók subjectief situationisme à la enneade niet immuun
is.
Informatie (lees ook: een teken) dient afstemming van gedragingen. Daarom tellen vooral de motieven (lees ook: bedoelingen) van bij — een geval van — informatieverkeer betrokken subjecten. En motieven zijn als zodanig (!) begripsmatig … onbegrijpelijk. Tja, onzekerheid, dus.
Volgens subjectief situationisme kan het recept voor een zgn
Socratisch dialoog […] eenvoudig opgesomd worden. Kies een
onderwerp dat herkenbaar is als gedragsmatig relevant. […] Ga
daarover het gesprek aan met iemand die gelooft in absolute waarheid;
zo’n geloof is overigens vaak afgeleid van haar of zijn absolute
eigenwaan. Zulke mensen (lees ook: subjecten) zijn er helaas genoeg.
Vraag haar of hem om een kenschets (populair: definitie) van het
onderwerp in kwestie. Wat voorspelbaar volgt is een poging er een
algemeen geldige betekenis van te geven.
Schets als reactie een situatie waarin een subject, haha, bij voorkeur
de gesprekspartner zèlf, zich redelijkerwijs afwijkend van, wie weet
zelfs volkomen tegenovergesteld aan, haar of zijn zojuist verklaarde
betekenis gedragen heeft resp. zal. Verzoek de gesprekspartner om
daarmee rekening te houden.
De hoop dat iemand leert, dat een algemeen geldige betekenis illusoir
moet blijven, is doorgaans vergeefs. Er volgt daarom een poging tot
herziening van een absolute waarheidsstelling.
Wijs op nòg een situatie waarin die betekenis niet opgaat voor een
betrokken subject. Enzovoort.
Tja, Socrates boezemt op die manier weliswaar ontzag resp. zelfs angst
in, maar maakt er nauwelijks vrienden mee en zeker — waarom werd
hij anders ter dood veroordeeld? — geen machtige. Ik wil niet
zeggen dat het zowel hem als vooral met wie hij sprak geholpen zou
hebben als hij tegelijk openheid verschaft had over zijn dialoogrecept.
Weliswaar maakt dat een ànder dialoog mogelijk, maar het is de vraag of
hij daarover met iemand wèl een serieus gesprek over principiële
betrekkelijkheid had kunnen aanknopen.
Nee, ik slaag er op die manier niet in. Het goede nieuws vind ik dan
maar, dat ik er niet voor het gerecht om gedaagd ben.
in: aantekening 84.7
Interpreteer een verondersteld … iets […] nota bene zo algemeen mogelijk (lees ook: geef er een zo algemeen mogelijke betekenis aan). Zolang dat opgaat, is en blijft de opzet immers wel zo eenvoudig. Maar juist stelselmatig, ofwel voor open bereik, zijn verschillen onvermijdelijk en vaak vruchtbaar. Maak dan de, zeg maar, verschilrelevante factor expliciet. Daartoe dient een classificatie. Volgens een bepaald classificatie-element laat zich middel-in-het-algemeen zonodig en/of naar behoefte verbijzonderen tot middel-volgens- classificatie-element.
in: aantekening 85.7
Wie vertrekt van een — vaak zelfs een verkeerd idee van — specifiek gebruik en dat vereenzelvigt met dè voorziening annex weg, verdwaalt geheid.
[Wie] verfijning van veronderstellingen mist, waagt […] zich
aan verklaringen van verschijnselen (lees ook: gedragingen) met
begripsmatig ‘gereedschap’ waarmee hij onvermijdelijk
tegenstrijdigheden oproept. Tja, ter verhulling daarvan kan mystiek dan
ònderdeel van dat gereedschap worden …
Nu zijn veronderstellingen in de zin van beginselen naar hun aard
irrationeel. Als ‘we’ dat gewoon toegeven, hoeven we ook
niet zo moeilijk te doen over variëteit van allereerst
veronderstellingen en eventuele wijziging ervan. Ze moeten als
ònbewijsbaar aangenomen zijn, nota bene praktisch, opdàt ze althans
voor een subject als voorwaarden voor redeneringen kunnen dienen en zo
door tot oordelen en zo door tot planning van gedragsaandeel. Daaraan
ontkomt ook subjectief situationisme dus niet, dwz aan het, vooruit,
openbaringskarakter van veronderstellingen (lees ook: axioma’s,
paradigma’s). Ik vind wèl, dat redelijkheid enz. alweer veel
langer vol te houden valt met situationeel ob-/subject […] als
structuurelement.
Volgens mij dènkt niemand zo. Het is iets anders dat iemand wellicht wìl dat het zo is. Maar bedenken hoe dat dan, eh, wèrkelijk zit, lukt zelfs nooit. […] Het is verspilde moeite ‘ons’ erover druk te maken. Daarentegen helpen praktische veronderstellingen. En zodra die onverhoopt niet — langer — praktisch blijken, doet we er ‘goed’ aan ze spoedigst te wijzigen. […] In elk geval vind ik het wel zo praktisch om dan maar een veronderstelling te doen die ruimte biedt voor verschillen. Die ervaar ik immers als … werkelijk.
in: aantekening 87.6
Geef voorrang aan — de combinatie van — betekenisvol variëteitsdenken èn infrastructuurdenken. Pas als je dàt beheerst, kan je verantwoord voor de reële verkeersschaal (over) wat jij noemt een architectuur (be)denken. Zonder zo’n, toe maar, filosofische grondslag kan je je er beter niet mee bemoeien.
Je moet mij dus ajb niet strikt associëren met tèchnische vernieuwing. Ik verwacht verbeteringen niet ‘zomaar’ van gewijzigde digitalisering, zo kortzichtig ben ik niet. Nogmaals, ik meen de noodzaak te herkennen van een àndere denkwijze. En ik verbind er o.a. voor techniek gevòlgen aan, maar ook dàt is dan niet … ingewikkelder.
De verklaring is wèl dat problemen vooral technisch van aard verondersteld blijven worden. Wat echter met voorrang als verouderd erkenning verdient, is de simplistische opvatting over de structuur van de werkelijkheid en daarmee over (verander)opgaven voor verhoudingen (met verschillen èn samenhang ertussen van dien). Als dat filosofisch is, het zij zo. Waarop ’we‘ ingesteld moeten zijn, nota bene principieel, is veranderlijke variëteit. Daaruit vòlgt pas welke techniek passend bruikbaar is, dus ook welke techniek niet.
[Wie] van verkeerde veronderstellingen uit[gaat,] kom[t] tot averechtse aanbevelingen.
Met Metapatroon als stelselmatig bemeten modelleermethode is het mogelijk om aanvankelijk vergaand te abstraheren van inrichting volgens organisatorische verdeling van verantwoordelijkheden. Toegegeven, wederom geïdealiseerd is er één informatiestelsel verondersteld. Maar hoe zit het dan met onmisbare verdeling/toewijzing van verantwoordelijkheden? Dat komt dan met autorisatie tot uitdrukking. En omdat het op digitale leest daarbij eveneens om informeren gaat, moet dat ene model van dat ene stelsel dienovereenkomstig worden aangepast/uitgebreid. Hoe verder zulke idealisering onder de noemer van informeren wordt doorgezet, des explicieter laten zich praktische inrichtingskeuzes maken èn verklaren. Het gaat met ònvermijdelijke verdeling om afweging van voor- tegen nadelen. Dat is contingent. Ofwel, het hangt er telkens maar van af (wat verder kan veranderen, enzovoort).
in: aantekening 92.5
En verwar informatiekunde ajb niet met informatica. Wie geen informatiekundige oriëntatie kent, maar veeleer tèchnisch iets in lijn van bijvoorbeeld, op z’n Engels uitgedrukt, software engineering verwacht, kan — wil? — de gevolgde redenering wellicht niet volgen. Als voorwaarde geldt echter enige serieuze, vooruit, filosofische nieuwsgierigheid (want informatiekunde vind ik vooral toegepaste filosofie in de zin van betekenissenvariëteit optimaal beheersbaar krijgen).
Wat geldt als onderzoek? De minimaalste duiding die ik kan bedenken,
dekt àltijd gedeelten van wat ik dan ook maar weer duid als minimaalste
gedrag.
Of, bijvoorbeeld, tijdens het lopen het zetten van één stap zo’n
verder ondeelbare … handeling is? Dat lijkt mij niet, maar als
voorbeeld kan beoordeling van slechts een ènkele (loop)stap reeds besef
bevorderen dat veronderstelling van passende betekenis(sen) van
onderzoek enig … onderzoek vergt.
Een stap … staat niet op zichzelf. Uitgaande van stilstand zet je
de eerste stap. Veel meer stappen zet je als je al aan het lopen bent;
je zet telkens je vòlgende stap. Met de laatste stap in zo’n
reeks kom je wederom tot stilstand.
Meestal zelfs onbewust onderneem je een omvattender beweging met een
doel. Nog vaker onbewust ken je dan voor èlke stap een, zeg maar, nader
doel. Om allereerst dat nadere doel te bereiken stel je ook dáárvoor
een plan op. Over welke middelen dènk je te beschikken, over welke
mogelijkheden ze samenhangend gericht op zowel het doel van de stap in
kwestie als het doel van de omvattende beweging (met die beoogde
beweging op haar beurt stelling middel voor een nog weer omvattender
doel, enzovoort) te benutten? Je voert dat plan uit door de stap
daadwerkelijk te zetten. Maar heb je je doel ermee bereikt? En je kunt
die ene stap qua … stap nu wel deugdelijk gezet hebben, hier
gemakshalve dus ervan afgezien dat ook zo’n stap stellig
samengesteld is, maar hoe … zit het met het aandeel ervan in het
bereiken van het omvattender bewegingsdoel? In het geval van afwijking
is aanpassing van plan(nen) geboden.
Zo blijken begrippen aan alle kanten betrekkelijk. Rara, hoe ontwerp je
een plan voor een gedraging? Tja, dat vergt eveneens … gedrag.
Dat geldt natuurlijk ook voor evaluatie van de, eh, uitvoering resp.
uitkomst van die gedraging. (Dus, ook zowel ontwerpen als evalueren is
onderhevig aan ontwerp en evaluatie … En ontwerpmatig onderzoek
gaat uit van — resultaten van — evaluatief
onderzoek.)
Over beweging gesproken, in het besef van onvermijdelijke willekeur van
veronderstellingen èn netzo onvermijdelijke cirkelredeneringen moet je
èrgens zoiets als oriëntatie kiezen (en kijken of je er voor wat je
beschouwt als relevante praktijk ver genoeg mee komt).
Mijn pragmatische idee is dat gedrag — pas — eenduidig
geldt voor samenloop van — wat ik daarvoor veronderstel als
— object en situatie. Dan is een subject een object dat over
cognitief vermogen beschikt. Hier houd ik het als algemene aanduiding
op object. En een situationeel object àls zo’n samenloop kan
vervolgens gelden als object en/of situatie in een alweer nadere
samenloop, enzovoort. Zo laat zich allerlei betrekkelijkheid zgn
recursief uitdrukken. Voorts telt zowel een object als een situatie
eventueel deelobjecten resp. deelsituaties, enzovoort. Dat laat zich
als zgn homogene hiërarchie (HH) opvatten. […]
Nota bene, wàt gedrag vertoont (lees ook: eigenschappen heeft) is niet
een object in zoiets als absolute zin, maar een zgn situationeel
object. Dat is onder de noemer van o.a. sociale psychologie natuurlijk
allang niets nieuws meer. Een subject gedraagt zich differentieel, dwz
verschillend al naar gelang van omstandigheden. Volgens dergelijke
vakdisciplines heten omstandigheden vaak context. Ik onderscheid tussen
— wat ik veronderstel als — feitelijke omstandigheden en
wat m.i. als, vooruit, beschrijving ervan ònlosmakelijk onderdeel van
een teken is. Zo beschouw ik context niet (!) als hetzelfde als
situatie, maar als aanduiding van de weergave ervan. […]
Oh ja, als complementariteitstheorie zijn ook natuurkundigen vertrouwd
met situationeel gedifferentieerd gedrag; het hangt van de
meetopstelling af, of licht golf- dan wel deeltjesgedrag vertoont.
Daarvoor zijn termen als ontologie, paradigma, wereldbeeld, logica,
methode, axioma’s, systematiek en referentiekader gangbaar. Wat
verstaan ‘we’ er zoal onder? Geheid nog simplistisch geduid
… normeert een paradigma … duiding van verhoudingen. Maar
is een ander woord voor verhouding, betrekking, relatie, verbinding
e.d. niet verwantschap? Een verdere term voor paradigma e.d. is daarom
verwantschapsleer die aldus èlk verschijnsel àls een geval van
verwantschap … normeert. Daarvoor worden doorgaans echter soorten
van samenstellende delen vooròp verondersteld en bestaat een
verschijnsel pas àfgeleid als een exemplaar van een soort
verschijnsel-in-de-zin-van-verwantschap tùssen exemplaren van —
een selectie uit — de vooropgezette soorten samenstellende delen.
[…]
Als je klem zit, kan het helpen de insteek òm te draaien. […]
Nee, je kunt van te voren niet weten of dat beter uitpakt. Doe een
poging. Kijk wat het — niet — oplevert. […] Merk op
dat het niets anders is dan variëren op volgorde van differentiële
factoren. […] Voor de betekenissenvariëteit maakt het niets uit
voor zover je dat als zoiets als per saldo kunt opvatten. Maar
verschillende volgordes kunnen je wel op verschillende vèrdere ideeën
brengen. En zoveel werk is het niet om dergelijke varianten te
verkennen.
Mijn … idee voor borging van stelselmatige eenduidigheid
betreft vervanging van zulke verhullende implicitering door
emancipatorische explicitering[. …] Of dat een kans maakt?
Voorrang voor, zeg ook maar, interdependente contextualisering vergt
inderdaad nogal wat “veranderingen in het denken[,]”
[… m]aar anders kan digitalisering volgens mij onmogelijk
stelselmatig opbouwend, maw ter bevordering van evenwichtiger
verhoudingen, werken. Voor stelselmatig bemeten voorwaarden moeten we
informatiekundig door […] een paradigmawissel [heen.] Dat is
gemakkelijker gezegd dan gedaan[. …] De informatiekundig
ontwerper, zodra z/hij voor een zgn stelselmatige opgave staat, mag
niet de zoveelste aparte vakdiscipline beoefenen met atomistische
simplificatie van dien van wat kennelijk telt als object. […]
Daarin vind ik […] stelselmatige informatiekunde dan niet van
filosofie … verschillen. […] Wat volgens allerlei zgn
disciplines verschilt, moet ook en vooral samenhangend — kunnen
— worden geduid. Dat lukt door nadere insteek volgens gedrag. Aan
een en hetzelfde object kunnen verschillende gedragingen worden
toegeschreven. Voor bepaald gedrag geldt zowel het object als de
situatie waarin het verkeert, kortom, telkens hun samenloop, als
differentiële factor.
Oh ja, een object dat over cognitief vermogen beschikt, noem ik een
subject. Variëteit omvat daarom voorts wat verschillende subjecten van
moment tot moment als verschillende situationele … objecten
opvatten. Verschillen daartussen kunnen voor — bevordering van
— stelselmatig evenwichtige(r) zèlfs èxtra relevant zijn.
Met de situationele gedragsfactor strookt modelmatig, althans volgens
Metapatroon en dan recursief toepasbaar, de contextuele
betekenisfactor.
in: aantekening 94.6
[M]isvattingen over taal zijn en worden vaak nogal klakkeloos doorgetrokken, resulterend in — verdere — misvattingen over denken. Dat staat bekend als de cognitieve revolutie, waarvoor ‘de’ computer model staat. […] En is dat doel met zgn kunstmatige intelligentie inmiddels bereikt? Nee, voor zover ik … weet niet. En als wie dan ook … precies zou kunnen aangeven waarom niet, is dat doel wèl bereikbaar(der)? Nogmaals, ik … geloof er niet in, zoals ik inderdaad met de enneade schematisch probeer uit te drukken; begripsmatig blijft motief onvermijdelijk ‘verborgen’ achter focus. [… E]en ‘computer’ [kan] zowel verantwoord als realistisch slechts als hulpmiddel gelden, nou ja, dat vind ik […], en niet als zelfs superieur geachte vervanger .
in: aantekening 94.8
[W]aarom zou ik […] geen taalfilosofie kunnen bedrijven? Of, algemener gesteld, filosofie, maar nota bene in de zin van praktisch bruikbaar grondslagwerk? Omdat iedereen altijd hàndelt, lijkt mij besef van zùlke filosofie voor niemand een overbodige luxe.r> Als doorbraak wijs ik op het idee van Charles S. Peirce om teken als bemiddelend element tùssen de elementen interpretant en object te veronderstellen. Daaraan ontleen ik dat over kennis en zijn niet zinvol apart valt te denken. Eigenlijk logisch, nietwaar? Dat moet pràktisch inclusief teken samenhangend gebeuren. Ofwel, tekenleer omvat kennis- èn zijnsleer, zoals kennisleer dat doet met zijns- èn tekenleer en zijnsleer met teken- èn kennisleer. Hoezo afbakening?
Voor informatiekundig ontwerpen blijf ik — de noodzaak van — vèrgaande samenloop benadrukken. Dat [vergt] filosofische insteek [gelet op] open bereik van — digitale facilitering van — informatieverkeer, noem het ook maar grenzeloos[. …] Dat is … precies waarop Metapatroon als formele methode stèlselmatig berekend is.
Want welke opvattingen heb ik zèlf? Heb ik ze allang klaarliggen voor klakkeloze uitdrukking? Of volgt uit betrekkelijkheidsgrondslag dat zo’n, eh, aanleiding ertoe leidt ze vooral met enige zelfkritiek wederom na te gaan? Zijn er soms redenen om zelfs die grondslag te wijzigen?
Een historische schets, toegegeven nogal karikaturaal, vind ik ter
verduidelijking helpen. Je zou kunnen zeggen dat een computer ooit
slechts in aanmerking kwam, nota bene nog niet anders dan kòn komen,
als hùlpmiddel om een ènkele administratieve taak, of een zeer geringe
verzameling onderling nauw verwante taken, sneller en nauwkeuriger te
verrichten. Denk aan salarisverwerking. Met inzet van een computer kan
het rekenwerk worden ‘geautomatiseerd.’ Aan de formule
(lees ook: algoritme) verandert — zeker principieel —
echter niets en bijgevolg evenmin aan wat er ‘uit’ moet
komen resp. wat er daarvoor voorafgaand ‘in’ moet.
[…]
Zo gaat dat ook met ‘automatisering’ een tijdje door, ik
bedoel met per taak een apart middel inclusief als strikt bijbehorend
ingerichte/beschikbare informatieverzameling. […] Aparte taak,
dus aparte informatieverzameling, nietwaar?
Mis!
Ja, er zijn verschillen. Maar er zijn tevens overeenkomsten. […]
Besef van overeenkomst van informatie in alsmaar meer van zulke aparte
verzamelingen leidde in de tachtiger jaren van de vorige eeuw tot een
omkering van insteek. Doublures enzovoort maken zgn informatiebeheer
nodeloos ingewikkeld. Valt herhaalde registratie te vermijden, met
besparing van tijd en geld van dien? En indien er geen verschillende
exemplaren zijn van wat als informatie dezèlfde betekenis heeft,
vervalt immers de noodzaak van — controle op — handhaving
van uniformiteit/standaardisatie van betekenis in kwestie. In termen
van proces en data verschoof prioriteit destijds naar data.
Ik maak geen … verschil tussen data, gegeven en informatie.
Digitale technologie ging tevens overdracht faciliteren van informatie
van de ene naar de andere computer. Hoewel een organisatie dergelijke
mogelijkheden destijds echter toch vooral beperkt zag tot intern
informatieverkeer, dwz met slechts eigen medewerkers als deelnemers
eraan, ondernamen vooral grote(re) organisaties pogingen om informatie
volgens één, àlles omvattend, model te ordenen (een model dat dus nog
organisatorisch … beperkt bleef; door het Internet werd het pas
mogelijk om het bereik pràktisch te verruimen, omdat daarmee iedereen
in aanmerking kwam als deelnemer aan informatieverkeer onder regie van
de organisatie in kwestie).
Dergelijke pogingen zijn mislukt. Er is toen echter veel tijd en geld
aan verspild.
Van weersomstuit is vanaf de jaren negentig de insteek van data weer
terùg bij proces. Een organisatie komt er domweg niet uit.
[…]
Tja, om te verklaren waarom de eerdere integratiepoging onder de noemer
van data faalde, en met zgn pakketten blijft falen, is er geen ontkomen
aan confrontatie met veronderstellingen.
Ontologie is de leer van hoe-de-werkelijkheid-in-elkaar-zit. Volgens
het atomisme telt de werkelijkheid, precies atomen, te weten in de zin
van dingen (lees ook: objecten) die primair op zichzèlf bestaan. Voorts
kan een relatie … bestaan tussen het ene en het andere ding, maar
die geldt volgens atomisme secundair en doet niets àf aan de
veronderstelde ònhankelijkheid (lees ook: apartheid) van èlk ding. In
‘zijn’ ònafhankelijkheid heeft het ding eigenschappen in de
zin dat ze volledig … eigen zijn aan/van het ene ding in kwestie.
Ze maken daarom zijn wezen uit. Ziedaar waarom zgn essentialisme nauw
aan atomisme verwant is.
Is het nu ècht nodig om dat erbij te halen?
Zoals het voor iemand die op dezèlfde plek blijft een prima idee is dat
de zon om de aarde draait, ligt atomisme annex essentialisme voor
iemand die de illusie heeft dat z/hij altijd hetzelfde doet èn vooral
meent dat anderen dat naar zijn voorschrift op één manier moeten doen,
voor de hand om in te geloven, herstel, om die anderen erin te laten
geloven.
Het atomisme dat alom onverminderd ten grondslag ligt aan
informatiemodellering, overigens niet alleen voor digitalisering,
noodzaakt tot nadere veronderstelling van, eh, eerste — soorten
— dingen. Ja, dat is ècht nodig. […]
Atomisme staat toe dat een ding (onder)delen telt, die op hun beurt èlk
voor een ding — kunnen — doorgaan, enzovoort. In het jargon
van atomistische informatiemodellering heten ze soortelijk samengevat
subtypen. Uitgaande van een reeds aangenomen type (lees dus ook: soort)
zijn de mogelijkheden voor nadere typen echter beperkt. Met minimaal
bereik van het gebruik het middel waarvoor het informatiemodel in
kwestie moet gelden, zoals voor een ènkele simpele taak èn zolang
strikte hiërarchie aldaar verhoudingen kenmerkt, is atomisme
houdbaar.
Anders niet.
Dus allang nèrgens. Het is niet voor niets dat meteen al wat ruimer
gemikte pogingen volgens de veronderstelling van atomisme/essentialisme
eindeloze classificatiestrijd opleverde. Als subtypering voor de ene
taak verkeerd uitpakte, werd de indeling volgens hogere typen herzien,
maar dàn ging het lager weer voor een àndere taak mis, enzovoort.
Hoe dan wèl?
Wie problemen weigert te herleiden tot wellicht — inmiddels
— valse veronderstellingen, komt er nooit uit. […]
Waarom voldoen atomisme en essentialisme niet? Het is allang niet
praktisch meer […] om ervan uit te gaan dat de werkelijkheid
bestaat uit strikt apàrte dingen en dat eventueel èlk ding netzo strikt
intern uit netzo zuiver nevengeschikte deeldingen kan bestaan en dat
eventueel èlk zo’n deelding …
Nota bene, het is helemaal mijn verdienste niet om
atomisme/essentialisme ter discussie te stellen. Een aanzet geeft
bijvoorbeeld Aristoteles. En besef van wat interdependentie is gaan
heten, is er natuurlijk ook allang. Sociale psychologie, ecologie, noem
maar op. Ook natuurkundige relativiteitstheorie en vooral
complementariteitstheorie, dat draait allemaal om — erkenning van
— betrekkelijkheid. […]
Begin met opnieuw een ding. Zeg echter niet meteen dàt het bestaat,
maar vraag hoe? Een ding lijkt gedrag te hebben, zeg wederom ook
eigenschappen. Maar, eh, gedrag van een ding kan variëren. En wanneer
gedrag niet vàst (be)staat, klopt essentialisme niet, wèg ermee. Goed,
gedragsmatige variëteit. Wat volgens atomisme telt als gedrag vàn een
ding, bepaalt niet alléén dat ding zèlf. Wat er vèrder allemáál invloed
op heeft, kan van alles en nog wat zijn. Van een noemer dáárvoor is
eveneens van oudsher sprake. Omgeving, bijvoorbeeld. Of situatie, [een
andere] term [ervoor].
Nu komt het. Bepaald gedrag (lees dus ook: een bepaalde verzameling van
eigenschappen) is niet uitsluitend vàn een ding, maar àltijd van
dat-ding-in-die-situatie. Ook wèg atomisme, dus.
Metapatroon (Engels: Metapattern) is als modelleermethode geënt op dit
betrekkelijkheidsbeginsel. De betrekkelijkheid is op twee manieren als
het ware doorgetrokken. Wat voor het ene gedrag geldt als ding dat er
aandeel aan heeft, kan voor ander gedrag aandeel als situatie hebben.
En er is betrekkelijk in de zin van recursief (lees: een
herhalingsbeginsel) aan dat, in de ene richting, wat als gedrag volgt
uit beide aandeelhouders ding en situatie op zijn beurt als
aandeelhoudend ding resp. situatie kan dienen voor nòg weer nader
verbijzonderd gedrag, enzovoort, terwijl in de andere richting elk ding
resp. situatie àls gedrag zulke twee aandeelhouders kent, enzovoort tot
de zgn horizon als grens van het passend veronderstelde bereik van het
model in kwestie. […]
[R]ecursiviteit van telkens de combinatie van ding èn situatie
verschilt van atomistische hiërarchie. De gedragsverbijzonderingen
waaraan hetzèlfde ding in — dus — verschillende situaties
aandeel heeft, kunnen immers àlle kanten opgaan. Sterker nog, vàn een
ding zijn juist helemaal géén eigenschappen verondersteld die als vàst,
ònveranderlijk, maw voor àlle situaties, gelden. Het enige dat vàn een
ding in èlke situatie aandeel heeft, is … niets. Voor een
sluitende methode met bijbehorende logica die stelselmatig bruik- èn
houdbaar is, luidt mijn voorstel dat de ene, algemeen geldige
identiteit van een ding — inclusief van een situatie àls ding,
van gedrag àls ding — zijn zgn nul-identiteit … is.
Een systematiek ‘volgt’ een principe. Ofwel, ander principe, andere systematiek. Met verschillende principes voor wat als één bereik geldt, is er daarom nog géén sprake van systematiek. Punt.
Voor de logica vàn zulke verwevenheid [biedt] Metapatroon [een] uitdrukkingsmethode[. …] Wie zo’n model opstelt? Een situationeel subject. Ziedaar, reflexiviteit.
Verschillen zijn nu eenmaal … verschillend.