Metapatroon > ontwerper > semioticus
De echte vakmensen moeten echter wel de werkelijke informatievariëteit begrijpen en ermee kunnen omgaan. Dat lukt niet zonder deugdelijke grondslagen, punt.
Voor Plato was maatschappelijk verkeer de, zeg maar, natuurlijke schaal voor onderzoek naar verband tussen taal en werkelijkheid. Wie geleerd heeft met vroege digitale informatietechnologie te werken, verloor die ruime schaal gauw uit het oog. Die technologie was immers slechts lokaal toepasbaar, waar optimalisering van verwerking als het ware uitnodigde tot semantische vernauwing. Dat moeten informatiekundigen dus weer àfleren.
in: Semantische kans door financiële crisis?
Voor wie dergelijk gevarieerde betekenisordening maar te ingewikkeld vindt, heb ik het dringend advies verder geen informatiekundig werk te verrichten op een schaal die het bereik van absolute betekenisstandaardisatie overstijgt. Inderdaad, in de informatie- ofwel netwerkmaatschappij blijft er dan nauwelijks werk over.
[H]et ontwerpproces [is] te duiden als hypersemiosis. Daarbij geldt semiosis niet triadisch, maar enneadisch (nota bene, inclusief motief enzovoort). De ontwerper herfocust, herfocust ..., herfocust ..., steeds met bijbehorende hersituering e.d. ... en laat elke interpretatie meelopen in de volgende cyclus enzovoort ... totdat z/hij het wel gelooft met pogingen tot falsificatie. Z/hij kan dat blijkbaar in sterkere mate dan wanneer iemand zich als, zeg maar, gewoon mens gedraagt. Als iemand een slechte ontwerper is, kan dat eraan liggen dat z/hij dat multifocale inclusief incrementeel op faciliterende samenhang gerichte voorstellingsvermogen (synthese) mist en/of te vroeg afhaakt met netzo noodzakelijke falsificatie (analyse).
[D]e karakteristieke verantwoordelijkheid van de informatiekundig ontwerper [speelt] nu juist […] in het vlak van verzoening van bedoelde meerduidigheid.
in: aantekening 17.5
[De] waarschuwing [is] niet zomaar een wild signaal […], maar stoelt op formele semantische theorie.
Daarentegen moet met Metapatroon zo’n zin feitelijk binnenstebuiten gekeerd worden.
in: Ander metaconcept, enzovoort
Let wel, dat technisch dan niet ‘slechts’ technisch is, maar altijd een functionele keuze inhoudt. De functionaliteit is daardoor echter impliciet bepaald. Dat maakt functionele aanpassingen vrijwel onmogelijk, vooral omdat de technici een bevoorrechte positie wisten te verwerven en … eigenlijk geen idee hebben waarover je het hebt.
Het is naar mijn overtuiging een vergissing om ervan uit te gaan, dat informatievoorziening voor […] welk volwassen ‘vak’ dan ook […] zoiets als een materiële afdruk moet zijn. Juist niet! Dat zou neerkomen op […] ‘over’ willen doen, en dan niet eens dunnetjes, maar met alle betweterigheid van dien. Dat werkt averechts (zoals de lange praktijk van mislukte projecten m.i. overduidelijk aantoont). [… V]oor een vak is nu eenmaal karakteristiek dat vakmensen onontbeerlijk ervoor zijn. Het uitgangspunt mag dus juist niet zijn om de vakmensen overbodig te maken, maar om ze alweer wat beter te faciliteren.
Nota bene, inclusief nodige en voldoende context is een teken (pas) betekenismatig … precies. Waarom, oh, waarom herkent hij (dan) niet dat die kunstgreep om kwalitatieve variëteit te reduceren tot een enkele kwantitatieve maat, hem belemmert om productieve contextoriëntatie daadwerkelijk te ontwikkelen? Hij staat als het ware met z’n neus bovenop de oplossing.
in: Snoeiwerk
Opgevat als teken heeft iets altijd op gedrag betrekking.
in: Motief en norm
A designer’s responsibility/accountability requires a through-and-through dialogical stance.
in: note 53.40
As results require team work, much learning and training is oriented at communication efficiency. When a surgeon needs a particular instrument, she may ‘name’ it. A nurse should hand it to her immediately, otherwise the patient might die. Outside the operating theatre, it is not the request for compliance that it is inside it with a patient during surgery. Should the surgeon have said “give,” the nurse would still have to guess what instrument to give.
in: Analytic philosophy for synthesis from early education on
Enneadische analyse is, kortom, veel ruimer. Wat interpretant betreft is er een focus. Overeenkomstig gaat een bepaald gedeelte van het totale teken voor zgn signatuur door. De rest van het teken zit er als het ware omheen: context. Een teken is altijd het geheel van signatuur èn context. De opsteller van een teken streeft ermee bepaalde inschikkelijkheid door het individu na tot wie hij het richt (en intrasubjectief is hijzèlf dat). […] De opsteller moet ‘bereiken’ dat de ander 1. het resultaat van zijn gedrag in voldoende mate als het door hem ermee beoogde teken opvat en 2. als geadresseerde mede daardoor zèlf een gemotiveerd begrip ontwikkelt dat resulteert in door de opsteller beoogd gedrag.
Of de aanduiding informatiearchitect of informatiekundig ontwerper luidt, in beide gevallen verschijnt de term informatie. Je zou toch zeggen, dat iemand die zich zo noemt, redelijk weet wat informatie … is?
De ontwerper van een model laat […] een object samenlopen met een situatie. Omgekeerd beschouwd herleidt z/hij wat hij ervaart c.q. veronderstelt als specifiek gedrag tot een object èn een situatie als veroorzakende bestanddelen. Daarbij is het gemaakte onderscheid tùssen dat object en die situatie feitelijk willekeurig […], vandaar de noodzaak om open te staan voor heroverweging enz. […] Met de opzet van Metapatroon [is] tevens betrekkelijkheid geformaliseerd. De ontwerper kan ook kiezen wat z/hij voor een samenloop als object resp. situatie laat gelden. Een bepaalde samenloop kan afgeleid zijn van omvattender samenlopen[. … En (h]et model van) de structuur van constituerende samenlopen kan met Metapatroon worden gewijzigd.
Ook voor analyse […] beveel ik daarom aan om allereerst terdege de enneade te leren kennen en zo door naar een structurele opvatting van — dynamiek van — semiosis. […] Ik vind een teken principieel een configuratie van signatuur en context.
Het blijkt […] moeilijk om Metapatroon toegepast te krijgen door informatiekundig ontwerpers. Het helpt uiteraard ook niet, zachtjes uitgedrukt, dat opdrachtgevers kennelijk géén belang hechten aan — zorg voor — ontwerp. Als opdrachtnemers mogen tegenwoordig vrijwel alom zgn ontwikkelaars meteen aan de slag; daar is semiotisch benul helaas nòg verder te zoeken. Voor zover zij überhaupt èxpliciet een conceptueel model opstellen, komen gangbare methoden ervoor nog altijd niet verder dan een taalopvatting die vanaf zowat het midden van de zeventiende eeuw reeds als te primitief gold.[…] Hoe kan het, dat atomisme nog onverminderd heerst voor digitalisering?
in: aantekening 62.9
En wat is kenmerkend voor cultuur? Dat is informatieverkeer tùssen de leden ervan, en zo is de cirkel rond. Waarom blijven mensen toch zo vierkant tégen erkenning van verschillen?
Ik zie juist radicaal àf van vooropgezette categorisering. Ofwel, wat telt juist zo algeméén mogelijk voor be-teken-is? Precies, dat moet teken zijn. Op z’n pragmatisch duid ik betekenis als volgt: èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid[. …] Nota bene, op die manier komt pragmatisch overeen met dialogisch (zowel intra- als intersubjectief). Onder de noemer van semantiek, en de o.a. met dat … woord verhulde illusie van objectiviteit, gaat [men] daar [doorgaans] volkomen aan voorbij. Dat leidt tot gekunstelde verklaringen[, e]xemplarisch[e] verwarring[. …] Hier is de principiële vergissing, dat het teken in kwestie véél te beperkt opgevat is. Wat [men] aanwijst als woord — of zin — geldt naar mijn idee slechts als ònderdeel van een teken, te weten een signatuur. Er is tevens altijd een context. En een signatuur is pas samen met een context (en een intext) een teken. Context betreft vaak enscenering. De ervaring van de situatie waarin iemand iets zègt, telt als context mee. Als formele uitbreiding van wat Charles S. Peirce aangeeft als triade plus grond heb ik de zgn semiotische enneade opgesteld. Wat [men] op basis van louter één en steeds dezèlfde signatuur inderdaad onmogelijk kan verklaren, is reële betekenissenvariëteit. {men] kijkt echter nooit vèrder dan zo’n signatuur. Door dat consequent wèl te doen, lost het probleem van meervoudigheid als het ware op. Dezèlfde signatuur met verschillende contexten geeft verschillende … betekenissen. [Men] zoekt in — wat ik noem — signatuur vergeefs naar situationele beschrijving. Maar daartoe kàn een signatuur ook helemaal niet ‘dienen.’ En daarom kijkt, luistert enz. een subject voor een teken stelselmatig altijd verder dan een signatuur.
Een informatiekundige is […] een betekenisbeschrijver mbt willekeurige tekens, dus niet slechts van woorden.
Over wie uitgerust met een hamer overal spijkers meent te zien, dat geldt ‘natuurlijk’ ook voor mij met Metapatroon als modelleermethode. Daarmee ben ik geneigd ‘iets’ als gedrag te bestempelen dat resulteert uit samenloop van object en situatie.
[Ee]en informatiekundige [moet] voor verkeersopgaven vooral besef enz. […] hebben van èn in een eenduidig ontwerp(model) tot uitdrukking […] kunnen brengen wat zgn ict-ers tot dusver allemaal niet leren tijdens hun opleiding(en) en door ervaring(en). Evenmin leren — toekomstige — bestuurders waarop ze moeten letten bij de aanvraag van verandervoorstellen, de beoordeling ervan, opdrachtverstrekking en zo door naar monitoring van uitvoering. De ‘samenwerking’ van zulke averechts toegeruste opdrachtgevers en —nemers loopt voorspelbaar uit op een fiasco.
[I]n èlk geval onder de noemer van semantiek — moet semiotisch overigens pragmatiek heten, maar vooruit — houd ik het op stelsel in enkelvoud. Maar dan is er een modelleermethode nodig voor ordening van betekenissen op die schaal. Daarvoor is Metapatroon geschikt. Het ene (!) stelselmatige informatiemodel is uiteraard pràktisch ontworpen door vooral te bedenken welke gedragingen (lees ook: processen) relevant zijn, dwz mede gefaciliteerd moet kunnen worden door de te realiseren voorzieningen. Daarvoor moet de ontwerper tegenwoordig uiteraard óók weten wat er zoal (on)mogelijk is volgens zgn digitalisering. Maar gelet op de onvermijdelijke stelselschaal waarop digitale technologieën alweer sinds enkele decennia worden benut, vind ik dat programmatuurkunde pas in dat latere stadium als zodanig aan bod kan, en dan beslist ook moet, komen.
Iemand die een programmatuuroriëntatie volgt, vindt mijn gebruik van die techniek voor stroomschema’s stellig volkomen fout. Dat komt dan, omdat een programmeur doorgaans klakkeloos aanneemt dat alle voor digitale verwerking relevante begrippen (lees ook; betekenissen van beschikbare informatie) bekend en duidelijk zijn. Data als grondstof in de juist kwantiteit met geborgde kwaliteit, nietwaar? Nee, dus. (Want) daaraan voorafgaand (!) moet echter geanalyseerd zijn of, en zo ja, hoe eventueel het ene begrip voorwaarde voor een ander begrip vormt: begrippenstroom. Daarná valt er een passend stroomschema à la programmatuur op te stellen (en dat klòpt daarvoor dan ook pas).
Iedereen wisselt in het dagelijks leven voortdurend van zowel gedachten als — verder — gedrag. Wat echter doorgaans ontbreekt is besèf van zulke variëteit, maw van het eigen leven in “meervoud.” Daarmee zitten we onszèlf in de weg.
Zeg ook maar dat met ontwerp(en) theorie opgaat in praktijk. Sterker nog, dat geldt voor èlke gedraging. […] Als structuur dáárvan heb ik de duiding van Charles S. Peirce van semiosis aangepast. [… Zo] heb ik zijn triadische schema plùs zijn opmerkingen over een — enkele? — grond allereerst uitgebreid tot een hexade. Daarvoor schreef ik èlk van Peirce’s drie elementen van semiosis een bijbehorende ‘grond’ toe. Vervolgens veronderstelde ik tùssen elk van die elementen en hun respectievelijke grond(element)en zoiets als een scharnier(element). Dat resulteerde in een enneade[. …] De dynamiek waaraan telkens een gedachte bijdraagt, komt schetsmatig tot uitdrukking in een opstelling van twee enneaden. Het verloop laat zich dan weergeven als een Möbius-ring. Van een — gedeeltelijke — cirkel is dan slechts sprake met telkens één enneadische doorgang.
Allereerst houd ik informatiekunde voor tekenleer, zeg ook maar
semiotiek. En semiotiek vat ik enneadisch op. Aldus ga ik ervan uit dat
èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is. Daarom omvat m.i.
interpretatie door een ànder subject van gedrag door het ene subject
— of zichzèlf — duiding van de bedoeling ermee van dat ene
subject. Elke gedragsanalyse veronderstelt het gedrag in kwestie als
een teken, dat kàn niet anders, en is daardoor een informatiekundige
oefening.
Ten tweede, als ontwerper mikt de informatiekundige op optimale
facilitering — volgens praktische overwegingen in toenemende mate
door inzet van digitale technologieën — van informatieverkeer,
maw uitwisseling van verzoeken tot inschikkelijkheid. In geval van
zoiets als een eventueel termijnverzoek moet de informatie in kwestie
daarvoor geregistreerd staan; ook de noodzaak van behoud van
controlespoor (Engels: audit trail) vergt registratie. Voor optimale
voorzieningen voor informatieverkeer moet de informatiekundig ontwerper
beschikken over inlevingsvermogen. Hoe willen — potentiële
— deelnemers aan informatieverkeer elkaar middels informatie
kunnen bewegen? Aan welke verkeersregels moeten zij tijdens
verkeersverloop zonodig onderhevig zijn voor optimal(is)e(ring van)
evenwichtigheid van hun verhoudingen? Waardering van relevante motieven
van (informatie)verkeersdeelnemers stelt een informatiekundig ontwerper
— pas — in staat om bruikbare verkeersvoorzieningen te
ontwerpen.
In de derde plaats moet een informatiekundig ontwerper helaas rekenen
met weerstand tegen een voorstel ter bevordering van evenwichtige(r)
voorzieningen. Wie zich ertegen verzet, verhult vaak haar/zijn motief
(als z/hij zich er al bewust van is of zelfs maar kan zijn). Dankzij zo
redelijk mogelijk poging tot duiding ervan kan de ontwerper wellicht zo
niet het voorstel inhoudelijk maar wel de presentatie ervan aanpassen
voor meer kans op aanvaarding. Of wanneer z/hij daarvoor redelijkerwijs
überhaupt géén kans — meer — ziet, kan z/hij zich verdere
moeite besparen.
Zo zijn er stellig nog meer noemers waaronder juist gedragsduiding
informatiekundig relevant is. Wat relevanter is, kan ik niet eens
verzinnen.
De vergissing heerst hardnekkig dat digitalisering bij uitstek een zgn tèchnische opgave is.
in: aantekening 76.7
Voor […] grondige oriëntatie op … informatie […] moeten verwerkingsmogelijkheden niet als uitgangspunt gelden, maar betekenismogelijkheden.
Op z’n enneadisch is semiotiek zelfs onmiskenbaar een gedragswetenschap. Met semiotiek als teken- resp. informatieleer is een informatiekundige dus ook en vooral een gedragswetenschapper.
in: note 77.32
Ik heb ‘gewoon’ de aanname gewijzigd over wat taal(gebruik) is, en dan blijkt dat èlk teken inderdaad verklaarbaar is als verzoek tot inschikkelijkheid.
in: note 77.51
[Zo] herken ik nauw verwantschap van semiotiek met agogiek. […] Een subject zoals een mens gebruikt voortdurend tekens (lees ook: informatie). Daarom is ieder mens nog géén semioticus resp. informatiekundige. Netzomin is iedereen een veranderkundige resp. agoog, omdat z/hijzèlf alsmaar verandert.
Nogmaals, de noemer van betrekkelijkheid duid ik als situationeel. En een subject neemt situaties niet in zich op, maw internaliseert ze niet. Een subject ervaart telkens samenloop met een situatie, enzovoort. Zo’n interpretatie ervan is natuurlijk niet de situatie ‘zèlf.’ […] Op z’n enneadisch omvat een interpretant een motief overeenkomstig context en situatie. En volgens verschillende motieven bepaalt een subject gedragingen in/voor verschillende situaties. Daarbij is de formele aanname van nul-identiteit de noodzakelijke toevoeging om praktisch overzicht te beschrijven[.]
Om aan méér dan oorspronkelijke verwachtingen te kunnen voldoen is (denk)ruimte nodig. Die ontstaat ontwerpmatig vooral door juist (!) van een veelgebruikt woord na te gaan wat men er zoal onder verstaat. Dan blijkt of ‘men’ wellicht indeling behoeft en, zo ja, of er feitelijk dienovereenkomstig verschillende betekenissen van dat ene woord gelden. Veronachtzaming van zulke verschillen leidt dan tot misverstanden die ònoplosbaar blijven zolang ze verborgen blijven (en volkomen te goeder trouw zelfs niemand zich daarvan bewust is). […] Het is verleidelijk om klakkeloos te veronderstellen dat iederéén begrijpt wat [een] woord betekent èn er dezèlfde betekenis aan geeft. Volgens die veronderstelling kunnen ‘we’ meteen ertoe overgaan om gevallen [er]van […] te inventariseren. En voor èlk geval maken ‘we’ dan telkens apart een, eh, systeem, klaar.
Nota bene, een apart woord werd — en wordt helaas vrijwel alom nog steeds — abusievelijk verondersteld als, zeg maar, eenheid van dienovereenkomstig aparte betekenis met absolute geldigheid.
Heel praktisch geldt nota bene interdisciplinair dat eenvoudig begrijpelijke informatie, zeg ook maar het inhoudsaspect, nooit enkelvoudig is wat betreft, vooruit, het vormaspect.
in: aantekening 85.9
Zou het? Opnieuw beroep ik me op subjectief situationisme om mij niet te wagen aan een algemeen geldig veronderstelde interpretatie van welke bewering dan ook.
Ik neem in navolging van Charles Peirce aan dat er geen twee- maar drieledige betrekking geldt. Uitgebreider dan Peirce heb ik zijn drie elementen van zgn semiosis echter èlk nog eens drieledig aangenomen. Zo kom ik van een triade tot een enneade. […] Enneadisch is onlosmakelijk negenledig een stelsel van betrekkingen aan de orde. Het is verleidelijk om zo’n grondslag als nòg ingewikkelder te kenschetsen […]. Ja, negen elementen zijn er méér dan twee. Maar verklaringen zijn volgens zo’n negenledig referentiekader (lees ook: paradigma e.d.) pas redelijkerwijs passend. Tja, wat is er eenvoudiger, eh, wat kàn er eenvoudiger zijn?
Volgens mijn opvatting over informatie, gelet op motief als enneadisch element volgens “omvattende samenhang,” [telt] ook en vooral uitwisseling van informatie[. …] Wie daarmee — ook — voor digitalisering geen rekening houdt, kan nooit een stelselmatig adequate voorziening voor facilitering van informatieverkeer bieden, punt.
Kijk, ook en vooral digitale voorzieningen vergen ontwerp. Omdat het
op z’n algemeenst uitgedrukt dus om voorzieningen voor verwerking
inclusief uitwisseling van informatie gaat, is uiteraard het
voornaamste ontwerpperspectief dat van relevante betekenissen. Dat heet
doorgaans overigens semantiek, maar vanwege gedragsoriëntatie van
betekenis acht ik de aanduiding als pragmatiek passend. Daarvoor blijft
de verhouding van informatie als vorm tot betekenis als inhoud ten
onrechte vaak impliciet aangenomen, en bijgevolg simplistisch
ènkelvoudig.
Wat hier als mijn toelichting volgt, heb ik beknopt gehouden. Er ligt
een negenledig semiotisch schema, een enneade, aan ten grondslag.
Vergeleken met de triade […] bekend van C.S. Peirce blijkt
bedoelde enneade plus tijdsverloop pas nodige en voldoende
(basis)structuur te bieden voor vestiging, interpretatie enzovoort van
meervoudige verhoudingen. […]
Zeg dan vooralsnog ruwweg maar dat informatie dient ter beschrijving.
Zo ja, waarvan? Gangbaar geraakt is het idee dat beschrijving met
voorrang telkens een object (lees ook: entiteit) betreft. Zo’n
object vertoont gedrag, nader gearticuleerd volgens ‘zijn’
eigenschappen met eraan toegekende resp. waarden. Mee eens, dat voldoet
prima voor telkens een aparte voorziening ter facilitering van een
gedragsmatig uniforme taak, dwz voor een … ik herhaal, vaak
impliciet resp. klakkeloos … zéér beperkt verondersteld
werkelijkheidsbereik. Het blijkt daarbij om de voorwaarde te gaan dat
objectgedrag strikt ènkelvoudig duidbaar is en blijft. Zoals gezegd, de
ruimte in kwestie geldt gedragsmatig als uniform.
Hmm.
Met zelfs maar de geringste uitbreiding van bereik gaat die voorwaarde
prompt niet meer op. Ofwel, objectgedrag geldt meervoudig. En
gedragsmatige pluriformiteit bestaat natuurlijk nog véél sterker als
het een object betreft dat beschikt over cognitief vermogen, maw een
subject is. Denk bijvoorbeeld aan uw ‘eigen’ gedragingen
die van situatie tot situatie verschillen. En/of van die van iemand
ànders in eenzelfde situatie.
Tja, voor … opgaven van … overheidsbemoeienis is juist
afstemming tussen verschillende (!) burgergedragingen nota bene
typerend. Maar met eigenschappen ènkelvoudig tot een ob-/subject
behorend gedacht laat zich nooit, herhaal, nooit een eenduidig
betekenissenmodel opstellen dat recht doet aan … dynamiek van
… meervoudige gedragingen, punt. Daarvoor is een kwalitatief
àndere modelleermethode/-taal nu eenmaal onontbeerlijk. […]
Ik schrijf het in dit korte bestek maar duidelijk. ‘We’
kunnen ter verbetering van (overheids)informatisering maatregelen
blijven voorstellen. Ja, die kùnnen allemaal zinvol zijn. Maar zolang
gedragsmatige pluriformiteit feitelijk ontkend blijft door onbenullig
te volharden in beschrijvings-/modelleermethoden die slechts bemeten
zijn op gedragsmatige uniformiteit, zijn en blijven dergelijke overige
maatregelen helaas vèrdere verspilling van tijd en geld, enzovoort.
[…]
Het bestuurlijke misverstand heerst dat beheersing uniformering
verlangt. Dat [is] herken[baar] als onzin volgens Ashby’s Wet van
passende variëiteit. Van andere vakdisciplines dan informatiekunde is
allang bekend dat het object dan wel subject in kwestie zeker niet de
enige gedragsbepalende factor is. Wat van kwantummechanica tot sociale
psychologie telt, is … telkens de samenloop met een situatie. Nu
bekommeren die andere vakdisciplines zich minder om samenhang tùssen
zulke verschillende situationele ob/-subjectgedragingen, terwijl dat
informatiekundig in het tijdperk van digitale vernetwerking nu net als
de crux moet … gaan … gelden. Met context als beschrijving
van situatie [telt] Metapatroon […] recursieve contextuele
verbijzondering als beginsel. Dat staat open bereik van verweven (!)
… uitdrukking geven aan … betekenissen toe.
Er ontstaat pas structurele duidelijkheid door, als het ware òmgekeerd, een teken principieel als middel voor afstemming van gedragsaandelen te beschouwen. In een teken moet daarom ook en vooràl de beoogde “recipient” tot uitdrukking komen inclusief de “intelligence” die de verzoeker bij de geadresseerde veronderstelt gelet op haar/zijn verlangde gedragsaandeel. Daarvoor is tevens context onlosmakelijk ònderdeel van het teken in kwestie. Veel context is, nota bene, enscenering. Naarmate de mogelijkheid van — gebruik van — eh, natuurlijke omstandigheden beperkter is, moet, eh, kunstmatiger in contextualisering worden voorzien.
[V]oor verantwoord ontwerp moet een ontwerper […] beseffen dat z/hij een gedragingenruimte voorstelt, dwz wat een subject ervaart als onderdeel van momentane tekenconfiguratie.
Ik zie het nut van zgn bedrijfsregels voor semantische interoperabiliteit immers op z’n gunstigst zeer beperkt. Voorrang verdient daarvoor stelselmatige ordening van betekenissen met verschillen èn samenhang ertussen van dien.
Volgens subjectief situationisme beschikt een zgn subject over
cognitief vermogen, met motief (lees ook: doel e.d.) als factor, voor
vooringenomen duiding van ‘zijn’ situatie. De zgn
werkelijkheid kan als zodanig echter niet bij hem, zeg maar,
binnenkomen. Dat … verloopt tèlkens via een teken. Voilà,
semiotiek. Er is verder cognitief aan, dat momentane interpretatie van
een teken door het subject in kwestie bepaling betreft van zijn gedrag
voor aanpassing van zichzelf — inclusief zijn motivationele
vooringenomenheid — èn wat hij als situatie duidde,
enzovoort.
Ben je er nog? Kortom, wat naar ontwerp van een architect (lees dus
ook: ontwerper) door uitvoering ònderdeel van de werkelijkheid gaat
… vormen, kan een subject als het ware situationeel gaan treffen
met invloed op zijn verdere gedrag van dien. Zo beschouwd verdient óók
(stede)bouwkundige architectuur aandacht volgens semiotische
grondslag.
Klopt, dat geldt beslist voor gecodificeerde regels. Volgens subjectief
situationisme geldt èlk teken als een verzoek tot inschikkelijkheid.
Ofwel, het ene subject brengt een teken voort om gedragingen van
— verschillende — subjecten afgestemd te krijgen. Zo laat
zich een teken analyseren. Wat was de bedoeling er ook alweer mee? En
heeft het ook zo uitgepakt? Wie weet gunstiger, maar met sommige
— vele? — regels […] dus zelfs averechts.
Er zijn weliswaar allerlei termen in omloop, zoals verder o.a. eigenschap en gedraging, maar verschillen die we er eventueel mee willen uitdrukken betreffen niet dat ze als nabijste noemers van waarden gelden. Vergaand als vanzelfsprekend is zo’n enkele term tevens context gaan omvatten. Ik schets een karikatuur van dergelijke correlaties. Eigenschap? Dat heeft een ding. Gedraging? Dat doet een levenswezen. Mening? Dat houdt een mens er op na. Door — met ontleding-naar-boven — context te expliciteren ben je niet meer gebonden aan — ook nog eens onbewuste — één-op-één correlaties. Je kunt context telkens op maat aangeven. En zodra het zwaartepunt van duiding op expliciete context komt te liggen, raken de oorspronkelijk ènkele termen ervan, vooruit, verlost. De eigenschap van een thermostaat is zijn temperatuur. Als je maar weet dat het om een thermostaat gaat, kan je de temperatuur ervan echter ook opvatten als zijn … mening.
Wàt versta, met verstaan hier in de betekenis van begrijpen, je? Dat
kàn altijd maar een teken zijn. Deze veronderstelling ontleen ik aan
Charles S. Peirce (1839-1914) die beseft dat grondslag (lees ook:
paradigma, axioma’s, beginselen, veronderstellingen e.d.) géén
kwestie van keuze kàn zijn voor idealisme òf voor realisme. Uitgaande
van, ja, dat is meteen een veronderstelling,
iemand-met-cognitief-vermogen, zeg ook maar een subject, associeert
Peirce idealisme met telkens een interpretant. Dat is dan het …
begrip dat iemand op een bepaald ogenblik èrgens van heeft. Waarvan?
Dat moet volgens Peirce’s gelijktijdige associatie met realisme
dan een object zijn. Hij wil echter àf, nou ja, dat is mijn idee van
wat achter zijn idee zit, van het onbeslisbare getwist of daardoor
object ‘eigenlijk’ een interpretant … is of,
omgekeerd, een interpretant ‘eigenlijk’ een object. Over
scharnier gesproken, hij veronderstelt teken principieel
ertùssen.
Cognitie is ‘natuurlijk’ geen doel op zichzelf, maar helpt
… precisie van gedragsbepaling resp. -uitvoering. Peirce geldt
als grondlegger van zgn pragmatisme.
Waaròm is dat vermogen nuttig voor het subject dat erover beschikt? Zou
‘de werkelijkheid’ ònveranderlijk zijn, nee, dan bestaat
géén behoefte — aanpassing van/met — gedrag zelfs maar te
overwegen. Dus, wat ‘doet’ een subject zoal met zijn
cognitief vermogen? Ik waag een zeer ruwe schets, zeg gerust maar een
karikatuur (en laat hier in het midden dat cognitie op haar beurt
‘natuurlijk’ eveneens gedrag betreft). Aan
‘wetenschap’ zowel van de situatie waarin het subject in
kwestie tot voor kort verkeerde als van de situatie waarin z/hij wil
verkeren, voegt z/hij ‘waarneming’ toe van de situatie
waarin hij zich momenteel bevindt; naar … bevind van
‘zaken’ past z/hij zijn gedrag aan. Enzovoort. Dat …
begrip (Peirce: interpretant) hangt er dus maar van af. Het kan per
subject zelfs sterk verschillen van momentane, zeg maar, situationele
constellatie tot situationele constellatie. En begripsmatige
verschillen zijn daarom èxtra aan de orde van situationeel subject tot
situationeel subject.
Ik wil maar zeggen dat begripsmatige precisering géén objectivistische
grondslag … kent, maar een subjectief-situationistische. Tot het
— voor zover denkbaar — uiterste voortgezette
subjectief-situationele begripsverbijzondering is daarom inderdaad
zoiets als het verdwijnpunt voor statistiek. Maar àltijd raakt gedeeld,
gemeenschappelijk begrip onder druk (omdat het niet eens bestaat). Want
wat jij ergens onder verstaat, verschilt al gauw van wat een ànder
doet, of van wat jijzèlf eronder verstaat op een ander tijdstip en
bijgevolg andere situatie. [… K]euzes door verschillende
subjecten in verschillende situaties (vooruit, zéér grofweg: culturen)
pakken geheid … verschillend uit. Mijn idee is overigens dat, àls
ze op z’n subjectief-situationeels terècht verschillen, het
vertekenend werkt zulke verschillen feitelijk te ontkennen. Dat is nog
eens èxtra pseudonauwkeurigheid.
Ik kan wel kritiek op gebrekkige precisie hebben, maar zònder
“keuzes” gebeurt er niets. Het opstellen van een
begripsmatig overzichtsmodel noodzaakt allereerst tot expliciete over-
en afwegingen en vervolgens tot beheersbare afstemming van resultaten
(inclusief als reëel erkende verschillen). […] Maar er moet [dus]
de overweging aan vóóraf gaan, in hoeverre gelijkluidend begrip van een
… begrip realistisch is. Zo niet, dan moeten ook en vooral de
desbetreffende verschillen in het overzichtsmodel tot uitdrukking komen
(opdat afstemming …). [… B]esèf dat op z’n
subjectief-situationeels absolute zekerheid niet bestaat. Daar komt
eveneens volgens subjectief situationisme bij dat — volgens mij
— èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is (Engels: every
sign is a request for compliance). De verzoeker probeert de
geadresseerde ermee tot gedrag te bewegen dat hij, de verzoeker, dus,
als afgestemd op zijn eigen gedrag … waardeert. Of de
geadresseerde aan dat verzoek voldoet is iets … ànders. Z/hij
heeft immers zo haar/eigen motieven, enzovoort.
Wat ontbreekt, is een stelselmatig houdbaar taal- annex tekenbegrip. Zo meen ik dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is. Een teken is een middel voor afstemming van gedragingen. De uitwisseling van een teken telt dus meerdere deelnemers. Er is enerzijds het subject dat het verzoek doet, anderzijds één of meer subjecten tot wie z/hij het verzoek richt. […]Ik vind dat èlk geval van tekenuitwisseling een zgn gemeenschap betreft en wel bestaande uit daadwerkelijk betrokken deelnemers.
in: aantekening 94.2
Als informatiekundig ontwerper geef ik betekenis voorrang. Zeg maar, vorm volgt functie, niet omgekeerd. [… D]uidelijkheid over betekenis [echter] steevast van vorm te verwachten [heerst als] misvatting […] onder zgn ict-ers helaas nog steeds. Zonder dat zij het beseffen, en daarom komt er met taalkundig netzo onbenullige opdrachtgevers maar geen verandering in, houden zij syntax in één moeite door ten onrechte voor pragmatiek (en dàt noemen zij ten onrechte semantiek). [… D]ergelijk averechtse taalopvattingen [zijn] m.i. nòg schadelijker […] sinds digitale voorzieningen deugdelijk op facilitering van stelselmatig informatieverkeer met pragmatische variëteit van dien moeten zijn bemeten.
in: aantekening 94.8
[E]en relevant taal-/tekenbegrip [moet] pragmatisch […] zijn[. … Wie] géén pragmatisch betekenisbegrip resp. tekenbegrip kent[, … zoekt naar regels op de m.i. volstrekt verkeerde plaats[. … H]et zijn de abusievelijke pogingen om semantiek — en als het even kan zelfs pragmatiek — volgens syntax te … regelen, die […] theoretische wildgroei blijven aanjagen. Wie “eenvoudig” een gedragsmatige insteek kiest, gericht op onderlinge afstemming van subjectief-situationele gedragsaandelen, kàn niet missen hoe economisch taal(gebruik) doorgaans ‘werkt.’ [… E]r is ‘natuurlijk’ niets merkwaardigs aan[, …] dat taal(dynamiek) bij uitstek op […] variëteit van intra- èn intersubjectief verkeer bemeten is. […] Ik herhaal, subjectief situationisme.
[Mijn] veronderstelling [luidt] dat elk teken een verzoek tot
inschikkelijkheid is (Engels: every sign is a request for compliance).
Ja, èlk teken […] moet m.i. dus […] principieel als
afstemmingsmiddel opgevat worden. […] Ik waag hier een inleiding
ter oriëntatie. […]`Nee, het idee, eh, werkt niet dat taal dient
om werkelijkheid absoluut geldig te beschrijven, dwz strikt feitelijk.
Dat leidt tot theorieën van … niets, omdat daadwerkelijk taal-
resp. tekengebruik daarmee niet rijmt.
Hoe kom ik tot een idee dat orthodoxie met eindeloze afwijkingen
verlaat en vervangt door de ene pragmatische regel? In ben aan de
toenmalige TH Delft afgestudeerd (1978) toen bestuurlijke
informatievoorziening bij de wiskundefaculteit ondergebracht was. Als
informatiekundig ontwerper herkende ik rond 1990 dat gangbaar geraakte
methoden voor begrippen- annex betekenissenmodellering òngeschikt zijn
voor de als het ware open schaalverruiming van — mogelijkheden
voor — informatie-uitwisseling zoal gefaciliteerd geraakt door
digitale technologieën. Wat traditioneel voor een teken doorgaat, neem
een zgn zelfstandig naamwoord, maar u kunt ook aan een rookpluim
denken, kan allerlei betekenissen verkrijgen. Wat als teken telt, zo
nam ik daarom aan, vergt uitbreiding ter nodige en voldoende borging
van eenduidigheid. Mijn gewijzigde veronderstelling is dat context
onlosmakelijk ònderdeel van een teken is. Het gedeelte dat traditioneel
— nota bene, alom nog steeds — als het volledige teken
beschouwd wordt, noem ik signatuur. De combinatie van signatuur en
context maakt een teken — pas — eenduidig begrijpelijk (en
het beschrijvingsgedeelte duid ik als intext aan).
Grammatica(lisering) blijft onvermijdelijk averechts uitpakken door
context te beschouwen als iets dat tekst vergezelt ipv constituerend
ònderdeel ervan uitmaakt.
Dankzij het wiskundige beginsel van recursiviteit, zeg ook maar
herhaling van deelstructuur, lukt het met contextuele
verbijzonderingsrelativiteit willekeurige betekenissenvariëteit
samenhangend heel praktisch beheersbaar te krijgen. Nou ja, de
ontwerper die ermee aan de slag gaat, moet zowel nieuwsgierig zijn naar
reële variëteit als de modelleermethode beheersen.
[H]et Internet brak in 1994 door. Dat maakt van eenduidige ordening van
— dynamiek van — betekenissenvariëteit inderdaad een
praktisch dringende opgave.
Maar wàt beschrijft, herstel, maar wàt wordt beschreven met resp. wordt
begrepen uit een teken? Daarover veranderde mijn idee door een
proefschrift (Universiteit van Amsterdam, 2002) te wijden aan een
— verdere — grondslag van de stelselmatige modelleermethode
die ik als Metapatroon had ontworpen. Ik vond daarvoor een aanzet in
het voorstel van Charles S. Peirce voor een drieledige structuur van
semiosis als, in zijn woorden, de actie van het teken. Ik ontdekte dat
Peirce’s triade de relativering mist die nota bene hijzèlf in een
toelichting erkent, zoals overigens Aristoteles betekenis al
relativeert. [… A]ls ingenieur ken ik de verantwoordelijkheid om
betrouwbare en veilige voorzieningen te bieden. Omdat Peirce niet
aangeeft voor wèlk van ‘zijn’ triadische elementen, dat
zijn object en interpretant met teken ter bemiddeling ertussen, hij aan
relativering denkt, heb ik ze maar alle drie van relativering …
voorzien. Dat is àltijd in orde, nietwaar? Uitgaande van Peirce’s
drie-plus-één levert dat alweer fijnmaziger met toegenomen
verklaringskracht van dien een schema van zes elementen op, zeg maar
een hexade. Maar met Metapatroon had ik eerder voor wat nu een
tekendimensie ipv -element was geworden, drie elementen bedacht
(context, signatuur en intext). Daarom herhaalde ik de
ingenieursingreep door ook van beide andere dimensies de samenstelling
van twee naar drie elementen te wijzigen. Dat zijn bijelkaar dus
drie-keer-drie is negen elementen: enneade. […]
Voor positionering van taalkunde (lees ook: tekenleer) kan aan
Peirce’s idee van het bemiddelingskarakter van teken de cruciale
aanwijzing worden ontleend dat zij als het ware in ruimer verband
altijd samen met zijns- èn kennisleer opgenomen moet worden beschouwd.
En zijnsleer vind ik gedragsleer. Dat maakt van teken dan het ene
gedrag als middel om tot ander gedrag te laten bewegen. De primaire
vraag is daarom niet wàt een teken beschrijft, maar wie een teken
benut. Dat blijkt óók een kwestie van, hmm, bemiddeling. Er is de ene
wie die — gedrag bedoeld als — een teken voortbrengt. En
dan is er een àndere wie tot wie de ene zicht ermee richt. […]
Het is evolutionair onzin om ervan uit te gaan dat de ene wie die
moeite zomaar doet. Zoals het om dezelfde reden onzin is dat de andere
wie zomaar moeite zou doen om iets àls een teken te willen ervaren om
zich mede naar interpretatie ervan — verder — te
gedragen.
Arthur Schopenhauer veronderstelt àlles voorzien van wil. Dus, waaròm
doet de ene wie dat? Z/hij … wil de andere wie tot gedrag bewegen
dat z/hij vindt stroken met zoals z/hij van plan is zichzèlf te
gedragen. Daarvoor moet z/hij dus vooral beïnvloeden wat de àndere wie
… wil. En waaròm staat de andere wie ervoor, eh, open? Dat komt
doordat ook z/hij zich naar omstandigheden gedraagt en zich middels
tekenervaringen erop oriënteert.
Let wel, vaak is de andere wie dezèlfde als de ene wie.
‘Zeg’ ook maar dat, wanneer de andere wie niet dezelfde is
als de ene wie, er zoiets als intrasubjectief dialoog voorafgaat aan
voortbrenging van het teken waarmee de ene wie de intersubjectieve
dialoog met, en zo door tot gedrag door, een wie ànders dan z/hijzelf
probeert aan te zetten. […]
[Verwarring bestaat] volgens een taal- en tekenopvatting die niet
begint met pragmatisme, maar tevergeefs hoopt er ooit op uit te komen.
[…]
Is[, bijvoorbeeld, “oh!” als] een zgn tussenwerpsel
daadwerkelijk een teken van doorgaans geringe omvang? […] De ene
wie brengt niet slechts zo’n enkele klank voort. […]
Uitgaande van een ònderdeel als signatuur, en dat hoeft voor de
geadresseerde op enig moment niet noodzakelijkerwijs de o-klank te
zijn, omdat z/hij zich juist op bijvoorbeeld het gebaar focust, gaat de
signatuur met enscenering gepaard. En dàt ervaart de geadresseerde als
andersoortig tekengedeelte: context.
De desbetreffende combinatie van signatuur èn context is ook de
geadresseerde kennelijk zó vertrouwd […], dat de voortbrenger van
het teken erop meent te kunnen … vertrouwen dat z/hij de
geadresseerde — inmiddels — zònder expliciete beschrijving
van gedragsaandeel ertoe kan bewegen. Dat verklaart ontbreken van
— wat ik noem — intext. Maar signatuur noch context kan aan
een teken ontbreken. […]
Toegegeven, ook gedragskundige ontleding kan geen zekerheid bieden.
Zowel het motief van wie een teken voortbrengt als het motief van wie
het interpreteert blijft immers vergaand verborgen, het is niet anders
(zoals elke bemiddelaar moet aanvaarden). [… En] er zijn
pragmatisch dus net zoveel — unieke — betekenissen als er
daadwerkelijke deelnemers aan gevallen van tekenverkeer zijn. En èlke
ontledingspoging betreft op haar beurt een verkeersgeval,
enzovoort.
Een ge- resp. ver-dicht vormt aldus geen uitzondering op ‘normaal’ taal- en tekengebruik, maar máákt gebruik van het kennelijk nog vergaand ònbegrepen beginsel van betekenissenvariëteit. Hoe kariger context, des rijker een ‘tekst’ als bron van interpretaties[. …] Maar, ander voorbeeld, een schilderij als egaal gekleurd vlak tegen een achtergrond in dezelfde kleur slaat door. Wàt er ‘staat,’ en verhoudingsgewijs waar, luistert èxtra nauw om ruimer te kunnen (aan)spreken.
Als mijn verklaring herhaal ik dat vergaand, of zelfs helemaal,
onbewust het misverstand heerst dat bepaalde informatie een algeméén
geldige betekenis heeft. En dat, wanneer het onverhoopt niet zo …
lijkt, zo’n absolute betekenis alsnog hersteld moet, want kàn,
worden. En volgens ‘eenheden’ van informatie met elk
absoluut geldige betekenis kan er een … logica op losgelaten
worden, ja, daarvoor lijkt digitale techniek optimaal geschikt,
[…] die van bepaalde aannames eenduidig tot gevolgtrekking leidt,
klaar.
Niet, dus.
De veronderstelling is verkeerd. Want het lijkt maar zo, dat dezèlfde
informatie (lees ook: teken) verschillende betekenissen kan
‘hebben.’ Neem een enkel woord, bank, bijvoorbeeld. Ja, als
het (on)ware op zichzèlf beschouwd komen allerlei betekenissen in
aanmerking. Meerduidigheid verandert in eenduidigheid dankzij —
zoals het formeel heet — nodige en voldoende context. Ofwel, er
blijft een ònoplosbaar probleem door uit te gaan van de informatie
resp. het teken … beperkt tot een eenheid-als-enkelvoud. Tot èlk
teken moet ònlosmakelijk tevens context worden gerekend. En omdat
bestuurders dat nalaten, begrijpen zij informatievoorziening àls
probleem niet met als gevolg een simplistisch idee van wat dus nooit
een oplossing kan zijn voor het wèrkelijke probleem. Zowel
bestuurskundigen als ict-ers begrijpen dat evenmin […], waarbij
zij wellicht niet eens beseffen dat zij informatiekundig nalatig zijn
voor wat betreft stelselmatige opgaven, maw vraagstukken waarbij
betekenismatige variëteit aan de orde is (en dat is volgens verkeer
… altijd, en bestuur betreft altijd … verkeer, dwz
facilitering van deelnemers volgens verhoudingen inclusief de
bestuurder in kwestie als deelnemer).