Visitekaartprofessor

Pieter Wisse
directeur, Information Dynamics

Essence is een consortium dat Metapatroon plagieert. Daarop heeft Information Dynamics de consortiumdeelnemers aangesproken. TNO is één van de deelnemers. Voor alvast wat nadere informatie over ‘de zaak,’ zie Enkele openstaande vragen over consortium Essence.

 

 

Is er soms méér mis?

Tja, ontwijkend gedrag nodigt uit tot speculaties. Nee, ik kan me ècht niet voorstellen, dat louter de klachten van Information Dynamics de alsmaar uitdijende doofpotactie veroorzaken. Mijn zelfbeeld is niet zó opgeblazen, dat ik het logisch vind dat kennelijk zoveel partijen waaronder TNO gedurende zo’n lange periode zoveel moeite doen om te verhinderen wat, op zichzèlf genomen, slechts neerkomt op het voldoen aan de rechtmatige, simpele eis van het gebruik van Metapatroon als naam voor een methode voor conceptueel modelleren zoals ontwikkeld door Information Dynamics, klaar. Zijn er soms belangen waarvan ‘we’ geen weet hebben? Bestaat ergens angst dat er ‘iets’ vast zit aan bekentenis van het toch overduidelijke plagiaat van Metapatroon? Moet niet zozeer het ene plagiaat(zaakje) van Metapatroon door Essence, maar subsidiefraude op (veel) ruimere schaal door TNO, Novay, ... in de doofpot blijven? Heeft wellicht ook de overheid daarbij een belang, bijvoorbeeld om de schijn van succes (lees: bezuinigingen) met het nieuwe innovatiebeleid te handhaven? Is het vergelijkbaar met een sportbond die omwille van marketing van en inkomsten uit de sport in kwestie op z’n minst ‘de andere kant op kijkt’ bij doping?

Nou ja, allemaal wilde speculaties zolang TNO zwijgt. Of totdat bijvoorbeeld een onderzoeksjournalist een andere betekenis aan onderzoek geeft dan TNO deed. Of de Algemene Rekenkamer, graag in ruimer kader, de via Essence aan TNO verleende staatssteun onderzoekt. Is het beter dat meteen de Europese Commissie ernaar kijkt?
Hoe dan ook vind ik het zéér opvallend, zelfs uitgesproken verdacht, dat TNO ondanks oprechte, herhaalde handreikingen door Information Dynamics géén ènkele belangstelling toonde voor het, zeg maar, object van het plagiaat. Voor Metapatroon, dus. Een normaal mens denkt: Waarom plagieer je dan? Maar blijkbaar gaat het de plagiaris helemaal niet om zoiets als inhoud. Wat daar louter telt, zijn geld en status die met plagiaat vallen te verdienen. Speculatief? Hmm, dergelijke motieven zijn door de recente publicatiegolf over wetenschapsfraude nogeens overtuigend gedocumenteerd. Zo beschrijft Frank van Kolfschooten in zijn boek Ontspoorde wetenschap (De Kring, 2012) een eerdere zaak waarin TNO (p. 223)

zonneklaar gezondigd [had] tegen de TNO Bedrijfscode die iedere TNO’er moet volgen. Daarvan zijn de kernwaarden: integriteit, onafhankelijkheid, professionaliteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Die zaak is vergelijkbaar, onder meer omdat ook toen, zoals information Dynamics nu doet,

bedrijven [... aan]gaven [...] schade te hebben geleden.

Zo deed TNO in het najaar van 2010 dus slechts alsòf het innovatief is door Metapatroon en Information Dynamics in een subsidieaanvraag voor Essence te verheimelijken. Als het klopt dat de plagiaris feitelijk geen interesse in en aldus geen wèrkelijk benul van inhoud heeft, kan z/hij inhoudelijke vragen naar overeenkomsten en verschillen niet eens plaatsen, laat staan redelijk beantwoorden. Indien inderdaad tevens ijdelheid in het geding is, hoeft de weerstand tot in het bizarre tegen ontmaskering niet te verbazen.
Het effect van de combinatie van bedrog en beunhazerij is in elk geval dat innovatie juist gefrustreerd raakt. Dat kost nota bene belastinggeld en Information Dynamics is gedupeerd omdat consortium Essence er ‘voor de vorm’ met klanten vandoor gaat die zonder integere omgang met reële inhoud echter nooit geholpen zijn.

 

 

Wetenschappelijke integriteit à a carte

Tijdens nader mondeling overleg op 3 juli 2012 kwamen Information Dynamics en TNO overeen om gezamenlijk te werken aan, zoals TNO voorgesteld had,

1. de vorm van rectificatie in de huidige Essence-publicaties
2. de wijze waarop herhaling kan worden voorkomen m.b.t. toekomstige publicaties.

Dat voorstel nam Information Dynamics zelfs graag òngewijzigd over, omdat TNO daarmee in eigen woorden de noodzaak van rectificatie vastgesteld had. Dat kon maar duidelijk zijn.

Op initiatief van Information Dynamics spraken Information Dynamics en TNO meteen o.a. af, dat Information Dynamics een concreet voorstel voor rectificatie zou opstellen voor de gepubliceerde tekst van a. de Essence-pagina op de website van Novay (versie 3 juli 2012) en b. het rapport Essence taaldefinitie en denkwijze (versie 31 mei 2011).

TNO was vertegenwoordigd door een directeur en één van zijn medewerkers. De TNO-medewerker in kwestie, laat ik hem hier aanduiden als M, was naar verluidt ooit ergens hoogleraar. Dus nu zou M ‘de zaak’ onderzoeken. Op zijn visitekaartje staan als titels “Prof Dr.” Ik neem aan, dat met “Prof” professor bedoeld is. Zijn volgehouden (zelf)etikettering als professor is relevant, omdat daardoor van zijn gedragingen in het maatschappelijk verkeer onverminderd verwacht mag worden dat ze aanspreekbaar door wetenschappelijke integriteit gekenmerkt zijn.

Met als onderwerp “eerste resultaat volgens afspraak” stuurde ik aan M op 4 juli

de bewerking van de Essencepagina op de Novay-website die qua rectificatie beantwoordt aan wat [Information Dynamics] normale verhoudingen vind[t]. De status is natuurlijk nog: concept. Als je hierover al opmerkingen kwijt wilt, graag.

Wie het gehele rectificatievoorstel voor beide publicaties wil zien, kan terecht bij Stop plagiaat van Metapatroon ofwel, wie het met rectificatie oneens is moet het zeggen. Op dat “eerste resultaat” antwoordde prof. dr. M zeer vlot, op 5 juli:

Bijgaand tref je mijn opmerkingen en vragen aan. Met de algemene insteek: recht doen aan Information Dynamics voor dat deel van wat Essence hun resultaat noemt dat feitelijk overeenkomt met wat ook al in Metapatroon zit, kan ik het helemaal eens zijn en daar maak ik mij sterk voor. Met dat in gedachten heb ik het stuk gelezen.
De opmerkingen zijn wat primair in mij opkwam bij lezing. Deels mijn eigen ideeën; deels ook heb ik geprobeerd te anticiperen op wat Novay hierop zou kunnen zeggen; en deels heb ik wat vragen voordat ik mijn afweging kan maken.
Beschouw deze opmerkingen s.v.p. vooral als begin van een gesprek hierover, met het doel duidelijkheid te scheppen, en niet als het laatste woord. Ik kan me trouwens ook voorstellen dat mijn korte formuleringen niet altijd toereikend zijn.
[...]
PS Waar ik geen opmerking heb geplaatst kun je er van uitgaan dat ik geen bezwaar zie.

Eén van de opmerkingen van M was een vraag en luidde:

Er zijn toch subtiele verschillen (meervoudige contextuele verbijzondering schiet me hier te binnen), en spelen die hier geen rol?

Daarop reageerde ik op 9 juli 2012 als volgt:

De “meervoudige contextuele verbijzondering” die jij onder de “subtiele verschillen” telt, is niets anders dan het Metapatroon-construct compositie. Zie voor enige toelichting en verwijzing naar verdere literatuur p. 3 van de notitie Zoek de verschillen!
Je aanduiding “subtiele verschillen” zegt eigenlijk genoeg. Zelfs al zouden ze er in methodisch opzicht zijn – nogmaals, ik ken ze ècht niet – dan moet Essence zich toch afvragen of ze dit slepende èn slopende geschil waard zijn. Blijkbaar vindt Essence tot dusver van wel. Maar indien Essence meent dat vasthouden aan – wat volgens Information Dynamics niets anders is dan valse suggestie van – methodisch verschil noodzakelijk is om een concurrentiepositie te vestigen, dan houdt dat natuurlijk tegelijk nota bene de bekentenis in van de onrechtmatigheid van consortium en voornaamste financiering. Zachtjes uitgedrukt, daarmee heeft Essence zijn deelnemers in een lastige positie gebracht, terwijl de Nederlandse staat door de Europese Commissie op het matje geroepen kan worden voor de onrechtmatig verleende staatssteun. Information Dynamics wil dat niet op de spits drijven, integendeel.
[...]
Zoals ik al benadrukte, volgens Information Dynamics zijn er zelfs geen “subtiele verschillen.” Ik breng je wellicht ten overvloede in herinnering dat Novay éérder een evaluatie van Metapatroon opstelde in opdracht van Forum Standaardisatie en met intensieve, vrijwillige hulp van Information Dynamics voor methodische toe- en voorlichting. Voor die evaluatie, zie bijlage C in Semantiek op stelselschaal: issues en oplossingsrichtingen (BFS, juni 2009).
Ook en vooral in wetenschappelijk opzicht vind ik de handelswijze tot dusver door Essence ontluisterend. Als we het over integriteit hebben, had op z’n laatst de subsidieaanvraag voor Essence (fase 1) natuurlijk moeten verklaren wat volgens Essence de tekortkomingen van Metapatroon zijn, wat er (daarom) volgens Essence aan valt te verbeteren, enzovoort. Op herhaalde verzoeken van Information Dynamics heeft Essence ook later nooit eventuele verschillen aangegeven. Of vergist Information Dynamics zich schromelijk? Hoe dan ook moet Essence ophouden om de redelijke vraag naar reële verschillen te ontwijken. Maar als (ook) Essence ze niet kan aanwijzen, moet het afgelopen zijn dat Essence zich wat modelleermethode/-taal/-notatie tegen Information Dynamics àfzet. De bewering van Novay dat ze Metapatroon niet begrijpen, snijdt als ontkenning van plagiaat natuurlijk geen hout.

Op 10 juli stuurde ik het resultaat van de “start met rectificatie van tweede document,” te weten een bewerking van de Inleiding van de Essence-rapportage Essence taaldefinitie en denkwijze (versie 31 mei 2011).

Later op dezelfde dag, 10 juli dus, reageerde M met zijn commentaar. In zijn begeleidend bericht gaf hij een gewijzigde toelichting op zijn “rol:”

Mijn persoonlijke rol moet je niet zien als onderhandelaar of als spreekbuis namens wie-dan-ook, maar als ondersteunend aan de partijen bij hun poging hier uit te komen. Vanuit die rol neem ik geen positie in bij dit conflict, maar tracht ik de partijen te helpen een uitkomst te bereiken waar beide mee kunnen leven en die hun voldoende basis geeft om de kwestie achter zich te laten. Dat is waar mijn inspanningen op zijn gericht. Het is aan de partijen zelf te beslissen wanneer dat punt bereikt is. Uiteraard heb ook ik mijn meningen maar die spelen niet mee bij mijn acties in deze.
Concreet: mijn opmerkingen in deze fase zijn suggesties aan jou ter overweging, omdat ik denk dat zij kunnen bijdragen tot boven gesteld doel. Niet minder en niet meer. Het is aan jou wat je er mee doet. Ik stel me voor dat ik in een latere fase richting Essence hetzelfde zou doen.
Nogmaals, dit is mijn persoonlijke agenda, en uitgangspunt daarbij is dat beide partijen hier uit wensen te komen zonder de zaak verder te laten escaleren en dat zij denken mijn hulp daarbij te kunnen gebruiken. Ik meen dat dit het geval is.
Dit – hopelijk – ter verheldering!

Wat was er veranderd in de rolopvatting van M, of in elk geval in zijn kenschets ervan? “Nota bene, op 5 juli beweerde M dat hij, ik herhaal het citaat,

het helemaal eens [is met] en [zich] sterk [maakt om ...] recht [te] doen aan Information Dynamics voor dat deel van wat Essence hun resultaat noemt dat feitelijk overeenkomt met wat ook al in Metapatroon zit.

Enkele dagen later luidt zijn rolopvatting daarentegen, althans, ik bespeur een tegenstelling, dat hij, in zijn woorden,

geen positie in[neemt] bij dit conflict[; ... z]ijn meningen [...] spelen niet mee bij [z]ijn acties in deze.

Indien Information Dynamics een klacht heeft over plagiaat, zou M toch minstens dáárover een mening moeten opdoen èn (mede)delen! Anders houdt (ook) hij een reële oplossing (verder) op. Information Dynamics gunde hem echter nog graag het voordeel van de wel degelijk gerezen twijfel. Ik had echter van meet af aan de indruk, dat zijn directeur hem ‘op de achtergrond’ strak stuurde. Daarom zag ik het als opgave om M daarvan lòs te weken, zodat hij zich onafhankeljik(er) zou uitspreken, dus integer. M is in de dagelijkse omgang, zoals eigenlijk iedereen dat is, ook gewoon een aardig, intelligent mens ...

Van de (drie) opmerkingen van M over mijn rectificatievoorstel voor de Inleiding van Essence taaldefinitie en denkwijze acht ik er hier twee relevant. In mijn voorstel had ik in de allereerste zin de passage “die binnen Essence wordt gebruikt” geschrapt. Allereerst stelde M op zijn beurt voor om die passage daar te handhaven en de eerste zin te laten volgen door:

Deze taal en denkwijze komen voor een groot deel overeen met die van Metapatroon, waarop zij gebaseerd is. De verschillen tussen beide benaderingen zullen gaandeweg blijken.

Ondanks mijn met nadruk verkondigde stelling dat enig verschil juist nooit gebleken is, opperde M dus het tegendeel met de suggestie van het uitgangspunt dat ze er wèl zijn. Eveneens op dezelfde dag antwoordde ik als volgt op dat wedervoorstel:

Het uitgangspunt voor mijn voorstel is onverminderd dat er qua modelleermethode en –taal géén significante verschillen bestaan “tussen beide benaderingen.” Het meervoud met benaderingen klopt m.i. dus al niet.
Wie reële verschillen wèl kent, moet ze eindelijk maar eens aanwijzen. Daar vraagt Information Dynamics al lang genoeg en nadrukkelijk naar. Tot dusver echter nergens gehoor.
Je kunt als advocaat-van-de-duivel opmerkingen blijven maken vanuit de veronderstelling dat er wèl verschil is tussen Metapatroon en wat consortium Essence de Essence-taal noemt. Maar ik herhaal dan slechts dat ik enig relevant verschil ècht niet zie.
Wie weet zijn jouw suggesties reuze redelijk, maar wat ontbreekt om ze zo te classificeren is de analyse van wie dan ook, dat zelfs maar enig relevant verschil aan de orde is. Daarentegen is de opvallende gelijkenis m.i. adequaat gedocumenteerd, nota bene niet in de laatste plaats door Novay in een verslag van evaluatie van Metapatroon opgesteld in opdracht van (Bureau) Forum Standaardisatie.

Met een andere opmerking over mijn rectificatievoorstel voor de Inleiding van Essence taaldefinitie en denkwijze profileert M zich nadrukkelijk als wetenschapper. Hij breekt een lans voor trouw aan het wetenschappelijk gezichtspunt.” Mijn reactie op die opmerking:

Ik juich het uitgesproken toe om wetenschappelijkheid zoals als criterium voor de Essence-rapportages te hanteren. Sterker nog, dat is de reden voor de klacht over plagiaat!

Algemener liet ik aan M weten:

Ik wil voorts graag kwijt dat een gevoel van onevenwichtigheid mij helaas nog altijd niet loslaat. Wellicht zelfs door jouw nauwgezette zorg om een “positie in dit conflict” te willen vermijden, blijf ik nog altijd maar één [actieve, welwillende] kant zien en dat is dat Information Dynamics als nota bene slachtoffer van plagiaat moeite voor rectificatie doet. Als ik jou overeenkomstig jouw aanwijzing niet tot Essence reken, tja, doet Essence eigenlijk iets? Daarvan merk ik helaas nog altijd niets en dat blijft mij zonder tegenbericht dus grote zorgen baren.
Mijn concrete verzoek aan jou luidt of je voorafgaand aan ons gesprek op 17 juli a.s. bij Essence gericht wilt peilen of ze al dan niet kiezen voor expliciete kortsluiting met Metapatroon als modelleermethode en –taal. (Pas) als die keuze positief uitpakt, is rectificatie helder en eenvoudig. Mijn tekstvoorstellen heb ik in die geest gedaan, te weten in de verwachting dat Essence niet alleen erkent wat Metapatroon is, maar ook het eigen voordeel met die erkenning beseft.
Mocht Essence zich op jouw navraag onverhoopt tegen Metapatroon en Information Dynamics willen blijven afzetten (want, als je het over wetenschappelijkheid wilt hebben, daarop komt aanhoudende ontwijking van verduidelijking neer), dan geef ik er voorkeur aan om ook dat slechte nieuws zo spoedig mogelijk duidelijk te vernemen. Want dan is het blijkbaar een zoveelste poppenkast wat we nu aan het doen zijn. Ik krijg echter graag spoedigste bevestiging dat Essence nù eveneens wel degelijk serieuze moeite doet voor een alom opbouwende oplossing.

Zoals later zou blijken, heeft M bij andere deelnemers gepeild noch ze het rectificatievoorstel van Information Dynamics voorgelegd.

Op 11 juli zond ik mijn bewerking van hoofdstukken 2 en 3, op 12 juli 2012 gevolgd door mijn voorstel voor rectificatie van àlle resterende hoofdstukken, dus 4 tot en met 8, van het Essence-rapport Essence taaldefinitie en denkwijze. Daarover ontving ik van M geen opmerkingen ... Ik herhaal wat M op 5 juli 2012 als post scriptum toevoegde:

Waar ik geen opmerking heb geplaatst kun je er van uitgaan dat ik geen bezwaar zie.

Wat M bleef proberen, was uitgaan van verschil als vóóronderstelling. Tijdens een gesprek op 17 juli stelde hij daarvoor een analogie voor. De verhouding tussen Metapatroon en Essence-taal vergelijkt hij met die tussen “hond” en “poedel.” Zijn bericht dd. 4 september 2012 ging er ook over:

Zo zie ik het ook met Metapatroon en Essence. Essence is wat mij betreft een incarnatie van het Metapatroon gedachtengoed. Voor zover het over de vorm van de gebruikte constructen gaat mag je ook “variant” zeggen (en niet een sterk afwijkende). Daarmee is het een “hond”. De vraag is: bezit Essence eigenschappen op grond waarvan het kan claimen niet zo maar een hond te zijn maar een speciale hond, i.c. een poedel?

Op zijn vraag geeft M zèlf in hetzelfde bericht een bevestigend antwoord, met verwijzing naar paragraaf 3.7 in Essence taaldefinitie en denkwijze. Eveneens op 4 september stuurde ik een uitgebreide reactie. Ik schreef o.a.:

[V]olgens mijn opvatting klopt wat jij ‘concludeert’ juist niet. [...] In methodisch opzicht qua conceptuele modellering (!) valt er in de formalisatie door Essence zoals opgenomen in par. 3.7 van Essence taaldefinitie en denkwijze (versie 31 mei 2011) m.i. niets te herkennen dat ... conceptueel (!) afwijkt van Metapatroon. Om een andere vergelijking te opperen, het blijft bij een andere, noem het maar, schrijfwijze, terwijl het verhaal (lees ook: ordening) ermee precies, herhaal, precies hetzelfde is. [...] Het staat uiteraard iedereen vrij om met welke notatie dan ook een zoveelste formalisatie van Metapatroon voor te stellen. Laten we ook niet twisten over al dan niet vermeende verbetering van “precisie.” Voor de plagiaatvraag maakt het niets uit, of ik de Essence-formalisatie zelfs ronduit triviaal vind, of juist briljant. Ik zie door die formalisatie nog altijd geen verschil. Nogmaals, zonder afwijkende elementen en/of structuur blijft het gewoon nòg een formalisatie vàn Metapatroon. Ofwel, Essence pleegt plagiaat indien ten onrechte de suggestie gewekt wordt dat Essence formalisatie biedt vàn iets anders. Of je met een pen òf met een potlood een tekening van een dier maakt bepaalt natuurlijk niet of het om een hond of om een poedel gaat.
Uit de Essence-rapporten blijkt dat de door Essence in die par. 3.7 voorgestelde formalisatie zònder enig belang is voor de met Essence-taal voorgestelde methode van conceptueel modelleren. Nergens volgen er methodische consequenties uit die afwijken van Metapatroon. Integendeel, wat conceptueel modelleren betreft volgt Essence nauwgezet Metapatroon.
Dankzij onderscheid tussen modelleermethode en programmatuurplatform is duidelijk dat (die) categorieën verward dreigen te raken door een naar zijn aard secundair verschijnsel als een formalisatie zo primair te stellen ipv realistisch als uitdrukking vàn iets ànders. [...] Voor een vergelijking van Metapatroon en Essence-taal is het onzindelijk om daar ‘iets’ bij te betrekken dat methodisch qua conceptuele modellering irrelevant is. Wat Essence als eigen formalisatie voorstelt, doet er in dàt opzicht (conceptuele modellering) domweg niet toe, punt. [...] Je etikettering van Metapatroon als “gedachtengoed” dreigt in deze context àf te leiden. Neem ajb niet van Essence over dat ene Pieter Wisse feitelijk slechts een idee had. Vooruit, daaruit putte Essence dan wat inspiratie, maar dat is het volgens Essence ook wel.
Metapatroon moet je ajb zien als modelleermethode, op karakteristieke manier uit-voe-rig gedocumenteerd met o.a. Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer. Van Metapatroon als louter “gedachtengoed” zou je de Essence-taal als “incarnatie” kunnen suggereren. Maar tot Metapatroon als heuse methode verhoudt de Essence-taal zich natuurlijk niet als “incarnatie.” En zonder methodisch significant verschil met het eerdere Metapatroon is de latere Essence-taal nu eenmaal een nabootsing ervan, het is niet anders. Qua conceptuele modellering is de Essence-taal dus zelfs geen “variant” van Metapatroon. Of iemand moet alsnog enig methodisch verschil aanwijzen. Tot dusver heb ik van Essence zelfs geen poging ertoe vernomen, ondanks alsmaar luider aandringen. Nogmaals, uit de formalisatie door Essence in die par. 3.7 blijkt zo’n verschil in elk geval nergens. De axiomatische begrippen van Metapatroon zijn hoogstens wat herkauwd, maar ongewijzigd aanwijsbaar. Jouw vraag is daarom treffend, te weten “bezit Essence eigenschappen op grond waarvan het kan claimen” methodisch voor conceptuele modellering te verschillen van Metapatroon? [...] Voor plagiaat is relevant dat Essence Metapatroon nabootst met de Essence-taal voor conceptuele modellering, of Essence Metapatroon voor iets ànders dan conceptuele modellering nu “af” vindt of niet. [...] Laten we in elk geval vermijden dat enig referentiekader het zicht belemmert en daardoor rectificatie van plagiaat door Essence vertraagt. Voor conceptuele modellering (!) voegt de formalisatie door Essence niets toe en wat als Essence-taal wèl zulke modellering betreft is compleet van Metapatroon nagebootst. Wie het anders ziet, moet het aanwijzen! Dat lukt per definitie niet in enige formalisatie, maar met vermelding van ‘iets’ dat vervolgens (pas) geformaliseerd werd. [...] In het object van formalisatie verschilt de Essence-taal voor conceptuele modellering echter in niets van Metapatroon. Kortom, wat als overeenkomst evident is, moet on-mid-del-lijk worden gerectificeerd.
Zoals afgesproken deed ik een uitgewerkt voorstel voor rectificatie van het rapport Essence taaldefinitie en denkwijze. Als des Pudels Kern gaat het m.i. om evenwichtige verhoudingen. Mochten deelnemers aan Essence zulk evenwicht missen in mijn voorstel, dan hoor ik graag eindelijk eens redelijke argumenten.

Voorafgaand aan een vervolggesprek stuurde M een emailbericht dd. 10 september waarin hij verklaarde dat zijn ambitie een “uitkomst” is waarmee “iedereen [kan] leven.” O.a. stelde hij dat hij

in het bijzonder niet [ambieert] dat partijen [...] het eens zullen worden over wat de overeenkomsten en verschillen precies zijn[.]

Hij verbond er zijn vraag aan mij aan

of ook [ik] met een dergelijke uitkomst tevreden zou zijn?

Voorts vermeldde M o.a. dat hij “heel goed begrijp[t]” dat het in elk geval voor mij “voor de door [mij] genoemde ‘plagiaatvraag’ niet uitmaakt” welk “perspectief” Essence kent. En hij verklaarde dat hij voor Metapatroon

gedachtengoed [...] juist in zeer brede zin [bedoelt]: de onderliggende notie van contextuele verbijzondering, de concrete taal/tekenconstructies, de methode, de uitwerking daarvan in publicaties… een compleet bouwwerk, allesbehalve “slechts een idee” dus!

Tenslotte deelde hij mee in mijn toelichtingen “een interessante nuancering aan in de probleemstelling” te herkennen. Hij maakte er enkele vragen van:

[A]ls we ons beperken tot die aspecten van Metapatroon resp. Essence die betrekking hebben op methode en taal voor conceptuele modellering, is er dan nog sprake van wezenlijke verschillen? [...] Is jouw stelling dan dat op deze aspecten geen wezenlijk verschil bestaat? Waarbij je de mogelijkheid openlaat dat op andere aspecten zo’n verschil wel zou kunnen bestaan? En dat voor anderen zulke aspecten zwaarwegend kunnen zijn?

Prompt (10 september 21012) reageerde ik vooral op die vragen:

[D]àt is precies wat ik van meet af aan stel, niet eens zozeer als “interessante,” maar als noodzakelijke “nuancering.” En als je mijn concrete voorstel voor rectificatie van Essence taaldefinitie en denkwijze (versie 31 mei 2011) erbij haalt, zie je hopelijk dat ik zelfs graag expliciet aan Essence toegeschreven laat c.q. alsnog toeschrijf wat Essence ànders doet. Daarin komt tot uitdrukking wat jij o.a. [verderop in je bericht dd. 10 september 2012] terecht stelt, te weten dat het gaat om – als het mag even in mijn woorden – een manier om reële verschillen zich opbouwend tot elkaar te laten verhouden.
Over Metapatroon gesproken, maar dan moeten zulke verschillen dus ... reëel zijn! Daarover moeten we het minstens wèl (willen) eens zijn: agree to disagree. Helaas bespeur ik die wil vooral bij Novay nog altijd niet, integendeel.
Ik kan slechts herhalen dat het Essence-andere zoals het er inderdaad staat in par. 3.7 van Essence taaldefinitie en denkwijze (versie 31 mei 2011) nota bene vanuit het perspectief van conceptueel modelleren ‘slechts’ een andere manier is en blijft van formuleren van wat als Metapatroon evenals in geschriften, vanaf 1990, toen de methode de naam ‘Metapatroon’ nog niet droeg allang op allerlei manieren geformuleerd is. Blijkbaar bestaan er dus ook verschillende opvattingen over wat geldt als “formele semantiek.” Dat zat er in, nietwaar? Ikzelf vind de uitleg in deel I van Metapattern: context and time in information models (Addison-Wesley, 2001) ronduit formeel. Jij niet? Dan niet. Niets aan de hand. Want voor de kwestie van het plagiaat van Metapatroon is zo’n eventueel meningsverschil zelfs domweg irrelevant, klaar. Toch even, met opzet kreeg Metapatroon een uitdrukkingsvorm die vooral visueel mikt, zeg ook maar schematisch met lijnen en knooppunten. Wat is daar minder formeel aan dan met lettertjes e.d.? En wat doet de inhoud van die par. 3.7 er allemaal toe? Volgens mij helemaal niets, althans niets voor conceptuele modellering. Welk begrip staat in par. 3.7 aangeduid met één of ander lettertje oid dat niet, vooruit, op informele(re) maar m.i. gewoon àndere manier onderdeel vormt van het gevestigde begrippenstelsel van Metapatroon als modelleermethode? Dezelfde vraag is relevant voor verhouding tussen begrippen. Desgevraagd kan Essence echter geen enkele begripsmatige afwijking verzinnen. Precies hetzelfde, dus.
De crux met Metapatroon is nu nèt, zie opnieuw jouw [vragen], dat de “aspecten [...] die betrekking hebben op methode en taal voor conceptuele modellering” géén beperking van Metapatroon inhouden. Ik bedoel dat er aan de kant van Metapatroon niets te sorteren valt. Want Metapatroon betreft zelfs louter conceptuele modellering (zoals vaak verklaard in talloze geschriften, maar dat moet je wel kunnen herkennen). Wat onder de noemer van de Essence-taal hetzelfde is, geldt als plagiaat. Wat onder diezelfde noemer, Essence-taal dus, of meer in het algemeen Essence, verschilt van Metapatroon is uiteraard géén plagiaat. Dat onderscheid vind je daarom door mij evenwichtig toegepast, nogmaals, in het voorstel dat ik in eerste aanleg tot in detail deed voor rectificatie van Essence taaldefinitie en denkwijze (versie 31 mei 2011).
Eerlijk gezegd begrijp ik niet waarom ‘we’ er zo lang over doen. Leg ajb mijn voorstel voor aan de deelnemers van Essence. Als ze geen concrete bezwaren maken, zijn we met rectificatie toch op de goede weg?!

Op 12 september stuurde ik aan M afschrift van artikel 25 van de Auteurswet. Ik schreef er bij:

Over wie de “maker” van Metapatroon als “werk” is, bestaat geen enkel misverstand. Hoewel [Essence] nog altijd slechts de kwalificaties “idee” en “vinding” voor Metapatroon over heeft, komt iedereen die zich ook maar iets nader oriënteert gauw te weten dat Metapatroon wel degelijk als “werk” geldt. Precies, daarvan ben ik de “maker.” En als “maker” beroep ik me op de wet. Ingewikkelder is het niet.

Onmiddellijk (12 september 2012) antwoordde M:

[H]et ging mij niet om de juridische positie.

Mijn reactie (12 september 2012):

Bedoel jij met “een juridische positie” [...] ‘iets’ waarvan je de betekenis nog niet relevant acht? Wat ik ermee bedoel te schetsen is een regel voor maatschappelijk verkeer. Aan zo’n regel worden verkeersdeelnemers geacht zich te houden. En als iedereen dat doet, “zal het zo ver nooit komen,” te weten “tot een gerechtelijke procedure.” De regel is dus juist relevant voor resp. in hier-en-nu verloop van maatschappelijk verkeer. De regel bepaalt de verwachting die ene verkeersdeelnemer mag koesteren over het gedrag van zijn mede-verkeersdeelnemers. Kijk er maar wat literatuur over rechtstheorie op na, bijvoorbeeld De eenheid van het handelen: Opstellen over recht en filosofie (Boom, 1980) door J.F. Glastra van Loon. Schitterend boek(je)! Daar staat die door en door operationele, zeg maar , verwachtingswerking uitgelegd als de crux van wet- en regelgeving. Inderdaad, de regel geeft bij overtreding tevens daardoor ‘ontstane,’ precies, context, slachtoffers en daders zicht op gevolgen.

Na een gesprek op 4 oktober 2012 waarin M een spoedig voorstel van TNO voorspiegelde, schreef hij op 10 oktober echter:

Wat de voortgang betreft: [Mijn directeur] en ik werken hard aan een voorstel waarvan wij hopen dat beide partijen er voldoende in zullen herkennen om mee akkoord te gaan. Wij hopen dit binnen enkele weken te kunnen voorleggen.

Dat vond ik voor de zoveelste keer tegen wat ik als expliciete afspraak met TNO begrepen had. Daarom antwoordde ik meteen (10 oktober 2012):

Wat Information Dynamics betreft zijn de door jou ongenoemd gelaten “beide partijen” TNO en Information Dynamics. Zie de brief dd. 16 januari 2012 van Information Dynamics aan TNO. Die brief dient TNO te beantwoorden. In wat TNO terzake eventueel met overige deelnemers aan consortium Essence moet/wil regelen, is Information Dynamics beslist géén partij. Kortom, wat Information Dynamics verlangt als reactie op genoemde brief is geen bemiddeling, geen voorstel enzovoort, maar feitelijke en prompte maatregelen door nota bene TNO ter beëindiging van het plagiaat van Metapatroon en ter rectificatie van publicaties. Daarvoor moet TNO zich minimaal houden aan de Wet en aan zijn eigen gedragscode. Zo ingewikkeld màg dat nooit zijn. Voor passende maatregelen kàn TNO onmogelijk nog “enkele weken” nodig hebben, al helemaal niet na jouw uitvoerige gesprekkenronde en onze dito correspondentie waarin jij het plagiaat van Metapatroon waarvoor TNO mede-verantwoordelijkheid draagt overvloedig bevestigd gekregen hebt. Jouw beoordeling is uiteraard niet vrijblijvend. Binnen enkele dagen verwacht Information Dynamics dus uitsluitsel van TNO.

Op 12 oktober 2012 stuurde ik er een emailbericht aan M achteraan:

Voor het zsm opstellen van “bevindingen” geef ik je graag nog de volgende suggestie mee.
Donderdag 4 oktober jl. kwam je tijdens ons gesprek o. a. terug op wat jij voor de verhouding tussen Metapatroon en Essence-taal voorstelt als analogie, te weten hond resp. poedel. Eerder heb ik nadrukkelijk om concretisering c.q. toepassing verzocht. Schriftelijk deed ik dergelijke verzoeken met mijn emailberichten dd. 29 augustus jl. aan [je directeur] (met afschrift aan jou) en dd. 4 september jl. aan jou (met afschrift aan [je directeur]). Daarbij merkte ik op dat ik de vergelijking niet zie opgaan voor zover je er enig verschil mee wilt aangeven. Want wàt is dat verschil dan precies wat de methode van conceptuele modellering inclusief notatie betreft? Nota bene, dus niet tussen hond en poedel, maar tussen Metapatroon en Essence-taal!
Nu vind ik het prima, zoals ik ook al eerder schreef, dat je eens kijkt waartoe het leidt als je zo’n analogie vóóronderstelt. Maar dan moet je vervolgens reële verschillen kunnen aanwijzen tussen de verschijnselen waartussen je de vergelijking wèrkelijk wilt maken. Dat heeft Information Dynamics echter niemand horen of zien doen. Dus evenmin heeft Novay kennelijk zulke verschillen qua conceptuele modelleermethode annex modelleernotatie kunnen en/of willen aangeven, ondanks herhaalde oproepen sinds alweer ruim twee jaren. Bijvoorbeeld door een halsband met een ander kleurtje of een ander grasveldje waarop je de hond bij voorkeur uitlaat, heb je wat het dier betreft natuurlijk geen ènkel verschil gemaakt. Het is en blijft als exemplaar die ene hond, ja, wie weet van het ras poedel. Het lijkt me daarom allerhoogste tijd om die analogie te verlaten. Anders dreigt een drogreden, in dit geval door een aanname voor de conclusie te laten doorgaan. Daarvan kent Information Dynamics er onder de noemer van Essence al genoeg, dus, nee, dank je.

M stuurde mij op 15 oktober een emailbericht, waarin hij stelde:

Als bij jou de indruk bestaat dat ik van mening zou zijn, of naar jou zou hebben uitgesproken, dat er plagiaat is gepleegd dan moet ik dat rechtzetten. Ik heb dat niet gedaan of willen doen. De vraag of er sprake is van plagiaat is een juridische vraag die buiten mijn competentie valt.

Wat dit bericht extra interessant maakt, is dat ik tijdens ons gesprek op 4 oktober 2012 uitgebreid het onderwerp nalatigheid aan de orde stelde, inclusief daardoor ontstane medeplichtigheid aan het ontlopen van verantwoordelijkheid. In een ditmaal korte reactie (15 oktober 2012) gaf ik aan, dat eventueel gebrek aan “competentie” vaak geen excuus màg vormen:

[A]ls integere professionals èn burgers moeten we er natuurlijk iets mee, en wel zo spoedig mogelijk.

M wilde echter van geen wijken weten wat betreft zijn ... wijken. Op dezelfde dag (15 oktober 2012) schreef hij:

Of plagiaat al dan niet een "wettelijke term" is (al zou ik als niet-jurist niet precies kunnen zeggen wat dat betekent) doet voor mij niet ter zake. Zelf heb ik deze term niet gebezigd. Ik gebruikte in plaats daarvan de uitdrukking "juridische vraag" als iets waarbij in laatste instantie een rechterlijke uitspraak nodig is om zekerheid over te verkrijgen. Ik vind genoeg jurisprudentie waarbij de rechtbank zich over beschuldigingen van plagiaat heeft gebogen om deze zienswijze te handhaven. [...] Ik laat de vraag daarom graag aan de juristen over.

Op 17 oktober 2012 deed ik nòg een beroep op M:

Of dit persoonlijker bericht helpt, hoop ik dan maar.
Op 12 september jl. wees ik je in een emailbericht op de verwachtingswerking van regels in de zin van wet- en regelgeving. Tijdens ons gesprek later op diezelfde dag, zo herinner ik me levendig, erkende jij die proactieve betekenis van regels voor gedragingen in het maatschappelijk verkeer. Dat stelde mij zeer gerust. Helaas heb ik thans de indruk, dat jij het belang van hun verwachtingswerking alweer vergeten bent. Ik maak dat op uit jouw opmerking: “De vraag of er sprake is van plagiaat is een juridische vraag.”
Ik haal TNO’s Bedrijfscode er bij. Dat zijn immers ook (verkeers)regels, dwz zowel vóór- als náschriften. Op p. 3 staat: “TNO’ers [... d]oen aan bronvermelding en plegen geen plagiaat.” Tjonge, plagiaat, moeilijk woord. Dus kijk ik vervolgens gauw in een woordenboek. In mijn geval is dat Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (1984). Mooi zo, er is een lemma plagiaat. Daar staat:
"1. letterdieverij; het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk; - bij uitbr[eiding] in toepassing op diefstal van allerlei andere geestelijke eigendom; - 2. een van anderen overgenomen deel van een geschrift enz."
Stel, er stapt een (andere) TNO’er op jou af. Z/hij heeft die passage in de Bedrijfscode gelezen, maar begrijpt het niet. Daarom vraagt z/hij jou wat dat betekent voor haar/zijn gedrag. Antwoord jij serieus dat z/hij alles mag doen en laten zolang een jurist er maar geen bezwaar tegen heeft? Trouwens, wat is een jurist? Volgens Van Dale:
"1. rechtsgeleerde; - 2. student in de rechtsgeleerdheid."
Zo kunnen we eindeloos doorgaan met wat volgens Plato kenmerkend is voor sofisten (en waaraan hij m.i. terecht een gruwelijke hekel heeft, doorgaans bij monde van zijn ‘karakter’ Socrates). Wat die andere TNO’er ècht nodig heeft, is een herkenbaar richtsnoer voor gedragingen (lees ook: maxime; Kant: categorisch imperatief). Daarvoor probeer jij plagiaat stellig in àndere woorden te beschrijven. Bijvoorbeeld na raadpleging van een woordenboek, stel dat jij mijn exemplaar ervoor leende, vertel jij dat z/hij beslist geen “stukken, gedachten, redeneringen van anderen [mag overnemen] en deze laten doorgaan voor eigen werk.” Want dat is “diefstal van [...] geestelijke eigendom.” Heb jij een jurist nodig voor die uitleg? Over “competentie” gesproken, ben jij juist als wetenschapper niet verantwoordelijk voor borging van integriteit?
Nu gaat het wel eens mis. Zo is iedereen het inmiddels erover eens dat consortium Essence “stukken, gedachten, redeneringen van” Information Dynamics heeft overgenomen “en deze [heeft] laten doorgaan voor eigen werk.” Dat is toch een mondvol, die vaststelling. Zonodig verwijzend naar bijvoorbeeld Van Dale kunnen we het kortweg plagiaat noemen.
Daarnaast is er uiteraard ruimte voor jouw kennelijk afwijkende opvatting van plagiaat. O.a. in relatie tot nota bene TNO’s Bedrijfscode lanceer je er echter een drogreden mee. Daartegen protesteer ik met klem!
Maar wellicht speelt er iets anders. Wil jij met die drogreden aandacht afleiden? Tot dusver ben ik van Essence niets anders gewend, dus verrassen hoeft mij dat niet. Wie weet verzet jij je eigenlijk ertegen, dat Information Dynamics aan derden gaat dóórgeven dat Essence ook en vooral volgens jou, vooruit ik omzeil de door jou gewraakte term eventjes, “stukken, gedachten, redeneringen van” Information Dynamics heeft overgenomen “en deze [heeft] laten doorgaan voor eigen werk.”
Jouw probleem is dan dat jijzèlf allang beter weet, maar er (nog) niet voor uit durft te komen. Daarvoor kan ik me allerlei redenen voorstellen, maar geen integere. Zeg het ajb maar eens eerlijk.
Met Bedrijfscode in combinatie met Van Dale is ‘de zaak’ klip en klaar.
Ik bevestig dat jij de term plagiaat tot dusver niet uitsprak resp. in correspondentie e.d. opschreef om de handelswijze van Essence te duiden. Tegelijk stel ik vast, dat ook jij géén kwalitatief verschil hebt aangewezen tussen Metapatroon en wat Essence presenteert als “denkwijze” en “taaldefinitie” voor conceptueel modelleren.
Over verkeer gesproken, wat gelet op jouw maatschappelijke status telt, is dat jij desgevraagd erover ... zwijgt. Omdat jij met vòlle medewerking van Information Dynamics (!) in de gelegenheid was om degelijk onderzoek te verrichten naar overeenkomst resp. verschil tussen Metapatroon en Essence, geldt jouw zwijgen thans onmiskenbaar als teken. Wat jij wilt, kortom, maak je juist door te (blijven) zwijgen overduidelijk: èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid (P.E. Wisse, Semiosis & Sign Exchange, 2002).
Zolang je niet op een andere, dus uitgesproken manier uitkomt voor je mening, heeft Information Dynamics jammer genoeg geen andere keuze dan alsmaar luider ‘slechts’ zijn indruk ervan te verkondigen. Wie wil weten hoe jijzèlf erover denkt, neemt hopelijk direct contact met jou op. Op een dag is dat een journalist, kan niet missen.
Wat je eveneens toont met zwijgen, zeg ook maar met het achterhouden van expliciete “bevindingen,” is je aandeel in de dynamiek van Essence als perverse organisatie. Ik bracht niet voor niets [het] boek [The Perverse Organisation and its Deadly Sins (Karnac, 2008)] van Susan Long nadrukkelijk onder je aandacht. Probeer aan die zieke dynamiek te ontsnappen! Dat is vooral gezond voor jezelf.
Indien je daarentegen meent dat ik nu ook met het bovenstaande de plank volkomen mis sla, verwacht ik dat je mij afhelpt van wat als waanvoorstelling kennelijk louter de mijne is. Begin er in dàt geval ajb mee zsm te verduidelijken waarom er helemaal géén sprake is van “het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk” door Essence inclusief TNO.

Waarschijnlijk kreeg hij door zijn directeur ditmaal een totaal spreekverbod opgelegd, want er kwam geen antwoord. Op 28 oktober 2012

waag[de ik] er graag een persoonlijker vervolgbericht aan. Ik hoop dat jij ook en vooral de slotalinea van mijn vorige bericht opgemerkt hebt. Nota bene, daarin breng ik twijfel over mijn eigen bevattingsvermogen enz. tot uitdrukking. Help ajb niet alleen mij, maar àlle betrokkenen inclusief jouzelf, met heldere uitleg indien je meent dat ik de plagiaatkwestie met o.a. de rol van TNO erin verkeerd zie. Uit jouw aandeel in onze correspondentie tot dusver blijkt overigens dat minimaal de sterke gelijkenis van de Essence-taal met Metapatroon jou wel degelijk, ik vat hier in mijn woorden samen, is opgevallen.

Daarop gaf M zowaar prompt antwoord (28 oktober 2012), waarop ik meteen weer reageerde (28 oktober 2012):

Je laat me helaas raden naar die “visie” waarom jij “het niet passend [acht] op dit moment met [mij] van gedachten te wisselen over de zaak.” Dat “later[e] moment [...] als de zaak definitief achter ons ligt” kan juist jij zelfs onmiddellijk laten ingaan door je duidelijk en publiekelijk uit te spreken. Zo roep je op tot speculaties. Doe dat als-je-blieft niet!

Sindsdien heb ik niets van M vernomen. Als hij blijft zwijgen over het plagiaat van Metapatroon onder de valse noemer van Essence door o.a. TNO kan hij die ijdele professortitel ook op zijn visitekaartje maar beter schrappen. En TNO lapt zelfs zijn eigen Bedrijfscode dus aan z’n laars.

 

 

 

Noot: De titel luidde aanvankelijk Doofpotprofessor. Dat woord is echter eerder gebruikt, zoals gauw bleek met een zoekactie ‘op’ het ww web. Ik verzon er dus géén originele aanduiding mee. Dat lijkt, inderdaad, een parodisme, de term loogleraar wèl, maar die is voor een titel weer niet pakkend.

Noot: Mocht M prijs stellen op herkenbare naamsvermelding, dan voldoe ik uiteraard prompt en zelfs graag aan zo’n verzoek van zijn kant.

 

 

november 2012 © Information Dynamics