Informatieverkeer in publiek domein

schetsboek over architectuur en ontwikkelpaden voor de elektronische overheid

Pieter Wisse
met bijdragen van Steven Luitjens, Willem van Hees, André van Brussel en Jeroen Takkenberg

hoofdstuk 2

 

Architectuur van de elektronische overheid

 

 

 

Vernieuwing

Nederland als een publiek domein is een wonder van inrichtingsleer en -kunst. Want het werkt doorgaans soepel voor grote variëteit van maatschappelijk verkeer met miljoenen ingezetenen en talloze bezoekers, met allerlei bedrijven en overige organisaties. Dat doet het al eeuwenlang, vrijwel ononderbroken.1 Maar gaat het vanzelf?

De eerste vraag is, of het zonder aanpassingen ook blijft werken.
Nee. Wat eigenlijk wel? Het publiek domein als een zgn. verstandhoudingen- of verkeersstelsel vergt inderdaad onderhoud. Dat is helemaal niets nieuws.

Tweede vraagstelling: Is weliswaar intensief, maar toch regulier onderhoud genoeg? Moet het met het publiek domein zelfs anders? Bij voorkeur, beter?
Ditmaal, ja. Het publiek domein telt alom mee: voor persoonlijke leefomgeving, in bedrijfsmatig concurrentievermogen en voor deelname met soortelijk gewicht in de internationale gemeenschap. Nederland moet op z’n minst bijblijven, maar beter nog stijgen dankzij kwaliteit van publiek domein. De variëteit in maatschappelijk verkeer blijft toenemen. Aanpassingen aan het verkeersstelsel zijn nodig om de ontwikkeling van die variëteit te ‘sturen;’ dat lukt vooral door de gewenste concrete verkeersbewegingen optimaal te faciliteren.

De derde vraag is dan, of het publiek domein verbetert dankzij gewijzigde inrichting. Kan het praktisch wel?
Opnieuw, ja. Vooral met digitale informatie- en communicatietechnologie zijn nu weer gereedschappen met nieuwe mogelijkheden beschikbaar. Daarbij vragen natuurlijk tegelijk eventuele nieuwe risico’s volle aandacht. Een evenwichtige benadering onderschat, noch overdrijft mogelijkheden, respectievelijk risico’s; realiteitszin moet voorop staan.

Dit zgn. schetsboek behandelt in het bijzonder de derde vraag. Dus, hoe ziet op hoofdlijnen zo’n vernieuwd stelsel voor informatieverkeer in het publiek domein eruit? Of, in termen met een modieus gehalte, wat is de (informatie)architectuur van de elektronische overheid?

Juist de modern(st)e informatie- en communicatietechnologie (ict) biedt in omgekeerde richting kwaliteitspotentieel voor het publiek domein. De politieke afwegings- en besluitvormingsprocessen zijn er natuurlijk voor om daarvoor de werkelijke koers te bepalen. Erkenning van politiek-bestuurlijk primaat verklaart deels waarom deze publicatie als een schetsboek geëtiketteerd staat. Maar we benadrukken dus dat zulke technische opties niet langer als puur secundair mogen gelden; ze zijn expliciet relevant voor primaire oordeelsvorming. Dat verandert de principiële waardering van de vraagstukken:

+ Dynamiek en pluriformiteit/variëteit vormen geen vertrouwd probleem waarvoor een oude oplossing volstaat. Veranderlijkheid en veelzijdigheid zijn juist de nieuwe, constituerende dimensies van de informatiesamenleving. (Ook) voor dergelijke kansen kan de overheid ‘met overleg’ passende voorzieningen helpen verzorgen.
+ Het begrip ‘stelsel’ wijst erop, hoe het informatieverkeer in het publiek domein ànders valt te regelen. Daarentegen, zonder stelselmatige opzet en aanpak van informatieverkeer marginaliseert de overheid zichzelf langs zulke wezenlijke dimensies van het publiek domein.
+ Ja, het resultaat is (ook) een andere overheid.

 

 

Ambitie met beheersing

Het is al tijd voor wat informatiekundige theorie. Kenmerkend voor fysiek verkeer is verplaatsing. Dezèlfde persoon en/of hetzèlfde object vertrekt van plaats A en arriveert op plaats B.

Informatieverkeer is anders. Eigenlijk is informatieverkeer hetzelfde als communicatie. Nu blijven enerzijds een persoon of een organisatie A, anderzijds een persoon of een organisatie B fysiek op hun afzonderlijke plaatsen. Wat er wèl gebeurt, is dat A informatie aan B verschaft. Zij onderhouden zo een informatiebetrekking. Op z’n minst B verandert erdoor, wanneer A met informatie ‘aankomt.’ De overeenkomst met fysiek verkeer is dat er sprake is van verplaatsing van informatie; inderdaad, van ‘plaats’ A naar ‘plaats’ B (met als verschil dat diezelfde informatie — meestal — óók voor persoon/organisatie A behouden blijft).

Deze veralgemenisering met symbolen zoals A en B is even nodig om te benadrukken dat het publiek domein een deelverzameling betreft van het totale informatieverkeer. Wat dan aan de overheidsacties voor de lopende kabinetsperiode opvalt, is dat ze mikken op weer een kleiner gedeelte van het informatieverkeer. De veronderstelling luidt dat bij het verkeer-als-verplaatsing-van-informatie steeds minstens één overheidsinstelling betrokken is. In veranderkundig opzicht, wat neerkomt op praktisch inzicht, is dat een verstandige beperking. Zodra het directe belang van een overheidsinstelling ermee gediend is, zijn veranderingen gewoon eenvoudiger haalbaar.

Dit schetsboek hanteert in zoverre het ruimere perspectief op informatieverkeer in het publiek domein — en zelfs op informatieverkeer in het algeméén — omdat op langere termijn de nieuwe informatie-infrastructuur maatschappijbreed bruikbaar moet zijn. Ook weer heel praktisch is informatiearchitectuur juist bedoeld als waarborg voor toekomstvastheid. Aan informatiekundig ontwerpen is bijzonder dat via veralgemenisering de mogelijkheden van ‘voorzieningen’ toenemen, terwijl de kosten tijdens alle fasen van levenscyclus juist verminderen. Dit zou ertoe moeten leiden nuancering in reikwijdte te hanteren:

 

+ Enerzijds moet het ontwerp, dwz. de informatiearchitectuur van de elektronische overheid, van meet af aan zo ruim mogelijk bemeten zijn.
+ Anderzijds verdient beperking voor zgn. implementatie sterk aanbeveling.

De praktische noodzaak tot beperking onder de noemer van implementatie is in algemene beleidsdocumentatie vrijwel altijd gelijkgeschakeld met ontwerpgrenzen. Omdat het impliciet gebeurt, laat die aanname zich moeilijk herkennen.

Dit schetsboek bepleit daarentegen dus expliciet een (veel) ruimer ontwerpbereik dan wat met onmiddellijke implementatie en dienovereenkomstige resultaten voor ogen staat. Let wel, dat vereenvoudigt immers juist geleidelijke veranderingsprocessen, verhoogt kwaliteit, houdt kosten beheersbaar e.d. Voor niet-informatiekundigen luidt de paradox dat hun accent op beperking voor beheersbare realisatie … averechts uitpakt. Met dat accent op zichzelf heeft iedereen volkomen gelijk, maar de paradox lost pas op met een algemenere ontwerpbenadering.

 

 

Op zoek naar betekenis

Het onderwerp van dit schetsboek is de elektronische overheid en daarvan dan weer de (informatie)architectuur. Tot slot van dit hoofdstuk(je) met sterk het karakter van een verlengde inleiding richten we ons kort op beide kernbegrippen.2

Architectuur heeft verschillende betekenissen voor verschillende ‘onderwerpen.’ Voor een basale opslagloods gaat het er vooral om, hier even simpel gezegd, dat die niet instort. Stadsarchitectuur is alweer heel anders. Een stad kan immers niet instorten. Wat het voor een stad inhoudt dat zij functioneert, is bijvoorbeeld dat zij moet kunnen veranderen. De veranderingsruimte is met het stedenbouwkundig ontwerp letterlijk bestemd.

Een huis, een stad en dergelijke zijn traditionele cultuurobjecten. Daarvoor is het overeenkomstige architectuurbegrip inmiddels niet problematisch. De elektronische overheid, daarentegen, is in werkelijkheid nog vergaand onbekend.

Vertrouwdheid met het onbekende groeit dankzij metafoor. Elke vergelijking gaat vroeg of laat mank. Het gaat erom iets bekends aan te wijzen, dat als vergelijkingsbasis begrip van ‘het nieuwe’ weer een vruchtbare stap verder helpt.

De elektronische overheid ìs een verkeersstelsel roept daarom kort-door-de-bocht vragen op als: Wat valt ervan te leren door de elektronische overheid te beschouwen als het stelsel voor het traditionele, dwz. fysieke verkeer?

Eerst eens naar aspecten. Ook voor informatieverkeer zijn technische hulpmiddelen nodig. Dat betreft slechts één aspect. Op andere aspecten zijn samenhangende voorzieningen nodig, zoals verkeersregels. Ordelijk verkeer vergt handhaving, enzovoort, enzovoort.

Vervolgens naar fasen. Het is niet slechts een kwestie zo’n verkeersstelsel te construeren, waarna het met onderscheid tussen infrastructuur en gebruiksmiddelen probleemloos tot in lengte van dagen werkt. Er is klein onderhoud nodig, zeg maar beheer. En hoe complexer het stelsel, des te belangrijker een passende sturing. Daaraan bestaat zelfs extra behoefte bij grootschalige stelselwijzigingen.

Juist de vergelijking wijst op wat-allemaal-telt voor de elektronische overheid. Een deelnemer aan elektronisch informatieverkeer gebruikt zijn eigen computer met programmatuur als ware het een auto in privé-eigendom. Dat is het private aandeel, waartoe dan ook de aansluiting via een zgn. Internet-provider hoort (vergelijkbaar, zeg maar, met wegenbelasting). De infrastructuur in de zin van routeringsstations, netwerk(en) voor signaaloverdracht e.d. blijkt dan vergaand in private handen. Heeft de overheid, meer nog dan voor fysiek verkeer, voor informatieverkeer in publiek domein vooral de rol(len) van regelgever en handhaver? Bewaakt de overheid voorts risico’s die met het stelsel voor informatieverkeer gepaard gaan? Beperkt zij zich daarbij tot risico’s met maatschappelijke reikwijdte, of behartigt zij direct belangen van individuele burgers en bedrijven?

 

noten

1. De stabiele variëteit die Nederland tot enkele decennia geleden kenmerkte — vooral voor menig buitenlandse waarnemer een paradox — verklaart A. Lijphart in The Politics of Accomodation: Pluralism and Democracy in the Netherlands (University of California Press, 2e editie, 1975, oorspronkelijk verschenen in 1968). Zijn laatste hoofdstuk gaf Lijphart de titel The Breakdown of the Politics of Accomodation. Hij somt daarin vier ontwikkelingen op die volgen hem leidden tot ineenstorting: “[1. T]he social cleavages […] have lost their sharpness as well as much of their political salience. [… 2. T]he rejection by many leaders […] of overarching cooperation and ‘the rules of the game’ [… 3. D]eference and indifference are on the wane [… 4. U]nmistakable signs of political instability.”
2. Wij gaan er uitgebreider op door in de twee studies met overeenkomstige titels (zie het aanvullend deel in dit schetsboek). De dialoog plus toelichting die de rest van deze paragraaf uitmaken, zijn overgenomen uit Stelselmatige dialogen over de elektronische overheid (programma Architectuur Elektronische Overheid, 2004).

 

 

inhoudsopgave, vorige hoofdstuk, volgende hoofdstuk.

 

2004 (1e druk: 27 september 2004; 2e druk: 13 december 2004) © programma Architectuur Elektronische Overheid (Ictu) en afzonderlijke auteurs; webeditie 2007 © Pieter Wisse

 

Zie ook de complete nota als enkel pdf-bestand.