Informatieverkeer in publiek domein

schetsboek over architectuur en ontwikkelpaden voor de elektronische overheid

Pieter Wisse
met bijdragen van Steven Luitjens, Willem van Hees, André van Brussel en Jeroen Takkenberg

hoofdstuk 3

 

Basismodel van het verkeersstelsel

 

 

Dit hoofdstuk schetst het basismodel voor informatieverkeer. Wij zijn uit op een algemeen schema, dat als het ware dwingt tot stelselmatige oriëntatie met elementen. Wie onze redenering wil overslaan, kan voor het voltooide basismodel op pagina 30 meteen figuur 8 bekijken.

 

 

Informatiebeweging met ketenproces

Wie architectuur hoort, verwacht plaatjes. Voor informatiearchitectuur voor de elektronische overheid is het lastig aan dergelijke verwachtingen te voldoen, met succes op korte termijn althans. Dat komt omdat over informatievoorziening nog overheersend pèr aparte organisatie nagedacht wordt. De organisatie in kwestie geldt dus — doorgaans ook nog eens impliciet — als de duurzame omgevingsfactor. Zeg ook maar, de relevante informatieruimte. Daarmee heeft meteen de verdere voorstelling, zeg maar de plaatjes, een statisch perspectief. Zo verschijnen informatieverzamelingen op de voorgrond, terwijl het gebruik van informatie hoogstens een verwijzing waard is.

Voor de elektronische overheid zijn zulke plaatjes vergaand zinloos. Het referentiekader van één enkele organisatie klopt immers niet. Sterker nog, dat kader klopt natuurlijk bijna nergens, gelet op wisselwerking tussen omgeving en organisme; de omgeving van het ene organisme bestaat mede uit allerlei andere organismen, vice versa.

Maar wat klopt dan wel, al is het slechts voor informatieverkeer in het publiek domein? Dat zijn complexe informatiebewegingen, ofwel — het informatieve aspect van — ketenprocessen. Op wat wij met een enkele dan wel een complexe informatiebeweging bedoelen, komen we in hoofdstukken verderop trouwens terug. Hier is ons punt dat zo vertrouwde, specifieke organisaties in procesplaatjes hoogstens met verwijzingen verschijnen. Daar moet menigeen aan wennen.

We gaan dus op weg naar een nieuw overzichtsplaatje, figuur 8 dus. De aanname luidt: Er is een ketenproces-als-complexe-informatiebeweging. Dat is overigens meteen al slordig uitgedrukt. Meestal is er een sóórt ketenproces aan de orde, dat dan vaker wordt doorlopen (zeg maar, pèr afzonderlijke zaak). Maar goed, voor gewenning volstaat de verkorte aanduiding. Figuur 1 beeldt een totaal ketenproces af.

Dat beginplaatje is minder flauw dan het lijkt. Zo is tijdverloop inbegrepen; dat verloop zijn wij in onze cultuur gewend van links naar rechts te lezen. Het ketenproces in figuur 1 heeft voorts een specifiek begin- èn eindpunt. Eigenlijk heet zo’n proces dan een project, maar dat laten we maar zo. Strikt genomen is de ontwikkeling van de elektronische overheid wel een ketenproces, maar geen project. Nota bene, elk project is een ketenproject. Daarom is die toevoeging daar ook onbekend.

Figuur 1: Ketenproces.

 

De aanname luidt, tenminste voor de elektronische overheid, dat het ketenproces een complexe informatiebeweging is. De volgende stap omvat daarom de ontleding tot enkelvoudige informatiebewegingen. Ondanks de inherente onzekerheid over wat enkelvoudig — in de context van informatiebewegingen ‘door’ de elektronische overheid — betekent, wordt het plaatje toch alweer wat specifieker. We concentreren ons daarvoor op een willekeurige enkelvoudige informatiebeweging; zie figuur 2.

Figuur 2: Ergens een enkelvoudige informatiebeweging in een ketenproces.

 

 

Actoren in informatiebeweging

Hoofdstuk 5 bevat enkele ‘plaatjes’ van de enkelvoudige informatiebeweging. Die zijn als het ware vraaggericht opgesteld. Daar ligt het accent op de vraagactor en hoe de antwoordactor een cyclus sluit.

Zo geldt de Belastingdienst als vraagactor met de burger als antwoordactor, als het gaat om heffing van inkomstenbelasting. De verhoudingen liggen omgekeerd bij een aanvraag voor vooraftrek.

Maar wat voor voorzieningen zijn nodig voor zulke informatiebetrekkingen met bijbehorend informatieverkeer? Dankzij abstracte(re) begrippen zoals actor, vraag en antwoord lukt het eenvoudiger overzicht over het totale informatiestelsel te krijgen. Naar dergelijk overzicht, te weten het basismodel, zijn we met deze reeks plaatjes onderweg.

Een enkelvoudige informatiebeweging is een interactie. Twee actoren nemen eraan deel, die onveranderd vraag- respectievelijk antwoordactor kunnen heten. De enkelvoudige informatiebeweging blijkt dan toch tenminste nadere elementen te kennen. Er is eerst de vraag, daarna het antwoord. Wanneer het tijdsaspect dominant is, geeft figuur 3 de complete enkelvoudige informatiebeweging op hoofdlijnen weer.

Figuur 3: Indeling van enkelvoudige informatiebeweging naar tijdsverloop.

 

Wie het belangrijk vindt bestaande organisaties en/of personen te herkennen, kan ze natuurlijk altijd invullen. Principieel geldt echter dat beide actoren — als het dus al om organisaties gaat — niet noodzakelijk tot één en dezelfde organisatie behoren.

Het vraaggedeelte is een apart bericht. (Ook op berichten komen we verderop uitgebreider terug.) De vraagactor maakt van zijn boodschap een bericht dankzij een aansluiting op een communicatievoorziening. De antwoordactor heeft ook een aansluiting, waarmee hij in dit geval dat bericht ontvangt. Welke boodschap de antwoordactor opvat is afhankelijk van zijn interpretatie van het bericht.

Er bestaan diverse communicatievoorzieningen. Sommige bieden de mogelijkheid van overgang van het ene naar een ander medium. Dan volstaat per actor een enkele aansluiting, te weten op één — soort — communicatievoorziening.

Indien een actor niet beschikt over een elektronische aansluiting, mag dat echter geen uitsluiting betekenen. Althans, niet voor allerlei mensen. Zij moeten zich ‘persoonlijk’ tot een vertrouwde intermediair kunnen blijven wenden. Zo houdt de elektronische overheid tegelijk de waarborg in voor integratie met, vanuit dit nieuwe perspectief, niet-elektronische communicatie.

Het berichtenverkeer in de elektronische overheid gebeurt met zgn. webtechnologie. Voorlopig tenminste, want wie weet wat in de toekomst voorkeur verdient? Nu biedt webtechnologie ook weer soorten en smaken, inclusief overgangsproblematiek, maar dat vergeten we voor de plaatjes gemakshalve. Figuur 4 toont dat èlke actor in de elektronische overheid over een aansluiting beschikt op ‘de’ communicatievoorziening in de zin van een infrastructuur voor berichtenverkeer.

Figuur 4: Aansluiting op infrastructuur voor berichtenverkeer.

 

 

Vier sóórten informatieverzamelingen, niet meer

Maar wat is er ‘inhoudelijk’ nodig voor een vraag? Voor een antwoord? Dat blijkt onmogelijk uitputtend voor te stellen, of het moet inderdaad behoorlijk abstract blijven. Een poging tot het laatste is dat allerlei informatieverzamelingen eveneens ‘aangesloten’ zijn op de infrastructuur voor berichtenverkeer. Voor de — goede — orde in het informatiestelsel verdient het dan aanbeveling óók elke informatieverzameling als een actor op te vatten. Voor plaatjes luidt dan de afspraak dat actoren-zoals-we-ze-gewend-zijn bóven de berichteninfrastructuur getekend staan en de machinale, respectievelijk elektronische actoren eronder. Uitgaande van een ‘normale’ actor is vervolgens een hoofdindeling van informatieverzamelingen relevant:

1.
Zijn autorisatie is dan een informatieverzameling. Autorisatie is informatie die toegang geeft, of die juist blokkeert, tot àndere informatie. Als zodanig is, ook weer abstract geformuleerd, de éénheid van autorisatie steeds een combinatie van — selecties uit — de verzamelingen die hieronder van 2 tot en met 4 aangeduid staan.

2.
Er zijn verder informatieverzamelingen die fungeren als wegwijzer, met eventueel nader onderscheid tussen informatie- en schakelwijzers.

3.
Dan zijn er informatieverzamelingen voor werkstroom- of procescoördinatie. Wanneer ketenprocessen — min of meer — dezelfde schakels doorlopen, vormen ze een klasse of soort. Voor de procesgang geldt dan een formeel patroon; zulke patronen-als-informatie ‘zitten’ in de verzamelingen die onder dit punt bedoeld zijn.

4.
Tenslotte zijn er informatieverzamelingen met … informatie zoals we er gebruikelijk over praten (want ook berichten worden weer volgens dezelfde vier soorten informatieverzamelingen bijgehouden, zonodig enzovoort).

In figuur 5 zijn deze vier sóórten (lees ook: categorieën) informatieverzamelingen toegevoegd. Nota bene, eigenlijk tellen ‘informatie’ en ‘werkstroom’ als primaire verzamelingen. De overige zijn als het ware hulpverzamelingen, secundaire dus; die zijn extra nodig om actoren adequaat met het stelsel primaire informatieverzamelingen te laten werken. Voor fijnproevers merken we op, dat het voor schetswerk nog voldoet. Maar duurzaam klopt het natuurlijk niet dat het etiket voor een categorie gelijk luidt aan het etiket voor alles-bij-elkaar: informatie. Expliciete context moet dan aangeven of àlle verzamelingen met informatie meetellen, of ‘slechts’ de verzamelingen met primaire informatie (dus ook zonder werkstroominformatie die de andere primaire categorie vertegenwoordigt).1

Figuur 5: Informatieverzamelingen in (hoofd)sóórten: primaire en secundaire.

 

 

Algemeen geldige samenhang tussen informatieverzamelingen

Vervolgens zouden per soort, en dan vooral voor de primaire soorten, de daadwerkelijke informatieverzamelingen geïnventariseerd kunnen worden. Dat moet ook gebeuren (maar niet hier, in informatiekundige architectuurschetsen). Figuur 6 volstaat ermee op hoofdlijnen de samenhang tussen de informatieverzamelingen te schetsen.

Het blijkt een getrapt verwijsmechanisme. Nota bene, het ‘startpunt’ in figuur 6 is informatie-over-de-(vraag)actor. Wat volgt schetst het verloop sterk vereenvoudigd; zie de nummers in de figuur.

Hoe begint de cyclus? Waarmee ‘activeert’ een actor zijn autorisatie? Daarvoor moet op zijn initiatief — en met door hem toegevoegde informatie over hemzelf ter toetsing — een voorafgaande informatiebeweging gebeuren (op basis van zoiets als een nulautorisatie, maar dat terzijde). Dus, via een toegangsmiddel — vrije toegang, of op naam, op naam/wachtwoord, met kaart/code, via biometrische verificatie enzovoort — staat een bepaalde autorisatie ‘open’ voor een actor. Deze stap staat door een pijl met nummer 1 aangegeven.

Geautoriseerd gebruik kan betrekking hebben op wat-normaal-gesproken-als-informatie-geldt. Via de informatiewijzer (2.a) komt de actor bij die informatie (2.b).

Ook kan zijn autorisatie de actor ertoe leiden zich als schakel te melden (3.a) voor bijdragen aan een ketenproces (3.b). Inderdaad, raadpleging e.d. van informatie kan eveneens als proces opgevat worden. Die abstractie moet zeker benut zijn in de opzet van het informatiestelsel. Hier benadrukt de verbijzondering van schakelwijzer enzovoort dat diverse actoren gezamenlijk procesketens uitvoeren.

Over welke informatie de actor kan beschikken valt eveneens onder het regime van zijn autorisatie (4).

Figuur 6: Samenhang tussen — soorten — informatieverzamelingen via getrapt verwijsmechanisme.

 

Eveneens sterk vereenvoudigd kan het schema nu uitgebreid worden met de elektronische actor die volgens de relevante werkstroomschakel daadwerkelijk aan de slag gaat (lees: bewerkt) met dáárvoor relevante informatie. Dat is in figuur 7 gebeurd (zie de volgende pagina).

Figuur 8 (eveneens op de volgende pagina) breidt figuur 5 uit met de toevoegingen uit de figuren 6 en 7. Daarin is eveneens de schets opgenomen van de enkelvoudige informatiebeweging die wij in hoofdstuk 5 nader voorstellen (zie daar figuur 10 voor een stilering). Dat gebeurt hier met een omtrekcirkel, die vraag- en antwoordactor verbindt. In plaatjes van informatie- en communicatietechnologie ontbreekt doorgaans de gedragsoriëntatie. De manier waarop de verbinding werkt, bepaalt dan de horizon. De ronde stippellijn voegt de bedoeling van interactie toe: informatie voor betekenisvol gedrag. Het informatiestelsel moet immers relevante pragmatische variëteit ondersteunen. Let wel dat pragmatisch in de voorgaande zin een opzettelijk gerichte betekenis draagt. Indien betekenis objectief verondersteld wordt en gedrag er niet toe doet, volstaat ‘semantiek’ als aanduiding. Via actor geldt hier gedrag als kernbegrip: pragmatiek, dus.

Figuur 7: Voilá, de elektronische actor.

 

Figuur 8: Basismodel van het verkeersstelsel voor enkelvoudige informatiebewegingen.

 

Ondanks de abstractie die noodzakelijk is voor compact overzicht, is hopelijk reeds duidelijk dat àlle relevante informatieverzamelingen voor de elektronische overheid onmogelijk tot één organisatie behoren. Zolang organisaties die illusie koesteren, te weten dat zijzelf hun deelgebied van de elektronische overheid in afzondering beheersen, is er feitelijk geen elektronische overheid als algemeen stelsel. Dankzij wijzers naar informatie en schakels, en zo dus verder, verloopt informatieverkeer ordelijk.

 

noot

1. Wie zich wil oriënteren op de verrassende veelzijdigheid van het informatiebegrip, kan terecht bij Information Metatheory (Universiteit van Amsterdam, PrimaVera working paper 2003-12) door P.E. Wisse.

 

 

inhoudsopgave, vorige hoofdstuk, volgende hoofdstuk.

 

2004 (1e druk: 27 september 2004; 2e druk: 13 december 2004) © programma Architectuur Elektronische Overheid (Ictu) en afzonderlijke auteurs; webeditie 2007 © Pieter Wisse

 

Zie ook de complete nota als enkel pdf-bestand.