Informatieverkeer in publiek domein

schetsboek over architectuur en ontwikkelpaden voor de elektronische overheid

Pieter Wisse
met bijdragen van Steven Luitjens, Willem van Hees, André van Brussel en Jeroen Takkenberg

hoofdstuk 10

 

Organisatie

 

 

Organisatie van de informatievoorziening

Wanneer ‘proces’ de ene kant is van de medaille, is ‘organisatie’ de andere kant. Van sommige (deel)aspecten van organisatie valt in dit stadium alweer meer reliëf aan te geven. Dat heeft te maken met min of meer vertrouwde specialismen overeenkomstig fasen in de levenscyclus van informatievoorziening, bijvoorbeeld:

— ontwerp
— ontwikkeling
— implementatie (migratie)
— beheer
— gebruik (exploitatie).

Gelet op de samenhang tussen proces en organisatie ligt het voor de hand voor de opgesomde deelaspecten te denken aan organisatie-volgens-ketenregie. Qua inrichting betekent dat, bijvoorbeeld voor ontwerp, dat ontwerpregie op hetzelfde moet neerkomen als ‘de’ ontwerporganisatie.

Algemeen geldt dat voor een informatiestelsel met facilitering van ketenprocessen als overheersende karakteristiek organisatie‘structuur,’ opdrachtgeverschap en dergelijke niet op voorhand duidelijk zijn. Met het houvast dat genoemde fasen voor organisatie bieden valt het dus toch wat tegen.

 

 

Stelselregie

Het Besluit informatievoorziening rijksdienst 1990 geeft formeel uitdrukking aan de organisatie van de stelselregie. In een studie geven wij commentaar op ivr 1990 (zie hoofdstuk 17). Een conclusie luidt dat actualisering nodig is. Daarbij is het maar de vraag of daarvoor opnieuw een besluit opgesteld wordt. Het lijkt er toch sterk op dat toenemende stelselmatigheid vraagt om daarvoor passender overkoepelende regie.

Algemeen geldt dat stelselregie de ruimste vorm van ketenregie (zie aspect: proces) is. Het verdient daarom aanbeveling om stelsel- en ketenregie in nauwe samenhang verder te ontwikkelen. Wie om een modewoord verlegen zit, kan het gerust allemaal governance noemen.

Stelselregie pakt dus geheid anders uit dan het soort bestuurskundig escapisme dat via de lege slogan “laat duizend bloemen bloeien”1 enige bekendheid verwierf. De vraag is allang niet meer of er zovele bloemen op één dezelfde ‘aarde’ zijn, maar hoe ze er allemaal sámen het mooiste kùnnen bloeien: diversiteit, pluriformiteit als wezenlijke structuuropgave. Met diversiteit groeit de complexiteit van (infra)structuur, vice versa, maar (infra)structuur blijft het, punt.

 

 

Criterium: stelsel- of ketenregie

Ondanks grote overeenkomst tussen stelsel- en ketenregie zien we tegelijk een verschil dat houvast biedt. Stelselregie is nodig voor infrastructuur. Dus, samenhangende sturing van ontwerp, ontwikkeling tot en met exploitatie van wat vaak basisvoorzieningen heten. Stelselregie is in zoverre lastiger, dat iedereen tenminste potentiële gebruiker is. Hoe lukt redelijke vertegenwoordiging dan? Welke belangen verkrijgen erkenning, zodra gebruikers op z’n best getrapt vertegenwoordigd zijn?

Ketenregie is in dit opzicht eenvoudiger, althans eenvoudiger ‘democratisch’ te organiseren. De verzameling actoren die bijdragen aan een bepaald proces is immers doorgaans overzichtelijk. Alweer ingewikkelder is het overigens gauw met àlle actoren die op de ene of andere manier door (tussen)resultaten van een proces — eventueel — geraakt worden.2 Is er dan geen stelselregie nodig om een praktische grens te trekken?

 

 

Disciplinair gat

Ontwikkeling van passende stelsel- en ketenregie wordt bemoeilijkt, doordat disciplines — zoals — bestuurskunde en informatie verder uit elkaar gegroeid zijn. De aanduiding ‘bestuurlijke informatievoorziening’ suggereert weliswaar hun synthese, maar in de praktijk valt dat ‘vak’ aan de informatiekundige kant van de scheiding.

Voor de benodigde synthese beperkt de bestuurskunde zich te veel tot sturing (alsof dat lòs zou kunnen staan van het ‘object’ van sturing). Tevens overheerst in de huidige bestuurskunde via het perspectief van de grootste werkgever, de overheid dus, hiërarchie als basispatroon voor sturingsrelaties. Wat netwerkbenadering thans behelst als bestuurskundig begrip, blijkt niet voldoende consequent.3 Aan ambitie met de bestuurskundige discipline ontbreekt het overigens niet.4

Informatiekunde kiest daarentegen een veel te instrumentele benadering. Dat gebeurt met vergelijkbare ambitie. Zo laten beide disciplines elkaar alle ruimte. Sturing voor instrumentatie, en omgekeerd. Dat klinkt aanvankelijk positief, maar pakt averechts uit. Want per saldo verloopt ontwikkeling langs vergaand gescheiden sporen, terwijl juist intensieve wisselwerking nodig is. Eigenlijk stagneert ontwikkeling dus.

Een bestuurskunde die het hiërarchisch a priori loslaat, kan zich neutraler oriënteren op verstandhouding. Informatie is dan — de algemene aanduiding voor — verstandhoudingsmiddel.5 Zo is hier het informatieverkeer in het publiek domein ook geschetst: informatieve verstandhouding van actoren. Bestuurskunde is dan in algemene zin de leer en kunst van het regelen van die relaties, althans voor zover ze zich afspelen in, invloed kunnen hebben op, enzovoort, het publiek domein. Dat heeft stellig een hiërarchisch aspect, maar dat is iets anders dan hèt uitgangspunt.

Het bijzondere van informatie is dat uitwisseling tegelijk regeling van verstandhouding uitmaakt.6 Dat kan de bestuurskunde niet negeren.7 Tegelijk kan de informatiekunde zich niet blijven verschuilen achter de beperkte middeloriëntatie. Wie aan een middel werkt, is onlosmakelijk bezig een doel te — helpen — bereiken; daaraan is dus doelgerichte verantwoordelijkheid verbonden.

 

noten

1. De oorspronkelijke verwijzing is vervallen. Daarvoor in de plaats: Mensonge (Andre Deutsch, 1987) door M. Bradbury.
2. Zo oriënteert de vraaggerichte overheid zich met diensten op de burger- of het bedrijf-als-klant.
3. P. Noordzij, Netwerken onder architectuur? Een analyse van de elektronische overheid en haar toekomstige architectuur aan de hand van de netwerkbenadering (Erasmus Universiteit, 2004).
4. M.R. Rutgers , Tussen Fragmentatie en Integratie: De bestuurskunde als kennisintegrerende wetenschap (Eburon, 1993).
5. G. Mannoury, Handboek der Analytische Signifika (Kroonder, deel 1, 1947; deel 2, 1948).
6. P. Watzlawick, J. Beavin Bavelas en D.D. Jackson, Pragmatics of Human Communication (Norton, 1967).
7. Een aanzet voor bestuurskundige oriëntatie op informatie als verstandhoudingsmiddel verschaft K.W. Deutsch in The Nerves of Government: Models of Political Communication and Control (The Free Press, 2e editie, 1966, oorspronkelijk verschenen in 1963). De titel van de Duitse editie is eigenlijk toepasselijker: Politische Kybernetik (Rombach, 1969).

 

 

inhoudsopgave, vorige hoofdstuk, volgende hoofdstuk.

 

2004 (1e druk: 27 september 2004; 2e druk: 13 december 2004) © programma Architectuur Elektronische Overheid (Ictu) en afzonderlijke auteurs; webeditie 2007 © Pieter Wisse

 

Zie ook de complete nota als enkel pdf-bestand.