15 Variëteit

Pieter Wisse

Dit is een hoofdstuk uit Informatiekundige Ontwerpleer, in 1999 verschenen in boekvorm bij Ten Hagen Stam.

 

 

 

W. Ross Ashby formuleerde de Wet van de Passende Variëteit.1 Ik geef die wet hier in mijn eigen woorden (lees ook: taalspel) weer. Welnu, besturing van een milieu vergt dat daarvoor bestemde voorzieningen een variëteit bieden die past bij de variëteit van het milieu.

Wat mij betreft komt die algemene aanduiding voorzieningen altijd neer op verantwoordelijke mensen en hun gereedschappen. Een baby is pas gezond als er — minstens — een empathische verzorger is. Een chauffeur in een auto met een motor, maar zonder remmen beschikt daarentegen niet over passende variëteit. Nee, dit laatse zeg ik verkeerd, dwz mijn stelling is tè beperkt. Het is natuurlijk niet uitsluitend de chauffeur waarvoor de variëteit voor beïnvloeding relevant is. Die geldt voor een omvattender milieu, in dit geval inclusief onder meer alle potentiële slachtoffers van het ònbeheersbare voertuig.

Een medewerker in een organisatie verkeert eveneens in een milieu. Hij kent als taak een bepaald gedeelte ervan te besturen. Ik ga er eerst even op in of dat een realistisch idee is of niet. Ik denk wederom2 van niet. Het zwakke uitgangspunt is hier de hiërarchie die het idee van besturing veronderstelt. Het is alsof er een bestuurder is, die iets ànders volledig zou kunnen besturen. Alweer klopt dat in simpele gevallen overigens goed genoeg dat ik me er geen zorgen over maak. Maar het gáát juist om complexe milieus. Daar is volkomen besturing niet alleen een valse, maar tevens gevaarlijke mythe.3

Ik weet niet of hier een logisch argument telt, maar het lijkt me onmogelijk om iets volledig te besturen waar de bestuurder zèlf maar een gedeelte van is. Volgens mij was Ashby zich van deze recursiviteit niet bewust toen hij zijn wet opstelde. Ik handhaaf de formulering van zijn wet, maar nuanceer de strekking.

In plaats van besturing en haar associatie van eenzijdige macht, spreek ik liever over invloed en evenwicht. Of nog altijd over besturing, maar dan voorzien van de volgende aspecten.

Waar de Wet van de Passende Variëteit via invloed en evenwicht op wijst, is dat mensen en hun gereedschappen samen voldoende variëteit opbrengen voor passende bijdragen aan het dynamisch evenwicht in het milieu. Deze benadering erkent dat, in dit geval, de organisatie de medewerker omvat, maar dat tegelijkertijd de medewerker zijn organisaties meehelpt te vormen. Dat wil zeggen, ook volgens de genuanceerde benadering moet de medewerker over passende variëteit beschikken. En dan is gereedschap voor geautomatiseerde informatievoorziening bedoeld om de besturingsvariëteit van de medewerker, inderdaad, passender te krijgen. Wat abstracter gezien, vormen de medewerker en zijn gereedschap sámen het gereedschap voor de besturing in de zin van evenwichtige bijdragen.

De ontwerper moet weten wat dat totale besturende gereedschap moet worden.4 Ikzelf ga er altijd vanuit dat er mensen zijn die uiteindelijk verantwoordelijk voor sturende invloeden zijn. Dus ontwerp ik geen autonome robots, want die bestaan volgens mijn definitie niet. Er is altijd een mens bij besturing betrokken, op wat voor afstand danook. Ik houd die afstand graag heel klein, niet alleen om onnodig verlies van werkgelegenheid te bestrijden, maar in een principiëler vlak omdat ik mensen zo betrokken mogelijk bij hun milieu wens te zien. En verder erken ik dat mensen heel intelligent zijn. Het gaat erom dat zij dat vermogen (beter) kunnen ontplooien.

Ik illustreer mijn voorkeur voor menselijke tussenkomst nog verder. Vaak is besturing domweg te ingewikkeld voor deterministische procedures. Hoe snel een computer ook is, en hoe hard er ook geroepen wordt dat er kunstmatige intelligentie bestaat, mijn mening is dat er naast onvervreemdbare verantwoordelijkheid ook menselijke intelligentie bestaat die ik hoger aansla dan die van een geprogrammeerde machine. De computer is uiteindelijk alleen maar snel.

Goed, in termen van variëteit blijf ik gereedschap voor geautomatiseerde informatievoorziening altijd als verlengstuk van de menselijke gebruiker zien. Welke grens de ontwerper ook trekt, die heeft consequenties. In mijn geval vormt de rol van de gebruiker in de besturing van het milieu of, beter gezegd, in het dynamisch evenwicht in het milieu het uitgangspunt. Dat pakt anders uit dan wanneer louter op hiërarchisch gedachte besturing gelet wordt. Nogmaals, ik beschouw menselijke betrokkenheid als uitgangspunt voor gereedschap, zeker voor gereedschap voor geautomatiseerde informatievoorziening in complexe organisaties en processen.

Het ontwerpen van gereedschap voor menselijke gebruikers legt direct al een accent op het noodzakelijke veranderingsproces. Hun betrokkenheid is voorwaarde voor succes. En die betrokkenheid kan in zeer complexe milieus zover gaan dat de ontwerper zich helemaal beperkt tot ontwerp van het veranderingsproces. De gebruikers ontwikkelen (verder) zèlf hun nieuwe milieu inclusief eventuele nieuwe gereedschappen.

De ontwerper van veranderingsprocessen, of dat nu zijn enige bijdrage is of niet, kan als (een) bestuurder daarvan opgevat worden. Let wel, dat is alweer besturing in de genuanceerde betekenis die ik er hier aan toeken. Die taak van invloed voor dynamisch evenwicht vergt dus bij hem, bij de ontwerper dus, eveneens passende variëteit. Dat zijn de kennis, vaardigheden en houding die ik eerder onder de noemer veranderkundige samenvatte.

Op enig moment in het veranderingsproces is er iemand die serieus modelleert hoe een gebruiker met eventueel gereedschap kan omgaan. Dat is een ontwerper. En bijvoorbeeld met kleinschalige automatiseringsmiddelen is die ontwerper trouwens steeds vaker de gebruiker in kwestie zèlf. Maar als informatievoorziening vooral samenwerking moet ondersteunen — en is samenwerking niet een definitie van wat een organisatie is! — ontbreekt noodzakelijk overzicht helaas bij vele aparte gebruikers. En daarom komt er een aparte ontwerper. Hij moet dus vooral samenhang waarborgen.

Hoe danook, vrijwel van meet af aan is er — in dat model van de ontwerper — sprake van interactie van gebruiker met gereedschap. De cruciale stap is nu om met nieuw gereedschap de variëteit van de samenwerking te optimaliseren. In de praktijk komt dat meestal neer op inventarisatie van wat de toekomstige gebruiker zich voorstelt. Dat kan de ontwerper aanvullen met zijn kennis over potentialiteiten van geautomatiseerde informatievoorziening. Met hun dialoog is het veranderingsproces overigens reeds in volle gang.

Voorspelling van de interactie van de gebruiker met nieuw gereedschap is een bijna onmogelijke opgave. Dat is niet zozeer omdat automatisering nog zo jong is. Dat komt vooral omdat er zovele factoren meespelen. Hoe fijnmazig de ontwerper er ook een context voor bouwt, altijd blijft zijn simulatie gebrekkig. De enige reële benadering is die volgens experimenten.5 Als het kan, moet het gereedschap, of op z´n minst een realistisch prototype ervan, voor de gebruiker in een proefopstelling beschikbaar zijn.

Ikzelf beschouw ieder prototype als versie van het gereedschap. Via verbeteringen is er tenslotte een versie die geschikt is voor operationeel gebruik. Voordelen zijn onder meer dat de gebruiker er reeds vertrouwd mee is en, nog belangrijker, dat het gereedschap door die gebruiker erkend is als bijdrage aan zijn eigen besturingsvariëteit. De kans dat nieuw gereedschap daadwerkelijk gebruikt wordt, en goed, is zodoende groot.

De ontwikkeling die principieel volgens versies verloopt, duidt voorts op openheid. De ontwerper die geen alwetendheid pretendeert, komt het verst met kwaliteit voor zijn zgn klanten. Zodra er aanleiding toe bestaat, moet er een aangepaste versie komen. Zulke aanpassingen moeten op natuurlijke wijze tot onderhoud behoren ipv dat er een nieuw project voor nodig is.

Het risico met een heus, formeel project is dat veranderingen lang op zich kunnen laten wachten. En als er zoveel tijd verstreken is, is het vaak de vraag of dat project wel in het juiste gereedschap voorziet.

Het gereedschap voor geautomatiseerde informatievoorziening moet zich altijd méé ontwikkelen met de behoefte aan passende variëteit. In zoverre zijn veranderingen nooit voorbij. Met extra flexibiliteit kan gereedschap zelfs, zonder externe aanpassingen via ontwerp en ontwikkeling, vergaand door de gebruiker zèlf passend gehouden worden. De flexibiliteit van gereedschap is aldus een strategie om op veranderingen te anticiperen.

 

 

 

noten

1. De engelstalige naam is: The Law of Requisite Variety. Zie Ashby's boek An Introduction to Cybernetics.
Ik houd me sinds mijn afstudeerperiode met toepassingen en nuanceringen van Ashby's wet bezig. Ik schreef oa de scriptie Een Verhaal over Informatie. Nòg uitdrukkelijker komt de wet aan de orde in het [tweede] deel van mijn afstudeerverslag, De Variëteitenbenadering in het Algemeen. Zie voor — mijn ideeën over — variëteit in het kader van besturing eveneens mijn boek Aspecten en Fasen. Daarin staat onder andere op p 420: "Als uitgangspunt [voor besturing; lees ook: beheer of beheersing] heb ik de wet van de passende wet van W.R. Ashby gehandhaafd. Mijn voornaamste conclusie luidt dat aparte instrumenten voor beheersing, ten opzichte van de situatie waarvoor die [beheersing] gezocht wordt, allesbehalve neutraal zijn. Want die instrumenten gaan zèlf deel uitmaken van die situatie. En die neemt daardoor als geheel in complexiteit toe. Dat wakkert de behoefte aan beheersing verder aan. Er ontstaat een spiraal naar toenemende complexiteit. Daarbij past het paradoxale gevoel van onmacht dat iedereen bekruipt wanneer een ogenschijnlijke oplossing chaos niet bestrijdt maar eerder nog lijkt te katalyseren."
2. Het woord wederom betekent hier dat ik vaker een mening heb die afwijkt van wat gangbaar is. Het is mijn opvatting over filosoferen. De ene vraag leidt tot de andere, enzovoort. Wie eraan begint, komt dikwijls ergens anders uit, ook al is dat altijd maar weer een tussenstand, dan waar andere mensen hun opvattingen hebben behouden.
3. Ik vind het nog niet zo erg dat iemand, die zich ten onrechte als onaantastbaar bestuurder van de werkelijkheid waant maar desondanks in maatschappelijk kader als toerekeningsvatbaar geldt, zichzelf een ongeluk bezorgd. Ik ben vóór zulke vrijheid van de waanzin. Vaak zijn echter andere mensen of, algemener gezegd, gehele milieus slachtoffer. Als dat gebeurt, is de zgn bestuurder met zijn handelingen mi ònverantwoordelijk.
Nu kan ik meteen wel weer een nuance aanbrengen. Heb ik, met mijn nadruk op milieu, niet een soort darwinisme voor besturing geïntroduceerd? En eist evenwicht in het milieu geen individuele slachtoffers? Sla ik nooit een mug dood? Ja, dat is allemaal zo. Maar dat pleit nog steeds niet voor dat andere uiterste, dat wil zeggen vóór de arrogantie van de al-stuurbaarheid. Dat vermogen reken ik mijzelf tenminste nièt toe. En ik wantrouw iedereen met zulke absolute pretenties. Voor de professionele ontwerper acht ik zo´n anarchistische en/of anti-autoritaire houding noodzakelijk als onderdeel van zijn variëteit.
4. Ook H.W.M. Gazendam heeft de strekking de Wet van de Passende Variëteit uitgebreid. Dat is op dit punt relevant. Hij schrijft in Variety Controls Variety (p 5): "In a more generalized form, Ashby´s law may be seen as governing the response of an organization on changing (internal and external) circumstances." Vervolgens onderscheidt hij oa drie actiepatronen naar de mate van hun verwevenheid (Gazendam: action recursiveness). Zo bestaat de eenvoudigste actie uit een zgn directe reactie. Dan is er de lerende actie, die dus ook directe reactie omvat. Tenslotte kan een organisatie — want die bepaalt immers Gazendams perspectief — herstructurerende actie ondernemen; dat veronderstelt op zijn beurt lerende actie enzovoort. Zoals ik hem begrijp, vallen alle reponsvarianten onder de algemene noemer van management (en omgekeerd komt daaruit, dwz uit de behoefte aan één noemer, natuurlijk zijn interpretatie voort). Door deze ruimere opvatting is het mogelijk om een tussen beheer (engels: management) en ontwerp te slaan. Wie continuïteit benadrukt, vertrekt weliswaar vanuit beheer, maar komt er dus niet omheen om veranderingen in zijn referentiekader te passen. Dan is het nog maar één stap van — het vermogen tot — restructuring action naar ontwerpvermogen dat op dynamisch evenwicht gericht is.
5. Zie voor de betekenis van proeven ofwel experimenten eveneens het opstel ‘Experimentele dosering’ in het aanhangsel.

 

 

 

1993-1999, webeditie 2005 © Pieter Wisse