Vermaatschappelijking van rechtspraak

Pieter Wisse

In NRC Handelsblad van 3 mei 2017 vormt een citaat, zowaar op de voorpagina, de titel van wat dus het hoofdartikel is:

Rechtsstaat fantastisch voor juristen, slecht voor burgers.

Het is “een behoorlijk sombere conclusie.” Redacteuren F. Jensma en Chr. Pelgrim ontlenen haar aan een rapport, blijkbaar zojuist verschenen, van Hague Institute for Innovation of Law (Hiil). Voor hun artikel spraken zij met M. Barendrecht en S. Muller, opgevoerd als “onderzoekers” verantwoordelijk voor het rapport in kwestie en – zoals blijkt uit de website van het instituut (geraadpleegd op 4 mei 2017) – allebei lid van de executive board van Hiil. Voluit geschreven heb ik overigens ook als naam Hague Institute for Internationalisation of Law gezien (terwijl op de eigen website slechts Hiil aangegeven staat). Hoe dan ook, en ik put hier op mijn beurt uit het artikel in NRC Handelsblad,

adviseert [Hiil] wereldwijd in opdracht van overheden en bedrijven over de innovatie van rechtssystemen – in Nederland onder meer de Raad voor de Rechtspraak.

Volgens de onderzoekers, zo gaat het artikel verder,

is ons juridische systeem niet ingericht [om] mensen [te] vragen wat ze belangrijk vinden bij een oplossing[. ...] Bij de juristen die het met elkaar voor het zeggen hebben, staan zuivere regels centraal[. ...] De beste oplossing voor burgers moet [echter] centraal staan, niet het instandhouden van juridische procedures.

Want wat nog overheerst, is

het ‘toernooimodel’ waarin de problemen van burgers worden gegoten: mensen worden tegen elkaar opgezet. [...] Voor de problemen die burgers het meest ervaren of het zwaarst belasten [...] bieden onze procedures meestal geen goede oplossing. [...] Er is weinig ruimte voor innovatie, de regels zijn soms honderd jaar oud. [...] Het dogma dat voor ieder rechtsconflict per definitie twee juristen nodig zouden zijn, [is] achterhaald.

In het NRC Handelsblad-artikel blijft de titel van het Hiil-rapport onvermeld. Ik neem aan dat het gaat om Menselijk en rechtvaardig. Is de rechtsstaat er voor de burger? door M. Barendrecht, K. van Beek en S. Muller. Hun oproep dat

[r]echtvaardigheid [...] de ruimte [moet] krijgen, juist nu[, p. 2]

juich ik natuurlijk van harte toe, maar met hun voorstellen ter verbetering gaan ook zij m.i. te kort door de bocht. Hun analyse luidt, dat voor

[o]ns rechtssysteem [...] verouderde spelregels [p. 2]

gelden. Aldus ontkomen zij niet aan wat ik ervaar als de neiging van vrijwel alle specialisten om systeem zeer beperkt te – blijven – opvatten, te weten als wat traditioneel tot hùn vakgebied gerekend wordt. Deugdelijke analyse vergt echter verruiming tot de gehele samenleving, zeg ook maar maatschappelijk verkeer. Anders is opbouwende positionering van rechtspraak onmogelijk, punt. Alleréérst behoort rechtspraak tot “spelregels” voor maatschappelijk verkeer, en zijn er méér en àndere verkeersregels. Klopt, op haar beurt kent rechtspraak ook weer verkeers- annex “spelregels,” maar die zijn dus secundair. En maatregelen die feitelijk op secundaire regels mikken in de valse veronderstelling dat die regels op zichzèlf staan (lees ook: gelden voor een apàrt systeem), kunnen onmogelijk structurele verbeteringen opleveren. Neem de volgende aanbeveling in het rapport:

De in elkaar grijpende regels voor de organisatie van rechtspraak, advocatuur, juridische opleidingen en juridische dienstverlening [...] zou[den] minder op beroepen en rollen moeten worden gericht, en meer op effectieve behandelingen en oplossingen.[pp. 4-5]

Tja, voor wie tòch vooral van binnenuit het “rechtssysteem” naar buiten kijkt, lijkt starre opvatting over, nota bene, interne “beroepen en rollen” inmiddels een belemmering voor “effectieve behandelingen en oplossingen” te vormen. Dat mag strikt genomen binnen het “rechtssysteem” wellicht ook wèrkelijk zo zijn, maar voor ordelijk – verloop van – maatschappelijk verkeer in het algeméén is gerichtheid “op beroepen en rollen” juist van vitaal belang. Aan maatschappelijk verkeer neemt elk individu nu eenmaal altijd deel in resp. volgens een bepaalde sociale rol (lees ook: status, hoedanigheid) waarmee z/hij zich in een bepaalde verkeersituatie verhoudt tot andere individuen in hùn respectievelijke rollen. Dankzij situationele regels voor rolgedrag verloopt maatschappelijk verkeer doorgaans vlot. Dáárom zijn er zulke rollen! Er kunnen zich volgens de ene verkeersdeelnemer echter ongelukken voordoen die z/hij wijt aan afwijking van hun rolgedrag door andere deelnemers. Vaak heeft voor die ene deelnemer herstel van vlot verkeersverloop prioriteit; dan kan z/hij tenminste weer dóór. Letterlijk stellen de auteurs van Menselijk en rechtvaardig dat niet, maar zo vat ik graag hun pleidooi op om

de rechtspleging zich echt op oplossingen [te laten] richten.[p. 3]

Daarvoor staat het “rechtssysteem” allesbehalve lòs van samenleving. Daar doet zich het èchte probleem immers voor. Dat moet rechtspraak zo mogelijk verhelpen, niet verergeren zoals volgens Barendrecht e.a. door juridisering vaak gebeurt. De kritieke factor voor

rechtvaardigheid van het proces [en] van de uitkomst [p. 12]

is en blijft onafhankelijkheid van wie informeel dan wel formeel optreedt als rechter. In Verkeerssysteem is ànders, ontwerpen dus! (rechtspraak als geval) heb ik onlangs die onvervreemdbare bemoeienis van een rechter als volgt omschreven:

In de uitspraak bevestigt de rechter de relevante rechtshoedanigheden en/of bepaalt voor de partijen nieuwe rechtshoedanigheden met hun eventuele rechtsbetrekking(en).

Voor de, zeg maar, externe oriëntatie op rollen moet over interne rollen tijdens rechtsgang inderdaad niet nodeloos moeilijk worden gedaan, uiteraard mits onafhankelijkheid van oordeel geborgd is. Daarvoor is ook minder aanleiding, starre procesregels dus, zodra deelnemers aan maatschappelijk verkeer alweer wat beter beseffen wat de aard van de verkeersregeling op die allerruimste schaal is waaraan zij onderhevig zijn: situaties met rollen. Uiteraard is het geen reële eis dat iedereen tot in detail de wet kent. Maar wanneer iemand in elk geval wèl redelijk op de hoogte – gesteld – is van dat situationele ròlbeginsel van maatschappelijke verkeersregeling, kan z/hij in concrete gevallen een ànder gefundeerder – laten – aanspreken op ongepast gedrag en/of is z/hij daarop beter aanspreekbaar en/of hoeft z/hij zich minder zorgen te maken over uit de lucht gegrepen, intimiderende beschuldigingen, enzovoort. Ook is rechtspraak in welke variant dan ook prompt begrijpelijker, want iets anders dan ook weer maatschappelijk verkeer met situationeel bijbehorende – nogmaals, voor rechtspraak als zodanig secundaire – rollen kàn het zelfs niet zijn.
Heel praktisch aan Menselijk en rechtvaardig vind ik het voorstel om voor

rechtvaardige oplossingen [... t]ien [...] routes, [dwz] voor de meest voorkomende situaties [te verbeteren waarlangs] mensen zich gehoord voelen en waarop ze tijdig en effectief hun bestemming kunnen bereiken.[p. 4]

Om daarvoor op tien verschillende systemen c.q.

vernieuwde procedures [p. 5]

te mikken is echter ook weer averechts. Nogmaals, de voornaamste vernieuwing bestaat eruit om het “rechtssysteem” principieel te relativeren (en vermoedelijk is dat trouwens helemaal geen originele gedachte). De noodzakelijke vermaatschappelijking lukt prima met het ... oude antropologische/sociologische rolbegrip. Voordelen voor burgers zijn structureel immers pas haalbaar door maatschappelijke oriëntatie volgens/op dynamiek van gedifferentieerde rollen in verkeerssituaties. Passende(r) procedures voor eventuele rechtsgang volgen dan als het ware vanzelf.

 

 

4 mei 2017, webeditie 2017 © Pieter Wisse