Woordontwaarding

Pieter Wisse

Opdrachtgevers moeten kritisch zijn op het woordgebruik door hun dienstverleners.

 

Het wekt, terecht, altijd wrevel als dienstverleners over het hoofd van hun opdrachtgever een meningsverschil uitvechten. Omdat ik onder u veel opdrachtgevers reken, neem ik ditmaal dus extra risico. In het besef dat het u waarschijnlijk niets interesseert, maak ik hier toch krachtig bezwaar tegen klakkeloos, zelfs inflatoir gebruik van de term 'architectuur' in relatie tot informatievoorziening. Indien u wat volgt echter vooral als illustratie van misleidende communicatie opvat, blijft u hopelijk toch geïnteresseerd.

Uit de beroepensociologie is bekend dat elk beroep zoekt naar ontwikkeling en legitimatie tegelijk. Daarom kijken ook informatici en informatiekundigen om zich heen. De ene beroepsbeoefenaar legt daarbij het accent op wat hij kan leren. Een ander stelt vooral belang in het ontlenen van imago aan een ander beroep met reeds sterker gevestigde geloofwaardigheid. Nu is het zo dat, ook al zijn het er in aantal nog weinig, leergierige professionals in de allervroegste stadia van hun ontluikende beroep veruit in de meerderheid zijn. Wie geschriften van informatiekundige pioniers leest, ontmoet daarom her en der ook vermeldingen van 'architectuur.' Dat is dus niets nieuws, maar dan gaat het vooral om wat eventueel van de rijpere professionele benadering van architecten te leren valt. Structurele vergelijkingen van resultaten — in hoeverre vertonen enerzijds gebouwde omgeving-als-systeem, anderzijds informatievoorziening-als-systeem overeenkomsten — zijn daaraan ondergeschikt. Dat is ook logisch, ik zou bijna zeggen methodologisch, omdat architectuur en informatievoorziening nu eenmaal wezenlijk verschillen. Dit laatste stelt overigens ook grenzen aan de mate waarin de karakteristieke professionaliteit kan overeenstemmen.

De tragiek luidt dat het succes van de informatiekundige pioniers onvermijdelijk een stadium van de beroepsontwikkeling inluidt waarin financieel resultaat als onafhankelijke, primaire doelstelling van de dienstverleners geldt. Een ander soort beroepsbeoefenaar krijgt dan de overhand. Inderdaad is het dan trouwens de vraag of daarop dezèlfde aanduiding 'professional' nog van toepassing is. In elk geval verschuift het accent bij de oriëntatie op al beter gevestigde beroepen naar de bruikbaarheid van hun imago. Opnieuw raakt daarvoor architectuur in het blikveld. Potentiële klanten zijn echter totaal niet geïnteresseerd — zie ook mijn aanhef — in professionele attitude. Zij willen dat hun probleem opgelost wordt. Hoe dat gebeurt, qua proces dus, mag de professional vergaand zelf bepalen. Maar hij moet vóóraf wel het vertrouwen van zijn opdrachtgever winnen. Dat lukt vooral door te verwijzen naar de kwaliteit van de oplossing. Maar hoe lukt dat, wanneer de 'materie' van informatievoorziening nog vergaand onbekend is? Dan brengt een analogie (weer) uitkomst. Wat de opdrachtgever bijvoorbeeld prima begrijpt, is dat een gebouw overeind blijft dankzij een deugdelijke constructie. De samenhang tussen constructie-elementen krijgt het etiket architectuur en, voilá, zo krijgt de opdrachtgever onder de noemer de suggestie aangereikt dat hij de juiste beroepsbeoefenaar inschakelt. Wat de meeste opdrachtgevers missen, is dat architectuur in relatie tot een gebouw of stedebouwkundig complex een veel ruimere betekenis 'draagt' dan structurele constructie (lees ook: infrastructuur). De dienstverlenende informatici annex informatiekundigen stellen meestal eveneens geen belang in diepgravend inzicht in de oorspronkelijke betekenis van architectuur. Met de nadruk op het geleende imago in plaats van dat beroep zèlf is aldus de misleidende communicatie geboren.

De pioniers van de synthese tussen informatievoorziening en organisatie-ontwikkeling zien deze (beroeps)ontwikkeling met teleurstelling aan. Ikzelf had er aanvankelijk ook moeite mee dat mijn inspanningen om de analogie met architectuur vruchtbaar voor informatievoorziening te maken, eerder in het tegendeel uitlopen. Want inmiddels dient het architectuuretiket al om kwaliteit van aparte aspecten te suggeren. Zelfs de betekenis van  allesverbindende structuur dreigt dus te verdwijnen, laat staan dat architectuur 'staat' voor aandacht voor — overkoepelende afweging van — normen en waarden van alwie betrokken moet zijn bij de beoogde informatievoorziening. En zoals alles ineens architectuur heeft, is ook iedereen ineens informatie-architect of, wat toch echt een contradictio in terminis is, een IT-architect. Dat wijst allemaal op overheersende werking van status, waarvoor imago het middel bij uitstek biedt.

Zulke inflatie van betekenis ben ik echter, nogmaals, als onvermijdelijk gaan herkennen. Het tekent gewoon dat de talloze beroepen van de informatiefamilie nog lang niet volwassen zijn. Als opdrachtgevers dat gaan beseffen, zijn ze minder vaak slachtoffer van misleidende communicatie. Hun probleem is voorlopig wel om de goede professional van de slechte te onderscheiden. Op de aanbeveling architect hoeven zij niet (meer) af te gaan.

 

© 1999, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie Management, 1999, nr 5.