De informatiearchitect

Jaap van Rees en Pieter Wisse

Voorwoord en inleiding

Informatiearchitectuur, wat is dat? En wat is dan een informatiearchitect? Deze bundel opstellen is onze poging om dat soort begrippen toegankelijk te maken. De manier waarop wij dat doen, heeft vooraf enige toelichting nodig. Want bijna elk resultaat, dus ook de inhoud van een boek als dit, is vaak pas begrijpelijk voor wie de kiem van het ontwikkelproces in kwestie kent. Daarom schetsen wij in dit voorwoord allereerst de concrete aanleidingen die geleid hebben tot wat u nu in handen heeft. Vervolgens zetten wij bij wijze van inleiding de inhoud kortweg op een rij.

Het begon ooit als relatie tussen leraar en leerling. De ene auteur, Jaap van Rees, was wetenschappelijk medewerker aan de Technische Hogeschool (thans: Universiteit) te Delft. De andere, Pieter Wisse, studeerde er bestuurlijke informatievoorziening. De eerste richtte een eigen adviesbureau op, de tweede deed jaren later hetzelfde.

Allebei zijn wij overtuigd ontwerpers van informatievoorziening voor complexe organisaties en processen, zijn wij dus informatiekundige architecten of kortweg informatiearchitecten zoals dat hier nadrukkelijk heet. Nu is eigenwijsheid kenmerkend voor architecten van welke soort danook. Maar ondanks opvattingen die dus regelmatig niet overeenstemmen, hebben wij door dat wij over hoofdzaken van architectuur voor informatievoorziening vergaand gelijk denken. Dat leidde ertoe samen te gaan werken aan een reeks publicaties over wat wij allebei wezenlijk voor verbetering van informatievoorziening achten. Dat is expliciete aandacht voor architectuur. En het is dat in complexe situaties de rol en bijpassende persoon van informatiekundig architect onmisbaar zijn.

Onze warming-up was een vraaggesprek om de moderne objecttechnologie in perspectief te plaatsen; de vroegere leraar gaf antwoorden op de vragen van zijn vroegere leerling (hier opgenomenn als hoofdstuk 5). Vervolgens schreven wij samen een artikel over de rolverdeling, naar analogie van de bouwwereld, tussen architecten en aannemers voor informatievoorziening (zie hier hoofdstuk 10). In de periode waarin wij samen dat architectuurparadigma verder uitwerkten, midden 1994 was dat, ontving Jaap van Rees het verzoek een conferentie voor het NOVI te begeleiden. Over het thema kende hij geen aarzeling. Dat moest uiteraard de noodzaak van architectuur voor informatievoorziening en daarmee van informatiekundige architecten zijn. Zo kreeg de conferentie van 2 mei 1995 de titel: Informatiearchitecten & Systeemaannemers. Dat komt mooi uit, opperde Pieter Wisse met zijn redactionele inslag. Het idee was geboren om naar aanleiding van de conferentie een boek te publiceren. Dat zijn de gebundelde opstellen waarvan u nu voorwoord & inleiding leest.

De inhoud van conferentie en boek zijn niet gelijk. Wat echter compleet overeenstemt, is de fundamentele oriëntatie. Dus, nogmaals, het pleidooi voor informatiekundige architectuur en in één en dezelfde adem voor de informatiearchitect. In deze opzet passen niet alleen de artikelen waaraan wij samen werk(t)en. Er is tevens plaats ingeruimd voor enkele teksten die wij daaraan vooràfgaand afzonderlijk opstelden. Daardoor zijn de verschillende accenten, die natuurlijk ook in ons gezamenlijk werk doorklinken, duidelijker traceerbaar. Als er al van stromingen in de informatiekundige architectuur sprake is, blijkt dat Jaap van Rees vooral constructivist is en Pieter Wisse structuralist of zelfs poststructuralist. Behalve wat wij afzonderlijk of samen reeds voltooid of onder handen hadden, schreven wij speciaal voor deze bundel nog enkele opstellen. Alle hoofdstukken zijn apart leesbaar, maar tevens hun volgorde hier is onderwerp van bewust ontwerp geweest.

De bundel begint met, hoe kan het anders, 'De Methode Doet Het Niet.' De auteur is Jaap van Rees. Deze tekst verscheen oorspronkelijk als artikel in het tijdschrift Informatie. Dat was in 1982. Over hoe wij dit artikel hier wilden opnemen, hadden wij een discussie die zo'n beetje als volgt verliep.

P: Ik heb het nogeens nauwkeurig gelezen. Niets aan doen, afblijven. Het staat er visionair, nog steeds, vind ik. Vrijwel alles zit er al in, de continuïteit is vanuit de latere stukken overduidelijk herkenbaar.
J: Nee, zo kan het niet. Ik schaam me ervoor om sommige passages ongewijzigd te laten staan. Er is toch van alles en nog wat veranderd.
P: Dat is wel zo. Maar het is een tekst waarnaar nog steeds verwezen wordt. Daarin kan je niet zomaar iets veranderen. Je moet die oorspronkelijke tekst respecteren. Dat vind jij als auteur ervan misschien niet zo belangrijk, maar het is al beetje cultureel erfgoed.
J: Toch wil ik, waar nodig, kanttekeningen plaatsen. Dat moeten we dan typografisch oplossen. Zoiets van, de oorspronkelijke tekst aan de ene en mijn nuanceringen en dergelijke aan de andere kant. Of mijn latere opmerkingen in kadertjes ertussen, inderdaad duidelijk afwijkend.

Het zijn de kadertjes geworden. Wie de oorspronkelijke tekst ongeschonden wil lezen, hoeft dus niet een tijdschriftexemplaar van dertien jaar oud te zoeken.

Het tweede en derde hoofdstuk zijn teksten die eerder als afleveringen van de rubriek infogram in Informatie verschenen. Dat was in 1993 en Pieter Wisse schreef ze. Het contrast met de Van Rees van 'De Methode Doet Het Niet' is opvallend. Maar nog opvallender zijn hopelijk de overeenkomsten. Van Rees provoceert via instructie, Wisse instrueert via provocatie. Ons onderwerp is echter principieel hetzelfde, te weten de noodzakelijke aandacht voor ontwerp. Of voor architectuur, zeggen wij met een verwante term.

Hoofdstuk 4 is, minimaal bewerkt, hoe Jaap van Rees in zijn eigen bedrijfsblad Infomeel een serie over zgn constructieprincipes inleidde. Die totale serie, eveneens minimaal bewerkt, vormt hier samengevoegd hoofdstuk 6. Als hoofdstuk 5 staat ertussen het verslag van het vraaggesprek waarvan hierboven reeds sprake was. Dat is in 1994 in OT Magazine gepubliceerd.

De hoofdstukken 7 tot en met 9 zijn wederom korte teksten van de hand van Pieter Wisse. De eerste van dit drietal heeft het in 1994 gehaald tot aflevering van infogram in Informatie. In hoofdstuk 8 verschijnen de architecten en aannemers onder andere namen, dat wil zeggen als vernuftelingen en ambachtslieden. Hun rolverdeling, en daar gaat het om, blijft gelijk.

Hoofdstuk 10 met de titel 'Informatiearchitect en Systeemaannemer' schreven wij gezamenlijk en verscheen kort vóór de conferentie op 2 mei 1995 als artikel in Informatie. Wat in hoofdstuk 5, het vraaggesprek, nog als toelichting op een ander thema gold, ontwikkelen wij in dit hoofdstuk als hoofdthema. Dat is dus het "pleidooi om ook bij de realisatie van organisatorische informatievoorziening de aparte rol van de architect te erkennen. Een goede architect is onmisbaar voor [...] dit proces."

Als hoofdstuk 11 verschijnt, bij wijze van intermezzo, nog een infogram uit Informatie. Het is opnieuw een aansporing om de valse praktijk van het gebruik als ontwerpmethoden van wat toch eigenlijk programmeermethoden zijn aan de kaak te stellen. Nogmaals, systeemaannemers zijn geen informatiearchitecten (of andersom).

De laatste vier hoofdstukken hebben wij oorspronkelijk voor deze bundel geschreven. In hoofdstuk 12 geven wij beknopt aan wat zoal het architectuurbegrip voor informatiesystemen omvat. Om welke aspecten gaat het, en welke samenhang is relevant voor architectuur. Er volgt een uitleg die (natuurlijk) toegesneden is op de rol van de informatiearchitect. Het gaat ons dus niet zozeer om informatica ofwel om het functioneren in enge zin van informatietechnologie, maar om organisaties met hun processen tot en met hun culturen. Juist dergelijke aspecten zijn onmisbaar voor een werkzaam architectuurbegrip in de organisatorische informatievoorziening. Wij bestrijden overigens niet dat het domein van de informatica eveneens een zinvol architectuurbegrip kent. Zo is het soms nuttig ook de architectuur van een computerprogramma of van een communicatienetwerk te beschouwen. Dat geldt wanneer er vrijheid van keuze bestaat en door tussenkomst van de ontwerper de uitkomst anders uitpakt. In deze bundel behandelen wij echter nadrukkelijk het architectuurbegrip zoals dat vanuit de informatiekunde telt en aldus leidt tot de aparte rol van de informatiearchitect. Het gaat om de relevante omgeving voor beleving van opdrachtgever, van gebruikers en overige betrokkenen. Kortom, om architectuur voor organisatorische informatievoorziening.

Onze aanval op de vermeende objectiviteit van methoden barst in hoofdstuk 13 nogeens in alle hevigheid los. Het blijkt dat toepassing van het architectuurbegrip allerlei over macht en tegenmacht verklaart. Dat stond overigens al in 'e Methode Doet Het Niet,'maar het is na zovele jaren blijkbaar noodzakelijk om de boodschap te herhalen en tegelijk te verduidelijken. Dat gebeurt hier onder de noemer van de architectuur van de methode.

Hoofdstuk 14 vat onze opvattingen over de noodzaak van architectuur en architecten samen, hier bewust wat journalistieker, bijna op de toon van een pamflet. Wij houden immers een gedreven pleidooi voor de informatiearchitect en dan winden wij er geen doekjes om.

Het gehele boek sluit af met een tekst die, vanuit de aldaar toegevoegde kadertjes, bijna een rechtstreekse voortzetting van het eerste hoofdstuk is. Daar staat de gewenste ontwerppraktijk van toen, van 1982 dus. Het vijftiende en laatste hoofdstuk is gebaseerd op de huidige praktijk van ontwerp, advies en opleidingen van Van Rees.

Met deze gehele bundel opstellen proberen wij de praktijk van verantwoorde architectuur voor informatievoorziening te bevorderen. Het blijft helaas broodnodig.

 

 

© 1995, webeditie 2002.
Eerder verschenen in: De Informatie-architect (Kluwer Bedrijfswetenschappen, 1995).