Voor OT nog een brug te ver

Pieter Wisse

Aan publiciteit over objectgerichte informatietechnologie, kortweg objecttechnologie ofwel OT, is sinds enige tijd geen gebrek. De acceptatie van OT is echter een ander verhaal. Objecttechnologie zal moeten voldoen aan allerlei kenmerken, voordat informatiekundigen er daadwerkelijk mee aan de slag willen. Vaak blijkt OT voor de praktijk (nog) tekort te schieten.

In dit artikel volgt een globaal verslag van een selectieprocedure voor ontwikkelgereedschap. Geen van twee kandidaten voor OT haalde het. De keuze viel op traditionelere informatietechnologie. Dat is een mooie aanleiding voor enige kanttekeningen. OT schoot vooral tekort omdat geen van beide OT-gereedschappen op de short list krachtige, algemeen toepasbare voorzieningen bood voor selectie en rapportage van informatie. Dergelijk gereedschap was voor de beoogde informatievoorziening dus (nog?) een brug te ver.

 

 

de organisatie

De selectieprocedure in kwestie werd verricht door een organisatie met een hoofdkantoor waar zo'n 1600 mensen werken. Verder zijn er vele, geografisch verspreide vestigingen. Daar werken samen eveneens ongeveer 1600 mensen. Overigens blijft deze organisatie hier om redenen van gewenste vertrouwelijkheid anoniem.

Gelet op de spreiding van activiteiten is uiteraard het eigen netwerk voor communicatie belangrijk voor de informatievoorziening van de bedoelde organisatie. Dat netwerk is hoofdzakelijk ingericht met kant-en-klare componenten. Ook (andere) basisgereedschappen voor kantoorautomatisering zijn direct van de leverancier(s) aangeschaft en in gebruik genomen. Ter ondersteuning van allerlei specifieke bedrijfsprocessen gebruikt de organisatie tevens maatprogrammatuur. Teneinde eventuele uitwisseling van informatie te waarborgen gelden voor dergelijk maatwerk algemene uitgangspunten.

 

 

beleid voor maatprogrammatuur

De ontwikkeling van maatprogrammatuur voor grotere, complexe toepassingen besteedde de organisatie in kwestie altijd al uit. Dat blijft zo. De organisatie is weliswaar groot genoeg voor enkele bijzondere informatiebehoeften, maar te klein om er een uitgebreide ontwikkelstaf op na te houden. Verder staan dergelijke specialistische automatiseringsactiviteiten wel erg veràf van de primaire processen. Vandaar uitbesteding.

Kleinere toepassingen worden sinds jaar en dag wèl in eigen beheer ontwikkeld. Daarvoor is over het algemeen minder specialisme nodig. Met ontwikkeling door eigen medewerkers kunnen de voordelen van kortere lijnen en kennis van de primaire processen voluit benut worden.

Ontwikkeling van het kleinere 'werk,' en dat zijn bij deze organisatie concreet de single- en multi-user toepassingen voor personal computers, gebeurt onder andere door medewerkers van de stafafdeling voor Informatievoorziening & Automatisering. In ieder geval coördineert deze afdeling welk ontwikkelgereedschap ervoor gebruikt wordt. Het was voor dergelijke kleinere toepassingen dat de afdeling onlangs nieuw gereedschap zocht.

 

 

eisen

Vooraf waren enkele algemene eisen geïdentificeerd. Zo moeten ontwikkelaars met het gereedschap toepassingen opleveren die onder Windows werken. Dat is dat programmatuurprodukt van de firma Microsoft. Bekend, nietwaar? De tweede eis betrof portabiliteit. Dezelfde toepassing moet werken met de verschillende besturingsprogrammatuur en apparatuur waarover de organisatie beschikt danwel wil gaan beschikken. Dit laatste heeft betrekking op het voornemen om het UNIX-besturingsprogramma geleidelijk een plaats in de infrastructuur voor informatievoorziening te geven. Tevens moet een toepassing door meerdere medewerkers tegelijk gebruikt kunnen worden. Dat is de eis van het zgn multi-use. Ook een eis was dat eenmaal ontwikkelde toepassingen zonder verdere kosten, bijvoorbeeld voor verdere gebruikslicenties voor runtime-versies, binnen de organisatie verspreid moeten kunnen worden.

 

 

kandidaten

Op grond van de algemene eisen werden kandidaten geïnventariseerd. Welke ontwikkelgereedschappen dat buiten de sfeer van objecttechnologie allemaal waren, doet niet ter zake. Hier zijn de redenen relevant waarom geen van de OT-kandidaten als ontwikkelgereedschap voor kleinere toepassingen in eigen beheer verkozen werd. De twee OT-kandidaten, en dat is natuurlijk wel nodig om te vermelden, waren:

1. Smalltalk/V in combinatie met Tensegrity en
2. Visual C++.

 

 

procedure

De selectie werd grondig aangepakt. Het gaat immers om toepassingen die over vestigingen verspreid gaan worden. Daar moet tijdens operationeel gebruik niet teveel omkijken naar zijn. Met het ontwikkelgereedschap moeten dus robuuste, simpel te bedienen en ook te beheren toepassingen te bouwen zijn.

Voor zover een geïnventariseerd ontwikkelgereedschap nog niet bij betrokken medewerkers van de organisatie bekend was, volgde allereerst een inleidende cursus. Dat gold voor àlle hulpmiddelen, dus zowel traditioneel als objectgericht. Tijdens zo'n cursus werd o.a. een proefapplicatie gebouwd. Dat was met elk ontwikkelgereedschap dezelfde toepassing, zodat de mogelijkheid voor vergelijking optimaal was. Overigens betaalde de organisatie op reguliere wijze voor de cursussen. Dat gebeurde om a priori elke afhankelijkheid van enige leverancier te vermijden. De extra kosten werden beschouwd als investering in de kwaliteit van de besluitvorming.

 

 

onderzochte kenmerken

Alle geïnventariseerde ontwikkelgereedschappen voldeden aan de algemene eisen (zie hierboven). De eis van multi-use had er overigens toe geleid om Smalltalk/V in combinatie met Tensegrity te onderzoeken. Het zgn image, dat bij Smalltalk/V voorziet in de opslag van objecten, staat immers geen gebruik toe door een meervoud van gebruikers. Dat lukt wel door koppeling met een pakket voor object database management.

De eerder genoemde eisen hadden geleid tot selectie van kandidaten. Tijdens het proefgebruik werden deze gereedschappen vervolgens op een aantal nadere kenmerken onderzocht. Dat waren uiteraard kenmerken met betrekking tot het doel waarvoor de organisatie  ontwikkelgereedschap zocht, te weten voor ontwikkeling van kleinere toepassingen in eigen beheer. De eisen en kenmerken zijn (deels) echter ongetwijfeld ook voor andere organisaties geldig. De belangrijkste kenmerken waarop de gereedschappen bekeken zijn, waren:

- ondersteunde besturingssystemen/apparatuur
- benodigd intern geheugen
- voorziening voor zgn Open Data Base Connectivity (ODBC)
- directe koppeling met dBase, dat wil zeggen ook zonder tussenkomst van ODBC
- eigen, interne voorziening voor informatiebeheer (DBMS)
- Structured Query Language (SQL) voor eigen DBMS
- data dictionary
- voorziening voor debugging
- voorziening voor rapportages
- voorziening voor technische documentatie
- voorziening om meerdere ontwikkelaars aan dezelfde toepassing te laten werken
- aanpasbaarheid van structuur in informatieverzameling
- voorziening om achtereenvolgende versies van dezelfde toepassing te beheren
- eenduidigheid van programmeeropdrachten
- lengte en helling van leercurve voor ontwikkelaars
- doelmatigheid van ontwikkeling
- aanschaf- en onderhoudskosten
- koppeling met CD/ROM
- verspreiding onder professionele ontwikkelaars
- aanbod van opleidingen
- leverancier(s).

 

 

correctie voor OT

Uit sommige van de genoemde kenmerken spreekt door de verwijzing naar SQL de vóóronderstelling van relationele informatieverzamelingen. Zo'n aanname is voor OT per definitie niet geldig. Voor de OT-kandidaten werd daarom het kenmerk ruimer geformuleerd. In het algemeen gesteld, zouden daar eenvoudige voorzieningen voor selectie en rapportage aanwezig moeten zijn.

 

 

geen declaratieve ontwikkeling

Al spoedig bleken de OT-kandidaten af te vallen. In het bijzonder het kenmerk van selectie & rapportage was te hoog gegrepen. Het is weliswaar mogelijk om met OT een informatiestructuur elegant te modelleren. En de registratie van informatie volgens zo'n structuur vormt dan geen enkel probleem. Maar kant-en-klare bouwstenen voor selectie ofwel information retrieval zijn nog niet aanwezig. Dat komt erop neer dat eigenlijk iedere wat ingewikkeldere behoefte aan informatie uit de objectenverzameling door de ontwikkelaars ad-hoc en dus vrij gedetailleerd geprogrammeerd moet zijn. Er is nog geen voorziening voor rapportages die als het ware op de achtergrond tevens de selectie van informatie afwikkelt, uitgaande van slechts de opgegeven criteria en hun samenhang. Wat OT tijdens registratie wint op SQL-achtige modellen, gaat tijdens selectie & rapportage met de huidige stand van OT meer dan verloren. Anders geformuleerd, zonder zo'n vriendelijke voorziening voor selectie & rapportage moeten de ontwikkelaars nog vergaand procedureel ipv declaratief programmeren. Dat is natuurlijk een stap àchteruit.

Voor begrip van de voorgaande passage is het noodzakelijk te benadrukken dat de organisatie op zoek was naar (ontwikkel)gereedschap dat in zijn 'omgeving' tegelijk een voorziening voor informatiebeheer omvat. Een gereedschap dat aan dat kenmerk voldoet, is eenvoudiger te beheren.

Welnu, Visual C++ is en blijft vooral programmeertaal. Daar is geen sprake van een eigen, interne voorziening voor informatiebeheer. Er is altijd koppeling met een (OO)DBMS nodig. Beschikbaar zijn thans koppelingen met allerlei relationele beheerspakketten. De organisatie wilde echter het objectgerichte paradigma consequent doortrekken. Een gereedschap om simpeler SQL te schrijven is inderdaad geen èchte objecttechnologie.

In de vorm van het zgn image beschikt Smalltalk/V wel over zo'n eigen, interne voorziening voor informatiebeheer die consequent objectgericht is. Daar kan echter slechts één gebruiker tegelijk mee werken. Dat was, zoals hierboven al gezegd is, de aanleiding om dat gereedschap in combinatie met Tensegrity te beproeven. Maar zowel Smalltalk/V op zichzelf, als in combinatie met dat (aanvullende) pakket voor informatiebeheer komt (nog) niet ver genoeg tegemoet aan eisen voor eenvoud van selectie & rapportage.

 

 

nieuwsgierigheid

Omtrent dergelijke tekortkomingen van de OT-kandidaten bestond al spoedig een ernstig vermoeden, nog vóór de inleidende opleidingen zouden plaatshebben. Desalniettemin besloot de organisatie de betrokken medewerkers die opleidingen tòch te laten volgen. Het motief was vooral nieuwsgierigheid. Zij hadden zoveel over OT gehoord. Maar wat was de stand van zaken nu ècht? Waar liggen met objecttechnologie nu de grenzen voor eenvoudige selectie & rapportage van informatie? Alleen eigen ervaring ermee kan die duidelijkheid verschaffen. Doel werd niet zozeer de toets van een realistische kandidaat, maar het verkrijgen van een gefundeerder oordeel over (de stand van) OT in het algemeen.

 

 

opmerkelijke indruk

Gaandeweg deden de deelnemers aan het onderzoek de verdere indruk op dat objecttechnologie niet of nauwelijks in het administratieve vlak wordt toegepast. De selectieprocedure was echter gericht op ontwikkelgereedschap voor toepassingen die bewezen beheersbaar moesten zijn. De indruk van OT was er vooral één van vooralsnog experimenteel middel ipv operationeel bewezen gereedschap. De organisatie kon en wilde zich echter geen experimenten veroorloven met de ontwikkeling van kleinschalige toepassingen.

De vraag is natuurlijk gewettigd: Wie begint er dan wel mee? Dat zullen dan toch de nòg grotere organisaties zijn, waar eigen staf ruimte heeft voor (méér) intern onderzoek en ontwikkeling.

Als gevolg van uitblijvende operationele toepassingen (in elk geval in het administratieve vlak) doemt een ander obstakel voor verspreiding van OT op. Dat is dat de opleiders zèlf nauwelijks of geen ervaring hadden met ontwikkeling van het soort toepassingen dat de organisatie voor ogen heeft. Althans, niet zodra informatie in een eigen, interne verzameling opgeslagen moet worden. Dit bevestigde het prille stadium waarin OT zich voor praktische toepassingen in het administratieve vlak bevindt. En het bemoeilijkt nogeens de communicatie tussen aanbieders van OT en wie er voor operationele toepassingen (al) geïnteresseerd in is. Dergelijke toepassingen kunnen wel degelijk kritisch voor een organisatie zijn. En zover is het met OT blijkbaar nog niet.

 

 

kritiek kenmerk: selectie & rapportage

Dit is overigens niet bedoeld als botte kritiek op die opleiders. Het is eerder zo dat OT en bijbehorend gereedschap zèlf onvermijdelijk nog tekort schieten. De leveranciers kunnen op eigen kracht de vicieuze cirkel niet doorbreken met ontwikkelgereedschap van betere kwaliteit. Het is inderdaad kostbaar om gebruiksvriendelijke voorzieningen voor selectie & rapportage aan OT-gereedschap toe te voegen. Maar op hun beurt wachten gebruikers van toepassingen, zoals bijvoorbeeld de organisatie waar dit artikel over gaat ermee wil realiseren, juist dáárop. De leveranciers proberen klanten tot vroege aanschaf van een daarin nog gebrekkige versie te bewegen om zodoende financiële middelen voor verdere ontwikkeling van het gereedschap te generen. Een praktische organisatie zoekt echter hier en nu een adequaat, robuust gereedschap. Zo'n organisatie heeft ook geen direct belang bij ondersteuning van OT als nieuwe informatietechnologie. Daarom valt de keus vooralsnog op ànder gereedschap. Dat is jammer voor OT. Het is echter goed om te weten. Dan kan er tenminste iets aan gebeuren.

 

 

goed nieuws

Het goede nieuws voor OT is dat de desbetreffende kandidaten op tal van andere kenmerken reeds goed scoorden. Soms zelfs beter dan traditioneel gereedschap. Voorts bleven enige vraagtekens staan, maar daarin onderscheidden de OT-kandidaten zich niet ongunstig vergeleken met die andere ontwikkelgereedschappen die bekeken zijn. Nadeel van de beide OT-kandidaten was wel, zoals gezegd, dat voor diverse voorzieningen àndere programmatuurprodukten gekoppeld moeten worden. Dat kan moeizaam beheer opleveren, terwijl de waarborg voor continuïteit afbreuk lijdt. Het is immers o.a. de vraag of de respectieve leveranciers hun produkten ook in de toekomst op elkaar afgestemd houden.

 

 

overmacht en kans

De selectieprocedure bevestigde dat de firma Microsoft inmiddels een machtige positie heeft verworven als het gaat om gereedschappen voor ontwikkeling en beheer van de zgn kleinere toepassingen. Op één van de geïntegreerde ontwikkel- en gebruiksgereedschappen met SQL-achtige technologie uit die 'stal' heeft de organisatie de keuze danook voor de eerstkomende tijd bepaald.

Misschien krijgt OT pas echt een serieuze kans op de grote markt voor kleinere administratieve toepassingen, indien Microsoft zich ook druk gaat maken over transparante voorzieningen voor objectgerichte selectie en rapportage van informatie. Zijn er trouwens andere leveranciers van ontwikkelgereedchappen voor integrale objecttechnologie in zicht? De ervaring van de ene organisatie met de keuze van een nieuw ontwikkelgereedschap leert in elk geval dat vele praktische toepassingen voor OT nog minstens één brug te ver zijn.

 

 

Met dank aan de medewerkers, die voor hun organisatie de beschreven selectieprocedure verrichtte, voor hun bijdragen aan dit artikel. Het is immers vooral een beknopt verslag van enkele van hùn activiteiten.

 

 

© 1994, webeditie 2002.
Eerder verschenen als redactionele bijdrage in: OT Magazine, jaargang 1, 1994, nr 6/7.