Vieze smaak

Pieter Wisse

Geef het maar toe. Er is misdaad die zelfs de eerlijkste mens intrigeert. Wie denkt niet zo nu en dan aan grove verrijking zonder een spoor achter te laten, aan de perfecte misdaad, dus? Niet dat ik eraan dacht zo'n misdaad zèlf te plegen. Nee, ik wilde er slechts een verhaal over schrijven.

Ik kreeg mijn idee voor een plot toen ik een automatiseringsproject zag dat eenvoudig begon maar spoedig gigantische proporties aannam. Waar gebeurd, zal ik maar zeggen. Daar traden van buitenaf steeds meer mensen aan die steeds minder begrepen van wat zij deden. Dat waren de zogenaamde externen. Om niet in de gaten te lopen, bleven zij driftig aan de slag in plaats van hun verdwazing te ventileren. Binnen de kortste keren waren zodoende bijna al hun inspanningen erop gericht diezelfde inspanningen onderling af te stemmen. Enzoverder, enzovoort. Hierdoor raakten zij achter op de oorspronkelijke planning. Hoe kon het ook anders? Een bijzonder noodlottige reactie van de organisatie die als lijdend voorwerp optrad was, dat er na enige tijd aparte 'planners' binnengehaald werden. Inderdaad, zij werden eveneens voorzien van personal computers en passende programmatuur. Allemaal heel echt. Voor zover nog mogelijk, stoorden plannende externen de mensen die geacht werden het werk zèlf te doen. De tegenwerking die de planners dus begrijpelijkerwijs ondervonden leidde ertoe dat vrijwel meteen hun eigen activiteit van het plannen op het kritieke pad van, let op, de planning kwam te liggen. (Wees gerust, ik moest ook even doordenken voordat ik die relatie zo begreep.) "Meer planners" riep de verantwoordelijke functionaris. "Meer werkers" zeiden de extra planners vervolgens geheel in de geest van hun opdrachtgever. Zo escaleerde het aantal betrokken mensen. Uiteindelijk snapte helemaal niemand meer wat het project eigenlijk was, laat staan dat het beoogde resultaat nog enigszins omlijnd bekend was. De medewerkers van de organisatie waar het project uitgevoerd werd, hadden uiteraard al lang afgehaakt.

Iemand lachte zich helemaal suf. Dat was de baas van het bedrijf dat al die mensen verhuurde. Wie de opdrachtgever probeerde te waarschuwen, kon rekenen op diens straffe afkeuring. Hij riep "zeur niet, ik heb het ongelofelijk druk met een gigantisch project" terwijl hij de zetbaas de ene opdracht na de andere in de schoot wierp.

Ik dacht inderdaad de perfecte misdaad op het spoor te zijn. Prachtig gewoon. Je doet net alsof je een informatiesysteem ontwerpt. Met genoeg ijverige, maar slaafse mensen bestaat een kritische massa. De interferentie doet de rest; er ontstaat gauw de suggestie van enorme complexiteit. Niemand zoekt er iets achter want steeds meer mensen zijn druk, o zo druk bezig onder de noemer van redden wat er te redden valt.

In mijn oorspronkelijk gedachte roman zou de baas van het verhuurbedrijf (dat is nederlands voor 'software house') zich, uiteraard met de miljoenenbuit, uit de voeten willen maken. Dat moest hij doen vlàk voordat de opdrachtgever zichzelf als keizer zonder kleren zou herkennen. Ik vond oplevering van een definitief ontwerp daarvoor het logische moment. En dan zou een intelligente, waakzame, integere, noem-maar-op medewerker uit de organisatie-waar-het-om-ging nèt op tijd het spel van de zetbaas doorzien en de vlucht verijdelen. Want 'het recht' moet tòch zegevieren, nietwaar? Maar alweer bleek de realiteit spectaculairder en tegelijk hopelozer dan de stoutste dromen van de detectiveschrijver in spe. De zetbaas bleef met nòg meer externen dan ooit tevoren doodgemoedereerd betrokken. De opdrachtgever voelde zich immers afhankelijker dan ooit: "Ja, de enige manier om er nog iets van te maken is met mensen die weten wat er moet komen." Voorwaar een geniale strategie voor groeiende inkomsten. Steeds meer blikken programmeurs, alsmaar verder verwijderd van een redelijk resultaat, en steeds meer kassa. De misdaad is zó perfect omdat zij zelfs als weldaad opgevat wordt. Maar het is niet mijn smaak.

 

© 1992, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie, jaargang 34, 1992, nr 11.