Verwisseling

Pieter Wisse

Wat ik schrijf noem ik vaak opstellen. Op z'n frans zijn dat essays. Terugvertaald heb ik dus probeersels voortgebracht. Daarbij draagt de ene tekst stellig nog wat meer het karakter van een probeersel dan een andere, maar goed. Enerzijds probeer ik telkens een visie tot uitdrukking te brengen, anderzijds een reactie daarop uit te lokken.

Met diverse opstellen, of tenminste met delen eruit, probeer ik steeds hetzelfde. Ik wil verduidelijken dat ontwerp principieel creatieve handelingen betreft. En ik wil daarmee overtuigen — voor zover dat overigens nog nodig is — wie zich aldus ontwerper weet. De bijdragen van de ontwerper zijn, zo luidt de strekking aldoor, per definitie subjectief. Regelmatig benadruk ik dat de ontwerper niet passief is ten opzichte van objecten in de zgn werkelijkh­eid. Met zijn ken­vermogen construeert de ontwerper daarentegen actief een model dat hij voor zijn werkelijkheid houdt. Dit essay bevat opnieuw deze boodschap. Slechts mijn illustratie­materiaal is anders.

Ditmaal wijs ik op begrippen die in vele amerikaanse literatuur over realisatie van informatievoorziening verschijnen. Het gaat mij in het bijzonder om de (engelstalige) woorden analysis en design. Daarvoor oriënteer ik me concreet op publicaties van Coad en Yourdon. Zij schreven samen de boeken Object Oriented Analysis, respectievelijk Object Oriented Design (beide Yourdon Press, 1991). En wat blijkt? Hun analyse (engelstalig: analysis) gaat aan ontwerp (engelstalig: design) vooraf. Ik stel deze volgorde hier nadrukkelijk aan de orde omdat zij mi daarmee precies duister houden wat ik telkens probeer te verhelderen.

Het probleem zou natuurlijk gauw de wereld uit zijn, indien mijn klakkeloze vertaling gebrekkig is. Wellicht bedoelen Coad en Yourdon met hun analysis helemaal niet wat in het nederlands de gangbare betekenis van analyse is. En dan hetzelfde met design (engels) en ontwerp (nederlands). Vooral als zij met het engelstalige analysis het neder­landstalige ontwerp zouden bedoelen, zijn wij het vergaand eens. Daarvoor heb ik echter geen aanwijzin­gen gevonden. Voor dit opstel zijn daarom de vertalingen analysis/ana­lyse en design/o­ntwerp alleszins geldig.

Wat stoort me zo aan analysis & design? Ik denk dat het de impliciete kentheorie is die Coad en Yourdan toepassen. Zij stellen analysis voorop. Daaronder verstaan zij het onderzoek van de werkelijkheid. De suggestie die van analyse uitgaat, is wat mij betreft onmiskenbaar de vóóronderste­lling van één, en wel de absoluut bestaande èn waarneembare, werkelijkh­eid. Daarin zijn objecten a priori aanwezig. De analist kan, nog steeds volgens diezelfde kentheorie, niets veranderen aan welke objecten allemaal bestaan. Hij kan ze inventariseren, ze benoemen. Dat is hun analyse.

Indien analyse slechts een soort inventarisatie behelst, zijn dergelijke handelingen inderdaad gespeend van creativiteit. De ene analist bereikt hetzelfde resultaat als een andere. Hoogstens moet de waarneming getraind zijn. Dat wil zeggen, (verdere) subjectiviteit is uitgesloten door het absolute bestaan der objecten in de werkelijkheid. Zo'n benadering past uiteraard prima in de anglo-saksische traditie van empirisch onderzoek en positivisme.

De bezigheden van de analist zien er drastisch anders uit wanneer dat uitgangspunt van die ene, absolute werkelijkheid met haar vaste objecten vals blijkt. Het enige houvast voor de analist is dan zijn subjectieve kenvermogen. Daarmee construeert hij een model waarin objecten en hun samenhang verschijnen. Aangezien kenbaarheid tot verschijnselen beperkt is, heet deze meer continentaal-westerse traditie fenomenologie.

De analist is volgens de fenomenologie, om het nog zwakjes uit te drukken, actief betrokken bij modellering van de werkelijkheid. Hij noteert niet zomaar welke objecten hij absoluut waarneemt. Hij kan hoogstens via verschijnselen met zijn kenvermogen tot het bestaan van objecten concluderen. Nooit is voor hun absolute bestaan echter afdoende bewijs te vergaren. Het kenvermogen is en blijft immers intermediair. Deze subjectiviteit verklaart waarom resultaten van diverse analisten vrijwel nooit zullen overeenstemmen.

Vervolgens is het de vraag waarom de analist zo genoemd moet blijven. Ik geef er dus de voorkeur aan om over de ontwerper te spreken. De werkelijkheid wordt immers niet via inventarisatie tot een model gecopiëerd. Het werkt anders. De ontwerper maakt actief een model dat een overeenkomstige werkelij­heid suggereert. Via zijn model, zeg ook zijn ontwerp van de werkelijheid, handelt de ontwerper vervolgens. De gedragscyclus raakt gesloten indien de ontwerper zijn model ook verder onderhoudt, ernaar handelt enzovoort.

Al met al pleit ik voor radicale verwisseling van de begrippen analyse en ontwerp. Het begrip analyse kan gehandhaafd blijven, maar hoogstens voor de betrokken­heid van de constructeur.

Volgens Coad en Yourdon is het echter de constructeur die ontwerpt, want daarvoor reserveren zij het begrip design. Wel beschouwd, met een gezonde dosis fenomenologie dus, is dat allemaal erg verwarrend. Want de constructeur maakt pas het gewenste gereedschap. Hij doet dat volgens het model ofwel de specificaties die de ontwerper eerder opstelt. Daartoe bestudeert hij dat model. Met andere woorden, hij moet het model analyseren. Ik geef toe dat hier evenmin sprake is van puur passieve inventarisatie. De constructeur stelt op zijn beurt evenzogoed actief een model op. Dat model acht ik echter afgeleid. Vandaar dat ik het, om het zo te zeggen, primaire model met de ontwerper in  verband breng. Aan het 'tussen'model van de constructeur hecht ik geen primair belang. Daarom vind ik het onjuist om voor zijn betrokkenheid over design te speken. Ik zou gewoon zeggen: constructie. En als het al moet: analyse. Maar in géén geval: ontwerp.

Het aardige of zelfs buitengewoon belangwekkende van huidige infor­matietechnologie is nu dat de ontwerper met zijn objectgerich­theid en de constructeur met zijn objecttechnologie elkaar beter kunnen aanvullen dan ooit. Dat komt omdat hun respec­tievelijke modellen vergelijkbaarder zijn. In beide modellen staan immers objecten en hun gedrag centraal. De objecten die de ontwerper in het vlak van de oorspronkelijke werkelijkheid ziet, kan de constructeur als het ware vertalen naar het vlak van de informatievoorziening met bijbehorende technologie. Het is alsof een logische(r) lijn tussen verschillende soorten objecten — dat wil zeggen, in het vlak van zoiets als de oorspronkelijke werkelijheid, respectievelijk in het vlak van informatievoorziening 'erover' — in stand blijft. De ob­jecttechnolgie van de construc­teur reikt daarbij natuurlijk maar zover als de objectgerichtheid van de ontwerper toestaat.

Tot slot is de vraag gewettigd wat herhaling van dat accent op subjectiviteit van ontwerp oplevert. Bedrijf ik geen scholastiek? Ofwel, leg ik slechts zout op slakken terwijl elders de ontwikkeling met objectgerichte informatietechnologie voortraast?

Nee, zeg ik natuurlijk. In de eerste plaats is de mi valse samenhang tussen analyse en ontwerp niet tot amerikaanse literatuur beperkt. Ik geef hier maar één concreet voorbeeld daarvan. Die samenhang verschijnt helaas bijna overal expliciet in literatuur en opleidingen. En langs die weg, ten tweede, is de praktijk van ontwikkel­ing van informatievoorziening besmet. Dat vraagt om tegenwicht. Juist erkenning van de subjectieve bijdragen van de ontwerper is noodzakelijk voor verdere, positieve ontwikkeling. Dankzij zijn verbeeld­ing kan de ontwerper zich voor de toekomst een werkelijkheid voorstellen die ànders is. Nu is, toegegeven, ànders vaak niet beter. Daarom moet de ontwerper vooral ook een morele instelling hebben. Die ruimte voor moreel handelen onstaat door besef van subjectiviteit. Een klemmender reden voor de voorgestelde verwisseling van de begrippen analyse en ontwerp acht ik moeilijk  voorstelbaar. Ontwerp hoort heus voorop.

 

 

© 1994, webeditie 2002.
Eerder verschenen als onderdeel van mijn artikel 'Aspecten van objecttechnologie' in: OT Magazine, jaargang 1, 1994, nr 9/10 en Informatiekundige ontwerpleer (Ten Hagen Stam, 1999).