Vermakelijke achterdocht

Pieter Wisse

Met informatie kunnen we liegen. Volgens de semioticus Umberto Eco is de potentiële leugen zelfs kenmerkend. Hoewel ik het met zijn toelichting in het boek A Theory of Semiotics (Indiana University Press, 1976) niet zo eens ben, of waarschijnlijk niet begrijp wat hij daar uitlegt, vind ik dat idee over informatie en leugen intrigerend. Inderdaad overvalt me dikwijls achterdocht bij consumptie van informatie. Los van een filosofisch oordeel over waarheidsgehalte enzovoort denk ik dan: Dat is gelogen! Of minstens: Hier wekt iemand een valse suggestie! Graag vul ik dan enige tijd met het verzinnen van een hypothese die mi minder vals, leugenachtig is. Een regelmatige bron van dergelijk genoegen is het dagblad. Met een voorbeeld laat ik u zien hoe het werkt.

In het begin van 1993 wijdt NRC Handelsblad enige artikelen aan de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling. U weet wel, dat is de ontwikkelingsbank voor Oost-Europa. De naam van die bank is overigens zèlf reeds een Ecojaanse analyse waard, maar dit terzijde. Waar het in de bewuste artikelen oa over gaat, is dat de inrichting van het londense hoofdkantoor exorbitant veel geld gekost heeft. De baas van de bank, de fransman Attali, heeft bijvoorbeeld voor miljoenen en miljoenen guldens marmer in het gebouw laten aanbrengen. Voorts is er de kwestie van zijn eigen dienstreizen; eveneens miljoenen guldens zijn besteed aan de huur van privé vliegtuigen om hem te vervoeren. Al met al vallen de huishoudelijke kosten op dat moment hoger uit dan de bank aan leningen in Oost-Europa toegezegd heeft.

De bankbaas verdedigt zich eerst. Het gebouw moet immers representatief zijn. Zijn reisgedrag zou per saldo zelfs goedkoper zijn dan per lijnvlucht. Onder aanhoudende kritiek belooft hij echter beterschap. En verder gebeurt er weinig tot niets, tenminste voorzover ik uit de ontbrekende verslaggeving in de krant opmaak. Tja, dat is hogere politiek.

Op 19 mei van hetzelfde jaar plaatst dezelfde krant het bericht dat meneer Attali "in opspraak door plagiaat" is gekomen. Dat staat op de voorpagina, nog wel. Omdat mijn semiotische smaak door het eerdere voorval is gewekt, lees ik gretig verder. Er is sprake van een soort dagboek van Attali. Op de dikke 950 pagina's heeft hij letterlijk vele uitspraken opgenomen van de franse president Mitterrand (waarvan Attali in een eerdere baan adviseur was). Dat zijn uitspraken die Mitterrand in gesprekken met en tegenover iemand deed terwijl Attali slechts als derde zou hebben toegehoord. En die èchte gesprekspartner wil er, precies, later een boek over publiceren. Diens probleem? Attali is hem nu vóór, en dat zònder enige vermelding van de context waarin de president sprak. Voorts verwijst hij bij de specifieke uitspraken niet naar de correcte periode. De presidentiële gesprekspartner en niet te vergeten diens uitgever voelen zich gedupeerd. Een ander element van het schandaaltje is dat Attali zijn boek aanprijst met een beroep op de instemming van zijn vroegere werkgever, Mitterrand. De president zou de gehele tekst van het zgn dagboek gelezen hebben. Omdat Mitterrand geen aanmerkingen had, aldus Attali, is hij het er mee eens ... Maar de president laat nu meedelen (nog steeds volgens mijn dagblad) dat hij het boek nooit zelfs maar heeftingezien.

Verstopt op de achtste pagina brengt de krant twee dagen later de reactie van de presidentiële ex-adviseur en ex-toehoorder, nu bankdirecteur. Hij erkent de overname van gespreksdelen. Plagiaat is echter niet aan de orde. Hij heeft zijn rechtmatige "literaire vrijheden" benut. Formeel, meldt de krant, wordt Attali daarin door juristen gesteund. Auteursrecht beschermt alleen zgn. originele werken. Zo bezien, denk ikzelf erbij, zou de president zich moeten beklagen. Maar die kijkt natuurlijk wel uit om te koop te gaan lopen.

Daarmee zie ik ook dit politieke spelletje alweer uitgespeeld. En één ding lijkt mij zeker: de waarheid hierover zullen we nooit in een dagboek van Attali lezen. Maar hoe luidt nu mijn hypothese over de eventuele leugen?

Om te beginnen moet ik zeggen dat ik al die mensen niet persoonlijk ken. Ik kan, bijvoorbeeld, Mitterrand dus niet even vragen of hij dat boek werkelijk niet las. Zijn ontkenning (via een woordvoerder, uiteraard) roept echter àndere twijfel in me op. Zou Attali dat boek eigenlijk zèlf gelezen hebben? U kunt natuurlijk meteen denken dat ik zo'n idiote vraag niet moet stellen. Maar die zou weleens minder stom kunnen zijn dan u denkt. Kijk, dat boek is bijna duizend bladzijden dik. En die meneer Attali heeft een drukke baan, en is kennelijk nog drukker met zijn imago bezig. Meent u nu heus dat zo'n man de tijd heeft om zo'n boek zèlf te schrijven? Stel toch, dat hij dat wèrkelijk allemaal zelf deed. De enige twee manieren om dat te redden zijn óverschrijven of bedroevend slecht schrijven. Over het eerste, te weten óverschrijven, hebben we het gehad. Zou kunnen. Klopt met wat Attali in tweede instantie toegaf. Andere personen klagen overigens eveneens over ontbrekende bronvermelding. Dan is de man heel erg ijdel; hij drukt iedereen weg die hem een beetje zonneschijn zou kunnen ontnemen. Zou heel goed kunnen, want zo iemand komt niet zomaar op dergelijke posities. De tweede optie waarin Attali nog zelf als schrijver de hand gehad heeft, doet vermoeden dat het een inderhaast geschreven dus slecht boek is. Ik ga het er niet op nalezen. Mijn interesse is hier in het algemeen beperkt tot een hypothese over het verband tussen informatie en leugen, en niet om deze ene leugen op te helderen. Zoveel interesseren me die mensen zèlf niet.

Daarom, stel nu eens dat Attali dat boek heeft láten schrijven. En nog leuker is dus het aanvullende idee dat hijzelf niet eens las wat hij niet schreef. Dan zijn er weer diverse mogelijkheden. Of de ghost writer heeft in expliciete opdracht gehandeld, òf die huurling werkte vergaand op eigen houtje. Het laatste geval is het meest interessant. U moet zich dan een bankdirecteur in dilemma voorstellen. Hij gaat driftig lezen en, verdraaid, bijna alles stamt uit andere bronnen. Moet hij nu óók toegeven dat hij de tekst niet zèlf (over)schreef? Dat wordt extra lastig. Als hij dàt bekent, is zijn imago grondig naar de knoppen. Want daarna wil het publiek graag weten wie 'zijn' andere boeken schreef. En wie in dit geval de ghost writer betaalde. Komt dat geld misschien uit het budget van de ontwikkelingsbank, bijvoorbeeld uit de post voor public relations? Zijn daarom ook de huishoudelijke kosten zo hoog? Zo'n schandaal kan eindeloos uitgemolken worden.

Ik ben bang, en dat beweer ik terwijl ik dit in de laatste meidagen van 1993 schrijf, dat we het nooit zullen weten. Zulke geheimen worden door politici en hoge bestuurders goed bewaard. Heel erg vies zullen ze elkaar met modder nooit maken omdat ze elkaar aan werkgelegegenheid en status helpen. Zeker wat de europese banen betreft komt er nog geen kiezer tussen. Wij moeten maar hopen dat de ghost writer, als die er tenminste is, eens uit de school klapt. Het goede nieuws is voorlopig dat politiek soms vermaak biedt aan wie achterdochtig naar informatie kijkt en luistert. Tegelijk brengt dat plezier de kans voor serieuze oefening. U zult er veel aan hebben. Want gaat het er in de organisaties die u kent en waar uzelf werkt wel zo ànders aan toe?

 

 

eerste nawoord

Voor mij kwam het bericht toch nog onverwacht snel. Op 25 juni 1993 meldt de krant dat Attali schriftelijk zijn ontslag heeft ingediend. Helaas verder geen bijzonderheden, zodat ik mijn hypothese niet kan toetsen. Ik ben er echter gerust op dat de man weer opduikt, bijvoorbeeld als Frans ambassadeur bij een (andere) internationale organisatie. Dan is nieuwe publiciteit een kwestie van tijd.

 

 

tweede nawoord

Het klopt van die nieuwe baan voor Attali. Hij is overigens niet tot ambassadeur benoemd, maar (opnieuw) tot iets hoogs in het franse binnenland. Negatieve publiciteit is er inmiddels voor zijn broer, te weten in het vlak van de industriepolitiek. Daar verdiep ik me maar even niet in. Ik heb me voorlopig met de letter A genoeg vermaakt.

 

 

© 1993, webeditie 2001.