Toekomst voor vakmensen

Pieter Wisse

Heeft u het boek(je) Intensieve Menshouderij (Scriptum, 2005) nog niet gelezen? Dan is het hoog tijd. Jaap Peters en Judith Pouw vergelijken moderne organisaties met intensieve landbouw. Dat voorbeeld verduidelijkt “hoe kwaliteit oplost in rationaliteit,” zoals hun ondertitel luidt. Maar tegelijk ontlenen Peters & Pouw hun oplossingsrichting aan de landbouw. Er bestaat immers de biologische aanpak. Die kant moet het ook (weer) op met organisaties, opdat ze “ongeneeslijk gezond” zijn.

Ik laat in het midden of de slagzin “ongeneeslijk gezond” gaat aanslaan. Het lijkt er in elk geval op dat P&P de biologische landbouw méér dan rationeel vinden. Zo natuurlijk duurzaam moet een organisatie dus ook gaan leven. Mijn idee is echter dat de auteurs niet zozeer bezwaar maken tegen rationaliteit, maar tegen bepčrkte rationaliteit. Want is het niet beperkt, onverantwoordelijk eigenlijk, wanneer het economische aspect overheerst of zelfs absoluut geldt? Of wanneer welk aspect dan ook dat doet? De kwaliteit die P&P bepleiten, zeg maar integrale kwaliteit, volgt dan simpelweg uit wat ik maar even volledige rationaliteit noem. Daarmee zijn en blijven aspecten met behoud van onlosmakelijke samenhang vertegenwoordigd. Omgekeerd gaat het inderdaad al meteen verkeerd door er een apart aspect uit te willen lichten, laat staan ermee te willen eindigen. Het spoor van evenwichtige ontwikkeling verloopt door de wereld-als-samenhang.

Vanwege die boodschap beveel ik lezing van Intensieve Menshouderij ronduit aan. Ik vind het zelfs een voordeel dat er eigenlijk geen originele gedachte in valt te bekennen. Precies, dat bedoel ik hier positief. De auteurs concentreren zich op popularisering en daarin slagen ze prima. Ja, alles dat ze vermelden over risico’s en wantoestanden is allang bekend. Het lijkt me echter na zo’n heldere toelichting nogeens extra lastig te blijven ontkennen. Dat is altijd winst. En zij voegen enkele suggesties voor veranderd gedrag toe. Het komt neer op het existentiële maxim dat een veranderde wereld begint bij elk afzonderlijk mens. Onder het voorbehoud dat enige reële bewegingsvrijheid aan de orde is, al is het maar voor het allerkleinste begin met verandering, ben ik het ook daar helemaal mee eens.

De vraag is natuurlijk wat er praktisch van zulke goede voornemens terecht komt. Dreigt wellicht het gevaar van morele ver- en afzondering in beperkte kring, zodat de heersende economie kwaliteit onverminderd of zelfs verstrekt kan aantasten? Daarop heb ik evenmin een antwoord. Ik houd het erop dat inzicht in samenhang nooit schaadt en P&P bieden een toegankelijke inleiding. Zoals gezegd, dat is tenminste een begin.

Over één probleem dat zij aangeven, maak ik hier graag nog enkele opmerkingen. Daarvoor knoop ik bij een woordspeling aan. P&P noemen “medewerkers die in contact staan met de buitenwereld […] manedgers[, te weten] de inhoudelijke vakmensen […] die complexiteit aankunnen.” Het is duidelijk, mij althans, dat zij de huidige managers daarvoor niet in aanmerking vinden komen. Uitgaande van de voorzet van P&P onder de noemer van “edge,” kan zo’n manager voortaan hoekman heten. Dat is immers iemand die beroepsmatig in bedrijfsaandelen handelt. In zo’n hoek staat de manager van de intensieve menshouderij zelfs over de rand van haar/zijn eigen organisatie. Dat is dan ook maar duidelijk.

Wezenlijk acht ik de afstand die P&P signaleren tussen managers en vakmensen. Volgens mij is het zelfs veel erger. Van de weeromstuit kunnen vakmensen … hun vak niet langer uitoefenen. Zo is het interessant dat woord vakvrouw of –man eens letterlijk te nemen. Het eerste gedeelte is het woord ‘vak’ en dat wijst erop dat tot op zekere hoogte oogkleppen toegestaan zijn, ja, zelfs noodzakelijk geacht worden. De vakvrouw of –man moet veel weten over čn kunnen met een, daar is de nuancering weer, beperkt onderwerp.

Wat belemmert serieuze vakmensen nu? Uitgaande van ‘vak’ kan ik anders verwoorden wat P&P de toegevoegde waarde van de manager vinden. Dat is iemand die opzettelijk moet ňntvakken. Wanneer de manager niet waakt over samenhang, wie doet dat dan wčl? Maar zoals het nu in vele organisaties op vele zgn. leidinggevende posities gaat, blijkt juist de manager symbool te staan voor eenzijdige aandacht. Voor een onderneming is dat volgens P&P de aandeelhouderswaarde, wat dat ook betekent. Ikzelf houd het voor de meeste managers overigens op hun fixatie op strikt persoonlijke beloningen, zowel materieel als immaterieel. Hoe dan ook, bijgevolg ontbreekt coördinatie. Allerlei vakmatige bijdragen passen niet langer daadwerkelijk, dat wil zeggen duurzaam natuurlijk in onlosmakelijke samenhang. Daarentegen proberen allerlei vakmensen nog gewoon collegiaal hun werk te doen. Er gebeurt echter niet mee wat ze verwachten; resultaat blijft achterwege, met alle gevolgen voor motivatie enzovoort.

Volgens mij verkeert de samenleving — tja, of dat hier nog het juiste woord is? — thans in het stadium dat de vakmensen hun managers de schuld ervan geven dat professionele bijdragen niet naar waarde geschat zijn. Overeenkomstig het advies van P&P heeft frustratie echter weinig zin. De toekomst voor vakmensen ligt voorbij cynisme. Hoe opbouwend verder valt te werken en leven, laten vakmensen zien die reeds onderling afstemmen. Het is trouwens wel even opletten om te herkennen wat er gebeurt. Het is alsof de verantwoordelijke houding oversteekt. Omdŕt de manager van een intensieve menshouderij niet eens een eigen vak(je) vormt, maar alleen nog maar vanuit een hoek(je) opereert, voelen verantwoordelijke vakmensen zich genoodzaakt hun onmiddellijke vak te ontstijgen. Wat betekent ‘vak’ dan nog? Dat wordt trouwens spannend. Hoe gaan managers zich verzetten tegen ontmaskering van hun overbodigheid? Over bewegingsruimte gesproken, hebben geďsoleerde vakmensen eigenlijk wel eens kans? Ontbrandt een postmarxistische machtstrijd? Hoe ontsnappen zelfverklaarde coördinatoren uit de oorspronkelijke vakkringen aan onsamenhangende ledigheid van beursgedreven management? P&P hechten nog geloof aan “centrummedewerkers” die als “dienende leiders opereren op de achtergrond […] zonder daarbij direct de aandacht naar zichzelf toe te trekken.” Het zou kunnen, maar dan duurt het volgens mij nog even. Als we er overigens niet aan beginnen, duurt het alleen nog maar langer. Wie nog twijfelt over haar of zijn eigen samenhangend gedrag, kan zich dus simpel door Intensieve Menshouderij laten overtuigen.

 

 

13 juni 2005, webeditie 2005 © Pieter Wisse