Stilstand

Pieter Wisse

Er bestaat nog altijd geen serieuze informatiekunde, althans niet als vàk met opbouwend paradigma. Hoe vaak heb ik dat al niet herhaald? Wat heeft het voor zin om te blijven doen? Wanneer ik het zoveelste boek met m.i. treffende analyse las, wil ik dat toch even doorgeven. Zeker als het om een boek van ver vóór zgn digitalisering gaat. Zo van, kijk eens hoe lang we nodig hebben om de periode van gepruts achter ons te laten.

(Ook) informatiekundig gebrek wortelt onverminderd in overheersend èn belemmerend geloof in wat William McDougall (1871-1938) atomair materialisme resp. modern materialisme noemt. Dat loopt immers steevast averechts uit op semantisch simplisme. In Modern Materialism and Emergent Evolution (Methuen, 1934, oorspronkelijk 1929) pleit McDougall tevens voor teleologische oorzakelijkheid. Zijn uiteindelijke verklaring is me niet nuchter genoeg, maar onderweg plaatst hij opmerkingen die ik vooral voor informatiekunde toepasselijk acht. Allereerst geef ik als etiket aan semiotiek de voorkeur (ipv teleologische oorzakelijkheid).

Zo ben ik het dan met McDougall eens dat voor semiotiek de aanname productief is van een soort oorzakelijkheid waarvan de werking ànders verloopt dan, laat ik zeggen, ònmiddellijk materialistisch. De wereld is niet slechts een kwestie van klotsende biljartballen. Prima, maar hoe dan wèl? Omdat McDougall geen schematische voorstelling geeft, wijs ik hier op mijn eigen baksel. Ingrediënten? Arthur Schopenhauer (1788-1860) beschouwt teken als een aparte oorzaaksoort, terwijl Charles Peirce (1839-1914) teken opvat als triadisch element dat bemiddelt tussen object en interpretant.

Eigenlijk strookt die bemiddelende positie à la Peirce beter met Schopenhauers algemenere idee van de zgn wil. Met wil gaat een doel gepaard. De bedoeling met een teken is om iemand in te schakelen zich ervoor in te spannen. Zo kan iemand een teken tot zichzelf richten, of tot iemand anders. Als slogan verzon ik, dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is (Engels: every sign is a request for compliance). Het bijbehorend metamodel, formeel afgeleid van Peirce’s triade, is de semiotische enneade; zie Semiosis & Sign Exchange: design for a subjective situationism.

Wat mij betreft verschaft de enneade tevens het referentiekader waarnaar McDougall zèlf nog (te) vergaand op zoek was als axioma’s voor teleologische oorzakelijkheid. Daardoor raakt de eerste helft van zijn boek beter begrijpelijk (en de tweede helft herkenbaar als vooral vergeefse speculatie). Als dat helpt om logisch atomisme te verlaten als modelleerparadigma, is er voor heuse informatiekunde alweer veel gewonnen. Allereerst maakt McDougall een categorisch onderscheid (pp. 28-29)

[T]hings and events fall into two great classes. There is the class of events which we influence most effectively if we accept the mechanistic type of explanation as guide to action. And there is another great class of events, namely, the actions of men and of the higher animals, which we influence most effectively if we accept and apply the teleological principles of explanation.

Over de doelgerichte klasse geeft hij de volgende uitleg (pp. 29-30):

In order effectively to influence [men et cetera] we must recognize that their actions express motives, desires, or impulses directed towards goals; and we must apply incentives that will evoke such motives; we must reason, or persuade, or hold out inducements, or point out possible consequences. It is true that, in so doing, we work upon the man or animal through physical media, by sound and light and contact and so forth. But these physical media do not themselves evoke or modify the motives that operate; it is the meaning of the words we utter, of the gestures we make, the signals we give, that evoke or modify the motives of your friend. And if you make use of material objects for this purpose, you do not use them mechanically or according to mechanistic principles; [...] if you are successful, [it is] the meaning of what you do as apprehended by your friend which stirs the appropriate motive and modifies his course of action, bends it to your purpose. In all such cases, then, the success of our efforts depends upon our thinking teleologically, upon understanding and applying teleological principles of explanation.

Een metamodel van dergelijke communicatieve dynamiek toont enneades in wisselwerking; zie Dia-enneadic framework for information concepts. Op betekenis, laat staan op variëteit ervan, gaat McDougall nauwelijks in. Dat is juist voor de informatiekundig ontwerper natuurlijk van het allergrootste belang. Wat is de reële, inclusief veranderlijke, betekenissenvariëteit? Is daarvan passend eenduidige, onderhoudbare ordening annex modelering mogelijk? Welke modelleermethode annex –taal is daarvoor geschikt? (Antwoord: Metapatroon; Engels: Metapattern.) Informatiekunde moet zich niet oriënteren volgens materialistisch paradigma, maar primair sociaal-psychologisch; zie o.a. Multiple axiomatization in information management en Information metatheory. McDougall (p. 39):

The psychology we need must [...] regard man as an organism among others, one whose actions, inspected in both inner and outer aspects, have in all respects the appearance of instances of teleological causation. [...] Any psychology that does not frankly recognize this is useless for the purpose of our inquiry (as it is useless also for most other purposes).

Daarvan geeft de enneade opzettelijk uitgesproken rekenschap met motief als element, en met gedrag ‘aan de andere kant’ van de enneade. Over zulk verband is McDougall reeds volstrekt duidelijk (pp. 39-40):

[A]ll our intellectual apparatus and activities, the processes of perception, imagination, remembering, judgment, reasoning and so forth, are, all alike, steps towards action, incidents or events within a train of purposive activity that tends to issue in action. We think, perceive, remember, judge or reason for the sake of action. All such processes are links in the chain, incidents in the stream of activity which is the working out of desire into action.

De enneade bevestigt als het ware dat (p. 148)

reference is implied or presupposed by conation.

Aan Peirce ontleen ik voorts de aanname dat óók volgens semiosis verloopt wat McDougall allemaal als stappen bestempelt, dwz voorzover een individu met cognitief vermogen ze ‘zet.’ Dat ziet Peirce triadisch. Ik doe dat enneadisch. Dankzij het rijkere schema met de enneade valt reële betekenissenvariëteit formeel alweer preciezer te duiden, enzovoort. McDougall beseft dat (pp. 72-73)

[t]eleological causation [...] implies complexity of organization. [… W]e cannot validly conceive an atom of any sort going about with all its properties and causal efficacy within it. Everything is bound up in a web of causal relations without which it is not; to conceive it as existing without such relations is to misconceive it.

Metapatroon blijkt een radicalisering van wat McDougall reeds stelt. Gedragsmatig bestaat elk object op z’n enneadisch louter uit situationele verbijzonderingen. Dat correspondeert à la Metapatroon met tekens als contextuele verbijzonderingen. Met situatie als noemer voor een verzameling relaties volgens welke het object in kwestie op enig moment eenduidig gedrag vertoont, geldt McDougalls stelling dat (p. 73)

relations are constitutional and constitutive of things; and organization is universal and primordial, not something superadded, suddenly or gradually, to a world of things that might have existed without it.

Met de enneade als grondslag lukt het met Metapatroon om McDougalls abstracte idee te verlaten en concrete modellen voor stelselmatige opgaven van – facilitering van – informatieverkeer op te stellen; zie o.a. Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management.

Over McDougall merk ik tenslotte nogmaals op, dat zijn kritiek op zgn modern materialisme helaas onverminderd geldig is voor gangbare informatiekunde ... die daarom feitelijk nog altijd géén informatiekunde is. Want daarvoor is allereerst een informatiebegrip nodig met sociaal-psychologische strekking. Dat ontbreekt nog bijna alom. Voor een relevanter begrip zijn aanzetten door McDougall onmiskenbaar zéér toepasselijk, maar voor een samenhangender kader zoals de (dia-)enneade was het destijds kennelijk te vroeg. Ook slaat hij een verklarende richting in, die te gemakkelijk met mystiek kan worden geassocieerd; een typisch geval van spreekwoordelijk kind dat subiet verdwijnt met het badwater. Tja, hoewel een passend door-en-door praktisch bruikbaar schema c.q. methode inmiddels bestaat, is het voor acceptatie ervan nog steeds te vroeg. Maar als semiotiek irrelevant blijft gelden voor informatiekunde, wat dan wèl?! In dat opzicht stemt lezing van McDougalls boek allesbehalve optimistisch. Hij klaagt over de greep van – het geloof in – modern materialisme. Daar kom ik evenmin omheen voor promotie van een reuze praktische verbetering. Door de onvermijdelijk kritische noot – moet het nu ànders, of niet? – dreigt het opbouwende gedeelte prompt geen aandacht meer te krijgen. Dat schiet niet op.

 

 

21 december 2015, webeditie 2015 © Pieter Wisse