Stagnatie

Pieter Wisse

Dédain voor theorie verarmt de praktijk van informatievoorziening.

 

Ik durf te wedden, uiteraard om de eer, dat geen enkele lezer weet wie Anthony Debons is. Stelt u zich gerust, ik had ook geen idee. Laat ik dus beginnen met hem voor te stellen. Uit het Engles vertaalde ik dat "informatienetwerken nu werkelijkheid zijn dankzij vooruitstrevende communicatiemiddelen." Is dat alles, denkt u ongetwijfeld. Dat is toch allang bekend?

Wat die uitspraak interessant maakt, is dat Debons haar deed in 1972. Klopt, dat is bijna dertig jaar geleden. Hij voegde eraan toe dat bedoelde informatienetwerken natuurlijk "opgevat kunnen worden als een bepaald soort technologische gemeenschappen." Maar eigenlijk "vormen deelname aan zulke gemeenschappen en het functionele verkeer tussen deelnemers uitzonderlijk belangwekkende modellen van nieuwe soorten sociale gemeenschappen, te weten informatiegemeenschappen." U kunt tegenwoordig inderdaad geen webpagina, krant, tijdschrift of boek op(en)slaan, of het gaat over zgn Internet communities. Maar die bestonden toen nog niet. Raak voorspelt Debons "de invloed op het individu, dwz op zijn privacy, zijn levenswijze, zijn persoonlijke relaties, zijn opleiding." Verder heeft hij nog altijd netzo gelijk met zijn bewering dat deugdelijke sociaal-psychologische verklaringen ontbreken.

De amerikaanse hoogleraar Debons sprak als organisator een inleidende rede tijdens een conferentie over informatiewetenschap. Die had nato, excuus, nota bene plaats onder auspiciën van de NAVO. De bijdragen zijn gepubliceerd in de bundel Information Science, waarvan de ondertitel luidt: search for identity. Ik volg Debons graag nog wat verder om u te schetsen dat de informatiewetenschap helaas nog altijd een vruchtbare, alom erkende identiteit mist. Hij stelt de vraag: "Wat is het probleem?" Als probleemstelling licht hij toe "dat mensen hulp nodig hebben voor hun omgang met situaties die alsmaar complexer en gevaarlijker zijn." Heel praktisch zijn echter vooral "systemen gebouwd die taken vereenvoudigen en instrumentele doelmatigheid vergroten." Dat is allemaal nuttig en soms zelfs prachtig, maar levert toch vaak geen oplossing voor de fundamentele menselijke problemen. Wat ontbreekt is "een omvattend referentiekader om uiteindelijk een stelsel wetten voor en theorieën over informatie en informatiesystemen te ontwikkelen." Erger nog, zegt hij, "daarvoor is zelfs nog geen poging ondernomen" vanwege de eenzijdige nadruk op praktisch gereedschap.

Hoe moeilijk het is om aan die strikt utilitaire oriëntatie te ontsnappen, geeft Debons ook al aan. Want adequate oplossing van "het informatieprobleem raakt verdwaald in een labyrint van technisch jargon. Informatie blijft dus een probleem zolang wij de kloof tussen technologische en theoretische aspecten niet overbruggen." Ik ben het hartgrondig met hem eens dat het nooit lukt met "overwegend technologische nadruk."

Wat Debons met zijn conferentie mislukte, daarin slaag ik zoveel later met mijn columns evenmin. Het verschil is dat ik me hier cynisme en ironie kan veroorloven. Ik veronderstel daarom dat u mijn columns uitknipt, samen in een nette map bewaart en ze regelmatig herleest. Dus herkent u als één van mijn stokpaarden precies het gemis aan wisselwerking tussen theorie en praktijk. De wetenschap stagneert, omdat zij in de praktijk weinig tot geen ruimte krijgt voor experimentele ontplooiing. En praktijk zonder reflectie en wezenlijke experimenten is van nature conservatief.

Een technisch georiënteerde mode is nooit wezenlijk vernieuwend. Wie haar volgt, beleeft weliswaar de illusie van verandering, maar houdt zijn diepere werkelijkheid juist stationair. Let wel dat ik techniek allesbehalve veroordeel. Wat ik bepleit is techniek als middel, nooit als doel. Uitsluitend het individu, en dan vaak als deelnemer aan sociale relaties, kan erkende informatiedoelen hebben. Als u het mij vraagt, moet de identiteit van informatiewetenschap in die richting gezocht worden. Ook elders heb ikzelf daarover trouwens al veel gepubliceerd. Dat blijft echter modderen met acceptatie, omdat in onze economische orde juist aan de praktijkkant opdrachtgevers annex klanten hun menselijke informatiedoelen danwel -behoeften (verder) laten verminken door leveranciers. Zo zitten ze structureel met verkeerde middelen opgescheept. Omdat het allemaal zoveel geld kost, doen ze alsof ze er blij mee zijn. Ik blijf erbij dat het voor spectaculair minder geld netzo spectaculair veel beter kan. Voor die praktijk vertrouw ik op theorie. Dat een werkelijke vernieuwing in de praktijk bewezen moet zijn, zoals ik steevast in mijn futiele commerciële pogingen onherroepelijk te horen krijg, illustreert de stagnatie. Wie durft te beginnen? Succesvolle leveranciers vertrouwen daarentegen op de angst die hun klanten voor theorie hebben. Zij geven daaraan met nadruk op technische praktijk valse voeding.

 

© juli 2000, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Information Management, 2000, nr 7/8.