Semiosis & Sign Exchange

design for a subjective situationism, including conceptual grounds of business information modeling

Pieter Wisse

summary (in Dutch)1

 

Semiosis & Tekenverkeer

 

 

 

opbouw van het onderzoek

Wat is communicatie? Als het om mensen gaat, luidt de dagelijkse opvatting dat de ene persoon een betekenis wil overdragen. Daarvoor ontwikkelt zij of hij een teken. De andere persoon neemt dat teken waar en verkrijgt zo dezelfde betekenis. Kortom, het resultaat van geslaagde communicatie is een gemeenschappelijke ofwel identieke betekenis. Maar wat is betekenis eigenlijk? En een teken? Enzovoort.

Het gewenste resultaat, dwz gemeenschappelijke betekenis, blijkt tegelijk de onuitgesproken vóóronderstelling van de naïeve opvatting over communicatie. Daarom tonen theoretische modellen doorgaans onmiddellijk grove abstracties van de tekenontwikkelaar, respectievelijk tekenwaarnemer als de deelnemers aan tekenverkeer.

Onderhavige theorievorming tracht het circulaire verband tussen uitgangspunt en conclusie te doorbreken, althans wat gemeenschappelijke betekenis betreft. Daarom krijgt allereerst niet het totale communicatiesysteem met een tekenontwikkelaar èn een tekenwaarnemer aandacht, maar wat hier de individuele tekengebruiker heet. Daaraan in deel I gewijd.

Elk individu is altijd al … individueel actief met tekens. Zulke eigen, overwegend interne tekenactiviteit heet semiosis. Dat betreft dynamiek van het kenvermogen. Daaruit volgt dat zelfs een gedetailleerde semiotische analyse het individuele perspectief nog onvoldoende schetst. Want het kenvermogen is op zijn beurt ‘slechts’ een instrument van het individu. Waarop haar of zijn gedrag zich richt is in essentie vóórintellectueel bepaald. Voor dat begin van gedragcausaliteit is hier de wil gepostuleerd. (Dit leidt uiteraard opnieuw tot een cirkelredenering. Waar het om gaat, is dat het een veel ruimere cirkel is waarbinnen nu vruchtbaardere verklaringen maakbaar zijn.)

Het uitgebreide model van de individuele tekengebruiker uit deel I vormt de achtergrond voor het model dat in deel II volgt. Daar is pas het tekenverkeer tussen gebruikers aan de orde. Dankzij het individuele accent blijkt het verkeer verrassend eenvoudig onder één noemer te vangen: met haar of zijn externe tekengedrag wil de ene persoon het gedrag van de andere persoon ten gunste van zichzelf beïnvloeden.

 

 

wat vooraf ging

Elders (zie literatuuropgave) ontwikkelde ik voor het conceptueel ontwerp van de informatievoorziening een benadering waarmee gedifferentieerde gedragpatronen van een object formeel eenduidig modelleerbaar zijn. Dan valt de identiteit van zo’n object uiteen in evenzovele deelidentiteiten als er variaties in zijn gedrag – herkend – zijn. Elke deelidentiteit past in een situatie waarin het object dat karakteristieke gedrag vertoont. De deelidentiteit schakelt voor een object als het ware tussen een bepaalde situatie en zijn – van het object, dus – bijbehorend gedrag. Zo is een conceptueel informatiemodel opgebouwd door toepassing van drie formele begrippen: 1. knooppunt (voor deelidentiteit van object), 2. context (voor relevante situatie) en 3. intext (voor bijbehorend objectgedrag).

De conceptuele modelleerbenadering, die ik metapatroon noem, is multicontextueel omdat één en hetzelfde object kan bestaan in diverse situaties. Een concreet model toont unieke knooppunten binnen evenzovele contexten. De formele modelbegrippen zijn voorts recursief. Het totale, concrete model is een netwerk van knooppunten. Naar keuze geldt één bepaald knooppunt als relevante deelidentiteit. Vervolgens vormt de ene verzameling gerelateerde knooppunten haar context, terwijl de andere gerelateerde knooppuntenverzameling haar corresponderende intext is.

 

 

van triade naar enneade

Aan dit perspectief van het metapatroon ontleende ik tijdens mijn studie van de tekenleer (semiotiek) van Peirce (1839-1914) de hypothese dat zijn triade – bestaande uit teken, object en interpretant – weliswaar uit enkele van de nodige begrippen opgebouwd is, maar niet uit voldoende daarvan. Zijn vage aanduiding van grond heb ik op elk hoekpunt van de oorspronkelijke triade van toepassing verklaard. De grond van een object is dan een situatie, van een teken is dat een context, terwijl de grond van een voorgrondinterpretant een achtergrondinterpretant is. Zo ontstaat een hexade.

Met het metapatroon had ik voor het model (lees ook algemeen: teken) echter al drie nadere begrippen – teken, context en intext – ipv de twee – teken en context – die de verbijzondering van Peirce’s grond opgeleverd had. Wanneer alledrie Peirceaanse hoekpunten consequent verdrievoudigd zijn, is het resultaat zelfs een enneade (zie figuur 4.5.2). Met aangepaste terminologie luiden de verhoudingen voor semiosis dan:

 

situatie : object : gedrag =

= context : signatuur : intext =

= achtergrondinterpretant : focus : voorgrondinterpretant.

 

 

postmoderne ontologie

Met klem suggereert Peirce dat zijn triade niet-ontleedbaar is. Ik beschouw de aanname van die persistente samenhang als de belangrijkste sleutel tot inzicht. Vervolgens maakt de uitbreiding van triade naar enneade zelfs duidelijker herkenbaar wat het radicale verbod op reductie inhoudt:  een semiotiek-als-ontologie danwel -als-metafysica die realistische (lees ook: empirische), communicatieve en idealistische (lees ook: cognitieve) werkelijkheidsbenade-ringen onlosmakelijk verbindt.

Negen ipv drie verklarende termen bieden uiteraard navenant extra mogelijkheden om complexiteit te duiden. Wanneer gedragingen verschillen is het niet langer nodig om verschillende objecten te definiëren. Dankzij verschillende situaties is er verzoening mogelijk van het totale object met zijn gedragvariëteit. Het kernidee is om niet zozeer een object te decomponeren, maar zijn omringende wereld. Via uitsplitsing naar situaties blijft de objectdecompositie in eerste aanleg beperkt tot unieke deelidentiteiten, die vervolgens op hun beurt eenduidige gedragdifferentiatie toestaan.

Als karakteristiek voor de postmoderne samenleving geldt ondermeer haar als onoverzichtelijk ervaren pluriformiteit. Dankzij de semiotische enneade valt zulke variëteit adequaat samenhangend te modelleren. De oorspronkelijke triade is daarvoor inderdaad nog onvolledig.

 

 

tekens van irrationaliteit

Hoewel de enneade tevens het subjectieve kenvermogen tot het ontologisch kader rekent, sluit dat op zichzelf nog niet uit dat verschillende individuen toch een gemeenschappelijke, rationele betekenis hebben. De finale veronderstelling tegen gemeenschappelijke betekenis levert Schopenhauer (1788-1860). In de eerste plaats ziet hij de rede, of ratio, slechts als gedeelte van het kenvermogen. Ten tweede functioneert het kenvermogen niet als onafhankelijk stuurmiddel van het organisme waarin het zetelt. De rede is allerminst zgn vrije wil. Integendeel, een individueel organisme is een unieke objectificatie van de wil als universeel, vóórintellectueel beginsel. Dat maakt een subjectief kenvermogen tot àfhankelijk gereedschap van zo’n geïndividualiseerde wil, waarbij het organisme met zijn gedrag nooit aan zijn wil als principiële irrationaliteit kan ontkomen. (De tegenstelling erfelijkheid/opvoeding duidt een vergelijkbaar uitgangspunt aan; er komt nogeens bij dat ook het grootste effect van opvoeding buiten bereik van de rede is danwel raakt.) Daar ook een teken door gedrag wordt voortgebracht, is het altijd in enige mate netzo principieel irrationeel.

 

 

verzoek tot inschikkelijkheid

Juist erkenning dat elk individu een unieke en ònredelijke wil is, die ondermeer bepaalt wat zijn tekens zijn, leidt opmerkelijk genoeg tot een eenvoudig model van tekenverkeer. Het producerende individu tracht altijd via een concreet teken één of meer beoogde consumenten met hun gedrag naar zijn wil te richten. Elk teken is daarom een verzoek tot inschikkelijkheid. Deze aanduiding is overigens een mijns inziens gebrekkige vertaling uit het Engels. Dat een teken een request for compliance is vind ik mijn, precies, verzoek aan de lezer tot diens inschikkelijkheid scherper aangeven.

Tekens zijn een vorm van causaliteit, naast de vormen van prikkel en brute fysica. Die andere vormen kunnen eveneens ingezet worden om inschikkelijkheid te verwerven; vaak is een teken zowel doeltreffender als doelmatiger.

De hypothese van inschikkelijkheidsbevordering ontmaskert de poging om objectieve waarheid te benoemen en delen. Dus ook wat analytisch een propositie heet, drukt niets meer of minder uit dan wat de tekenproducent graag als waarheid aanvaard ziet. Waarom? Simpel omdat het zijn interesses dient, indien andere individuen hun gedrag naar zijn subjectieve, (groten)deels zelfs irrationele wereldbeeld schikken.

 

 

grondwerk

Rondom elk teken zijn individuele belangen in het spel. Het tekenverkeer is met politiek doordrenkt. Dat geldt netzogoed voor tekenverkeer gericht op conceptuele informatiemodellering. Dankzij de enneade zijn rijkere modellen haalbaar, vooral omdat objectgedrag principieel situationeel gedacht is. Maar daar hoort het besef bij dat ook zo’n model altijd een verzoek tot inschikkelijkheid is. Erkenning van dat politieke karakter van communicatie vergroot de kwaliteit van praktische informatievoorziening.

In het algemeen opent de semiotische enneade, die duurzaam wortelt in de Schopenhauereaanse wil als ultieme grond, voor wetenschappelijk onderzoek over een breed front van (inter)disciplines zicht op vruchtbare onderwerpen en synthese. Ik heb met Semiosis & Sign Exchange geprobeerd daarvoor diepgravend conceptueel grondwerk uit te voeren.

 

 

note

1. For a doctoral thesis (dissertation) submitted to a Dutch university but written in a foreign language, the author is required to include a summary in the Dutch language.

 

 

2002, web edition 2005 © Pieter Wisse

 

 

table of contents.