Recht

Pieter Wisse

Er is geen informatiemaatschappij, wèl een geld- en statusmaatschappij. Daarom is informatierecht zo krom.

 

Wie hoort in het rijtje Diekstra, Olivier en Staatsen niet thuis? Dat is natuurlijk de middelste, (de) heer Olivier dus. Want hij overleefde 1996 als enige zònder gebroken imago. Voordat zijn plagiaat bekend werd, wist ik niet eens dat hij een boek op zijn naam had gesteld. Maar toen ik ervan hoorde, vond ik het onmiddellijk volkomen logisch; een vermeende oplichter 'schrijft' toch niet zèlf?

Of ze van hun voetstuk vielen of niet, genoemde personen horen om een andere reden wel degelijk bijelkaar. Een belangrijk thema in de affaires die zij veroorzaakten was immers steeds hetzelfde. Dan bedoel ik het recht op informatie. Concreet gaat het tegenwoordig meestal om de vraag, wie de (im)materiële beloning ontvangt voor exploitatie ervan. Er was opwinding, omdat een bepaalde partij zich tekort gedaan voelde toen een andere partij sier met haar informatie maakte. De afwikkeling van De Zaak Diekstra verliep trouwens nogeens extra gecompliceerd, doordat zoiets als beroepsethiek erbij werd gehaald.

Het interessante van dergelijke vragen naar informatierecht is, dat er niet één eenvoudig, algemeen geldig antwoord op bestaat. Het bewijs hiervoor komt uit het ongerijmde. Was zo'n antwoord er, dan waren geen affaires ontstaan en, belangrijker nog, gegroeid. Blijkbaar vertoont de werkelijkheid alsmaar verrassende configuraties, waarvoor geen uitgewerkte respons klaarstaat. Daarom ben ik uiteindelijk gelukkig met zulke case studies. Dankzij Diekstra, Olivier en Staatsen - en nog vele anderen - zijn allerlei rechtsaspecten in uiteenlopende informatiekwesties herkenbaar.

Aanspraken volgens persoonlijkheids- en exploitatierecht op informatie zie ik alleen nog maar complexer worden. De neiging bestaat om problemen met steeds gedetailleerder wetten, regels en voorschriften te bestrijden. Daarin zie ikzelf echter helemaal niets. Ik meen zelfs dat zo'n oplossingsrichting de vicieuze cirkel katalyseert; nieuwe problemen ontstaan sneller, en zijn nòg ingewikkelder.

Wat dan wèl? Ik zoek het in eenvoudige uitgangspunten ipv ingewikkelde regels. Dan lijkt het me redelijk de oorspronkelijke rechten in beginsel te laten berusten bij de partijen die de informatie voortbrengen. Om deze reden had ik bijvoorbeeld sympathie voor de (rechts)zaak die Feijenoord - oké, niet toevallig een club uit mijn geboortestad - tegen de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond aanspande. In het drama 'Sport7' zag ik dat nu eenmaal als een noodzakelijke scene.

Het gelijk van de club is echter allerminst absoluut, hoe eenzijdig zij de overwinning ook opeist. Mag ik even terug naar dat uitgangspunt? Daar zei ik, dat de rechten berusten bij partijen die de informatie voortbrengen. Opzettelijk gebruik ik partijen, de meervoudsvorm dus. Het is dezelfde complexiteit van de werkelijkheid, waarom informatie in toenemende mate het produkt is van inspanningen van diverse partijen die, als in een project, in diverse rollen (lees ook: specialisaties) eraan bijdragen.

Feijenoord had mi een te simpele visie door àlle rechten op thuiswedstrijden te claimen. Zijn er niet zovele andere partijen nodig om zo'n wedstrijd-als-informatie te spelen? Inderdaad, de tegenstander. En de scheidsrechter met z'n grensrechters. De toeschouwers, niet te vergeten. Hoe staat het trouwens met de rechten van de individuele spelers, van de trainers enzovoort. Ik mag verder de organisator van de competitie niet vergeten, precies, dat is de KNVB. Zo kan ik doorgaan, zelfs met de postmoderne bewering dat de partij die verslag doet van het evenement nog het onmisbaarst is voor de produktie ervan. Tenslotte pikt iedereen een graantje mee, maar dat ik praktisch onwerkbaar. Is hierdoor dat uitgangspunt ondermijnd?

Als principe helemaal niet. Wat deze benadering juist verhelderd is hoeveel er in het maatschappelijk verkeer reeds geregeld is als het om informatierechten gaat. Zo is opzettelijk rondom het veld een hoge muur gebouwd. Het komt gewoon goed uit dat tribunes zo'n muur kunnen vormen, dat scheelt bouwmateriaal. Waar het principieel om gaat, is dat niemand zomaar de wedstrijd kan meemaken (lees ook; de informatie consumeren). Dankzij de muur met hier en daar een deur blijft toegang beheersbaar. Daardoor kan een prijs worden verlangd. Het toegangskaartje drukt domweg een verbintenis uit; de toeschouwer koopt het recht op een bepaalde plaats gedurende bepaalde tijd de geboden informatie te 'gebruiken.' Daarom is ook een decoder niets anders dan een informatietechnologisch tourniquet met een suppoost; slechts wie betaalt mag door het poortje.

Wie nader analyseert, ontdekt dat rondom voetbalwedstrijden een fijnmazig stelsel van transacties gestalte krijgt. Langs de meetlat van exploitatie gaat het steevast om recht op informatie. Door een speler te contracteren, bijvoorbeeld, 'koopt' de club eigenlijk de rechten op de informatie die de speler voortbrengt. Toen voetballers alleen nog maar voetbalden, was zo'n overeenkomst niet problematisch. Nu voetballers hun populariteit ook elders te gelde maken, in reclamecampagnes bijvoorbeeld of door deelname aan een quiz, is het begrijpelijk dat ook zulke contracten onder spanning staan. Zij zijn niet bestand tegen het recht dat beide partners eenzijdig eisen. Kortom, de speler die op zijn beurt de club waarvoor hij uitkomt voor de rechter daagt, heeft eveneens mijn sympathie. Niet dat ik zomaar vind dat hij gelijk heeft. Waarop ik hoop is de verdere aftakeling van het achterhaalde stelsel van informatierecht. Dit is het ook precies, waarom de Belgische (ex-)voetballer Bosman eer verdient; zijn idee over recht leidde ertoe dat het transfersysteem nu herkenbaar is als machtsmiddel voor exploitatie van informatie.

Overdreven allemaal? Vergezocht? Nee, want vervang voetbalclub eens door, bijvoorbeeld, software house. Of let op wat ontwikkelingen à la het Internet voor besef en handhaving van recht op informatie betekenen. Zodra het om geld en/of status gaat, kunnen allerlei mensen de verleiding te profiteren niet weerstaan. Misschien waren de vóórdigitale pogingen van mensen als Diekstra, Olivier en Staatsen nog maar kinderspel.

 

© 1996, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie Management, 1997, nr 1/2.