Publiek domein

Pieter Wisse

Het blijft voor de producent van informatie lastig zijn inspanningen beloond te krijgen.

 

Iedere cultuur heeft eigen paradoxen. Westerse vrijheid, bijvoorbeeld, rust grotendeels op (het idee van) particulier eigendom. Dat wil zeggen, het bezit van de buurman stelt grenzen aan de ontplooiing van úw vrijheid. En omgekeerd, uiteraard. Ik bedoel met omgekeerd dat ook u niet wilt dat iemand anders vrijelijk uw spullen gebruikt of er zelfs mee handelt. Tegelijkertijd zijn we hier in Nederland vertrouwd met het toch zo communistische idee van het publiek domein. Iedereen is eigenaar van wat zich daarin bevindt, of is tenminste vrij de inhoud te gebruiken.

Traditioneel omvat ons publiek domein vooral informatie. De reden daarvoor kan trouwens platvloers genoeg zijn. Het is veel lastiger, zo niet onmogelijk, om de exploitatie van informatie te beheersen dan van produkten met materialistische(r) vorm en inhoud. Het brood krijg ik van de bakker pas mee, nádat ik betaald heb. Als het echter om informatie gaat, is het vaak onmogelijk om proefmonster en handelswaar te onderscheiden. Met andere woorden, de tevreden klant kan eenvoudig zonder betaling weglopen. Hij heeft de informatie onder het mom van demonstratie immers al geconsumeerd. Dus, als handhaving van eigendomsrecht toch niet lukt, waarom vermijden we het probleem dan niet door informatie 'vrij' te verklaren?

Maar inmiddels is alle informatie allang niet meer vrij. Want aan het maatschappelijk of, beperkter gezegd, aan het economisch verkeer neemt een toenemend aantal informatieproducenten deel. Zij wensen niet het risico te lopen dat ànderen er met de vruchten van hun inspanningen vandoor gaan. Naarmate de waarde van informatie voor het functioneren van de samenleving meer erkenning krijgt, groeit de bescherming van informatieproducenten en hùn recht op eigendom en vruchten van exploitatie van informatie. Zo ontstond het auteursrecht. Het octrooirecht past eveneens in deze ontwikkeling.

De verschuiving van de economische betekenis van informatie in de richting van materieel produkt maakt de bescherming van eigendoms- en/of exploitatierechten natuurlijk niet minder problematisch. Informatie blijft natuurlijk even vluchtig als altijd. Het is wèl zo dat een partij, die volgens de nieuwe spelregels als gedupeerd geldt, zich niet alleen kan beklagen maar nu tevens kan áánklagen. Dat kan een overtreder duur te staan komen. Maar, nogmaals, er is nogal wat voor nodig om een zaak te winnen. Dat is vooral juridische bijstand, wat neerkomt op veel geld. In de praktijk blijken slechts grote ondernemingen hun informatie adequaat te kunnen beschermen, en ook dat trouwens lang niet altijd.

Sommige van die ondernemingen proberen de verhoudingen weleens helemaal om te draaien. Met exclusieve rechten op bepaalde informatie ontstaat inderdaad effectief een monopolie. Concurrenten kunnen straffeloos, in de letterlijke zin van dit woord, dezelfde informatie niet gebruiken. Een extreem voorbeeld was de poging van een hier niet nader te noemen bedrijf om andere leveranciers het gebruik van het woord 'windows' te verbieden. Dat vond ik absurd omdat het bedrijf in kwestie die hele technologie mi helemaal niet zelf ontwikkeld had, maar .... gecopiëerd. Venstertjes zijn ouder dan de gewraakte kandidaat-monopolist überhaupt bestaat! Je moet maar durven. Gelukkig werd de aanvraag afgewezen.

Al met al probeer ik in de geschetste ontwikkeling van uitgebreidere informatierechten en de bescherming daarvan een genuanceerde positie in te nemen. Enerzijds sta ik sympathiek tegenover de toegenomen rechten en bescherming. Ik weet uit de eerste hand hoeveel inspanningen het kost om iets-van-informatie met kwaliteit te produceren. Daar wil je best iets voor terug zien. We moeten allemaal eten, nietwaar? De bescherming moet volgens mij echter nadrukkelijk tot zgn. origineel werk beperkt blijven. En daar ligt uiteraard ook weer een groot, ongrijpbaar probleem. Want wat is origineel? Een direct antwoord heb ik niet, maar kan ik enigszins benaderen via het 'anderzijds' van mijn positie. Ik zeg dus, enerzijds, dat ik bescherming toejuich. Anderzijds slaat overdreven bescherming ons maatschappelijk verkeer juist dood. En daarna zijn mensen aan de beurt (om doodgeslagen te worden). Zodra informatie niet meer in belangrijke mate vrij is, hebben wijzelf onze vrijheid verloren. De enige staat die verkeer van alle informatie kan beheersen is de absolute politiestaat. Dat bedoel ik dus met doodslaan.

Nee, dank u. Ik kies voor een samenleving waarin de kunstenaars voldoende bescherming genieten om voor hun kunst verder te leven. Anders maakt niemand meer iets moois. Overigens reken ik beslist makers van bruikbare programmatuurpakketten mee. Zulke kunst beschouw ik allemaal als origineel werk. Alle verdere informatie verklaar ik vrij in het publiek domein. Slechts informatie-als-kunst mag geld kosten.

 

© 1995, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie Management, 1995, nr 10.