De politiële betekenis van leefbaarheid

Pieter Wisse en Jan van Heijst

De Nederlandse politie werkt aan leefbaarheid. Dat maakt nieuwsgierig. Want wat vindt de politie leefbaar? Hoe operationaliseert zij dat idee, dwz de relatie met openbare orde en veiligheid dat immers van oudsher centraal staat volgens haar missie? En wat zijn dan de concrete bijdragen van de politie? Kortom, het begrip ‘leefbaarheid’ moet voorzien zijn van aanknopingspunten voor politieel gedrag. Wat volgt is een strategische aanzet.

 

 

Eerste dimensie: voordeel en nadeel

Het begrip ‘leefbaarheid’ verkrijgt contouren door een oriëntatie op veranderingen vanuit individueel perspectief. Daarom is het (tegenwoordig) ook een thema in de sociale psychologie. Nota bene, hier is niet het perspectief van de politiemedewerker bedoeld, maar van de burger.

Voor een bepaalde individuele burger gaat het dan om een specifieke gebeurtenis, inclusief haar/zijn vooruitzicht erop. De ervaring van zo’n werkelijke gebeurtenis dan wel verwachting kan het individuele gevoel van leefbaarheid vergroten of verkleinen (of pakt daarvoor neutraal uit).

Netzo hebben — verwachte — gebeurtenissen effect op gevoelens van veiligheid. De correlatie tussen leefbaarheid en veiligheid is sterk. Leefbaarder is (vaak) veiliger, en omgekeerd. Hier geldt veilig als een aspect van leefbaar. Er valt echter meer over de relatie tussen leefbaar en veilig te zeggen.

Uitgaande van leefbaarheid als persoonlijke ervaring ontmoet de burger in de samenleving (sterk) toegenomen invloeden. Vanwege de variëteit (lees ook: pluriformiteit) heet de huidige samenleving ook wel postmodern. De kans neemt toe dat iemand een onbekende gebeurtenis ervaart. De ‘verrassing’ kan een positieve, maar ook een negatieve indruk maken.

De groeiende variëteit onder burgers (individualisering) houdt tevens in dat hun persoonlijke ervaringen tegenstrijdig kunnen zijn. Wat de ene burger ervaart als veiliger heeft op een andere burger wellicht het effect van ònveiligheid. Juist dergelijke individuele verschillen maken gedetailleerde operationalisering van het begrip ‘leefbaarheid’ noodzakelijk.

Algemeen beschouwd valt over de ervaring van een bepaalde burger te zeggen dat een specifieke gebeurtenis haar/hem voordeel dan wel nadeel voor haar/zijn eigen leefbaarheid en veiligheid bezorgt.

 

 

Tweede dimensie: aard van betrokkenheid

Een bruikbaar onderscheid is voorts de noemer waaronder een persoon bij een gebeurtenis betrokken is. Haar/zijn betrokkenheid kan vrijwillig zijn. Of iemand kan deelname daarentegen opgedrongen krijgen. En omdat gebeurtenissen dikwijls niet volgens verwachting verlopen, kan de vrijwillige keuze voor een voordeel verkeren in opgedrongen nadeel (slachtofferschap).

Hieronder zijn twee dimensies schematisch geïntegreerd. Nogmaals, het gaat daarbij steeds om de ervaring van een betrokken individu. De verticale as vertegenwoordigt het individuele ervaringsverloop van voordeel tot nadeel. De horizontale as kent als eindpunten de — persoonlijke ervaring van — betrokkenheid: van vrijwillig tot opgedrongen. De ‘oorzaak’ van wàt zich opdringt kan trouwens variëren. Dat kunnen één of meer andere mensen zijn, maar ook (natuur)verschijnselen.

 

Meindert Tjoelker bevond zich met zijn avondje-uit aanvankelijk in het kwadrant rechtsboven. Hij koos ook vrijwillig voor zijn interventie toen andere personen fietsen in de Leeuwardense gracht gooiden. Stellig was hij zich bewust van het risico van enig nadeel (kwadrant rechtsonder). Met excuus voor de ongepaste terminologie, dat bracht hem geen voor- maar nadeel: dodelijk slachtoffer van ‘opgedrongen’ geweldspleging (kwadrant linksonder). Hoe zijn ‘positie’ zich snel wijzigde is hieronder aangegeven.

Zgn vermijdingsgedrag is verklaarbaar met zo’n schema. De verwachting van ernstig nadeel leidt ertoe dat iemand afziet van vrijwillige interventie.

 

 

Positionering politiezorg

Leefbaarheid en veiligheid tellen in àlle ervaringen. Of zoals het schema het aanduidt, die begrippen zijn op het gehele oppervlakte van toepassing. Dat geldt echter niet voor de politiezorg.

In de systematiek die het schema voorstelt, vallen gebeurtenissen in de bovenste helft buiten bemoeienis van de politie. Althans, op het eerste gezicht. Zie verderop in deze paragraaf voor een essentiële herpositionering.

De twee onderste kwadranten suggereren prioriteitstelling. Stel dat twee personen gelijktijdig een even groot nadeel ondervinden. Bij de ene persoon is dat het gevolg van zijn vrijwillige keuze, terwijl de andere persoon dat nadeel opgedrongen kreeg. Indien er slechts capaciteit is om één persoon te assisteren, rijst uiteraard de vraag naar voorrang.

Wat hier gemakshalve primaire politiezorg heet betreft de burger met nadeel die haar/hem òpgedrongen is. Er is secundaire politiezorg voor wie haar/zijn verwachting van een voordeel ziet verkeren in een nadeel.

Dit schema met twee dimensies staat nadere plaatsbepaling ten opzichte van leefbaarheid en veiligheid toe. Dat vergt echter allerlei nuances. Het is bijvoorbeeld beslist niet zo dat de politie zich bemoeit met àlles dat iemand als nadeel ervaart. Ook weer grofweg gaat het in het intermenselijke verkeer om ‘overtredingen.’ De politie treedt op tegen gedrag dat — tenminste de schijn heeft dat het — maatschappelijke regels overschrijdt. Die zorg is steeds moeilijker. De pluriformiteit van de samenleving leidt tot ook gedrag waarvoor geen regels bestaan op grond waarvan overtreding vaststelbaar is. Nog afgezien van (formele) regels, naarmate persoonlijke ervaringen heterogener zijn nemen verschillen in opvattingen over leefbaarheid en veiligheid toe. Gelet op de variëteit is deregulering dan een optie om te samenleving te ordenen. Zonder regel is er immers geen overtreding mogelijk. De persoonlijke ervaringen omtrent leefbaarheid en veiligheid van burgers kunnen daardoor echter in het nadelige bereik terecht komen. Dat is vooral voor de politie een (extra) spanningsveld.

De formalisatiegraad van gedragsregels is dus een belangrijke factor ter bepaling van politiezorg. Maar de zorg strekt zich verder uit dan overtredingen in intermenselijk verkeer. De politie assisteert bij rampenbestrijding en houdt toezicht tijdens evenementen. Er valt verder over op te merken dat de oriëntatie op ‘leefbaarheid’ de erkenning inhoudt van het problematische karakter van — uitsluitende — oriëntatie op formele gedragsregels voor de positionering van de politiezorg. Zo “werkt” dat in de (post)moderne samenleving niet.

De oriëntatie op gedragsregels kan trouwens ook anderszins een afwijking inhouden van de redenering die hier tot dusver gevolgd is. Immers, centraal staat de individuele persoon die veranderingen in leefbaarheid/veiligheid ervaart. Voor veel regels geldt de overheid als zoiets als een plaatsvervangend individu. Wie een snelheidsovertreding begaat, hoeft daarmee immers niet direct een ander individu te duperen. Het is een overtreding tegen zoiets als het algemeen belang als het collectief van individuen.

Nog een positioneringsaspect betreft de timing van zorg. Die ligt tussen proactief (lees ook: preventief) en reactief. De potentie van ontwrichting noodzaakt tot een alsmaar sterker accent op preventie. Tegelijk moet de reactiecapaciteit adequaat zijn. Dit is een complex vraagstuk; één en dezelfde organisatie moet verenigen wat traditioneel twee karakteristieke organisatieculturen vergt.

Het accent op preventie roept voorts de vraag op of het schema nog klopt. Zoals het hierboven voor de politie in de onderste helft ingevuld is, blijkt nu een reactief accent te dragen. Daar valt voor opgedrongen nadelen niets aan te veranderen. Onder de noemer van preventie hoort primaire politiezorg echter óók in het kwadrant rechtsboven. Onderstaand is het schema bijgewerkt.

De vernieuwde missie van de politie suggereert met zijn positieve formulering van leefbaarheid een positionering in het kwadrant rechtsboven. Hoewel het minder pakkend klinkt, “werkt” de politie echter ook aan beheersing van leefbaarheid via aanpak van ònveiligheid. Dat is tenminste nog het overwegende verwachtingspatroon van haar ‘klanten’ (zoals onderzoek uitwijst).

 

 

Juni 2001, webeditie 2003 © Pieter Wisse