Ontologisch ingenieur

Pieter Wisse

Wat een vak is, het vakbegrip dus, gaat gebukt onder innerlijke tegenstrijdigheid. Want de vakman (of natuurlijk de vakvrouw) volgt met wisselwerking twee sporen. Idealiter blijft hij studeren èn toepassen. Maar moderne vakinformatie kent zo'n volume, dat uitputtende studie zelfs zonder minimale tijd voor toepassing onhaalbaar is. Omgekeerd, wie kiest voor goedbetaalde nadruk op toepassing komt niet of nauwelijks aan serieuze studie toe.

Zo'n dilemma verdwijnt nooit. Dat roept de vraag op naar redelijk evenwicht. Gelukkig valt vooral langs het studiespoor te besparen. Inderdaad is de kwantiteit van vakinformatie overweldigend. Bedoel ik soms dat de kwaliteit meestal geen moeite loont? Zelfs afgezien daarvan blijkt als nieuw gepresenteerde informatie vaak slechts een herhaling. Ja, de oorzaak is uiteraard datzelfde dilemma. Wie een idee invalt wil zich doorgaans niet de tijd veroorloven er, à la een ouderwets octrooi, nieuwheidsonderzoek naar te (laten) verrichten. Sterker nog, de stoere claim op originaliteit dient juist het eigenbelang. Wie zich deugdelijk onderzoek bespaart ontwijkt liefst duurzaam de ongewenste boodschap van herontdekking of beschuldiging van imitatie. Dat gebeurt overigens vanuit allerlei motieven, van behoeften aan commercieel gewin tot academisch prestige danwel een combinatie daarvan.

Van voortbrengers van vakinformatie valt daarom niet te verwachten dat zij hun ideeën als herhaling afficheren. Helaas moet de vakman dat zèlf ontdekken. En dat lukt weer beter met een kritische instelling. Die houding heeft trouwens als kwalitatief voordeel dat zij herkenning bevordert van wat werkelijk nieuw is. Dat is pas leerstof, waarvan de vakman moet beseffen dat het daarom met verdere studie helemaal om begonnen is. Aandacht voor herhaling dient slechts om dááraan geen ogenblik langer te besteden dan ontdekking vergt.

Ik heb al uitgelegd dat oude-wijn-in-nieuwe-zak(k)en niet zou behoren te verrassen. Dat is nu eenmaal het speelvak. Maar elke keer wanneer ikzelf een herhaling op het spoor kom, voel ik me toch weer misleid. De tijd die ik in ontdekking stopte, zo erger ik me, had ik beter willen benutten. Dat is nutteloze emotie, ik weet het aan de andere kant ook wel, omdat die tijdbesteding minimaal nódig is om verdere tijd te besparen.

Wat ik onlangs uit een boek zoals 'XML Topic Maps' tenminste nog leerde, is dat ik me een ontologisch ingenieur kan noemen. Ik weiger dat echter, gewend als ik ben aan de aanduiding conceptueel informatiemodel. Als informatiekundig ontwerper stel ik zulke modellen op. Conceptuele modellering was altijd al een vak. De ontwikkeling van dat vak komt tekort door ineens te suggereren dat 'ontological engineering' iets anders zou zijn, laat staan iets beters. Het is en blijft modelleren voor informatievoorziening.

Dat neemt niet weg dat ontologie essentieel is. Van oudsher bestrijkt ontologie, of metafysica, samenhangende beginselen over zijn en worden (en, niet te vergeten, over kennen) in de wereld. Ja, voor de professionele modelleur vormt zo'n ontologie de grondslag voor àl zijn informatiemodellen. Ja, dergelijke beginselen zijn op hun beurt als concepten ontworpen. Als ikzelf dus met alle geweld over ontological engineering zou moeten schrijven, bedoel ik werk aan zulk (ken)beginselontwerp. De verarming die nu onder die noemer publiciteit zoekt, stelt daarentegen elk specifiek informatiemodel gelijk aan 'een' ontologie. Maar wat is dan nog het verschil tussen model en ontologie? Als dat er niet is, wat voegt de vervangende term dan toe?

Mijn voorbeeld is trouwens nog erger dan een herhaling. Het kost extra veel studie ontologie, maar dan in authentiek filosofische betekenis, als onmisbare toepassingsbagage te verwerven. Naslaan in een woordenboek is hoogstens een begin. Maar wat modern voor ontological engineering doorgaat, staat daar niet. De hypertaal leidt de vakman en -vrouw via een vals signaal op een dood spoor.

 

 

© 2002, webeditie 2003.