Pieter Wisse
Wie meent, herstel, wie gelooft een diepzinnig inzicht te hebben, ontkomt
(mis)kennelijk moeilijk aan de neiging van alles en nog wat ermee te verklaren.
De ervaren relativiteit van ‘een’ raakt gauw verdrukt door (een) pretentie met
het absolute ‘het.’ Klopt, daarop vorm ik met mijn theorietjes e.d. zeker géén
uitzondering. Laat ik maar zeggen, dat ik tenminste wéét dat ook weer dit
verhaal geheid rammelt.
Zulk besef hoeft van weersomstuit echter geen zelfcensuur te betekenen. Wat
eruit volgt, is dat ook kritiek relatief opgevat moet zijn. Daarop wijst de
metafoor van Ockams scheermes.
Als veronderstelling geldt, dat een mes zelfs gevaarlijk scherp moet zijn om
nodeloze onderscheidingen te verwijderen. Dat moet precies gebeuren om vitale
verbijzonderingen tegelijk juist niet te raken. Zo scherp als een scheermes,
dus. Een geactualiseerde versie zou Ockams laserpistool oid heten.
Als ik het op een scheermes houd, hoort een slijpsteen er onlosmakelijk bij. Op
het mes zèlf toegepast, waarom niet, schiet ik zonder passende scherpte ermee
dóór. Aldus zou ik prompt méér kapot- resp. wegsnijden, of laten zitten, dan
nodig en voldoende is voor een optimaal werkend scheermes.
Kortom, het scheermes dat ik gebruik is maximaal zo scherp als de (toets)steen
toestaat waarmee ik ‘m slijp. Oeps ..., ik kan de variëteit van iets anders
onmogelijk ‘scherper’ beoordelen dan waarin mijn eigen theorie als
verklaringskader voorziet.
Absoluut gevangen zit ik zo echter niet in eigenwijsheid. Dezelfde metafoor
suggereert veranderlijkheid. Want met een mes, vooral met een ouderwets
scheermes, kan ik ook mijzelf lelijk snijden. Per ongeluk, maar toch. Als dat
maar pijn genoeg doet, vergeet ik dat ik bezig was met kritiek op iets anders.
Maar pas nadat ik gemerkt heb (en bereid ben toe te geven) dat mijn verwonding
niet de schuld van een ander is, ben ik eraan toe zèlf ervan te leren.
Daarvoor waag ik een andere slijpsteen aan te nemen en zo door naar wat
feitelijk als een ander scheermes functioneert. Dat is om te beginnen inderdaad
een waagstuk. Ik mis in dat stadium immers het kader voor een oordeel erover
met de geruststelling die daarvan uitgaat. Ik ben weliswaar van de noodzaak van
vertrek overtuigd, maar heb géén rationele weet van concrete bestemming. Ik wil
van die pijn af. Dàt is mijn motief om vergaand kritiekloos iets anders te
veronderstellen. Dat heet ook wel irrationeel, maar is het in die
omstandigheden natuurlijk allerminst. Zo van, wat ik al weet, blijkt niet te
helpen. Daarom een sprong ... gewaagd. Garantie voor succes bestaat met
springen niet. Het falen met de oude slijpsteen (lees ook: paradigma enzovoort)
staat echter vast.
Nu is falen ook weer een idee. Dat ikzelf een factor ben, kan ik praktisch
absoluut blijven ontkennen. Dat is ook, zeg maar, begrijpelijker naarmate ik
navenant absoluut geloof in het totale bereik van falen. Tja, op die manier
blijf ik mijzelf snijden, maar (h)erken het nooit. Veranderlijkheid is
eenvoudiger door reële beperking van bereik. Over Ockams scheermes gesproken,
ik moet het mijzelf niet nodeloos moeilijk maken.
Behalve slijpsteen ontbreekt aan de metafoor het besef, dat de ene snijklus de
andere niet is. Er is behoefte aan messen in allerlei soorten en maten, elk met
bijbehorende slijpsteen. Ook dergelijk relativisme stuit echter vaak op
weerstand. Een oordeel met verbijzonderde geldigheid, hoe waarderend ook, valt
subiet verkeerd bij wie (nog) absolute aanspraak maakt.
Wie zonder relativering is werpe zijn enige slijpsteen.
22 mei 2013, webeditie 2013 © Pieter Wisse